tot de dood oen einde, maakt aan ons leven, zoo rijk aan smarten en zoo arm aan geluk, Schopenhauer is wel een ras-echte pessimist, die ons door dit betoog heeft wiljen overhalen tot die leer. Dit is echter volstrekt niet de eenige toon. De pessimisten meten het leven niet alleen met de maatstaf van het geluk, doch ook met die van de deugd. En dan bespeuren zij, dat de menschen dom zijn en slecht. Van den beroemden Koningsberger wijsgeer Kant is de uitspraak afkomstigin een eeuw levert de menschheld 'i j heiligen en 2 a 3 genieën op; de rest is fabriekswerk, overvloedig en slecht. En Larochefoucauld, een wijsgeer aan bet hof van Lodewijk XIV heeft zich in zijn boek «Maximes» op deze onverdachte pessimistische wijze uitgelaten «een dankbaarheidsbetuiging is de verklaring, dat men be reid is een volgende weldaad in ontvangst te nemen*. En daarnaast nog»In het ongeluk van onze beste vrienden ia iets, dat ons niet mishaagt». Dit is een werkelijk duivelsche uitdrukking'. Zij hindert ons. Waarom echter? Omdat er iets van walr is. Ten slotte gebruiken de pessimisten de historieom daarmede te bewijzen dat het leven steeds ongelukkiger wordt en de menschen steeds slechter, dat wij dus hoe langer hoe meer in de ellende komen. Schopen hauer zegt: hoe meer ontwikkeling, hoe meer behoefte, hoe meer teleurstelling. Wij menschen zien de rampen rtjds aankomen wanneer zij er nog volstrekt niet zijn. Daarin heeft het dier, dat bij het oogenblik voordeelt, veel op ons voor. Rousseau heeft daarop ook vooral nadruk gelegd. Hij zocht de oorzaak van onze ellende in de bescha ving en wees als recept aan terug naar de natuur. Hij was daarin trouwens niet de eerste; reeds in Genesis wordt een zelfde voorstelling gedaan in het verhaal van den zondenval, waar door het eten van den boom der kennis van goed en kwaad de menschen uit het natuurlijk paradij^, verdreven worden. (Wordt vervolgd.) MARKTBERICHTEN. AMERSFOORT. 5 Nov. 1920. Appelen f15.— a f24.— Peren f18.— A f 20. Zandaardappelen f5.50 a f6.50 Hoendeieieren l 22.A f25.Grasboter f340 a 3.80 Kippen f t.50 a f3.— Kuikens f4.50 a f6.— Piepkuikens fo.70 a f 1.50 Oude eenden f 1.50 a f2.50 Hazen f2,50 k f4.Wilde konijnen f 1.a f 1.30 Tamme konijnen f 1.50 a f4.— Duiven f 1.50 k f 1.70 per paar Magere Varkens f 70.— k f 100. Zeugen f 110 a f 260 Biggen f20.a f42.—. Aangevoerd waren ongeveer 20 heet Appelen20 heet. Peren70 heet, Zandaardappelen9000 stuks Hoendereieren300 kilo Grasboter30 Magere Var kens 350 Biggen 20 Zeugen. St. Nico laas. Het loopt zoo zoetjes aan weer naar December, en gelijk vorige jaren is de St. Nicolaas-commissie weer ijverig doende maatregelen te nemen om het mogelijk te maken den grooten dag der kleintjes inderdaad tot een feestdag te maken. Er worden circulaires rondge stuurd en druk met lijsten gecollecteerd. En dat is ook noodig, want door dat de commissie haar be moeiingen heeft uitgebreid door ook de Bizonderc scholen er in te betrekken is bet aantal kinderen, welke voor een geschenk in aanmerking komen, reeds tot 4800 gestegen. Wanneer nu voor elk kind de luttele som van fo.75 wordt besteed, dan is daarvoor toch nog noodig minstens f 3600. Dit is ongetwijfeld veel geld, en het is te begrijpen, dat de commissie zegt geaarzeld te hebben om zooveel geld te vragen. Terwille van het sympathieke doel echter heeft zij zich over dien schroom heengezet en komt thans met het verzoek: »helpt ons het geld bijeen brengen*. Helpt ons,* zegt de circulaire der commissie, >den 5en December tot een feestdag maken. Bedenkt wel, dat voor tal van kinderen het feest op de school de viering thuis moet vervangon. Wanneer allen bg dragen, ieder naar zijn vermogen, dan zal het moge lijk zijn het goede doel to bereiken.