zwaren tegen de boven omschreven oprichting der
Inrichting in te brengen en alzoo ingevolge het be
paalde bij artikel 8 der Hinderwet vóór den Sen December
e. k. over het verzoek zal moeten worden beslist
Overwegende evenwol, dat het onderzoek, dat dor
beslissing dient vooraf te gaan, nog niet zoover is
gevorderd, dat het vóór laatstgenoemden datum zal
zijn geëindigd;
Gelet op bet bepaalde bij hot tweede lid van artikel
8 der genoemde wet
BESLUITEN:
de beslissing op het vorenbedoeld verzoek te verdagen.
Amersfoort, den 6 December 19ZO.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
Do Burgemeester,
v. RANDWIJCK.
De Secretaris.
K. KAAN (1.-8.).
Tournée Charlotte Bara.
De jeugdige danseres Charlotte Bara, die in 't voo
jaar 1919 voor de eerste maal in Nederland optrad,
en wier buitengewoon expressieve en diep gevoelde
kunst In zulk een hooge mate de aandacht trok, komt
binnenkort onder directie van Impresario Felix Augustin
een tournée door ons land maken.
Tot heden zijn de volgende avoaden vastgesteld
16 December Den Haag (Dilligentla), 11 Utrecht
(Stadsschouwburg), 13 Haarlem (Stadsschouwburg,)
3 Januari Amsterdam (Hollaodscbc Schouwburg), 7
Arnhem (Stadsschouwburg), 10 Nijmegen (Stads
schouwburg), 14 Rotterdam (Tivoll-Schouwburg).
De planopartij zal even alt de vorige maal vervuld
worden door I.eo Kok.
MARKTBERICHTEN.
AMERSFOORT, 10 Dec. 1920.
Appelen f 13.— A f25.— Peren fco. Afoo.—
Zandaardappelen f5.— A f5.50 Hoendercleren
116.— A f 19.Hooiboter f3.10 A 3.40 Kippen f3.—
A f4.30 Kuikens f4.— A f5.- Piepkuikens f i.ao A
f1,50 Oude eenden f 1.50 h f1.50 Hazen f3.50 A
f3.00 Wilde konijnen f 1,30 A f 1.50 Tamme konijnen
f 1.15 A f4.00 Duiven f 1.10 A f 1.50 per paar Magers
Varkens f00.— A f 00.— Zeugen drachtige f 170 a f215
Biggen f 18.A f35.— Guste zeugen f 120 a f 180.
Aangevoerd warsn ongeveer 25 heet Appelen
beet. Peren3 beet. Zandaardappelen; 15000 stuks
Hoendereicren180 kilo Hooiboter; Magere Var
kens; 180 Biggen; 23 Zeugsn.
H. Palland, P. Bothlaan 44 naar P. Pijpersstr. 7
D. Berg. St. Ansfridusstraat 9 naar Muurh. 115b
F. Mak, F. v. Blankenh.str. 8 naar Arnh.weg 62
Mej. R. Bakhuis, 't Laantje 3 naar Westsingel 17
IT. van Surksum, Coniuckstr. 3 naar Hoogeweg 80
Mej. C. v. Buuren—Opperheim, St. Ansfrldusstr. 9 n.
Langestraat 26 Mej. E. Ruiter, H. v. Viaud.atr. 17
naar Wijersstraat 15 G. Kuijt, Hoogeweg 56 naar
Teut 74 P. Kuyt, Hoogeweg 56 naar I.ageweg 65
Mej. N. Timmerman, Arnh.weg ito n. Arnh.weg
7 A. Polman, Soesterweg 95 naar Kamp 20
W. Schut, Aldeg.str. 42 naar Leusderweg - A. Hordijk,
Havik 11 n. Utr.weg ut J. Bekker, Valkestr. 12 n.
Coninckstr. 1 - Wed. l'.v. Eist Wijnen, Leusderweg
222 naar Leusderweg 117 G. v. Eist, Leusderweg
222 naar Leusderweg 117 J. Makaskc, Moletistr,
17 naar Hoogeweg 80 Mej. H Pijpers, K. Bergstr.
