Bel dan op No. 42. als zij den strijd willen, dan zullen zij hem ook hebben. Zij zijn het, die door hun even geniepige (want steeds op pb'.'icu gedaan waar geen tegenspraak mogelijk Is) ^ls kwasi-goedwlllige aanvallen den strijd verscher pen en daardoor hun eigen ondergang verhaasten. Want of zij het willen of niet: iedere reactionnalre actie op gééstelijk gebied vindt baar uitdrukking ln reactionnaire actie op maatschappelijk, economisch ge bied. Maar al mag men de komst van het nieuwe somtijds hebben weten te vertragentegenhouden kon men het nóóit. En in de toekomst zal het nog anders gaan: daar zal men Iedere reactie met steeds grooter snelheid zien omslaan in haar tegendeel. Langs dezen grooten omweg komen wij weer tot den heer den Hollander terug en willen thans nog iets zeggen over de methode, door hem bij zijn onderwijs aan de V.-U. gevolgd. Wij moeten daarbij beginnen met te wijzen op een fout, door hot bsstuur der V.-U. gemaakt, namelijk de bepaling, dat het gegeven onder wijs verstaanbaar heeft te zijn voor lieden met lagere- school-ontwikkeling. Een voor socialistische ooren mis schien schoonklinkende bepaling, maar die dan toch alleen houdbaar ware, wanneer het be«uur zorg droeg, dat èn de onderwerpen èu de behandeling der onder werpen van een aard waren, dat inderdaad menschen met lagere schoolontwikkeling er »iets aan konden hebben». Hoe dat in de praktijk tot zijn recht gekomen is, zullen wij aan de hand van het door ds. den H. gegeven voorbeeld demonstreeren. De dominee zou spreken over wijsbegeerte. Goed, mooi, voortreffelijk. Maar wat wéten menschen met L. O.-ontw. van wijsbegeerte t Niets, natuurlijk, heele- maal niets. (Dit is geen toeva'lige en onbewezen mééning van ons, maar juist op die cursus kwam dat zoo treffend uit. Zelfs de méér-ontwikkelden waarbij academisch gegradueerden wisten es nieis van.) Dus had men mogen verwachten, dat de inleider zou trachten een algemccne inleiding !e geven ln hei alge- mcenc wezen van de wijsbegee.te. Dat hij zou hebben verteld hoe de mensch tot nadenken over zich zelf en de werkelijkheld-buiten-hem is gekomen, om dan his torisch de zaak te ontwikkelen en te doen zien wat nu het algemeene resultaat van al dat denken Is ge bleken. Misschien, wanneer dan de inleider met zéér véél tact was opgetreden, misschien ware het hem dan gelukt zijn hoorders eenig begrip bij te brengen, in zes avonden tjds, van een zaak waarmede wetenschap- peiyke en in het wysgeerig denken geschoolde menschen zich vaak jdren bezig houden zonder tot eenig positief begrip te komen. Hebt U een Taxi of auto noodig? Maar neen, ds. den II. verkoos het, vit de lange lijst van wijsgeerigc stelsels een afzonderlijk stelsel, eD nog wel een van recentec datum, dus war'tegen- over men vanzelf eenigszins subjectief staat, te be handelen. Nog erger: niet genoeg dat hij niet de wijsbegeerte behandelde, maar bij deed het feitelijk ook niet een wijsgeerig stelsel, doch eigenlijk een wijs geer, n.l, het stelsel van dien man gezien via zijn persóón(lijkheid). En nóg erger of wel allerergst: hij deed dit alweer niet objectief, zakelijk, verklarend zonder meer, maar hij gaf een criliek op het stelsel (enz., zie boven) en, kan het heusch nog ergerder? stelde daartegenover de vvas-heien van een ander stelsel, van het Christendom. Nu behoeven wij dat spreekt vanzelf, niet waar? voor ónze lezers niet uit-een te zetten, hoe Schopen- hauer-en-Jjn-stelsel, waarover de heer den H. het had, producten zijn van de negentiende eeuw, en wil pro ducten die alléén te begrijpen zijn in het historisch verband van die eeuw èn van de voorafgaande. In de geschiedenis van het denken neemt Schopenhauer n.l. volstrekt geen opvallende plaats in, maar Is daarom toch nog geen figuur zonder beteekenis. En wanneer wij nu zien dat profersoren, menschen die hun léven er aan hebben besteed om de werken van de groote denkers te leeren verstaan, dat die soms met elkaar overhoop liggen en elkander be:chuldigen van niet- begrijpen van dezen of genen wijsgeer óók van Schopenhauer! dan past ons bescheidenheid ten aanzien ook van de denkers van den laatsten tijd, en kunnen wij ons alleen maar belachelijk maken wanneer wij ons inbeelden dat wij in zes avonden zélf tot be grip van zijn »stelsel« zouden kunnen komen of anderen in dien tijd een dergelijk begrip zouden kunnen bij brengen. Ook ds. den Hollander zou een dergelijke bescheidenheid niet mi:"taan. Wat hij op de V. U. naar voren heeft gebracht kenmerkte zich maar ai te dikwijls en wij hebben hem ter plaatse herhaalde lijk daarop