Ie soort Baggerturf
ORIS
Gereserveerd voor de Borstel- ei Kwastenfabriek van
RUKTE in zaken kunt U verkrijgen door Uw
RUKWERK te laten vervaardigen bij de
RUKKERIJ „DE AMERSEOORTSCHE COURANT" en in
E AMERSEOORTSCHE COURANT kunt U
OELMATIG Uwe artikelen onder
|E AANDACHT van het publiek brengen
vT_ _A__ v_ Barneveld
AMERSFOORTSCHE RIJ T IJ 1(1.11A AT 8 011AI' 1' IJ
Lut Rijtiigen eo uivwea voor tiele ;enh. Uniformen voo. Begrafenissen
AANGEKOMEN een groote partij
FIRMA L. VAN ACHTERBERGH
L. G. PONNE
Amersfoort
F. H. LOMANS - 48 Hof - Telefom 386 - AMERSFOORT
AlUDNKKKi'UOBl
A1)VKI l'DKIRT IN lit Di&CL
<1
HEERLIJK
VOEDZAAM
VOORDEELIG
F Eli II, EET ON.
Het Paria-meisje.
Kampstraat t> - Telefoon 193 intere. - Amersfoort.
Westsingel CS8 - Telefoon 45
Directeur W. F. V. D. ZWAAN.
BR AKDST OFFENHARDSL
BestelkantoorArnhemschestraat la Kantoor en Magazijnen: Koesteeg 3-5-7 Tel. 155
Levert tot billijkste
noteering
Electromotor™
Licht en Kracht
Installaties
alleen uit eerste klasse
materialen gemonteerd
Electro-Technisch Bureau Licht- en Krachtinstallatie Moderne Bliksembeveiliging
34). -o-
Wat zal de man gelukkig zijn die jouw
liefde weet op te wekken
Leonie stond op en ontmoette den
onbewaakten blik uit Otto Swaenecroon's
weemoedige oogori. Al het onuitgesproken
verlangen van een dorstende ziol lag er
in die donkere diepten. Een seconde slechts
mocht zij geheel den omvang van zijn ge
dachten peilen, want, als schrikte hij van
haar reine verwonderde oogopslag als voor
die van een giftige slang, zoo plotseling
wendde hij zijn hoofd af maar hij ver
gat zijn hand, die rustte op de leuning van
zijn vader's stoel, weg te nemen. Het was
dezelfde hand waarvan zij de groote ex
pressieve nervositeit reeds had opgemerkt,
toen hij, bij zijn bezoek in den Haag haar
vertelde van wat zijn ziel beroerde
krampachtig besloot die zich thans om de
leuning van zijn vader's armstoel, de blauwe
adoren als koorden dik oploopend, de slanke
vingeren in heftige zenuwtrillingen
Het was Leonie alsof zij in een donker ge
heimzinnig diep water blikte en slechts
haar eigen beeld weerkaatst zag! Een
vreemde angstige gewaarwording maakte
zich van haar meester. Het werd haar te
moede als stond zij voor een wijd geopen
de deur en zag in een onmetelijke ruimte,
gevuld met een vaag doch schitterend licht.
Wat verborg die geheimzinnige schijn, de
vlammenzee van een onheilbrengenden ver
teerenden hartstocht of den reinen zachten
gloed, waarin zich haar levensgeluk zou
koesteren als een bedauwd landschap in
morgenzonneschijn
Fragment uil het dagboek van
Otto Swaenecroon.
»In deze hooge afgezonderde kamer zat
eens een man, mijn oud-oom Jasper. Hij
schreef >m6moirp« Mnareen wufte ontrouwe
I vrouw had met gloeiende letters haar naam
gegrift in zijn ziel en de eeuwig branden
de pijn verdrong al het andere in zijn hart,
het maakte hem krank van geest op het
laatst. Hij had zijn jeugd verwoest, het
vermogen van zijn vader verbrast en het
berouw knaagde aan zijn ziel, hij wilde zijn
geschiedenis schrijven tot afschrikwekkend
voorbeeld van het nageslacht, maar wat hij
opschreef, ijverig, zonder ophouden, den
ganschen langen dag, vernietigde hij 's nachts,
want wat de geschiedenis moest worden
van een veelbewogen menschenlevcn was
slechts een korte episode: »Yvonne
In deze torenkamer zat na jaren, weer
een man. mijn vader. Weer had een vrouw,
wuft, plichtvergeten, in een oogenblik van
ijdele onoplettendheid, zijn levensgeluk
vernietigd en boven de ruïne van zijn lief
ste hoop en verwachtingen kon zijn ver
toornde hand weer schrijven een vrouwen
naam«Madeleine
Ten derden male in een menschenleven
zit in deze zelfde kamer een man, want
al hub ik een bochel, is mijn voelen en
denken dan anders als dat van andere
mannen en even als die van mijn oud
oom Jasper is mijn ziel vervuld van cén
beeld: «Leonie Zal ik eens als mijn
vader boven het hoofdstuk van mijn ramp
spoed een vrouwennaam schrijven, dien van
Madeleine's dochter? Ik vrees er voor. Hoe
kan het anders! Bij vlagen komt mijn ver
stand terug en zegt me waarschuwend:
«Otto, wat droom je van het onmogelijke,
je noodlot bestemde je voor het leedals
een slak kroop je met jo levenslast op den
rug op vochtige donkere plekken waar de
zon niet scheen, daar was je plaats, daar
bloeiden geen bloemen Nu wil-je schit
teren als een vlinder, trillan in vroolijke
zonneschijn, aangetrokken door de mooiste
roos uit den hof, wiegelend op haar stengel.