* Zoo Is bet. Wij allen kennen dat eene bittere kantje van de St. Nlcolaasvieringde .kleine armoe-kindertjes voor de groote en volle winkels, die kindertjes, die óren kunnen staan zien naar 'het lekkers en het moois dat zij niet zullen krijgen. Kom, zóó groot Is ten slotte het benoodigde bedrag niet. Wanneer wij nu maar beginnen met geven, dan kómt het er wel. Tast in uw beurs en stuur vandaag nog uw bijdrage aan een der onderstaande personen of naar het kantoor der commissie. Muurhuizen 9. Eere-Comitd Mr. J. C. Graaf VAN RANDWIJCK, Burgemeester. N. VELS HEYN, Wethouder. J. W. JOR1SSEN. Wethouder. Mr. Dr. h Th. a. verhoef, Wethouder. De Commissie voornoemd: A. BESTEMAN, Jan Steenstraat 25 J. P. VAN BUIJTENEN, Matthias Withoosstr. 26. Mevrouw E. DROS-KeIZER, Huygenslaan 2. F. FABER, Hendrik van Vlandenstraat 14. H. KUILMAN, P. Borstraat 33. H. JANSEN, Fred, van Blankenheimstr. 36, 26 Seer. H. J. MARTENS, 'tZand 33. G. A. v. MECHELEN, Stelliogwcrfstr. 87, se Voor:. M. DE POOL, Lange Bergstraat 1, Voor:, Mej. W. RAVENHORST, Hof 19. L. W. RAVESLQOT, Staiionstr. 3Secr. Mevr. SANDERS-HUYDECOPER, Huize •Snoekheuvel* Mr. Dr. M. TYDEMAN, Prinses Mariel. G. DE WEERD, Joh. v. Oldenbarneveldtl. 34. Penningm. Waarschuwing. De Commissaris van politie te Tilburg geeft belang hebbenden bij herhaling in overweging, bij hem in lichtingen in te winnen alvorens handelsrelaties aan te knoopen met L. J. Evers, wonende Hoefakkerstraat No. 13 te Tilburg, die zich in den laatstee tijd, thans onder den naam >de firma L. J. Evers*, herhaalde malen aan fiesschentrekkerij heeft schuldig gemaakt. Uit het politie-rapport. Dinsdagmorgen omstreeks 12 uur werd in den omtrek van de Vlasakkers heidebrand gesignaleerd. De politie rukte met materiaal derwaarts, doch bij aankomst bleek, dat de brand reeds gebluscht was door militairen uit het kamp aan de Vlasakkers, onder leiding van den ritmeester Eberson. De brand is waarschijnlijk ontstaan door vonken uit «en locomotief en woedde over een oppervlakte van 1000 M2. Bekeurd wegens overtreding trekhondenwet zekere B. B. Bekeurd wegens openbare dronkenschap D. v. d. G„ kelner uit Amsterdam, en een bij de politie welbekende rondreizende koopvrouw, E. v. d. S. Woensdagmorgen is het politie-personeel van het posthuis Hoogeweg uitgerukt om een schoorsteen brand in de Walikersteeg te blusichen. Gisterochtend werd kennis gegeven van ..een uit- slaanden brand bij den bakker Metborst, Bisschopsweg 52. De brand was ontstaan In de van steen gebouwde bakkerij, die achter de woning stond. De politie brand spuit rukte onmiddellijk uit en gaf water. Echter is de geheele bakkerij uitgebrand gelukkig bleven, door het ontbreken van wind, de belendende perceelcn gespaard. Boeken, Tijdschriften, enz. ONS EIGEN LAND. Van do uitgevers Weenenk en Snel, te 's Gravenhage, ontvingen wij eerf exemplaar van hunne Kalender >Ons Eigen Land», voor het jaar 1921. Wanneer dit exemplaar niet door de