tot de dood oen einde, maakt aan ons leven, zoo rijk
aan smarten en zoo arm aan geluk,
Schopenhauer is wel een ras-echte pessimist, die
ons door dit betoog heeft wiljen overhalen tot die
leer. Dit is echter volstrekt niet de eenige toon. De
pessimisten meten het leven niet alleen met de maatstaf
van het geluk, doch ook met die van de deugd. En
dan bespeuren zij, dat de menschen dom zijn en slecht.
Van den beroemden Koningsberger wijsgeer Kant
is de uitspraak afkomstigin een eeuw levert de
menschheld 'i j heiligen en 2 a 3 genieën op; de
rest is fabriekswerk, overvloedig en slecht.
En Larochefoucauld, een wijsgeer aan bet hof van
Lodewijk XIV heeft zich in zijn boek «Maximes» op
deze onverdachte pessimistische wijze uitgelaten «een
dankbaarheidsbetuiging is de verklaring, dat men be
reid is een volgende weldaad in ontvangst te nemen*.
En daarnaast nog»In het ongeluk van onze beste
vrienden ia iets, dat ons niet mishaagt». Dit is een
werkelijk duivelsche uitdrukking'. Zij hindert ons.
Waarom echter? Omdat er iets van walr is.
Ten slotte gebruiken de pessimisten de historieom
daarmede te bewijzen dat het leven steeds ongelukkiger
wordt en de menschen steeds slechter, dat wij dus
hoe langer hoe meer in de ellende komen. Schopen
hauer zegt: hoe meer ontwikkeling, hoe meer behoefte,
hoe meer teleurstelling. Wij menschen zien de rampen
rtjds aankomen wanneer zij er nog volstrekt niet zijn.
Daarin heeft het dier, dat bij het oogenblik voordeelt,
veel op ons voor.
Rousseau heeft daarop ook vooral nadruk gelegd.
Hij zocht de oorzaak van onze ellende in de bescha
ving en wees als recept aan terug naar de natuur.
Hij was daarin trouwens niet de eerste; reeds in
Genesis wordt een zelfde voorstelling gedaan in het
verhaal van den zondenval, waar door het eten van
den boom der kennis van goed en kwaad de menschen
uit het natuurlijk paradij^, verdreven worden.
(Wordt vervolgd.)
MARKTBERICHTEN.
AMERSFOORT. 5 Nov. 1920.
Appelen f15.— a f24.— Peren f18.— A f 20.
Zandaardappelen f5.50 a f6.50 Hoendeieieren
l 22.A f25.Grasboter f340 a 3.80 Kippen f t.50
a f3.— Kuikens f4.50 a f6.— Piepkuikens fo.70 a
f 1.50 Oude eenden f 1.50 a f2.50 Hazen f2,50 k
f4.Wilde konijnen f 1.a f 1.30 Tamme konijnen
f 1.50 a f4.— Duiven f 1.50 k f 1.70 per paar Magere
Varkens f 70.— k f 100. Zeugen f 110 a f 260 Biggen
f20.a f42.—.
Aangevoerd waren ongeveer 20 heet Appelen20
heet. Peren70 heet, Zandaardappelen9000 stuks
Hoendereieren300 kilo Grasboter30 Magere Var
kens 350 Biggen 20 Zeugen.
St. Nico laas.
Het loopt zoo zoetjes aan weer naar December, en
gelijk vorige jaren is de St. Nicolaas-commissie weer
ijverig doende maatregelen te nemen om het mogelijk
te maken den grooten dag der kleintjes inderdaad tot
een feestdag te maken. Er worden circulaires rondge
stuurd en druk met lijsten gecollecteerd. En dat is
ook noodig, want door dat de commissie haar be
moeiingen heeft uitgebreid door ook de Bizonderc
scholen er in te betrekken is bet aantal kinderen,
welke voor een geschenk in aanmerking komen, reeds
tot 4800 gestegen. Wanneer nu voor elk kind de
luttele som van fo.75 wordt besteed, dan is daarvoor
toch nog noodig minstens f 3600. Dit is ongetwijfeld
veel geld, en het is te begrijpen, dat de commissie
zegt geaarzeld te hebben om zooveel geld te vragen.
