Bank-Associatie
UITGIFTE
van f 5000,000.AANDEELEN,
GELDE RSOHE CREDIETVEREENIGING
ARNHEM - Opgericht 1866
S_ SMIT,
Begrootingen kosteloos
Antliraciet-Kriketteii CDlstrlbu
J. G. v d LOGT
Kruiskamp 28
IDe Adelaar
Drinkt steeds J. B. C. Limonade van J. BARON Co.
Het Pariameisje.
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
WE R I H EI M HOMP KRTZ 1834 en C R E I) I KT V E K E E N1GI N G 1853.
gevestigd te Amsterdam
BIJKANTOREN te Amsterdam: Stadhouderskade 118, Arastelveenscheweg hoek
Koninginneweg, en Heerengracht 504.
KANTOREN te Alkmaar, Amersfoort. Arnhem, Breskens, Deventer, Dordrecht, Eist,
Goes, 's-Gravenhage, Groningen, Harderwijk, Hillegom, Leeuwarden, Leiden,
Maastricht, Middelburg, Nijmegen, Rotterdam, Terneuzen, Tilburg, Utrecht,
Veendam en Zwolle.
Maatschappelijk Kapitaal f 20,000,000.-
tot dusver geplaatst en volgestort f 12,500,000.
1,700,000.
in stukken van f KMIO.— en f 500.
deelende voor de helft in de winst over het boekjaar 1919.
INSCHRIJVING op
DINSDAG 4 NOVEMBKR 1919
tegen den koers van 116 pl't. ten Kantore van de ondergeteekende en van hare boven
gemelde vestigingen alwaar Prospectussen. Inschrijvingsbiljetten, alsmede Jaarverslagen
en Statuten der Vennootschap verkrijgbaar zijn.
BANK-ASSOCIATIE
WERTHEIM Sc GOMPKRTZ 1834 EN CREDIETVEREENIGING 1853.
Amsterdam, 27 October 1919.
I O O
RT LANGESTRAAT 12
mj» TELEFOON 212
Atelier voor Ondergoed naar Maat
Complete Uitzetten en Luiermanden
GESTORT KAPITAAL f 10.000.000.-
RESERVEN f 4.400.000.-
Deposito rente:
een maand opzegging
drie maanden opzegging
een jaar opzegging
3 pCt.
4
ELECTROTECHMSCH BDREAli
MATTHIAS WITHOOSSTRAAT 9
WORDT NIET VERWACHT, MAAR VOORRADIG
Beslist beste kwaliteit.
tievry)
éi f5.— per IOO stuks.
Monsters verkrijgbaar it 5 cent per stuk.
Brandstoffen-
handel
HEEREN-, KINDERKLEEDING EN MODEMAGAZIJN
LANGESTRAAT 40
TEL» F. 224
AMERSFOORT
Vraagt onze hall wollen Jaeger Heeren-Onder^oederen - Vemngt
W W JUIST ONTVANGENK 1 N D E K T 11 I E N'.
LIHONAI) EFA lilt I Iv A STEN
AMERSF00KT HARDERWIJK
Stationsstraat 17 St. Jorisstraat 19 Stationslaan 47
Agenten der Bierbrouwerij „De Gekroonde Vnlk" v.ta. VAN VOLLENIIOVKN A Co.
AMSTERDAM
en Bouillon J
'ki
Agent voorde Provincie Utrecht:
P. L. L. GEKHARDT, Utrecht,
TEL. 3548.
FEUILLETON.
53). o-
Ontzet zag Leonie op tot Otto, snelle
vragen gleden haar van de lippen. >Is hij
verdronken Hoe is het gebeurd
Hoe kwam je het te weien
En toen met toonlooze stem, als ver
telde hij iets dat hem niet aanging, zeide
bij >Je hebt Janus met zijn kar met groenten
naar het veer zien gaan. niet waar? Welnu,
hij wachtte daar lang op den handelaar die
met zijn schuit uit Nieuw-Sprankelen komen
moest. Die schipper had het... het...
ongeluk zien gebeuren. Ik heb-je immers
al verteld hoe het een van Adolfs roeke-
looze gewoonten was om, als hij over de
brug ging, altijd te rijden over den hard-
sleenen band, vlak langs het water. Het
diende nergens toe. maar Adolf zocht bij
voorkeur de gevaren op; het lichtzinnige
in hem dreef hem altijd tot buitensporig
heden waarbij bij niets of niemand ontzag.