4 naar Hessenstr. 8 Z. Everts, Utr.weg 245 naar
P. Bothlaan 54 W. de Vries, v. Bemmelstr. 31 n.
Heil.b.weg 73 Mej. J. Wendt, Utr.weg 241 naar
Utr.str. 19 E Ruiter, Kruiskamp 91 n. Heil.b.weg
60 Mej. S. Kuijt, Hoogeweg 56 naar Kamp 17
A. van Dlggole. Weverssingel 24 naar Muurb. 109
Mej. T. v. d. Werf, Weverssingel 24 n. Muurh. 109.
Volksuniversiteit.
D. Til. JAARSMA.
Directeur van Onderwijs alhier.
DE NEDERI.ANDSCHE LITTERATUUR NA 1880.
Slot 2 e Lezing.
Uit hot politie-rapport.
Bekeurd terzake openbare dronkenschap B. J.,
Ametsfoortcr. verblijf houdende in eon volkslogemcnt
alhier; H. J. S.. Soesterweg.
Op 7 dezer verzocht de stationschef assistentie
i 4 werklieden, waarvan 3 te Hilversum en 1 te
Amsterdam woonachtig, die allen meer of minder onder
(a den invloed van sterken drank verkeerden, van bet
Bperron te verwijderen. Aan dit verzoek werd gevolg
■WM,
A Bij onderzoek bleek, dat H. J. K„ de Amsterdam-
Jatr, nog gesignaleerd stond voor 2 vonnissen terzake
openbare dronkenschap. Hij Is tot het ondergaan der
straf naar Utrecht overgebracht
Eeo bewoner van den Utrecbtschen weg deed
•sngifie van diefstal van 2 blouses en 1 tafelkleed
tak den tuin achter zijn woning. Wordt onderzocht.
i Door een ingezetene te dezer stede werd aan
Ét recherche kennis gegeven, dat bij van 2 onbe-
fcenden een handkar had gekocht. Bij onderzoek bleek
dat deze kar te Harderwijk was ontvreemd en dat
1 ook aldaar de dieven woonachtig zijn.
Tegen ben wordt proces-verbaal opgemaakt,
Een fabrikant aan de Nijverheidstraat deed
gifte van diefstal van een gegolfde gegalvaniseerde
ijzeren plaat. Wordt onderzocht.
Nachtverblijf verleend aan J. B., Amsterdam,
W. L.. Alkmaar
BEVOLKING.
Opgave van verhuizingen binnen de
gemeente van 6 tot 20 Nov. 1920.
H. Arler, Verhoev.atr. 33 n. v. Bemmelstr. 103
H. Hendriks, Woest.weg 18 naar Aldeg.str. 97
H. Hekker. Wijersstr. 13 naar P. Bothlaan 52
J. Knol. Utr.weg 86 naar Wijersstr. 13 J. v. d. Berg,
Muurb. 19b naar J. v. Dicststr. 5 H. Veldhuizen.
Muurb. 19b naar J v. Dieststr. 5 A. v. d. Klein.
Arob.weg 62 naar v. Ostadepl. 4 Mej. J. Burgij,
Arnh.weg 62 n. v. Ostadepl. 4 Mej. G. Woudenberg,
Hujrgenslaan 29 n. Kruiskamp 33 Mej. H. Wernert,
de Witlaan 5 naar P. Bothlaan 31 Mei. G. Pol,
Utr.weg 48b n. Utr.str. 37 J. Koopman, Hoogeweg
4 nasr St. Ansfridusstraat 9 Mej. M. de Goede,
Kinderzorg n. Lsngestr. S4 J. Erkeiens, Scheltemal.
5 naar Utr.weg 130 - Mej. H- Swart, Scbcltcmalaan
3 naar Utr.weg 130 S. de Vries. Scb.psnn.str. 53
nasr Beekcnstl. 8 Mej. H. Schepers, Scheltusstr. 11
naar P. Buljslaan 27 B. Jonker, Krankel.str. 5 n.
Teut 11 - A. v. d. Tol. Sch.pcnn.str. 330. Bcekenat.i.
8 - J. Asbeck Brutae, Huygsnsl. 30 n. P. Bothlaan
24 Mej. E. v. Beek, F. v. Blankenbstr. 29 naar
Pr. JulUoapl. 8 Wed. D. Veeucndaal, J. Toll.str. 6
naar J. v. IJieststr. 9 A. Nedeboer, Bissch.weg 32
naar KI. Spul 24 Mej. R. de Groot, Heil.b.weg 86
naar Bergatr. 37 W. Kaper, Soesterw. 292 naar
Aldeg.str. 32 - A. Wilms, Zogstr. 52 n. St. Annastr.