Weet je dan niet, onoogalijke slak, dat je
sterven zal als je komt in het volle licht
Ik weet het en ik kan niet anders
dan kruipen naar de zon. Toch ben Ik niet
laf, Ik zie ala een Swaenecroon moedig het
gevaar in de oogen, hardnekkig is mijn
strijd. Elk uur van den dag zou ik het
liefste wijlen waar zij is, maar ik sluit me
op in mijn kamer. Mijn leven geef ik, zoo
ze me eenmaal kan aanzien, de oogen vol
van een liefde zoo ernstig en groot als de
mijne, ik doe mijn best een ander beeld,
dat van mijn vriend, te planten in haar
hart. Gisteren schreef ik Frans een langen
brief, ik smeekte hem niet langer in laat
dunkende eigenzinnigheid op te sluiten
maar te komen halen het volle, het reine
levensgeluk dat Sprankelen hem thans bie
den kan O, mocht ik in zijn plaats
zijnElk woord vau dien brief schreef ik
met een pen gedoopt in mijn zielesmart
Toch deed ik als ware ik slechts zijn raad
gevende vriend, haar belangstellende bloed
verwant.
Maar ik heb het reeds vroeger neerge
schreven, mijn dagboek is mijn veiligheids
klep, laat ik dan hier uitzingen mijn jubel,
uitklagen mijn leed
Nooit bemerkte ik dat aan Sprankelen
iets ontbrak, maar nu Leonie is gekomen
en met haar bracht iets onbekends, vroo
lijke vrouwelijke jeugd en schoonheid, nu
peil Ik eerst de dufheid van mijn verleden.
Dwaas die ik was, te beven voor haar komst.
De liefde zweefde Frans tegemoet als een
liefelijk lokkende fee, maar zijn hoogmoe
dige bekrompenheid verduisterde zijn ver
stand en nu meende hij bezoedelde plekken
te zien op het reine glanzende kleedje van
zijn liefstehet waren slechts schaduwplek
ken, maar zij hadden de macht hem op de
vlucht '.e jagen
Aan mij, geteokende, vertoonde de liefde
zich als de muze van het treurspel, somber,
dreigend Zij is naderbij gekomen, haar
tragisch masker hield zij verborgen, en ik
zie slechts een lachend, beeldschoon meis
jesgezicht, dat mij vriendelijk, onschuldig
toelacht! Ik dacht haar gevaarlijk als een
scherp wapen, zo blijkt schuldeloos als een
duif. O Leonie, hoe kan ik je beschrijven,
mijn pen spat slechts inkt en uit bloemen
is je beeld geweven. Het mooiste woord,
de edelste gedachte schijnen mij gebrekkig
als mijn ronde rug, als ik vertellen wil van
je schoonheid, je vriendelijkheid, je goed
heid, den eenvoud waarmede je onze ver
vallen grootheid deelt!
De liefde is tot mij gekomen, zooals ge
loof ontwaakt in de ziel van een dweepen-
de. In extase ziet de vrome monnik den
hemel geopend voor zijn verheerlijkte
oogen. In stralende schittering van heiligen
glans verschijnt hem het beeld van zijn
fantasie. Hij voelt niet meer de aardsche
nooden, de kille naaktheid van zijn cel, de
grofheid van zijn bruine pijwant zijn ziel,
vervuld van hemelsche zaligheid, wijlt In
een paleis van marmer, onyx en kristal en
tooit zich met een kleed geweven uit zon
nestralen, waarop myriaden diamanten schit
teren als dauwdropptis op een gazon
In het stof lig ik geknield op den drem
pel van het paradijs, waaruit ik, gebrekkige
nieteling, door een val voor eeuwig werd
verstooten. toch zalig nu, omdat liefde om
mij zweeft en kust mijn ziel in extase. Wat
deert me de werkelijkheid, waarin mijn lot
blijft ontberen, altijd ontberen, als Liefde
voor mij staat, zoo groot, zoo verblindend,
zoo vullond mijn denken, mijn voelen, dat
ik niet zie de sombere werkelijkheid!
Oud, grijs en verweerd zag ik Spranke
len, de plompe vierkante torens, zwaarmoe
dig zich opheffend boven de leien daken;
nu is het mij als zie ik een kasteel uit een
sprookjeswereld, harmonisch van lijn, tinnen
en kanteelen glanzend in ochtendgloren,
spitse torens rankend door den lichten mor
gennevel, wijzend naar den azuurblauwen
hemel, als lenige slanke vrouwenvingers in
doorzichtige handschoenen van zilvergaas
Op het slotplein tusschen de steeneu kroop
mos en onkruid brandnetelkiokjes schij
nen mij nu witte geurende orchideeën, de
kostbaarste aller wonderbloemen
(Wordt vervolgd).