De groentescbuit ging juist onder de brug
door toen Adolf zijn kunststukje vertoonde.
De schipper en zijn knecht zagen het vol
verbazing aan, toen plotseling zwenkte het
stuur van de fiets een haar breedlater
vonden zij een groote steen op die plek
een kleine schok ging door de machine,
voldoende om de fiets aan het wankelen
te brer.gen, en het volgend oogenblik
stortten ruiter en fiets in het water
Otto wendde zich af, zijn armen slap langs
het lijf hangend, maar hoe beefden zijn
handen, die hij inéén balde als om een
machtige ontroering te bedwingen.
Maar... ik begrijp niet... als er toch
menschen zoo nabij waren, konden die hem
Jan niet redden
«Zij redden hem dadelijk, zij schreeuwden
den bruggewachter er bij. Toen zij Adolf
zagen rijden, zoo vlak langs bet water, bad
de jonge knecht van den schipper geroepen
•Daar is er maar één die zoo iets durft,
dat is de Jonker van SprankelenI Zij
wisten dus wie hij was en zij waagden hun
leven om het zijne te redden. Hij heeft geen
minuut in het water gelegen, maar zij
haalden hem opreeds dood. Door de
vaart van den val was hij met het hoofd
vooruit in de diepte geschoten en gestikt
in den modder Zij haalden er een dokter
bij, want, zooals je weet, het gebeurde niet
ver van Nieuw-Sprankelen. En met den
dokter brachten zij hem op de schuit naar
het veer, waar Janus reeds zoo lang onge
duldig wachtte. Janus zorgde toen dat hij
hierheen vervoerd werd. Zie, dit bericht
kreeg ik aan tafel
Otto hield Leonie het smoezelige ver
kreukte papiertje voor. het scheen een afge
scheurd blaadje uit een beduimeld notitie-
j boekje, waarop Janus' ongeoefende hand
1 geschreven had: «Graaf Otto, kom eerst
alléén bij mij, er is een ontzettend ongeluk
gebeurd met den Jonker I«
i En deze verpletterende tijding had zij
hem zien ontvangen, aan tafel, en geen
spier van zijn gelaat was daarbij vertrokken.
.Met ontzag keek zij tot hem op; zij ont
moette zijn eerlijke oogen. O 't gelukkige
Sprankelen, 't gelukkige geslacht Swaene-
croonzoo die andere jongere broeder
slechts de helft van de wilskracht bezeten
had van dezen verworpeling van het
geslacht 1
Gezeten in de vensterbank, onbestemd
naar buiten starend, verwerkte zij in haar
brein wat zij zooeven had gehoord. Eu
Otto, haar afgetrokkenheid eerbiedigend,
liet haar alleen en trad naar het andere
venster, waar hij zijn gloeiend voorhoofd
drukte tegen de kleine ruiten.
En Leonie zag naar buiten, naar het ver
guldende iicht der snel dalende zon, waarin,
op bet vredige plein, de mugjes dansten,
baar blik vloog, over de witte ophaalbrug,
tot in de dichte beukenlaan, waar reeds de
avond schemerde, daar bij dien dikken
boom had zijhemhet laatst gezien
Adolf, in zijn licht sportcostuum, frisch,
jong, krachtig, nauwelijks een groot gevaar
ontkomen, weer uitgelaten vroolijk, vol
uitbarstenden levenlustHoe kon men
bij de herinnering aan zooveel uitbundigen,
jongen levenslust denken aan dood
vernietigingI En toch, reeds liet de
macht van den strengen dood zich zoo
overweldigend gelden, dat hij de boosheid
en den wrok over zijn lichtzinnige valsch-
heid in baar hart als met één krachtigen
zwaai schoon veegde. Slechts zijn beeld,
zijn aantrekkelijk mooi beeld van jongen
bedorven prins bleef er trone' 1
Onwillekeurig stond zij op. »Otto
Haar oudste neef stond dadelijk naast
haar. >Ik... ik kan het nog altijd niet
gelooven Ik ik wil hem zien
breng mij bij hem, wil-je?«
Zonder een woord te spreken voerde hij
haar door de kamer naar de dubbele deur
die toegang gat naar een groote suite, daar
achter de >ZaaW, even vervallen, even leeg
als de kamer waarin zij zich bevonden.