2 Mej. A. Dijk, Fr. v. Blankenh.str. 20 naar
I.angestr. 31b Mej. C. Wlllems, Arnh.str. tia naar
Aldeg.str. 36 Mej M Gerritsen - Hendriks, Kamp
34a naar Utr.str. 29 Mr. L. v. Dam, Langcstr. 8jb
St. Ansfrldusatr. 9 W. Oosterman, P. Pijperstr.
30 naar F. v. Blankenh.str. 29 G. Terwlel. II. v.
Viand.str. 1 naar /V Paul.laan 24 Mej. A. Hinke.
P. Bothlaan 44 naar Utr.weg 127 M. Textor,
P. Pijpersstr. 35 naar A. de Arnh.poortw. 54 D
Wagetuar, Bloemweg naar G. Doustr. 14 Mej.
J. Floe, Veldstr. 14 Utr.weg 144 H. Mensing.
Berken weg 3 naar v. Ostadepl. 1 - Mej. L. Mensing,
Barkenweg 5 naar v Ostadepl. 1 A. Dijkhuis,
GasthJaan 41 naar GaathTaan 47 S. v. Hsulen,
J t. Oldenb.laan 19 naar Langeatr. 83b Mej. M.
Maori ka, Irccker bergje naar Pr. Marielasn 14 Mej.
Spr. wil het historisch overzicht beginueu met er
aan te herinneren, dat in het programma der Volks
universiteit voor dezen avond vermeld staattoestand
onzer letteren omstreeks 1870 en ontstaan der tachtiger
beweging. Er kan intusschen wel niets tegen
zijn wanneer wij nog wat verder in het verleden
teruggrijpen en ook zij het uiterst vluchtig I de
periode 1830—1870 overschouweu.
Er heerschte omstreeks 1830 in onze letteren, gelijk
men te zeggen pleegt, een duffe, suffe toestand. Het
algemeene gehalte van wat er toen werd voortgebracht
is in ééu woord onbenullig te noemen, en vooral de
critiek was beneden peil. Wel leefden er reeds enkele
jongeren in wie besef van Deter leefde, maar zij vonden
voor hunne publicaties niet altijd een orgaan dat ze
kon opnemen, en Yutema's Vaderlandsche Letter
oefeningen had een graad van wansmaak, om niet te
zeggen smakeloosheid bereikt, dat het voor zulke
jongeren niet aanging zich te blameeren door te ver
schijnen tusschen degenen die aldaar z.g. >scboone
letteren* publiceerden. Zoo bestond feitelijk de levende
reactie op dien ongelukkige» toestand naast de destijds
verschijnende letterkundige periodieken, en zij kwam
o.a. tot uiting in Jacob Geel en in Aarnout Drost.
Het was deze laatste, die in 1834 eene poging deed
om door dc stichting van een onafhaukelijk critisch
tijdschrift te trachten de critiek te verheffen, en zoo
een nieuwe bloei voor de Nederlandache litteratuur te
bevechten. Hij richtte op De vriend der Muzen, en
noemde dat »cen billijk on onpartijdig tijdschrift, uit
gaande van wijsgeerig-aesthetische beginselen. Het
was de bedoeling een overzicht te leveren van »in-en
ultheemsche voortbrengselen van Letterkunde en schoone
kunsten* en wel »een beoordeelend overzlgt.* 0
Maar Drost, die lichamelijk zwak was, stierf al Bilderdijk «een lor», etc.
spoedig en zoo moest het tijdschrift na zeer kort bestaan fijj SBfijij
opgeheven worden. Intusschen het verzet tegen
de hopelooze toestand der letteren, dit was de vrucht van
Drost's daad, was eenmaal iu een tijdschrift belichaamd
geweest, en het had den weg geëffend voor het komende.