Terwille van het sympathieke doel echter heeft zij
zich over dien schroom heengezet en komt thans met
het verzoek: »helpt ons het geld bijeen brengen*.
Helpt ons,* zegt de circulaire der commissie, >den
5en December tot een feestdag maken. Bedenkt wel,
dat voor tal van kinderen het feest op de school de
viering thuis moet vervangon. Wanneer allen bg
dragen, ieder naar zijn vermogen, dan zal het moge
lijk zijn het goede doel to bereiken.*
Zoo Is bet. Wij allen kennen dat eene bittere kantje
van de St. Nlcolaasvieringde .kleine armoe-kindertjes
voor de groote en volle winkels, die kindertjes, die
óren kunnen staan zien naar 'het lekkers en het moois
dat zij niet zullen krijgen.
Kom, zóó groot Is ten slotte het benoodigde bedrag
niet. Wanneer wij nu maar beginnen met geven, dan
kómt het er wel. Tast in uw beurs en stuur vandaag
nog uw bijdrage aan een der onderstaande personen
of naar het kantoor der commissie. Muurhuizen 9.
Eere-Comitd
Mr. J. C. Graaf VAN RANDWIJCK, Burgemeester.
N. VELS HEYN, Wethouder.
J. W. JOR1SSEN. Wethouder.
Mr. Dr. h Th. a. verhoef, Wethouder.
De Commissie voornoemd:
A. BESTEMAN, Jan Steenstraat 25
J. P. VAN BUIJTENEN, Matthias Withoosstr. 26.
Mevrouw E. DROS-KeIZER, Huygenslaan 2.
F. FABER, Hendrik van Vlandenstraat 14.
H. KUILMAN, P. Borstraat 33.
H. JANSEN, Fred, van Blankenheimstr. 36, 26 Seer.
H. J. MARTENS, 'tZand 33.
G. A. v. MECHELEN, Stelliogwcrfstr. 87, se Voor:.
M. DE POOL, Lange Bergstraat 1, Voor:,
Mej. W. RAVENHORST, Hof 19.
L. W. RAVESLQOT, Staiionstr. 3Secr.
Mevr. SANDERS-HUYDECOPER, Huize
•Snoekheuvel*
Mr. Dr. M. TYDEMAN, Prinses Mariel.
G. DE WEERD, Joh. v. Oldenbarneveldtl. 34.
Penningm.
Waarschuwing.
De Commissaris van politie te Tilburg geeft belang
hebbenden bij herhaling in overweging, bij hem in
lichtingen in te winnen alvorens handelsrelaties aan te
knoopen met L. J. Evers, wonende Hoefakkerstraat
No. 13 te Tilburg, die zich in den laatstee tijd, thans
onder den naam >de firma L. J. Evers*, herhaalde
malen aan fiesschentrekkerij heeft schuldig gemaakt.
Uit het politie-rapport.
Dinsdagmorgen omstreeks 12 uur werd in den
omtrek van de Vlasakkers heidebrand gesignaleerd.
De politie rukte met materiaal derwaarts, doch bij
aankomst bleek, dat de brand reeds gebluscht was
door militairen uit het kamp aan de Vlasakkers, onder
leiding van den ritmeester Eberson.
De brand is waarschijnlijk ontstaan door vonken
uit «en locomotief en woedde over een oppervlakte
van 1000 M2.
Bekeurd wegens overtreding trekhondenwet
zekere B. B.
Bekeurd wegens openbare dronkenschap D. v.
d. G„ kelner uit Amsterdam, en een bij de politie
welbekende rondreizende koopvrouw, E. v. d. S.
Woensdagmorgen is het politie-personeel van
het posthuis Hoogeweg uitgerukt om een schoorsteen
brand in de Walikersteeg te blusichen.
Gisterochtend werd kennis gegeven van ..een uit-
slaanden brand bij den bakker Metborst, Bisschopsweg
52. De brand was ontstaan In de van steen gebouwde
bakkerij, die achter de woning stond. De politie brand
spuit rukte onmiddellijk uit en gaf water. Echter is
de geheele bakkerij uitgebrand gelukkig bleven, door
het ontbreken van wind, de belendende perceelcn
gespaard.