post danig mishandeld was (óók te wijten aan de zeer onvoldoende verpakking) dan zou het ongetwijfeld een genot zijn cr naar te zien. Deze kalender toch, die thans zijn vierden jaar gang beleeft, is zoo wel verzorgd, dat hij tot de beste en fraaiste mag worden gerekend. De keuze der fotor. grafieën getuigt van een fijnen smaak en de uitvoerig, druk en tint verdienen allen lof. Ook het schild is zeer eenvoudig en in harmonie met het blok. Hot geheel zal een sieraad voor uw kamer zijn. barmhartigheid! Spreekt men over de voorkomende rampen, dan doen zij uitkomen, dat (Re toch stesds uitzonderingen blijven. Optimisten zijn dikwijls godsdienstige menschen, bij wie de dankbaarheid aan God overheerscht. Het zijn echter daardoor iieden die niet alles verstaan, in wier overtuiging voor smart geen plaats is, die op kinderlijke wijze zeggen: >ik ben een kind, van God bemind.* Hun stemming uit zich in bet li$d: »Frisch als de morgen, zijn kracht bewust, stroomt door mijn ad'ren de levenslust.* Hun godsdienst is dps optirnistisoh ge kleurd, en al is dit niet verkeerd, toch moeten wij hier yoorzichtig zijn, want wij zien, dat b.v. wanneer dergelijk optimisme in strijd komt met de rechtvaar digheid, het tracht dit toch goed te praten. Zien wij hier naar het Boek Job, dan zien wij, als Job daar bij de pakken, neer zit, hoe zijn optimistische vrienden dlreci liet antwoord klaar hebben: »Ja, Job, je hebt natuurlijk kwaad gedaan en krijgt daarvoor nu je gerechte straf.* Dit is dus: de godsdienstige problemen in het wereldbestaan niet zien of willen zien en ze 200 maar goedpraten. In onzen tijd ontmoeten het godsdienstig en ongods dienstig optimisme zich in een merkwaardig ver schijnsel het communisme. Want daartoe behooren zoowel atheïsten als streng-geloovigen. Zij sternoten samen in hun optimistische overtuiging, dat de wereld nu wel is waar een chaos is, doch dat wij met een of twee generaties »er zullen zijn.c Waar zullen zijn In de heilstaat op aarde. Nu zou een dergelijke samen- leviug uit een oogpunt van rechtvaardigheid prachtig zijn. Maar daarvoor zijo toch menschen noodig, die blaken van rechtvaardigheid en opofferingsgezindheid. En de menschen zijn zoo niet I Typisch is ook, dat de communisten hier niets willen gelooven van de verbalen die wij krijgen over wat in Rusland verkeerds gebeurt. En nemen wij de werken van Henr. Roland Holst, dan vinden wij daarin geen oogenblik twijfel aan het ideaal. In »Het Feest der Gedachtenis» b.v. komen menschen voor zooals ze alleen maar in boeken bestaan, doch zooals er nooit in werkelijkheid zullen zijn. De gemeenschappelijke karaktertrek van deoptimisten is dus, dat zij jong zijn, jong met dikwijlsde bijsmaak van kinderachtigheid. En daardoor hebben de pessi misten in hun strijd tegen de optimisten gemakkelijk spel, kost het hen niet veel moeite om ze te weer leggen, behoeven zij slechts te wijzen naar de werke lijkheid, naar de menschen en de toestanden die wij kennen. Pessimistische uitspraken zijn het, dat het leven met een smartkreet begint en er mee eindigt. En hoeveel smartkreten liggen daar niet tusschen Ook is tranendal* een typische pessimistische uit drukking om onze wereld mee aan te dulden. Wanneer wij nu tot klaarheid willen komen wat wij zullen zijnoptimisten of pessimisten, dan moeten wij dus ook de laatsten aanhooren. Onder hen zijn trouwens van de fijnste vernuften. Zij baseeren de verplichting tot een pessimistische wereldbekeering op drie stellingen, n.l. die aangaande deugd, geluk en historie. De klassieke pessimisten spreken ten eerste over de wereld-van-geluk. Luisteren wij allereerst naar Schopenhauer, die niet moede wordt steeds weer te betoogenwanneer gij dit leven beoordeelt naar dc maatstaf van geluk, dan moet ge het veróórdeelen. Van hem is afkomstig de «balans van geluk en ongeluk.