4 Mei i»)17
Voorzitter. Duurtetoeslag.
De Voorzitter: Mijnheer Hofland, ik geloof u
even in tie rede te mogen vallen. Wc snijden liier een
onderwerp aan. waarover lang kan worden gepraat
zonder dat die discussie eenig nut kan hebben.
De heer Hou ba er: Neen.
De heer Hofland Ik hen het niet met u «ere.
De heer Houbacr verb, at (te 5.30) de vergade
ring.
De heer Hofland: Daarbij heli ik guboonl
Do Voorzitter, Mijnheer Hofland, ia het nu niet
veel beter, dat 11 den Voorzitter van tie Commissie
vraagt. nou eens bijeen te komen, waar u zelf zegt,
er niet meer zoo in te zitten Is er dan nóg reden
nm niet tevreden te zijn, breng het ban weer in den
Kaan. De discussie, die nu volgt, kan toch onmogelijk
vruchtbaar wezen, zooals ik reeds /oneven zeide.
De h-.er Hofland M. de V., ine; utv opvatting
ben >k het niet eens, omdat ik het voor de leden van
■it a Rand goed acht, dat zij tlii eens honren.
Kr is tijdens de behandeling door u eenig Voorbe
houd gemaakt ten opzichte van de toepassing en al is
hei nu waar, dat ik mijn Interpellatie met richt tot dun
Raad, maar 101 IJ, W., dan zullen IJ. \V. zeker
wel bereid zijn, de gewnnschte inlichtingen daaromtrent
te geven.
Immers, ik ben begonnen met te verklaren, bat ook
volgons bun meening de toepassing rechtvaardig zal
zijn. Kr is dus geen bezwaar tegen bet (loon van de
gevraagde mcdedeellng, waardoor dan niet alleen ik
persoonlijk maar. naar ik overtuigd ben. de geheele
Raad zal zijn tevreden gesteld. Ik zou u dus willen
verzoeken, gevolg te geven aan mijn vraag, tol welke
groepen de duurtetoeslag is beperkt en welke uitzon
deringen zijn gemaakt. Wilt u. dat ik ook de andere
vr«**g
De Voorzitter Mijnheer Hofland, li. ft W.
zullen dit in overweging nemen.
De heer V a n N ij n a 11 e n Daar sta je
De Voorzitter: Neen, daar staat hij niet, mijn
heer Van N'ijiidttcn. Wij kunnen maar
I )e heer Hofland Ik heb U toch reeds een
briefje gezonden,
De Voorzitter Dan zal ik dat briefje even
voorlezen, opdat de Raad dit zuiver kan beonrdeelen.
Het luidt:
»Het is mijn voornemen, in de Raadsvergadering
van heden
1. inlichtingen te vragen over de uitvoering en de
interpretatie van het Raadsbesluit tot toekenning van
den duurtoealag aan het personeel in dienst «Ier Ge
meente: met name lot welke groepen personeel zich
deze toeslag beperkt en welke grens is gesteld ter
zake van het zoogenaamd los personeel*.
De heer Hofland: Juist, mij dunkt, M. de V..
dat is toch wel duidelijk genoeg voor hel College.
De Voorzitter: Maar als wij nu die lijst voor
lezen, wat heeft de Raad daar nu toch a.m? Men zou
dat zóo tóch niet kunnen volgen en de motieven, die-
gegolden hebben, niet kunnen 'nagaan.
De heer Hofland; Juist daarop komt het aan
op die motieven.
Hofland. Directie I.cvcnsmiddelcu-burcau.
De Voorzitter: Die zijn niet zoo opeens te
geven.
Dl- lieer Hofland: M. rlc V, ik zal mij dus
neerleggen bij Uw beslui 1. vertrouwende, dat in «ie
eerstvolgende zitting tie Raad een volledig Inzicht kan
hebben in zake de genomen beslissingen.
253, Nu ga ik over tot de tweede vraag, n.l de
controle in zake de uitv- --ring der Disiriliuticwet.