Boeken, Tijdschriften, enz.
ONS EIGEN LAND.
Van do uitgevers Weenenk en Snel, te 's Gravenhage,
ontvingen wij eerf exemplaar van hunne Kalender
>Ons Eigen Land», voor het jaar 1921. Wanneer dit
exemplaar niet door de post danig mishandeld was
(óók te wijten aan de zeer onvoldoende verpakking)
dan zou het ongetwijfeld een genot zijn cr naar te
zien. Deze kalender toch, die thans zijn vierden jaar
gang beleeft, is zoo wel verzorgd, dat hij tot de beste
en fraaiste mag worden gerekend. De keuze der fotor.
grafieën getuigt van een fijnen smaak en de uitvoerig,
druk en tint verdienen allen lof. Ook het schild is zeer
eenvoudig en in harmonie met het blok. Hot geheel
zal een sieraad voor uw kamer zijn.
barmhartigheid! Spreekt men over de voorkomende
rampen, dan doen zij uitkomen, dat (Re toch stesds
uitzonderingen blijven.
Optimisten zijn dikwijls godsdienstige menschen, bij
wie de dankbaarheid aan God overheerscht. Het zijn
echter daardoor iieden die niet alles verstaan, in wier
overtuiging voor smart geen plaats is, die op kinderlijke
wijze zeggen: >ik ben een kind, van God bemind.*
Hun stemming uit zich in bet li$d: »Frisch als de
morgen, zijn kracht bewust, stroomt door mijn ad'ren
de levenslust.* Hun godsdienst is dps optirnistisoh ge
kleurd, en al is dit niet verkeerd, toch moeten wij
hier yoorzichtig zijn, want wij zien, dat b.v. wanneer
dergelijk optimisme in strijd komt met de rechtvaar
digheid, het tracht dit toch goed te praten. Zien wij
hier naar het Boek Job, dan zien wij, als Job daar
bij de pakken, neer zit, hoe zijn optimistische vrienden
dlreci liet antwoord klaar hebben: »Ja, Job, je hebt
natuurlijk kwaad gedaan en krijgt daarvoor nu je
gerechte straf.*
Dit is dus: de godsdienstige problemen in het
wereldbestaan niet zien of willen zien en ze 200 maar
goedpraten.
In onzen tijd ontmoeten het godsdienstig en ongods
dienstig optimisme zich in een merkwaardig ver
schijnsel het communisme. Want daartoe behooren
zoowel atheïsten als streng-geloovigen. Zij sternoten
samen in hun optimistische overtuiging, dat de wereld
nu wel is waar een chaos is, doch dat wij met een of
twee generaties »er zullen zijn.c Waar zullen zijn
In de heilstaat op aarde. Nu zou een dergelijke samen-
leviug uit een oogpunt van rechtvaardigheid prachtig
zijn. Maar daarvoor zijo toch menschen noodig, die
blaken van rechtvaardigheid en opofferingsgezindheid.
En de menschen zijn zoo niet I Typisch is ook, dat
de communisten hier niets willen gelooven van de
verbalen die wij krijgen over wat in Rusland verkeerds
gebeurt. En nemen wij de werken van Henr. Roland
Holst, dan vinden wij daarin geen oogenblik twijfel
aan het ideaal. In »Het Feest der Gedachtenis» b.v.
komen menschen voor zooals ze alleen maar in boeken
bestaan, doch zooals er nooit in werkelijkheid zullen zijn.
De gemeenschappelijke karaktertrek van deoptimisten
is dus, dat zij jong zijn, jong met dikwijlsde bijsmaak
van kinderachtigheid. En daardoor hebben de pessi
misten in hun strijd tegen de optimisten gemakkelijk
spel, kost het hen niet veel moeite om ze te weer
leggen, behoeven zij slechts te wijzen naar de werke
lijkheid, naar de menschen en de toestanden die wij
kennen.
Pessimistische uitspraken zijn het, dat het leven met
een smartkreet begint en er mee eindigt.
