7° 4 Mei .9.7. Van Nijnatten. Distributiewei. en accijnzen, de ambtenaren met de in- en uitklaring belast, de ambtenaren, bekleed met militair gezag, aangewezen krachtens artikel 7 van de Wet van Mei «899, alsmede alle andere ambtenaren, daartoe aangewezen door Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en HandeU. De heer Van N ij n a 11 e n Ik kan mij best voorstellen, dat het buiten de bevoegdheid van den Raad ligt, een dergelijke vraag te stellen, maar U is toch ook het hoofd der Gemeentepolitie De Voorzitter: Niet in dien zin, mijnheer Van Nijnatten. Ik kan bijvoorbeeld geen proces-verbaal opmaken. In zooverre sta ik buiten de politie. De heer Van N ij natten: ik geloof toch. dat het voor den Burgemeester een heel klein kunstje zou zijn, naar hetgeen door den heer Hofland is ter sprake gebracht een onderzoek in te stellen en ons daarvan mededoeling te doen, hetzij vertrouwelijk, hetzij en dat veel liever nog in het openbaar in den Raad. In het laatste geval zou het tevens dienen tol geruststelling van de burgerij van Amers foort. Want dat recht geef ik toe, de Raad heeft met zijn handen af te blijven van de Distributicwct, maar dat neemt niet weg, dat de burgerij dat een eigenaardige verhouding vindt. De heer Hofland zeide al»daar heb je hut weert. Was liet nu misschien niet in het belang van de omstandigheden waarin wij leven, in het belang van de saamhoorigbeid De heer Hofland: Zeer juist, zeer juist; heel goed De lieer V a 11 N ij u a 11 e ndtc wij noodig hebben om dat gezagsbegrip wat te 11 schieten? De Raad is toch ook meermalen bereid geweest, een goede gestic te maken; welnu, M. de V., doet l' dat van uw zijde ook eens. Do Voorzitter; Wij moeten de bevoegdheden juist onderscheiden, is het niet? Precies. Nu is het voor den Burgemeester heel gemakkelijk om iets te doen, maar de wet heeft hier een scheiding geüiseht en de politiezaken blijven buiten den Raad. Heeft men te klagen over de naleving der voorschriften voor de politie, dan is daartoe in de eerste plaats aangewezen de rechterlijke macht, waar men kan komen met klachten over al of niet rechtmatige ver volgingen. Ik ben ervan overtuigd, dat hel Openbaar ministerie ju mis land hoog genoeg staat 0111 gepro voceerde overtredingen, als in een geval waarop de heer Hofland doelde daargelaten of dat juist is niet te vervolgen en dat ter terechtzitting de Kanton rechter of de Rechtbank zelf een woord van afkeuring zou uitspreken ovei een dergelijk optreden der politie. Het behoort echter niet in den Raad. Men moet ibtusschen niet meenet), dat dit prettig is voor mij. Vaak zou ik veel liever wel antwoorden; maar wij moeten de bevoegdheden wel degelijk ge scheiden houden. Als hei hier betreft een Gemeente ambtenaar. dan kunnen B. W. mogelijk een onderzoek instellen. Betreft het iemand van de politie, dan sta ik er nok buiten; dan behoort dat tot de bevoegdheid van den commissaris. De lieer Hofland: 1 lot betreft hier niet een politie-ageni. maar oen tijdelijk ambtenaar van de Distributie. Wilt U dat briefje nog even voorlezen? De Voorzitter Jawel, mijnheer Hofland. Dat luidt »2. te interpelleeren over de controle, die ter naleving van en ter opsporing van overtredingen van de Distributie-wet wordt toegepast, meer in hot Voorzitter. Agent-provocateur. bijzonder of het uitlokken van overtredingen met voorkennis en dus met goedkeuring van het College van B. A W. geschiedt De heer Hofland Juist, en als 11 dus zegt: de feiten, zooals die door mij zijn voorgesteld, geschieden niet met uw instemming, dan ben ik al tevreden. Den naam van den man wil ik U graag vertrouwe lijk noemen, maar voorloopig had ik dien niet te noemen, óok niet, nadat ik daartoe door u ben getart. Ik weet nu, dat als mijn voorstelling van zaken juist is, zulke feiten niet door li worden getolereerd. De Voorzitter: Mijnheer Hofland, het doet mij genoegen, van u te hooren, dat u overtuigd is, dat die zaken, als ze zijn, gelijk door u voorgesteld, door mij niet zullen worden getolereerd. Maar nu is in uw briefje dat >uitlokken« nog wel niet blauw onderstreept en het blijkt, dat u den persoon die u daarom beschuldigt, noch zijn chef hebt gehoord. U loopt dus vooruit op iets, dat u niet zeker kent. Daardoor werpt u een blaam op personen, die zich hier niet kunnen verdedigen en dat staat u niet hoog. De heer Hofland: 1' is uitvoerder der Distri- De Voorzitter: Hier gaat het er over, hoe een persoon in Gemeente-dienst zijn plicht vervult en ik ben gaarne bereid, dat te onderzoeken; maar eerst dient men te onderzoeken vóór men komt met beschul digen. Nu zijn die nog ongemotiveerd en werpen dus mogelijk een onverdienden blaam. Daar kom ik tegen op. Zoo heb ik U óok wel eens de band boven hel hoofd gehouden. Als ik gewild had, had ik U óok wel eens op de kaak kunnen stellen, als ik op de praatjes had willen afgaan, waarmede men U zwart trachtte te maken. Dc heer Hofland. Dan hadt U het maar moeten doon. De Voorzitter: Maar dat heb ik niet gewild. Omgekeerd eisch ik van IJ. dat U 't ook niet doet. Ais vertegenwoordiger der burgerij past U dat ook niet, mijnheer Hofland. De heer Hofland. Dat had IJ toen óok niet gepast. Do heer Kroes: Ik had haast wat gezegd. De heer Hofland: Zeg 't maar. Do heer Kroos; Tegenover mij heeft men het niet gedaan. De Voorzitter: Hot woord is aan den heer Ovoreem. 268. De heer O v er e e mM. do V„ het is naar aan leiding van het adres van de Bouw vak vereeniglog, dat ik even het woord vraag, Daarin wordt dringend verzocht, de arbeidsvoorwaarden in do besteks-bepa- liugen in overeenstemming te brengen met de arbeids- viiorwaarden, die onze menschcn hebben veroverd. .Sindsdien, M. de V., is er al heel wat gebeurd, Ik zou haast zeggen, het adres is feitelijk overbodig geworden, want daarna hebben we alweer een loon- actie achter den rug, waarbij wij al gunstiger resultaten hebben kunnen vorkrijgen, dan dc eischen, die in bet adres zijn gesteld en in zeker opzicht is dat dus ook niet meer juist. Ik moet even opmerken, dat het mot deze adres sen al bijzonder slecht gaat,

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1917 | | pagina 19