Potgieter, die, evenals Drost en b.v. Bakhuizen, ten
zeerste onbevredigd was door den toenmallgen toestand,
kwam in aanraking met den uitgever Beijerinck, die,
in onmin levende met Yutema van de Vaderlandsche
letteroefeningenhem aanbood een concurreerend
tijdschrift op te richten. Had deze uitgever daarbij de
nevenbedoeling schado toe lo brengen aan de genoemde
«Vaderlandsche letteroefeningenhet was tegelijk juist
wat Potgieter wenschte hij kreeg een eigen tijdschrift.
Zoo ontstond In 1837 I)e Gids, die tot ondertitel had
Nieuwe Vaderlandsche letteroefeningenen welks
programma geheel dat was van »De vriend der Muzen*
van Drost. Ook Potgieter hoopte de verheffing van de
Nederlandscbe litteratuur te bereiken, en zulks vooral
door studie van het grootsch verleden Potgieter was
een geweldig bewonderaar van de 17e eeuw. Deze
tijd van bloei, van groote en zelfbewuste kracht was
het, waarnaar hij zich richtte; deze tijd, die hem als
lichtend ideaal voor oogen stond.
Deze Gids nu werd al spoedig een belangrijk en
bctcekenisvol tijdschrift. Maarde leider, de eigen
lijke leider Potgieter, bad geen voldoende medewerking
op den duur. Na het eerste enthousiasme ebde ai
spoedig de medewerking en steun, en ook al trachtte
men de Gids een «enigszins ander karakter te geven,
nl. een meer z.g. wetenschappelijk karakter, bet
baatte niet. Er was al heel spoedig een fnuikende in-
zlnking gekomen; er waren geen jongeren om de
banier der idee verder uit te dragen, de voorgestane
idealen tot ontwikkeling te brengen, en al had Pot
gieter nog voorloopig de steun van Huet, ook deze
zou niet blijvend kunnen zijn.
Huet, de criticus, zag maar al te scherp de her-
ontwaakte dufheid en troosteloosheid op het veld onzer
letteren, hij kreeg niets ter beoordeeling dan wat
middelmatig Was en daar beneden, en hij wendde
zich af. Voor Huet was ons volk >eene uitgebloeide
natie*. Zeer scherp heeft hij, na zijn terugkeer van
•ijn reis naar Ir.die, zijne metnlng uitgesproken over
den hopeloozen en bedroevended toealand. (Neder
land», zoo zelde b'.j «opent voor het opkomend ge
slacht geen zeer uitl -Vkonden gezichtseinder. De poczie
ligt braak. Onder de jongeren is er niemand die een
leesbaar vers kan maken. Hun romans en novellen
zijn scheef gevoeld, flauw gedacht en stijlloos. De
tijdschriften hebben een graad van onbeduidendheid
bereikt waarbij de middelmatigheid gunstig afsteekt;
enz enz.* En zie -- do ecnige die werk van be-
teckenls voortbracht, Potgieter zelf (rijs gedicht Florence
bewijst het I) word niet begrepen, en niet gewaardeerd.
Maar zooals het gewoonlijk gaat In dit wonderlijk
leven daar, waar de dood scheen te heerschen,
klemde ondergronds het nieuwe leven! Na dezen
winter, na dezen doodschen saaien kwakkelwinter
moest toch eenmaal eene nieuwe lente komen! Men
zou ook een ander beeld kunnen nemeij en zeggen
dat het onweer zich samen pakte boven het huis, dat
zijne vensters niet meer opende voor licht en lucht,
en waarbinnen, In bedompte kamettjes, een zeer on
gezond leven «tierde*. Want het bliksemde plotseling,
en de donder ratelde dreigend, dat het huis schudde
op zijne grondvesten en alle ramen rinkelden: de
Max Have/aar was verschenen, de geweldige stem
van Multatull riep de geesten wakker!
Ja het was Muitatuli; hij, die zoo vaak gezegd
heeft, geen letterkundige te zijn of te willen zijn, en
met de mooischrijverij niets te maken te willen hebben,
het was Muitatuli de opstandige, de felle aanklager,
de driftige vernieler, die onbedoeld want zjn doel
was een ander 1 dc wegbereider werd van het
komende; het was Muitatuli die met forsche slagen
de wegen baande voor den opbloei onzer Nederland
scbe letterkunde een opbloei, die niet mogelijk zou
geweest zijn, Indien niet in de geesten eerst een
ommekeer plaats greep. Het zijn Je tachtigers zelf;
het is bv. Willem Kloos geweest, die later getuigde:
*door hem hebben wij geleerd vrijheid.cn den moed
van eigen meening
Deze gebeurtenis en de toestand onzer letteren
voor deze gebeurtenis zijn, door F. van Eeden in
zijn artikel over Douwes Dekker (Nieuwe Gids, April
'87) aldus beschreven
»Het was een stil en deftig gezin, de Hollandsche
letterkundige kring van voor dertig jaar.