En hoeveel smartkreten liggen daar niet tusschen
Ook is tranendal* een typische pessimistische uit
drukking om onze wereld mee aan te dulden.
Wanneer wij nu tot klaarheid willen komen wat wij
zullen zijnoptimisten of pessimisten, dan moeten
wij dus ook de laatsten aanhooren. Onder hen zijn
trouwens van de fijnste vernuften. Zij baseeren de
verplichting tot een pessimistische wereldbekeering op
drie stellingen, n.l. die aangaande deugd, geluk en
historie. De klassieke pessimisten spreken ten eerste
over de wereld-van-geluk. Luisteren wij allereerst naar
Schopenhauer, die niet moede wordt steeds weer te
betoogenwanneer gij dit leven beoordeelt naar dc
maatstaf van geluk, dan moet ge het veróórdeelen.
Van hem is afkomstig de «balans van geluk en ongeluk.*
Hij zegt: schrijf aan de eene kant alle geluk op, en
aan de andere zijde alle moeite en ellende, en zie dan
eeDs tot welk resultaat gij komt.
Dan doet hij zien, dat wat wij lust noemen ten
slotte hoogstens is: afwezigheid van onlust, van smart.
Het beste wat te bereiken is, is dat wij niet ongn-
lukkig zijn. Maar het fatale is, dat wij dien toestand
niet bereiken, omdat wij natuurlijke eigenschappen
hebben, waardoor wij steeds weer in het ongeluk
térug vallen. Steeds openbaart zich weer de wil, de
begeerte. Nu wordt die begeerte óf bevredigd, öfniet.
Wanneer niet, dan voelen wij ons natuurlijk ongelukkig,
en wanneer wèl, och, dan valt het toch tegen, dan
zeggen wij toch>is dat nu alles* en gaan bij de
pakken neerzitten. Tot opnieuw de wil opgewekt wordt
en het zelfde spel weer begint. En dat gaat zoo door
Volksuniversiteit.
J. TAL
kOpperrabijn, Utrecht,
over:
jodendom en jodenheid.
ae Lezing.
De bespreking v;.n het onderwerp van hedenavond
is eenigszins moeilijker dan dat van voor 8 dagen,
want wanneer wij een overzicht hebben te geven van
de geschiedenis der Joden, dan hebben wij eenvoudig
te vertellen van d± dingen, die gebeurd zijn, de feite
lijke historie voor den geest te plaatson. Nu wij het
echter zuilen hebben over do Plichtenleer der Joden,
(in het programma staat foutief: Plicht cm Leer), zullen
wij hebben te behandelen het complex plichten,
welke het Jodendom oplegt. Dit is dus iets anders dan
geschiedenis, n.i. een inzicht geven in de wijze waar
op dc Joden hun leven te vormen hebben, Dit is echter
zoo moeilijk, dat alleen hij het volkomen verstaan kan,
die praktisch deze Joodsche plichtenleer heeft belééfd.
Hier geldt het inderdaad den invloed te hebben onder
gaan, om volkomen to kunnen begrijpen, welke de
zichtbare en onzichtbare factoren zijn, die hier werken.
Toch moet de poging gewaagd worden, want zij (3
noodig door de zonderlinge verhalen over wat de Joden
te doen en te laten hebben. Ook in ons midden zal
wel heel wat misverstand heerschen, en dit is altijd en
overal zoo geweest. Wat essentieel is in het Joden
dom is vaak juist als bet bijkomstige beschouwd en om
gekeerd.
De Plichtenleer nu heeft ten doel het leven van den
Jood gansch en al te regelen, opdat het de hoogste
volmaking bcreike van het leven van den werkelijken
mensch, De Jood zegt en moet inderdaad zeggen: ik
beo mensch en niets menschelijks ia mij vreemd. En
daar het Jodendom hem tot volledlgen mensch in alles
wil vormen, zien wij wanneer wij het gansche leven
van den Jood nagaan, die vorming in het gehééle
leven. De Joodsche plichtenleer wil den Jood opvoeden
van den wieg tot het graf, opdat hij steeds hoogerkomtte
rtaan, opdat hij steeds meer volmaking bereike, om te
komen zoo dicht mogelijk bij het goddelijke als de
mensch bereiken kan.
