34 27 Februari 1917. Wethouder Veis Heijn. Directeur Reiniging. hij zoo goed is, gaan we hem nog een f 300 meer geven». Of de heer De Monyé heeft gezegd: >ze vin den mij blijkbaar den beste laat ik nu maar probeeren, er een duitje uit te slaan». Ik kan er dus niet mee meegaan. M. de V., en wel in de eerste plaats niet, omdat afgeweken wordt van het besluit, dat de Direc teur f 2500 zou krijgen, terwijl wij daarvoor ook wel menschen kunnen krijgen. En wanneer ik sollicitanten op f 2500 krijg, dan ga ik er niet toe over, f 2S00 te besteden. In de tweede plaats, M. de V„ en dat is misschien een kwestie van formeelen aard, zal ik er niet mee meegaan, daar door li. W. feitelijk de Raad ge bonden wordt. Het mag een formeel bezwaar zijn, het is toch een bezwaar. Ik onderschrijf ten volle hetgeen de heer I.einweber heeft gezegd »De Raad kan dit niet slikken». Ik heb gezegd, M. de V. I)e Wethouder Veis H e ij n M. de V.. als li. Sc W. gekomen zijn met het voorstel om het salaris te brengen op f 2Boo. dan is dit, omdat zij er zich van wilden verzekeren, dat niet alleen de man komt. maar dat zij hem. door hem op zijn salaris te houden, de middelen verschaffen om met volle ambitie zijn veel omvattend werk te kunnen verrichten. Dat is éen der motieven geweest van li. en VV. Verder kan ik den heer Hofland pertinent de ver klaring geven zoo pertinent mogelijk dat het absoluut onwaar is, dat de heer De Monyé eisnhen ge steld zou hebben. IX' heer De Monyé weet niet anders, dan dat li. W. en de Commissie hem in zijn om geving betrekkelijk onverwacht hebben bezocht. De heer de Monyé weet zelfs niet, dat vandaag of hij moet het in ile courant gelezen hebben de benoe ming zal plaats hebben. Hij weet ook niet of hij op bet drietal komt of heelemaal niet in aanmerking komt. In dat opzicht kan ik U een geheel afdoend antwoord geven. En wal het verdere van de zaak aar-gaat, ja, mijne hoeren, of de heer i.einweber destukken heeft ingezien en of op dat oogenblik de stukken er niet gelegen hebben, kan ik niet uitmaken. Ik kan alleen omsta- teeren, dal. toen ik in de Raadzaal kwam, de sollici tatie-stukken met de aanbevelingen en de tijdschriften, waarin de heer De Monyé heeft geschreven, aanwezig De Rijks-bijdrage voor den Ontsmettingsdienst zal hoogst waarschijnlijk de helft bedragen, liet bedrag van f 500 is juist afzonderlijk bepaald, omdat de Oni- smettingsdienst onder dr. Jorissen zal ressorteeren. Van een bepaaid voorop zetten van den heer De Monyé, dien niemand onzer ooit gekend of gezien had, is absoluut geen sprake. Ik heli voor mijzelven een uittreksel gemaakt uit de stukken der sollicitanten en wanneer de hoeren dat inzagen, dan zouden zij moeten erkennen, dat het onverantwoordelijk geweest zou zijn van 11. Wwanneer zij naast den heer De Monyé nog iemand hadden gezet, die daarvoor feitelijk niet in aanmerking zou kunnen komen. Als men uit 27 sollicitanten een voordracht maakt, dan moet no. 2 zóo dicht bij no. 1 komen, dat dit de voor dracht wettigt, zoodat er ten slotte verschil van inzicht, van appreciatie, van opvatting kan wezen bij de keuze. Maar ik geef L' de verzekering, dat. voor zoover de zaak nauwkeurig is nagegaan, wij niet anders hebben kunnen komen dan met éen persoon, omdat hij de eenige man is, die uitblonk. En waarom de heer De Monyé nu heelt gesolliciteerd, ja, mijne heeren, dat was juist voor ons een aanbeveling. Hij heeft zich zelf opgewerkt tot hetgeen hij nu is. Als u ook gelezen hebt de bij zijn sollicitatie gevoegde aanbeveling van zijn vroegeren chef, den heer Van der Perk. te Rotterdam, dan zult U zien. dat het is een man