Men zat rustig om de theetafel. Er was gedank na
het eten. De Genestct neuriede lcekedichtjes, Alber-
dingh Thijm claegde en vraegde in voorvaderlijken
trant, Da Costa kleurde een mooie prent van den slag
bij Nieuwpoort, Potgieter rymde in stilte, nu en dan
zei Bakhuizen een ondeugendheidje.
Alleen Huet begon te vitten en kibbelde met de
Genestet, Maar heel zachtzinnig. Ook waren er, die
gelachen en eikander aangestoten hadden bij het bidden.
Doch het ging toch zeer bedaard en zelfs fluiste
rend toe.
Daar rp eenseen licht, een donderslag een
stem, een luide, sterke, klinkende stem en de Have-
laar lag op tafel.
Wat een opschudding. Dat was nog nooit gehoord.
Een stem! iemand, die hardop durfde spreken, rond
uit en hardop. En dat In Holland!
Het geheele gezelschap was verbaasd, verbouwe
reerd, overdonderd.
De bliksem sloeg het eerst in het hoofd van der.
goedhartigen, gevoeligen heer Vosmaer. Luid juichte
hij zijn opgewondenheid uit. Maar niemand bleef vrij.
Zelfs de bedachtzame Huet knikte goedkeurend en
klapte zachtjes in de handen.
Ik kan wel zeggen, dat, na dien dag ln de Holland-
sche letterkundige wereld het onweer niet van de
lucht geweest is. Er is veel zoetemelk verzuurd en er
zijn veel gemoederen verbitterd. Maar het is er tris-
scher op geworden.
Het fluisteren ging niet meer en men moest wel
luid spreken om verstaan te worden. De vrede is
verbroken en er is dapper geplukhaard*.
Muitatuli, de man die zeide geen letterkundige te
willen zijn, maar wien desalniettemin onze letterkunde
nooit roet rust gelaten heeft, Muitatuli werd de weg
bereider. En met verbluffende egaliteit In de om-
f schrijving zijner waardeschattingen schold bij Beets
en Schaepman voor »onnoozele rijmpjes knutselaars*,
j noemde Potgieter »een man met een verdraaid zieltje*,
Dit alles weliswaar eerst later, lang na den Havelaar,
doch het zij meegedeeld om Multatuli's oordeel over
het tijdperk der inzinking rseds nu even te memo-
reeren.
Er kwam verzet. Doch hoezeer de eersten, die aan
dat verzet uiting gaven vaak nog vastzaten in de holle
retoriek en smakelooze beeldspraak vau het toenmalig
1 letterkundig verval bleek b.v. zelfs uit den naam van
een tijdschrift, dat zich aankondigde het was 1872
als reactie op den ouden toestand, en dat getiteld was:
Spar en Hulst. Mag men in het algemeen vragen,
wat toch eigenlijk Spar en Hulst voor eigenschappen
hebben, die aan onze letteren doen denken, de
vraag ligt ook voor de hand, of het niet onnoozel was
te meenen, dat de woorden Spar en Hulst eene strijd
leuze konden vormen?
Wel is later de naam veranderd in De Banier (wat
heel wat beter klinkt!) maar de herleving van en ze
letteren was van dit tijdschrift niet te verwachten, Zij
zou komen door de Jongeren een jong geslacht
moest opstaan, en de gezonken banier weer hoog heffen.
En dit jonge geslacht kwam. Enkele jonge mannen,
die, omstreeks de jaren '80—''85 te Amsterdam levend,
onder den gezegc-ndcn invloed van Dr. Willem Dooren-
bos, hunne eerste letterkundige bewustwording be
leefden, zouden de dragers worden van een nieuwe be
weging, van ideeën die do wedergeboorte der letter
kundige kunst beteekenden. Deze jonge mannen waren
Willem Kloos, Albert Verweij, Frederik van Eeden,
Karei Alberdingh Thym (Lodewijk v. Deyssel), Frank
van der Goes. Heftig verzetten zij zich tegen de kunst
opvattingen van die jaren, met felheid braken zij af,
wat jaren lang had gegolden voor (letterkundige kunst*.
