J. A. van Barneveld BORSTELWERK Duttbele VILLA te koop. '■"«"'■'SAHA' Aom ve*v In het Bergkwartier, VanMaerlantlaan 2-4 Inrichtingtothetrepareeren van Rijwiel-frames Aanbevelend, L. HOEK, Kamp 88 ISSiEfe Het Paria-meisje. FIJNSTE PLANTENVET. NEDERL. PLANTENBOTERFABR., AMSTERDAM. BORSTELEABRIEK KAMPSTRAAT - TELEFOON 193 AMERSFOORT H.H. Grossiers 011 Winkeliers ONS BORSTELWERK AAN CLIENTÈLE TE VERKOOPEN. GEEFT NIET Al.l.EKN VERTROUWEN VAN IETS GOEDS TE LEVEREN, MAAR OOK GROOTEREN OMZET. Wij leveren uitsluitend eerste Iwulitelt VERVAARDIGD DOOR BEKWAME VAKLIEDEN. GEDURENDE DEN RECLAME-WEDSTRIJD EN DE WINKELWEEK Speciale Etalages wordt "to lioop aangeboden een zeer riant en vrij gelegen dubbele villa, onder architectuur modern gebouwd in 1915. De «ene villa bevat 6 kamers, badkamer, serre, balcon, kk., kd., zolder en 2 dbk. en is vrij van huur op 1 Mei 1920. De andere villa bevat 6 kamers, serre, balcon, kk„ kd., zolder en 1 dbk. en is vrij vau huur op 1 Augustus 1925. De beide perceelen zijn logeabel ingericht en voorzien van alle comfort en te bezichtigen Dinsdags en Donderdags van 2 tot 4 uur. Nadere Inlichtingen te bekomen bij den makelaar W. VAN HASELEN PHzn., Snouckaertlaan 24, tel. no. 218. «3- VOOR PARTICULIEREN t Ook gelioel complete Rijwielen worden op bestelling door ons vervaardigd I N A N G WERKPLAATS ST. A N N A S T K A A T. SO Cent per Vl KG. PLANTENBOTER SO Cent per Yi KG. VAN DEN PLANTENBOTER 85 centpery2KG. PLANTENBOTER 85 Cent pery% KG. DE FIJNSTE MELANGE. rwes FEUILLETON. 37) 0 O Otto, wat zijn appelbloesems mooi 1 Neef Swaenecroon lachte om mijn extase Hot zjjn maar stoofappels, nichtje,* plaagde hij, Maar toen Ik vroeg om de volste lakken te mogen afsnijden om er de hal, dia zoo groot en hol Is mede te versleren en op zijn weigering opperde: »Och, neef, het zijn immers maar stoofappels,» antwoordde hij: Tut, tut, kindlief, meer rospzet voor mijn beurs, 't Zou heel mooi staan, die bloemen pronk in de hal maar, o wee, mijn arm budget in 't najaar als Janus te weinig bellefleuren en renetten naar de markt zendt». O pardon, neef Swaenecroon, ik wist niet •Wat, stadsnufje, dat een landedelman een halve boer is en leeft van zijn grond? Ma chóre, een graaf on een boer. /ij voelen den/elfden honger Maar, wil-jo bloemen Neem dan den achterweg die achter den moestuin, dwars door de velden naar het veer leidt. In do velden moet nu de mei doorn in volion bloei staan, die struiken mag jo plunderen naar hartelust. Maar doe mij een genoegen, neem mijn Otto mede, de jongen is in 6én werkwoede cn sluit zich gansche dagen op In zijn kamer. Sinds jij «r bent laat hij al zijn plichten: me voor lezen. met me wandelen, aan jou over Zoo sprak je vader, Otto, cn hier hen ik om je te halen.» Otto's wenkbrauwen sidderden wat wisten zij allen hier op Sprankelen van zijn eerlijken strijd? Leonie echter zag oplettend de kamer rond, waar zij voor het eerst kwam. eindelijk ging zij zitten op den lagen armstoel waarin eenlgo weken geleden Adolf zich een plaats koog rn uit dien stosl klonk alt toen dezelfde verwonderde vraag Otto tegon, »En, hier In deze sombere kamer zit je nu altijd? En Otto, hoelang wel reeds?» Sinds den dag, nichtje, waarop ik tot de vaste overtuiging kwam dat het beter is mijn figuur niet in de koels koude wereld te brengen 1» Getroffen door den toon in zijn stem stond ze op en ging naar hem toe, de eene hand geleund op ds rugleuning van zijn bureaustoel, de andere op de armleuning, boog zij zich over hem heen: 'Otto, ik heb-jn laatst verteld, hoe 't mij verdroot toen de meisjes op school voor hst eerst mijn leelijken naam bespotten; je moet ge loden hebben als ik; wist je hetdadelijk van Js gebrek Een bonne liet je vallen niet waar?» Werd niet jaren leed vergoed door den blik van warme belangstelling uit die mooie meisjesoogen, daar zoo vlak bij hem, ernstig vragend in de zijne starend? Het was bijna een geluk, ln zijn hand te hebben de macht om door één woord haar gansche ziel ramp zalig le maken, indien hij haar vertelde den naam van die >bonne». Het ga.' hum den moed schertsend over het geval heen te glijden •Ja die »bonne< was te jong, ze liet zich te veel vervoeren door een leelijken roofridder. Die lichtzinnigheid bracht haar en mij ten val. Zij werd Weggezonden, ik kreeg een andere bonne, een goedhartige dikke oude ziel. Die hield het heel lang uit op Sprankelen, maar later werd ze toch weggezonden, zij jokte zoo!» „Jokken?" Leonie was reeds