Wanneer wij de grondbegrippen zoeken van de
plichteuleer, dan vinden wij er drie. Het eerste is
het algemeen consequent volgehouden begrip van
rechtvaardigheid tegenover alle medemenschen, tegen
over zichzelf en tegenover alle schepselen; het tweede
grondbegrip is de plicht tot humaniteit, of beter liefde, ook
tegenoverallen.enhet derde (maar niet het minsteis dat
van de opvoeding van den mensch tot deze begrippen.
Deze opvoeding moet vanzelf een zeer belangrijke rol
spelen, omdat de mensch steeds bedreigd wordt door
allerlei machten, die hem van de beide andere plichten
trachten af te halen. Daarom moeten ook nieuwe
vrienden klaar staan, die hem er toe terug voeren.
Of het ideaal van het Jodendom ooit wei bereikt
is? Dat weten wij niet. Het doel blijft echter den
mensch daarheen te brengen; en wanneer er af
wijkingen voorkomen, dan zijn die niet aau het Joden
dom te wijten, doch aan de menschen. Daarbij mogen
de menschen niet beoordeeld worden naar het alleen-
zichtbare, doch moet men ze beoordeelen naar het
innerlijke, vaak onzichtbare; voor den inedemensch
dus eigenlijk onmogelijk.
De Joodsche plichtenleer treeft, als gezegd, In de
allereerste plaats tot grondbegrip de rechtvaardigheid.
Het is niet noodig, dit nader uit te werken. In elke
positieve religie Is het te vinden en ook daarbuiten.
Het begrip van rechtvaardigheid cisebt van den mensch,
dat hij alle schepselen, te midden waarvan hij Is ge
plaatst, hun bestemming en doel helpt bereikon, dat
hij ze vóór alles niet benadeelt of remt in het be
reiken van die bestemming. Een joodsch voorschrift
zegt, dat de Jood niets vernietigen mag wat nog
nuttig kan zijn, wat nog een bestemming in de wereld
te volbrengen heeft, ook al is deze nog zoo gering.
Het voorschrift heeft dubbele kracht, omdat de ver
wezenlijking van de rechtvaardigheid er in ligt, en
omdat er ook opvoedende kracht van uitgaat. Hier
naast is te stellen het begrip van humaniteit, zooals
zich dat bv. openbaart in het voorschrift van dejood-
sche plichtenleer; gij moogt u niet aan tafel zetten
vóór gij uw huisdieren verzorgd hebt. Wij hebben
hier eenvoudige humaniteit, niet ia dichterlijke beelden
aan don mensch verkondigd, doch vertaald in de
I praktijk van het dagelijksch leven, waarbij de men
schen geplaatst worden op den reëelen grond van den
arbeid van eiken dag.
Dit begrip van rechtvaardigheid en van liefde strekt
zich uit tot de uiterste consequentie. Dat wij niemands
gezondheid mogen benadeelen, ook onze eigene niet,
omdat de mensch ten slotte het eigendom van God
den Meester is, spreekt van zelf. Het zelfde geldt
ten opzichte van het bezit van onze broeders en van
ons zelf, dat moet worden ontzien, ook al weer, omdat
het ten slotte geleend goed is en eigendom van God,
Wij hebben dus ook niet het recht ons zelf het
leven te benemen. Al deze stellingen zijn ook .in
elke maatschappij practitch aangenomen en ver
wezenlijkt.
Deze begrippen strekken zich uit over het gansche
geheel der schepselen en zijn te uitgebreid om er op
't oogenblik een lijst van te geven.
Liefde wordt geboden niet alleen tegenovor meerderen,
doch ook tegenover minderen. Nu heeft m?n wel eens
er op gewezen dat de Joden slaven bezaten, en ge
zegd: het Jodendom kent dus niet de gelijkwaardig
heid van alle menschen. Maar kent dc levenspraktijk
van de 20c eeuw die gelijkwaardigheid soms? Het
Jodendom evenwel wil tot die gelijkwaardigheid komen.