Vonden zij in de eerste jaren voor hunne publicaties
gastvrijheid In het weekblad »De Amsterdammer», In
Maart 1885 hadden zij een eigen orgaan gekregen,
dat genoemd werd De Nieuwe Gids. Het waren vooral
de litteraire kronieken van Kloos die richting gaven
aan de In dit nieuwe tijdschrift belichaamde beweging
eene beweging die zich verzette tegen de geijkte
z.g. dichterlijke taal en de conventionecle beeldspraak
van het tijdperk, dat zij geroepen zouden zijn voer
goed af te sluiten. Schreef Kloos zijne beroemde
litteraire kronieken, Albert Verweij voelde zich al
spoedig tot meer dan litterair-historische beschouwing
aar getrokken, terwijl Van Deyssel eene ongeëvenaarde
virtuositeit in het schelden ontwikkelde, en Van Eeden
de onbenullige hulsmanapoëzie dier dagen parod'eerde
op kostelijke wijze.
De absolute waardeloosheid der toenmalige critiek
werd overtuigend aangetoond door de /..g. Julia-
grap het ineenflansen van een volstrekt waarde
loos prul van een gedicht, vol dwaze rethoriek en on
zinnige beeldspraak. Dit (gedicht* door de jongeren
saamgeflanst om er de officleele critiek in te laten
ioopen» had het gewenschte resultaat het wetd door
gezegde officleele critiek als een meesterwerk geprezen.
Maar een ander gevolg was de publicatie door
Kloos en Verweij vau eeu heftig geschrift, vol ver
woed verweer en heftige scheldpartijen getiteld De
onbevoegdheid van de Hollandsche litteraire critiek*.
De algemeene tendenz van deze brochure kan blijken
uit het feit, dat de vóór-tachtigers werden genoemd
»een kliek, die men niet noemen moest bij afzonder
lijke namen*. »Wij hebben u allen zóó. aldus schreven
Kloos en Verweij. alsof ge één lichaam waart, ln den
nek gegrepeu, eu getild tot onze hoogte, en u neer
gesmeten ln dwarrelenden omzwaai, voor de voeten
van het publiek, dat u niet kent.*
Er werd verwoed gestreden het verzet tegen
dufheid, doodschheid, wansmaak, smakeloosheid, tegen
de wan kunst van vóór '80 was voor goed losgebroken.
En wat was het dan nu eigenlijk, dat dit jonge
geslacht bezielde - wat wilden zij Waardoor werden
zij geleid welk was dat besef, dat in hen was
ontwaakt
Albert Verweij in zijne (Inleiding tot de Nieuwe
Nederlandsche dichtkunst» beeft het genoemd »het
algemeene wezen der poëzie* dat ln hen oprees.
Zelden, zegt hij, !s eene herleving van de poëzie in
haar oorsprong zoo onvermengd geweest. Noch de
maatschappij, noch het vaderland, noch wetenschap,
noch wijsbegeerte bezielden de toenmalige jongeren.
Het was alleen dat algemeene wezen van de poëzie
dat in hen oprees en enkel hier komt een karakteristiek
van beteekenis zich aankondigde als plaatsvervangster
van een cbristelijken eeredienst. Het gevoel, waarin de
poëzie die jongeren bracht of aantrof, was dat van den
vrome die zijn god aanbidt, maar de god was de poëzie
zelf, beeld-geworden, de god was de Schoonheid. En
omdat zij toch, van ver of van nabij voor een christelijken
god geknield hadden, bracht de een de woorden van
zijn vroegere aanbidding mee in zijn latere of zag de
ander den nieuwen god aan deu ouden vijandig en
omdat zij menschen waren, worde» de trekken van de
nieuwe godheid door elk anders geduid.
De vergoddelijking van de Poözie is de grondtrek van
de dichters, die hier (en niet enkel bier) omstreeks
1880 optraden*.
