BLOUSES El) CÖSTÜMEROKREN „DE FAAM" Reclame Blouses- en Rokken- week „DE FAAM" Inrichting tot het repareeren van Rijwiel-frames Aiiirriliaaii^elie CORSËTTEN Amersfoortsche Manufacturenhandel Vanaf 3 tot 10 November LA.NGESTRAAT 5 Bij deVarkensmarkt SMIT, Physisch Geneeskundige Inrichting Amersfoort, Vlasakkerweg 32 ltuarn, Tolo|ili. 177. N. Huarnstr. b.tl. Pr. Uoitdrikl. - T»cb. Dir> cteur JACQ DEKKKK. Spreekuur te Amersfoort Maandag. Woensdag en Vrijdag jan 24 nor. Behandeling van Rheumatiek, Rheumatischo on andere gewrichtsverstijvingen, Algem. Lichaams- en Zenuwzwakte, Ischias (heupjichl), Spit, Verlammingen, Invaliden, Rugge- graatsvorkrommingen. Beh. na Beenbreuken, Ontwrichtingen, Verstuikingen, enz. Behandeling in overleg met h.lisarts. Prospectus op aanvrage. Speciale behandeling van Voetlijders. (Pijnlijke-, Zwakke- i Platvoeten, Ontstoken Knokkels, Eeltzweren, enz. enz.) fcorHI A £3 LANGESTRAAT 12 UjL» W TELEFOON 212 Atolior voor Ondergoed naar Maat Oornidete I it zet ten on Luiermanden VOOR PARTICULIEREN! Ook geheel complete Rijwielen worden op bestelling door ons vervaardigd Aanbevelend, L. HOEK, Kamp 88 I N O AN G W E K li PL A A TS ST. ANNASTKAA T. liilllU/lfJhJd mIMj V IJI ZOO JUIST ONTVANGEN EEN GROOTE ZENDING Pr*U zen voor ledore Deur s ATELIER AAN HUIS VOOR MAATWERK EN REPARATION L.J.Ll'Wl'Xen ZOOM LANOESTRAAT AMERSFOORT Deze week speciaal goedkoope aanbieding van ssx^r Extra. dPrijzen ELECTRO TECHNISCH BUREAU MATTHIAS WITHOOSSTRAAT 9 Begroot in gen kosteloos E FC I LL F TON. Het Pariameisje. 55)- o- 't Bleef stil, lang stildus nog altijd had Otto het oogenblik niet gevonden waarop hij het noodlottige woord kon plaatsen, nog altijd waren Adolf's ouders betrekkelijk gelukkig. Het werd haar alsof de seconden die komen moesten met geen goud konden betaald worden, zoo zij het noodlot maar tegen hielden Nog nooit had de dochter van den gouden tabakskoniug zich zoo dood-arm gevoeld... Toen plotseling, hoorde zij gedempte geluiden, het droeve schreien van een vrouween enkele oproerige kreet, de weerklacht van oen man... Otto Swaene- Croon had zijn plicht volbracht...! En op de bank in de duistere hal, waar zij een weck te voren lachend, stoeiend, met Adolf was neergezegen, zat nu, wan hopig, de dochter van den gouden tabaks koning, onmachtig het leed te koeren van hare «enige familie, Leonie sloeg de banden voor het gelaat, haar jonge schouders schokten in haar wazig mousselinen kleedje, tranen drup pelden tusschen hare vingers door. Eindelijk kon zij schreien, maar haar droefheid gold niet den dooden kroonprins, haar tranen vloeiden om het leed dat zoo onverdiend trof haar moeders stam. Tiende Hoofdstuk. In de groote zaal, waar enkelo dagen geleden, de doodc kroonprins van Spran kelen was gebracht, stond nu l.conie, op den begrafenisdag van baar jorigsten neef, de honneurs van bet huis waarnemend. Daar was niets veranderd in deze groote kamer, waar do leegte, de vervallen pracht schuil ging door het half duister, de vele gasten die elkaar opvolgden in deze anders zoo holle kamer. Van alle oorden van het land waren zij I gekomen, de vrienden en enkele verre I familieleden van de Swaenecroons, allen I dragers van de mooiste namen. Onder den indruk van den verpletterenden slag, die i hier gevalien was, kwamen zij persoonlijk I brengen een woord van oprecht medegevoel I aan den oudsten, edelsten van hen allen, die de hoop, den trots van zijn geslacht j zag heengaan vóór hem. l.conie stond op eenigen afstand van I baar neef, die, staande voor zijn geborduurden armstoel, van uit den bruinen salon hierheen j verplaatst, alle moeite deed zich te ver- j mannen om dezen plicht, de laatste en de I zwaarste, die van hem werd gevorderd, j met waardigheid te vervullen. Hij stond j daar, in het midden der kamer, met zijn zeven-en-zestig jaren als eert stokoud man, met bevende handen leunend op zijn zwart slokje, onzeker uitstrekkend zijn hand stekeblind telkens als Otto, duidelijk en langzaam hem een andere naam noemde. Zij hoorde zijn zwakke bevende stem Wat zeg-je Otto, heb ik goed gehoord: Van Ilagestein Voncker?" En 't antwoord van den gast: >Juist, mijnheer Swaenecroon, ik ben Joachim, de oudste zoon van Casper Hendrik, uw over leden academievriend.