* Hij zegt: schrijf aan de eene kant alle geluk op, en aan de andere zijde alle moeite en ellende, en zie dan eeDs tot welk resultaat gij komt. Dan doet hij zien, dat wat wij lust noemen ten slotte hoogstens is: afwezigheid van onlust, van smart. Het beste wat te bereiken is, is dat wij niet ongn- lukkig zijn. Maar het fatale is, dat wij dien toestand niet bereiken, omdat wij natuurlijke eigenschappen hebben, waardoor wij steeds weer in het ongeluk térug vallen. Steeds openbaart zich weer de wil, de begeerte. Nu wordt die begeerte óf bevredigd, öfniet. Wanneer niet, dan voelen wij ons natuurlijk ongelukkig, en wanneer wèl, och, dan valt het toch tegen, dan zeggen wij toch>is dat nu alles* en gaan bij de pakken neerzitten. Tot opnieuw de wil opgewekt wordt en het zelfde spel weer begint. En dat gaat zoo door Volksuniversiteit. J. TAL kOpperrabijn, Utrecht, over: jodendom en jodenheid. ae Lezing. De bespreking v;.n het onderwerp van hedenavond is eenigszins moeilijker dan dat van voor 8 dagen, want wanneer wij een overzicht hebben te geven van de geschiedenis der Joden, dan hebben wij eenvoudig te vertellen van d± dingen, die gebeurd zijn, de feite lijke historie voor den geest te plaatson. Nu wij het echter zuilen hebben over do Plichtenleer der Joden, (in het programma staat foutief: Plicht cm Leer), zullen wij hebben te behandelen het complex plichten, welke het Jodendom oplegt. Dit is dus iets anders dan geschiedenis, n.i. een inzicht geven in de wijze waar op dc Joden hun leven te vormen hebben, Dit is echter zoo moeilijk, dat alleen hij het volkomen verstaan kan, die praktisch deze Joodsche plichtenleer heeft belééfd. Hier geldt het inderdaad den invloed te hebben onder gaan, om volkomen to kunnen begrijpen, welke de zichtbare en onzichtbare factoren zijn, die hier werken. Toch moet de poging gewaagd worden, want zij (3 noodig door de zonderlinge verhalen over wat de Joden te doen en te laten hebben. Ook in ons midden zal wel heel wat misverstand heerschen, en dit is altijd en overal zoo geweest. Wat essentieel is in het Joden dom is vaak juist als bet bijkomstige beschouwd en om gekeerd. De Plichtenleer nu heeft ten doel het leven van den Jood gansch en al te regelen, opdat het de hoogste volmaking bcreike van het leven van den werkelijken mensch, De Jood zegt en moet inderdaad zeggen: ik beo mensch en niets menschelijks ia mij vreemd. En daar het Jodendom hem tot volledlgen mensch in alles wil vormen, zien wij wanneer wij het gansche leven van den Jood nagaan, die vorming in het gehééle leven. De Joodsche plichtenleer wil den Jood opvoeden van den wieg tot het graf, opdat hij steeds hoogerkomtte rtaan, opdat hij steeds meer volmaking bereike, om te komen zoo dicht mogelijk bij het goddelijke als de mensch bereiken kan. Wanneer wij de grondbegrippen zoeken van de plichteuleer, dan