teruggekeerd naar den lagen armstoel. >Ja. verbeeld-je wat zij van mijn moolen bochel maakte! Zij vertelde mij dat alle kindertjes met zulk een scheeven uitwas ter wereld kwamen die vergroeide met den leeilijd. Ik had haar namelijk eens gevraagd, waarom ik zoo'n raren rug had en papa en zij niet. in het afzonderingssystcem waarin papa mij op Sprankelen hield, ook al uit overgevoelig medelijden, kon zoo'n leugen nog lang stand houden. Ik kwam nooit van de plaats af en destijds was Janus er nog nist met zijn groot gezin. Een oude kinder, looze tuinman woonde alleen mst zijn zuster in bet hovenlerskuisje. Er was dus geen enkele reden om de kinderjuf. die zoo mooi j kken kon, niet te gelooven. En soms klom ik in dc kinderkamer op een stoel om in den verweerden spiegel boven den lioogen schoorsteen te zien en vroeg »juf« of mijn rug ai wat slanker was geworden. Telkens antwoordde het goede mensch: Zeker, er is alweer een ietsje af, maar je moet geduld hebben, kindlief, de boomen en struiken zie-je toch ook niet groeien cn toch, op een goeden dag zijn zij groot!» Ik was acht jaar toen mijn vader her trouwde en negen toen Adolf geboren werd. Ik vond dat laatste een veel gewichtiger feit dan het eerste, niet om dezelfde reden als papa, die een offer bracht aan zijn geslacht, toen hij in mijn moeder's plaats ccn «vreemde» bracht op Sprankelen, on nu dronken van vreugde was in het bezit van j zijn kleinen mooien stamhouder, maar om- j dat ik plotseling zoo gloeieud nieuwsgierig werd. Ik stelde namelijk bovenmatig veel belang in het bocheltje van den zuigeling. Want, zoo redeneerde ik mst kinderlijke logica, wanneer een ding mettertijd ver groeide en geheel verdwijnt, moet het bij de geboorte wel het grootst zijn. Maar bet bleek heel moeielijk dat mooie bocheltje van Adolf te zien te krijgen in de eerste dagen van zijn leven, Het geleek wel of, om mij te plagen, mijn stiefmoeder, de baker cn het kind, zich hardnekkig verschansten in een kamer waar ik zelden komen mocht. Slechts 's morgens en 's avonds, aan de hand van mijn vader mocht ik even mijn zieke stiefmoeder begroeten en één blik slaan in het wiegje. En altijd, die slimme kleine jongen, lag hij op den rug of onder de dekentjes. Ik kon het maar niet ontdekken dataanhangsel van zijn groote jeugd. j Eens echter, toen hij reeds een paar weken oud was en mijn stiefmoeder wesr heneden de maaltijden gebruikte, de baker met mijn oude kinderjuf zat te babbelen in de kinderkamir, sloop ik naar de wieg, j waar de slapende kleine lag. Werkelijk, j het was ot de bengel het er om deed, daar lag hij weer op zijn rug! Maar ik was nu alleen met hem en heel voorzichtig bracht ik mijn hand onder zijn zacht warm lichaampje en voelde... zocht,..! Jammer dat niemand op dat oogenblik mijn gezicht heeft kunnen zien, want er is onder dezon nooit onnoozeler verbaasdheid vertoond als bij dat vruchtelooze onderzoek. Het kind begon te schreeuwen, want in mijn drift en verlangen toch iets ta moeten vinden, zal ik het wicht wel menig# onhandige por toegediend hebbsn. De baker, de kindermeid, mama die juist de trap opkwam, schoten toe en rukten mij van de wieg af. Men kreeg zelfs een heel verkeerde voor stelling van mijn aanwezendheid aan de wieg van mijn broertje! »Mijn God!» kreet mijn stiefmoeder, hij is kwaadaardig en jaloersch als alle bulten, hij wilde het kindje kwaad doen!» Ik werd weggesleurd, ln mijn slaapkamertje opgesloten, kreeg geen avondeten kortom ik werd behandeld sis een misdadiger. En het vreemdst was, dat Ik mij niet verzette tegen de onrechtvaardigheid der groote menschen, zoo bedremmeld had mij, niet hun straf, maar de waarheid die aan de wieg van mijn mooi broertje voor mij opdoemde, gemaakt. Heel deemoedig hoorde ik de verwijten aan van mama. juf. de baker, onderging ik de kastijding van mijn vader, ik dacht er niet aan mij te verdedigen. Nog dagen lang liep Ik door huis met het neer drukkende gevoel als stond er een misdaad op mijn rug geschreven. Ik kon niet zijn waar menschen waren en ontdekte op het einde van de lange gang deze kamer die gesn bestemming had. Ik bracht er uren door, Van de tafel daar in het midden van de kamer had de bonne mij laten vallen, dat wist ik toen nog niet, toch scheen het wel of een geheimzinnige macht mij trok naar het tooneel van mijn ongeluk, zooals ten misdadiger naar de plek gedreven wordt waar hij den moord pleegde. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1919 | | pagina 4