Op een, in der haast gevormde baar van
stoeien, waar nog de gele hoezen om zaten,
lag, lang uitgestrekt, nog in zijn nat, door
de modder bevlekt sportcostuum, de doode
•kroonprins van Sprankelen.* Over het
gezicht, dat nog sporen droeg van den
verstikkingsdood, had Otto met liefderijke
zorgvuldigheid een zakdoek verspreid. In
de hoezen der stoelen trokken zwartachtige
natte plekken. Daar zweefde een reuk van
modder in de kamerEn Leonie, die
gekomen was om haar laatste, zoo schit
terende herinneringen aan hem te versterken,
ontving slechts een indruk van walging.
Plotseling schoot haar te binnen hoe zijn
geheele leven eigenlijk niets anders was
geweest dan een willoos overgeven aan
zijn hartstochtenO, wat bleef er van
dien schitterenden vlinder van dezen ochtend
over... niets dan een beeld van afschuw I
Zij trad snel achteruit, gereed de kamer te
verlaten, toen zij plotseling staan bleef,
verschrikt door het kermend geluid dat van
Otto's lippen drongDe reactie was
gekomen, hij had de macht over zijn zsnuwen
verloren. Neergezonken voor een der stoelen
waarop zijn jonge, doode broeder rustte,
snikte hij eindelijk tnet korte, tranenlooze
snikken zijn verdriet uit.
Leonie boog zich over hem heen. »Otto,
mijn arme Otto
Maar hij weerde haar van zich met ruw
gebaar. >Laat mij o, laat mij ten minste
een oogenblik met rust, aan mijzelven denken.
Begrijp je dan niets van mijn verdiet! O,
boe kan jij zoo koud zijnbestond er dan
niets tusschen jeluiIk zag toch van
ochtend je elkander omhelzen? Waarom
dan ben je nu zoo vreemd en onverschillig?»
Zij trad terug en zweeg, mokkend
Moest zij hem op een oogenblik als dit
vertellen van het dreigend gevaar dat nog
altijd boven Sprankelen zweefde, dat die
luchthartige jongen niet mede kón nemen
in den dood en dat zij, de dochter van
den gouden tabakskoning, nu niet meer
kon verhinderen! Moest zij de oprechtheid
van zijn eerlijke, groote smart bezoedelen
door hem te vertellen van de wufte onde-
gelijkheid van zijn zoo diep betreurden
dooden prins? En stil, de lippen op elkaar
geklemd, luisterde zij naar Otto. die door
zijn smart voor het eerst alle zelfbeheersching
verliezend luid snikte
O, laat mij ten minste waar zijn, eeus
in mijn leven. O, waarom bleef ik gespaard,
ik, aldoor ik! Ik viel en bleef leven tegen
aller verwachting in, hem slaat het uoodlot
en met hem geheel Sprankelen
Zij beet zich op de lippen. Hij wist zelve
niet hoe noodlottig waar zijn woorden waren.
En hij, die doode man, die lichtzinnige
kroonprins van Sprankelen, die in zijn
leven zoo slecht had weten te dragen de
kostbare kleuren van Sprankelen, bij lag
daar koud, een onbewegelijke, onoogolijks
massa. Haast onmogelijk scheen het dat
een smartkicet als daar weerklonk aan zijn
zijde, hem niet terug kon roepen lot het
leven, een beter, waardiger eerlijker leven
Wordt vervolgd