En wanneer het slaven heeft gekend, dan was het
slechts als eigendom, dat beschermd moet worden.
De Joodsche slavenmeester heeft bijna geen rechten.
Hij moet zijn slaaf beschermen en behoeden en mag
hem niet eens roepen met het woord «slaaf*. Wie
een slaaf bezat, bezit geen slaaf. De Joodsche slaven
wilden dan ook nooit grang hun vrijheid hebben,
hadden het als zoodanig veel beter. Dit was het
resultaat van de Joodsche plichtenleer in practische
toepassing.
Geheel en al liggen de Joodsche begrippon omtrent
liefde en rechtvaardigheid besloten in het Joodsche
huis, het Joodsche gezin, en dit heeft geen ander doel
dan van ouder tot kind deze bsgrippen in- en voort
te planten, het gansche leven dóór den mensch te
onderwijzen, Hot hoofdbeginsel is daarbjj, dat de mensch
niet anders heeft te zijn dan een dienaar van God en dat
hij van alles alleen gebruik mag maken op grond van
het recht, dat d« Eigenaar hem geschónken heeft.
Do plichtenleer geeft niet alleen de algemeene
Ingezonden Stukken.
Kinderkamp te Didam.
In het kinderkamp der Centrale Commissie voor
Uitzending van Nederlandsche Kinderen naar Buiten,
gevestigd te 's Gravenhage Frankenslag 83, werden
in den afgeloopen zomer, van 18 Mei-5 October,
264 kinderen, 182 jongens en 82 meisjes, van elke
gezindte en richting en afkomstig uit alle steden waar
zich een Comité van Uitzending gevormd had, ge
huisvest.
Zonder het goedgunstig besluit van den Minister
van Arbeid, om evenals in 19x9 ook gedurende den
zomer van 1920, de barakken van het Quarantaine
Station te Didam in bruikleen aau de Centrale Com
missie aftestaan, ter verpleging van kinderen die
wegens kleine lichaamsgebreken niet geschikt waren
voor uitzending naar gezinnen op het platteland en
ook niet voor opname in gewone koloniehuizen, waren
al deze 264 kinderen, waarvoor een verblijf van zes
weken buiten een ware uitkomst bleek, daarvoor niet
in aanmerking gekomen.
Met een aanmerkelijke aanwinst vau gezondheid
naar lichaam en geest, meerendcels bevrijd of althans
veel verbeterd van hun kleine, maar vaak lastige ge
breken en met een gemiddelde gewichtstoename van
2,5 K.G., dus met een verhoogd weerstandsvermogen
legen schadelijke invloeden en ziekten zijn de laatste
kinderen dezer dagen naar huis teruggekeerd.
De plaatselijke Comitó's in de steden die de kinderen
uitzonden, zijn eenparig in hun wensch dat het zomer
kamp te Didam, onder de voortreffelijke leiding van
den heer en mevrouw Ds. Stork van Ralen, een
blijvende inrichting der Centrale Commissie moge
worden.
Burgerlijke Stand ran Amersfoort,
van 29 Oct. tot 4 Nov. 1920.
GEBOREN:
Hcrmlna, d. v. Gerrit Kramer en Hermina Eek
Johannes Maarten, z. v. Johannes Pieter Boender en
Aartje van Boeijen Tlmotheus Theodorus, z. v.
Johannes Krijnen en Anna Spijker Albertje Gerritje,
d. v. Evert Windhouwer en Gerritje Rekers Johanna
Elisabeth, d. v. Johannes Franciscus Lankester en
Petronella Degens Anthonia Johanna, d. v. Hen-
dricus Bertus ten Geuzendam en Cornelia Alijda Maria
Thonhausen Wilhelmina, d. v. Wilhelmus Heere
en Maria van Nimwegcn Geert Joiian, z. v. Geert
de Leeuw en Francisca Kies Hendrik Marius, z. v.
Teunis van der Pol en Maria Busé Martha, d. v.
Jacobus Hendrik Giljam en Adriana Berkeioo Max,
z. v. Max Johan Snijders, en Aletta den Hartog
Heuricns Johannes, z. v. Johannes Haarama en Catha-
riua Elizabeth Antonia van de Weijcr.