vinden wij er drie. Het eerste is het algemeen consequent volgehouden begrip van rechtvaardigheid tegenover alle medemenschen, tegen over zichzelf en tegenover alle schepselen; het tweede grondbegrip is de plicht tot humaniteit, of beter liefde, ook tegenoverallen.enhet derde (maar niet het minsteis dat van de opvoeding van den mensch tot deze begrippen. Deze opvoeding moet vanzelf een zeer belangrijke rol spelen, omdat de mensch steeds bedreigd wordt door allerlei machten, die hem van de beide andere plichten trachten af te halen. Daarom moeten ook nieuwe vrienden klaar staan, die hem er toe terug voeren. Of het ideaal van het Jodendom ooit wei bereikt is? Dat weten wij niet. Het doel blijft echter den mensch daarheen te brengen; en wanneer er af wijkingen voorkomen, dan zijn die niet aau het Joden dom te wijten, doch aan de menschen. Daarbij mogen de menschen niet beoordeeld worden naar het alleen- zichtbare, doch moet men ze beoordeelen naar het innerlijke, vaak onzichtbare; voor den inedemensch dus eigenlijk onmogelijk. De Joodsche plichtenleer treeft, als gezegd, In de allereerste plaats tot grondbegrip de rechtvaardigheid. Het is niet noodig, dit nader uit te werken. In elke positieve religie Is het te vinden en ook daarbuiten. Het begrip van rechtvaardigheid cisebt van den mensch, dat hij alle schepselen, te midden waarvan hij Is ge plaatst, hun bestemming en doel helpt bereikon, dat hij ze vóór alles niet benadeelt of remt in het be reiken van die bestemming. Een joodsch voorschrift zegt, dat de Jood niets vernietigen mag wat nog nuttig kan zijn, wat nog een bestemming in de wereld te volbrengen heeft, ook al is deze nog zoo gering. Het voorschrift heeft dubbele kracht, omdat de ver wezenlijking van de rechtvaardigheid er in ligt, en omdat er ook opvoedende kracht van uitgaat. Hier naast is te stellen het begrip van humaniteit, zooals zich dat bv. openbaart in het voorschrift van dejood- sche plichtenleer; gij moogt u niet aan tafel zetten vóór gij uw huisdieren verzorgd hebt. Wij hebben hier eenvoudige humaniteit, niet ia dichterlijke beelden aan don mensch verkondigd, doch vertaald in de I praktijk van het dagelijksch leven, waarbij de men schen geplaatst worden op den reëelen grond van den arbeid van eiken dag. Dit begrip van rechtvaardigheid en van liefde strekt zich uit tot de uiterste consequentie. Dat wij niemands gezondheid mogen benadeelen, ook onze eigene niet, omdat de mensch ten slotte het eigendom van God den Meester is, spreekt van zelf. Het zelfde geldt ten opzichte van het bezit van onze broeders en van ons zelf, dat moet worden ontzien, ook al weer, omdat het ten slotte geleend goed is en eigendom van God, Wij hebben dus ook niet het recht ons zelf het leven te benemen. Al deze stellingen zijn ook .in elke maatschappij practitch aangenomen en ver wezenlijkt. Deze begrippen strekken zich uit over het gansche geheel der schepselen en zijn te uitgebreid om er op 't oogenblik een lijst van te geven. Liefde wordt geboden niet alleen tegenovor meerderen, doch ook tegenover minderen. Nu heeft m?n wel eens er op gewezen dat de Joden slaven bezaten, en ge zegd: het Jodendom kent dus niet de gelijkwaardig heid van alle menschen. Maar kent dc levenspraktijk van de 20c eeuw die gelijkwaardigheid soms? Het Jodendom evenwel wil tot die