van energie. De man heeft het zóo ver gebracht, dat hij Directeur werd van den Reinigingsdienst te Zutfen, waar bij de De Burgemeester. Directeur Reiniging. zaak voor elkander heeft gebracht volgens het systeem dat ons door den heer De Groot is aanbevolen. Hij heeft de eer genoten, aan Gouda en Lelden ad viezen te verstrekkenhij is daar te Zutfenmet alle respect, aan het eind van zijn Latijn en nu kan ik mij voorstellen van iemand van zijn jeugd, met zijn kracht en met zijn bescheidenheid, mag ik er wel bij zeggen een zijner eigenschappen, waardoor we ons bijzonder hebben aangetrokken gevoeld dat hij zijn krachten wil beproeven aan een Gemeente als Amersfoort. En wa» nu betreft de vraag of er bijzondere redenen be staan, waarom hij uit Zutfen weg wil, kan ik U zeg gen, dat een Wethouder van die plaats, die zoo vrien delijk was ons van den trein te halen en ons rond «e leiden, tot on2en Burgemeester zeide>je haalt uit onze Gemeente een onzer beste ambtenaren weg». Zie daar een getuigenis, dat ik bier misschien mag uitspre ken en dat bewijst, dat de heer De Monyé niet om een of andere reden uit Zutfen weg wil. Ik wilde, dat de geheele Raad getuige had kunnen zijn van hetgeen de heer De Monyé te Zutfen heeft gepresteerd, dan zou men niet zeggen, dat het te Amersfoort maar half werk is. Neen. ik maak mij sterk, dat wij hier krijgen een kracht, waarin wij allen zien de rechte man op de rechte plaats en ik ben er van verzekerd, dat dit de eenige drijfveer is van B. Sc W, om juist dezen man voor te dragen. Dank u. De Voorzitter Ik zou den heer Van Nijnatten nog een positief antwoord willen geven op zijn vraag. I iet bedrag van het salaris is inderda. 1 genoemd in de oproeping. Verder zou ik met een enkel woord willen op komen tegen hetgeen door den heer Overeem is gezegd. Er is hier geen sprake van «loven en iiieden». Toen wij. het lid der Commissie van bijstand en B. W., naar Zutfen zijn geweest, en den Directeur daar gesproken hebben, en o.a. vroe gen, hoeveel zijn tractement daar was, toen bleek ons. dat hij achteruit zou gaan. Zooals de Wethouder al heeft gezegd, hij wil hier zijn krachten beproeven en dat pleit voor den man. Hij ziet het als zijn moreel welzijn in, dat hij hier zijn krachten kan beproeven. Toen B. iV W- zagen, dat hij in salaris achteruit zou gaan, zijn ze tot dit voorstel gekomen en zij meenden dit te moeten doen, omdat anders misschien de Raad indirect voor een fait accompli gesteld zou worden. Ik noem speciaal dat woord, want straks heeft de lieer I.einweber gezegd: «de Raad moet het maar slikken». N'een. als B .V W. niet warei, gekomen met hun voorstel en «ie heer De Monyé hail zich straks in een adres tot den Raad gericht, dan was de Raad gesteld voor een fait accompli. Dat hebben wij niet gewild. Wij hebben open kaart gespeeld en mededeeling gedaan van de feiten. Ik herhaal, dat dc heer De Monyé volkomen bereid is het ambt te aanvaardenmaar wij van onzen kant vonden het beter, dat hij niet in salaris achteruit zon gaan, maar dadelijk het volle tractement zou krijgen. Een van de heeren nog het woord De heer Van X ij n a 11 e 11 M. de V De Voorzitter: Mijnheer Van Nijnatten, het is de derde maal. dat u thans het woord zoudt voeren en dit kan niet zonder goedkeuring van den Raad. De heer V a n X ij n a 11 e n Die zou ik dan willt n verzoeken, M. de V. De Voorzitter Maar ik geloof, dat de zaak toch voldoende is toegelicht en U hebt geen voorsiel gedaan. De heer Van Nijnatten: Nog niet, M. de V.. maar dat zou er misschien wel van kunnen komen.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1917 | | pagina 10