Wij zullen, geloof Ik, allemaal eenigc weken geleden
z»er verwonderd hebben opgekeken, toen in du krant
plotseling o-n officieel bericht verscheen van het Col
lege, waarbij als ouderteekening voor de Directie van
het LevensmUUIcler.-bursau werden genoemd «Ir. De
Boer en do heer Kaan.
Het -,vas ons niet bekend, dat de hoer Kaan als
zoodanig was aangewezen. Ik heb er natuurlijk -.'iets
op tegen, dat de heer Kaan directeur is. maar wel
tegen de wijze, waarop het is geschied, want daarin
inoesr, dunkt mij, de Raad zijn gekend.
Immers, wij hebben ook :iug al wijd en broed ver
den heer De Boer als Directeur van hul Levensmiddelen-
bureau gediscussieerd en hot zou dus niet ondienstig
zijn i'ijwuesi, als aan den Raad eon voorstel was ge
daan. Ik herhaal, do heer Kaan zal daarvoor -Ie capa
citeiten wel bezitten, en daarom hebben It. ,y W. hem
naast dr. Do Hoer min of meer ala dlrlgocrend man
in het I.i-vcnsmiddelcti-bureau geplaatst.
Nu zijn we onlangs hier in hot Stadhuis op ren
conferentie ger.oodlgd waarin een van 011/e hoofd
ambtenaren op zeer aanschouwelijke, op zeur juiste en
zeer mooie wijze en zeer frappeorund heeft id,
dat wij eigenlijk gebrek hebben aan goed geschoold
personeel en hij vertelde er te gelijker tij-I bij. dat
het zoo moeilijk is, het personeel op peil te houden.
Nu gaat men een hoofdambtenaar van het Stadhuis,
een eerste kracht, geloof ik, voor zooverre mijn infor
maties gaan. hier vandaan halen voor het Levensmid
delen-bureau. (iaat dat nu aan, een van de beste krach
ten te zenden naar de Valkestraat
Er zijn dus m. i. twee fouten gemaakt, al zullen er
misschien geen ernstige gevolgen voor «Ie interne
administratie van het Stadhuis uit voortspruiten.
Maar in alk gevat, een beeije meer royale houding
tegenover den Raad in deze quncstlo was geen over
daad, geen weelde geweest.
Maar nu kom ik op een ander chapiter.
De Voorzitt«;r: Mijnheer Hofland, wilt u dit
maar eerst even afdoen 't Anders
264. De heer Hofland: Het staat er toch mee In
verhand, want het gaat óok over de distributie.
Aan de uitvoering van do Distributie-wet is personeel
verbonden, onder wie het werk verdeeld moet worden.
Dat spreekt van zelf. Nu schijnt het, dat er een zeer
bijzondere speurdlenat is georganiseerd om overtredingen
op te sporen. Voor zooverre dat geschiedt op royale
wijze kunnen wij ons allen daarmede natuurlijk verec-
nigen; maar iets anders wordt het, wanneer daar wordt
uitgezonden een agent-provocateur, iemand, die spe
ciaal geïnstrueerd wordt om overtredingen uil te
lok kon. Dan wordt het min of meer een Judas-rol,
die zoo iemand heefi te vervullen, iemand, -ue geheel
zijn karakter, geheel zijn monschelijk voelen, gaat
hangen op den kapstok in de Valkestruat on nan uit-
ga«t precies als Iemand, «He wat te verraden heeft en
die naar deze en gene gaat om hem met een mooi
praatje iets af te koopen, opdat hij hem, den verrader,
een pleizicr zou doen, en dan, wanneer bij het eenmaal
heeft, z.oo'n winkelier ophangt, Dat is een houding zóo
infaam gemeen, dat ik bij dergelijke speurdlensten, bij
zulke spionnendlensten, als beeld voor den geest krijg
de toestanden, die tot vóór kort in Rusland heerschtcn,
waarbij niemand veilig was, waar men vandaag nog