gelijkwaardigheid komen. En wanneer het slaven heeft gekend, dan was het slechts als eigendom, dat beschermd moet worden. De Joodsche slavenmeester heeft bijna geen rechten. Hij moet zijn slaaf beschermen en behoeden en mag hem niet eens roepen met het woord «slaaf*. Wie een slaaf bezat, bezit geen slaaf. De Joodsche slaven wilden dan ook nooit grang hun vrijheid hebben, hadden het als zoodanig veel beter. Dit was het resultaat van de Joodsche plichtenleer in practische toepassing. Geheel en al liggen de Joodsche begrippon omtrent liefde en rechtvaardigheid besloten in het Joodsche huis, het Joodsche gezin, en dit heeft geen ander doel dan van ouder tot kind deze bsgrippen in- en voort te planten, het gansche leven dóór den mensch te onderwijzen, Hot hoofdbeginsel is daarbjj, dat de mensch niet anders heeft te zijn dan een dienaar van God en dat hij van alles alleen gebruik mag maken op grond van het recht, dat d« Eigenaar hem geschónken heeft. Do plichtenleer geeft niet alleen de algemeene Ingezonden Stukken. Kinderkamp te Didam. In het kinderkamp der Centrale Commissie voor Uitzending van Nederlandsche Kinderen naar Buiten, gevestigd te 's Gravenhage Frankenslag 83, werden in den afgeloopen zomer, van 18 Mei-5 October, 264 kinderen, 182 jongens en 82 meisjes, van elke gezindte en richting en afkomstig uit alle steden waar zich een Comité van Uitzending gevormd had, ge huisvest. Zonder het goedgunstig besluit van den Minister van Arbeid, om evenals in 19x9 ook gedurende den zomer van 1920, de barakken van het Quarantaine Station te Didam in bruikleen aau de Centrale Com missie aftestaan, ter verpleging van kinderen die wegens kleine lichaamsgebreken niet geschikt waren voor uitzending naar gezinnen op het platteland en ook niet voor opname in gewone koloniehuizen, waren al deze 264 kinderen, waarvoor een verblijf van zes weken buiten een ware uitkomst bleek, daarvoor niet in aanmerking gekomen. Met een aanmerkelijke aanwinst vau gezondheid naar lichaam en geest, meerendcels bevrijd of althans veel verbeterd van hun kleine, maar vaak lastige ge breken en met een gemiddelde gewichtstoename van 2,5 K.G., dus met een verhoogd weerstandsvermogen legen schadelijke invloeden en ziekten zijn de laatste kinderen dezer dagen naar huis teruggekeerd. De plaatselijke Comitó's in de steden die de kinderen uitzonden, zijn eenparig in hun wensch dat het zomer kamp te Didam, onder de voortreffelijke leiding van den heer en mevrouw Ds. Stork van Ralen, een blijvende inrichting der Centrale Commissie moge worden. Burgerlijke Stand ran Amersfoort, van 29 Oct. tot 4 Nov. 1920. GEBOREN: Hcrmlna, d. v. Gerrit Kramer en Hermina Eek Johannes Maarten, z. v. Johannes Pieter Boender en Aartje van Boeijen Tlmotheus Theodorus, z. v. Johannes Krijnen en Anna Spijker Albertje Gerritje, d. v. Evert Windhouwer en Gerritje Rekers Johanna Elisabeth, d. v. Johannes Franciscus Lankester en Petronella Degens Anthonia Johanna, d. v. Hen- dricus Bertus ten Geuzendam en Cornelia Alijda Maria Thonhausen Wilhelmina, d. v. Wilhelmus Heere en Maria van Nimwegcn Geert Joiian, z. v. Geert de Leeuw en Francisca Kies Hendrik Marius, z. v. Teunis van der Pol en Maria Busé Martha, d. v. Jacobus Hendrik Giljam en Adriana Berkeioo Max, z. v. Max Johan Snijders, en Aletta den Hartog Heuricns Johannes, z. v. Johannes Haarama