ONDERTROUWD:
Jan Schonewille en Johanna Susanna Vonhof
Sietse van Amerongen en Clasina Vlug.
GEHUWD:
Aotonius Spoel en Maria Johanna Hcndriksen
Joseph Cornelia Mees en Johahua Geertruida Priem
Willem van Eek en Margrieta Bakker.
OVERLEDEN
Cornelia Anna Baronne>se van Hecckeron van
Brandsenburg, oud 66 jaar, echtg. vhn Franciscus
Kortea Johannes Bernardus I-Iormanus Lankhect,
oud 4 maanden Anthonie Jansen, oud 25 jaar, echtg.
van Neeltjc Kooij Gijsbertus van den Brink, oud
3 jaar Peternella Busselaar, oud 88 jaar, weduwe
van Willem Lierorm August Marie Tromp van
Holst, oud 66 jaar, weduwn. van Johanna Fran<;oise
Odilia Hendrika Hartogh Melis van Twillert, oud
een jaar Frans Reicheld, oud 74 jaar Evertje
Kreijermaat, oud 60 jaar, echtg. van Johannes Spijker
Wilhelmus Hofman*), oud 6 maanden Anna
Geertrui Wolbers, oud 67 jaar echtg. van Gerrit
Ruitenberg Rosalina Catharina Lamm, oud 82 jaar,
weduwe van Jan -Catharinus Eijbergen.
beginselen, maar werkt jtistopvoedend, doordien zij
de detailleering geeft. Nemen wij als een voorbeeld
het voorschrifteert uw vader en uw moeder dan
zien wij, dat het Jodendom niet tevreden is geweest
met dit als algemeen beginsel te hebben neergelegd,
neen, er is ook nagegaan, waarin de eerbied bestaat,
en de verschillende levensuitingen zijn ontleed, waarin
hij zich. openbaartb.v. het spreken tegen en het ver
zorgen van de ouders. Omgekeerd hebben de ouders
te zorgen voor de kinderen, en ook hoe dit moet
gebeuren wordt in dc plichtenleer ontleed.
Deze opvoedende voorschriften maken een zeer groote
groep uit.
Een zeer kenmerkend er van ishet vieren van
den sabbatb, dat duidelijk kenmerk, waaraan onmid
dellijk de Jood te onderscheiden is van zijn omgeving.
Het grondbeginsel van den sabbath ia het bekende
woord uit het tweede Boek van Mozes: «symbool is
deze dag, dat ik, God. het heelal geschapen heb.*
Dus dat niet de mensch, doch de Schepper Meester
is over de schepselen. Dit is de pósltieve zijde er van.
De negatieve zijde isgij hebt u op den sabbath niet
als meester van die schepselen te gedragen hij hebt
dus op dien dag alles, waaruit uw meesterschap blijkt
(werkzaamheden), achterwege te laten. Dit is het werk-
verbod, feitelijk een gevolg, een onmiddellijk gevolg,
van de positieve zijde. De Jood heeft dus te onder
zoeken, wat bij op dien dag niet heeft te doen, dat
zijn meesterschap toonen zou.
De positieve zijde geeft eigenlijk pits kleur aan den
sabbath; het negatieve zou weinig beteekenen, zou
alleen maar eeu achterwege laten zijn. De sabbath
toont het verbond Gods, is heilig symbool, het kenmerk
van het verbond tusschen God en mensch. In de
Joodsche literatuur wordt gesproken van de «meerdere
ziel*, die de Jood op sabbath heeit, d.w.z. de opge-
hevenheid uit den sleur van het dagslijksch leven, de
verheffing uit de verlaging, die het dagelijksch leven
meebrengt. Dit «meerdere ziel* wil zeggen, dat de ziel
versterkt moet worden, opdat zij inderdaad de noodigo
veredelende uitwerking op het menschenleven hebbc.
Met eenvoudige middelen wordt op den sabbath een
heel bizondere atmosfeer geschapen, die daartoe bij
draagt eon wit tafellaken en een paar kaarsen. Er
komt echter nog Iets zeer belangrijks bij I Het gevoel