Het was de vereering, het was de eeredienst van
de Schoonheid. Dit besef was reeds lu Jacques Perk,
iu zeker opzicht ais voorlooper der jonge tachtigers te
beschouwen,ontwaakt. Van hem zijn de regels: (Schoon
heid wie eenmaal U aanschouwde, leefde genoeg.
Zoo hem de dood in deze stond versloegJWat
nood? Hij heeft genoten 't hoogst genot!* En het is
datzelfde besef, dat in dc na-tachtigers, in de thans
publiceerende letterkundige kunstenaars nog leeft en
nawerkt
Spr. eindigt met de mooie en innige smeekbede
van Adama v. Scheltema tot de Schoonheid, met het
ontroerende slotvers
Schoonheid, die enkel in ons zijt,
Die moeder ons heeft meegegeven.
Geef aan onze oogen zuiverheid,
Geef aan ons hoofd Uw helderheid,
Ons hart Uw dapperheid
Om eerlijk te leven!
Kunst en Wetenschap.
2e Abonnements-Concert door
Willem Me ij er en Henri Geraedts.
Het programma stond niet op het peil van den
vorigen keer. Toen: Mozart-Schubert-Beethoven. Nu:
GriegChopin SchumannBruchBrahms.
Het publiek was alles behalve talrijk. Dit was mis
schien wel oorzaak van de uiterst slappe inzet van
Grieg's Sonate, (op. 45, c. kl. t.). Hierbij merkten we
dadelijk op, hetgeen we den vorigen keer als een ver
moeden hebben geuit: dat het samenspel wel zuiver,
maar niet altijd in goede verhouding is. De violist
speelt te ingetogen, de pianist te ontstuimig en let
daarbij te veel op z'n eigen Instrument. Bij de sonate
van Grieg was het bepaald storend.
Willem Meijer vindt vooral z'n kracht in pianissimo's
en piano's en ook nog wel In een dun mezzo-forte.
Henri Geraedts daarentegen dondert liefst en schudt
en deukt fortissimoIn elk geval geeft de laatste een
gevoel van veiligheid. Je weet: hij slaat er niet naast.
Zijn spel boeit, omdat hij z'n eigen wezen er in weet
te leggen. Ditzelfde kunnen we niet zeggen van
Willem Meijer. Hij speelt met een zeksre stijfheid en
dan zóó dat je telkens na een technisch moeilijk ge
deelte moet zuchten: goddank, we zijn er. En dan
pas kunnen we weer genieten van een fijn gespeeld,
zuiver gevoeld plano, dat deze vlolist zoo rustig, sober
kan geven. We gelooven, dat het spel van W. Meijer
veel meer zou uitkomen, wanneer hij b.v. een Marcel
van Gooi aan den vleugel had. Laten wij er haastlg-
lijk bijvoegen, dat dit geenszins zou beteekenen, dat
Henri Geraedts geen waardcering op mag eischen als
pianist, of als begeleider. We zouden ook kunnen
zeggen H. Geraedts moet een andore violist, een andere
persoonlijkheid naast zich hebben, ten voordeele van
eigen spel.
Zijn spel heeft gelukkig zeer sterke iodivl-
dueele neigingen. Dat kwam b.v. sterk naar voren
in de nocturne op. 37 n". 1 van Chopin. Mcér nog dan op
het eerste concert trof ons de zekerheid van spel en
aanslag. Het diepe grijpen in den bas-sleutel was huivrlg-
boeiend.
Gelukkig was na de pauze bij de Romanze van Bruch
de lusteloosheid in het spel van den violist verdwenen.
Dit is muziek waar hij veel van zich zelf In kan
leggen. En Henri Geraedts sloot zich hier wat meer
aan. Het best vonden we nog van dezen avond de
.Sonate, op. 100 (A. gr. t.) van Brahms (horrabile
dlctul). Vooral het tweede Andante was een genot
van nauw-sluitcnd samenspel. W. Meijer was er hier
bijzonder goed In en gaf volkomen wat Brahms be
doelt te geven of liever slechts kin geven: muziek
en niets anders.
Het publiek was dankbaar gestemd. Onze stadgc-
nooten hebben dien dank ook wél verdierd en we
P®",., er' dat bij hst volgende en laatste concert de
wegblijvers van nu, zullen zorgen, dat deze serie uit
stekende muzlek-avonden niet »dood« verloopt.
S.