* >Ja, ja, ik weet het welal zie ik je niet. Wij kunnen ons nog neven noemen, niet waar? Je grootvader trouwde een Swaenecroon, een tante van mijn vrouw... Je stem kiinkt diep en forsch, je bent een groot en zwaar man. dunkt me, Joachim Voncker? Ja, ja, het Swaenecroonsche bloed was goed, 't vloeit in heel wat geslachten, maar 't is nu op op I« En dan zeeg hij neer in zijn stoel, uitgeput, toch nog alle moeite doende zich te beheerschcn.c En dan bracht Otto, wiens gelaat strakker stond dan ooit, een schijnbare onverschil ligheid, waarover Leonie wel had kunnen schreien, nu zij wist dat hij op zulke oogen- blikken juist het meeste leed, de gasten naar haar toe, naar haar, de eenige dame in de zaal en dan hoorde zij zijn voorstel lende woorden: >Ons nichtje, Juffrouw Vetkaars, die de vriendelijkheid heeft mijn moeder's plaats in te nemen, nu deze door ongesteldheid verhinderd is hare gasten te ontvangen.* Eu dan bogen zij voor haar, de hooge heeren, diep en eerbiedig en betuigden ook haar hunne deelneming. O, hoe vel» van die gezichten had zij gezien in de zalen van Mevrouw van Heijmelen, toen hadden zij haar ternauwernood opgemerkt, het Vetkaarsje dat zoo nedering wegwalmde in haar vergeten hoekje. Maar nu, ze zag het aan de manier waarop zij haar groetten, zich met haar onderhielden, in deze zaal, als uichtje van een Swaenecroon, verloor haar leelijke naam veel van zijn stootenden klank. En naast haar stond Frans de Bruijne... en hij week niet van haar zijdel De boezemvriend van Otto Swaenecroon was onmiddellijk naar Sprankelen gekomen na ontvangst van het telegram van zijn vriend. Reeds driemaal overnachtte hij op het kasteel. Toen hij kwam, gaf hij voor, slechts enkele dagen te kunnen blijven, heden ochtend hoorde Leonie dat hij niet heengaan zou met de andere gasten, maar nog dagen toeven wilde Ho« geheel anders, zooveel beter, was nu de indruk dien hij maakte op Leonie. Zij was het die hem het eerste ontmoette na zijn komst op Sprankelen en eenvoudig, natuurlijk in zijn groote droefheid, kwam hij haar tegemoet: >0... Juffrouw Vetkaars... U nog hier, goddank! Ik weet uit zijn brieven hoe hoog Otto U waardeert en al dien tijd, in den trein, tobde ik er over dat u soms reeds vertrokken waart naar den Haag en hier niemand was die in de eerate droeve oogenblikken de arme lieden bijstond I" De Jonker de Bruijne van Drutten en Zevenhuizen kwam eindelijk tot zijn recht. Hoe goed paste nu zijn waardig figuur, zijn ernstige levensopvatting bij deze som bere omstandigheden. Vrijwillig, tactvol had hij op zich genomen al de droeve bemoeiingen, onafscheidelijk verbonden aan zulk een ramp. Met Leonie deed hij al het mogelijke om zijn gebrekkigen vriend en diens ouden vader alle beslommeringen te sparen. En zij was hem dankbaar voor zijn kiesche voorzorgen. Niets bekromppns ontdekte zij meer in hem. Het was alsof de ontzettende ramp die Sprankelen trof en die zij beiden meegevoelden, alle klein geestige vooroordeeltjcs uit hen bande. En bun beider zorgen bracht mede dat zij die dagen voor de begrafenis veel in elkanders gezelschap doorbrachten. Frans de Bruijne had niet te veel gezegd, toen hij op dat bal van Mevrouw van Heijmelen zich zelf een zoon des huizes noemde op Sprankelen. Want als een broeder zorgde hij voor Otto, zooals Leonie waakte als een dochter over haar oude nicht Swanecroon. Haar vertrek naar huis had zij voor onbepaalden tijd moeten uit stellen, hoe ook haar moeder verlangde naar haar komst. De toestand van Adolfs arme moeder eischte vrouwelijke zorgen en met zekere trots legde zij dat Frans uit, zij was de eenige nabestaande der Swaenecroons. Haar oude nicht had eerst lang en bitter geschreid bij het vernemen van den dood van haar lieveling. Daar waren op den nacht die volgde op dien noodlottigen avond, angstige oogenblikken geweest, zenuwcrissen die lang aanhielden. Leonie, ter hulpe geroepen, kon de zieke geen oogenblik verlaten. Den volgenden morgen, oogenschijnlijk wat bedaard, bracht men de arme vrouw beneden, op haar gewone plaats op de canapé in den bruinen salon. Rustig, met iets wezenloos in den blik staarde zij om zich heen. Haar oog viel op de portretten van Adolf, die zijzelve den vorigen dag bijeengezocht had om ze aan Leonie te vertoonen, zij lagen nog altijd op haar werktafeltje. Verdwenen was plotseling het apathische in haar houding. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1919 | | pagina 8