en Catha- riua Elizabeth Antonia van de Weijcr. ONDERTROUWD: Jan Schonewille en Johanna Susanna Vonhof Sietse van Amerongen en Clasina Vlug. GEHUWD: Aotonius Spoel en Maria Johanna Hcndriksen Joseph Cornelia Mees en Johahua Geertruida Priem Willem van Eek en Margrieta Bakker. OVERLEDEN Cornelia Anna Baronne>se van Hecckeron van Brandsenburg, oud 66 jaar, echtg. vhn Franciscus Kortea Johannes Bernardus I-Iormanus Lankhect, oud 4 maanden Anthonie Jansen, oud 25 jaar, echtg. van Neeltjc Kooij Gijsbertus van den Brink, oud 3 jaar Peternella Busselaar, oud 88 jaar, weduwe van Willem Lierorm August Marie Tromp van Holst, oud 66 jaar, weduwn. van Johanna Fran<;oise Odilia Hendrika Hartogh Melis van Twillert, oud een jaar Frans Reicheld, oud 74 jaar Evertje Kreijermaat, oud 60 jaar, echtg. van Johannes Spijker Wilhelmus Hofman*), oud 6 maanden Anna Geertrui Wolbers, oud 67 jaar echtg. van Gerrit Ruitenberg Rosalina Catharina Lamm, oud 82 jaar, weduwe van Jan -Catharinus Eijbergen. beginselen, maar werkt jtistopvoedend, doordien zij de detailleering geeft. Nemen wij als een voorbeeld het voorschrifteert uw vader en uw moeder dan zien wij, dat het Jodendom niet tevreden is geweest met dit als algemeen beginsel te hebben neergelegd, neen, er is ook nagegaan, waarin de eerbied bestaat, en de verschillende levensuitingen zijn ontleed, waarin hij zich. openbaartb.v. het spreken tegen en het ver zorgen van de ouders. Omgekeerd hebben de ouders te zorgen voor de kinderen, en ook hoe dit moet gebeuren wordt in dc plichtenleer ontleed. Deze opvoedende voorschriften maken een zeer groote groep uit. Een zeer kenmerkend er van ishet vieren van den sabbatb, dat duidelijk kenmerk, waaraan onmid dellijk de Jood te onderscheiden is van zijn omgeving. Het grondbeginsel van den sabbath ia het bekende woord uit het tweede Boek van Mozes: «symbool is deze dag, dat ik, God. het heelal geschapen heb.* Dus dat niet de mensch, doch de Schepper Meester is over de schepselen. Dit is de pósltieve zijde er van. De negatieve zijde isgij hebt u op den sabbath niet als meester van die schepselen te gedragen hij hebt dus op dien dag alles, waaruit uw meesterschap blijkt (werkzaamheden), achterwege te laten. Dit is het werk- verbod, feitelijk een gevolg, een onmiddellijk gevolg, van de positieve zijde. De Jood heeft dus te onder zoeken, wat bij op dien dag niet heeft te doen, dat zijn meesterschap toonen zou. De positieve zijde geeft eigenlijk pits kleur aan den sabbath; het negatieve zou weinig beteekenen, zou alleen maar eeu achterwege laten zijn. De sabbath toont het verbond Gods, is heilig symbool, het kenmerk van het verbond tusschen God en mensch. In de Joodsche literatuur wordt gesproken van de «meerdere ziel*, die de Jood op sabbath heeit, d.w.z. de opge- hevenheid uit den sleur van het dagslijksch leven, de verheffing uit de verlaging, die het dagelijksch leven meebrengt. Dit «meerdere ziel* wil zeggen, dat de ziel versterkt moet worden, opdat zij inderdaad de noodigo veredelende uitwerking op het menschenleven hebbc. Met eenvoudige middelen wordt op den sabbath een heel bizondere atmosfeer geschapen, die daartoe bij draagt eon wit tafellaken en een paar kaarsen. Er komt echter nog Iets zeer belangrijks bij I Het gevoel

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1920 | | pagina 2