gewezen door een onzuiverheid van in zicht en daardoor van zegging, die du'iel ijk deed zien dat ds. den H. niet is een man, die bereid is om datgene, wat het denken in en uit zichzelf als Waar heid meebrengt, inderdaad ook als Waarheid te accep- tééren. Ds. den Hollander stelt tegenover die Waarheid eene »hóógere waarheid zijns geloofs» welke wij hem gaarne gunnenmaar zoo lang hij dat doet moet hij niet Hegel uitspelen tegen Schopenhauer het geen wèl past in den msnd eens Hegelings, gelijk de onderdanige schrijver dezes de eer heeft er een te zijn, maar niet past ln den mond van iemand die de meest elemen'aire Kantlaansche wijsheid «waarheid is overeenstemming van denken en werkelijkheid» verwerpt voor de hóógere waarheid eener ongeziene en onbegrepen bovennatuurlijkheid. Daarmee Is noch Hegel, noch Schopenhauer, en allerminst wel de wijs- begeerte-als-zoodanig gediend. (Wordt vervolgd.) STADSNIEUWS Militaire Mutaties. Aan den adjudant-onderofficier Dorgelo van het 5 Reg. Infanterie is door den Minister van Oorlog met Ingang van i Jan. 1921 een verlof van 9 maanden zonder bezwaar van 's Rijksschatkist - verleend, a's verlenging van een reeds onder de zelfde voor waarden verleend verlof van 3 maanden, zulks om de belangen als voorzitter van de »Wonlngbouw stichting Ons Belang», Utrechtscheweg «3 te Amers foort, te kunnen behartigen. Derde Abonnements-Concert. Op het derde der Abonnements Concerten van het Concertbureau Ilans Augustin Maandag 3 Januari in >Amtcitia« zal optreden de ook ln Nederland zeer beminde prachtige pianiste Myra Hess. Myza Hess behaalde dit seizoen mei haar 3 uitver kochte piano-avonden in Quccnshall te London een buitengewoon succes, bijzonder werd door de Londen- sche pers haar grootsch Beeihovenspel geprezen. Haar Tournée door Nederland Is vastgesteld als volgt. Dec. 20 Zutphen 21 Deventer, 22 Zwolle, 23 Eindhoven, 26 Den Haag, 29 Amsterdam, 30 Delft, Januari 3 Amersfoort, 4 Apeldoorn, 5 Hilversum, 7 Leiden, 8 Breda, 11 Utrecht, 13 Rotterdam. Myra Hess heeft voor a.s. seizoen een schitterende verbintenis aangegaan voor een groote Tournee door Amerika, zoodat zij in het volgend seizoen zeer waar schijnlijk niet ln ons land zal kunnen komen. Kaasmarkt. Amersfoort 27 Dec. 1920. Aangevoerd in wagens bevattende 1950 K.G. Kaas. Prijzen f72.— tot f76.50 per 50 K.G. Gestempeld ftot f per so K.G. Handel vlug. Commissie voor A rbeldersontwikkellog. Frank van der Goes, Privaat-docent aan de Universiteit te Amsterdam, over Historlsch-Matcrlalisme. Vervolg Derde Lezing). We weten nu verder, dat het geloof aan geesten ln eiken godsdienst zich handhaaft. Het mag in vorm en tot op zekere hoogte ook in wezen er heel anders uitzien de gedachte zélf blijft bestaan. Want nog altijd Is van den meest modernen verlichten christen het geloof, «dat dc God geest is*. Hoe Is nu te verstaan, dat men in onzen tijd, die een zoo zeer veranderd geloof kent, z'n aandacht moet vestigen op die vormen van geloof die behooren bij dezen tijd? Er rijn nog vormen In zwang die van vroeger daleeren. Het orth. prot. geloof, het Kath. geloof, het Joodsche geloof c.a. kunnen we allen laten rusten als we de vraag stellen: hoe komt het, dat op dit oogenblik nog altijd «geloofd» wordt. T. a. v. de bovengenoemde oudere vormen kan deze opmerking worden gemaakt: uit het feit, dat zooveel oude op vattingen i z. de godsdienst nog worden aangehangen, blijkt, meer dan uit Iets anders, dat de menschen zóólang plegen te hechten aan gedachten en gevoels- vormen, tot zelfs de maatschappelijke toestanden waaruit ze zijn voortgekomen reeds lang hebben opgehouden te bestaan. De kracht van de overlevering is niet te ontkennen. De helft van onze vraag is reeds beantwoord door te herinneren aan de kracht van de traditie. Wat een maal als waar is beschouwd laten de menschen niet zóó maar los. De traditie gaat van 't eeuc geslacht op 't andere over. Het wordt ook door de geestelijken in de hand gewerkt, die cr voor moeten zorgen, dat het geloof wordt bestendigd, desnoods door dwang middelen. Een geloof, dat door uiterlijkheden moot blijven trekken is innerlijk natuurlijk niet sterk. In de Kath. kerk houdt men de menschen door 'n zekeren regelmatigen dwang vast. Dat daargelaten (dus zonder de opzettelijke over brenging), kan men zeggen, dat de kracht van de gedachten zeer taai is en zich moeilijk laat losmaken. Wat kenmerkt onzen tijd bijzonder? Wat heeft onze bourgeoisie gehad wat anderen vóór haar niet hadden Dit: bet hechten aan een geloof, dat zich niet uit ln de natuur en zich ook niet uit in de maatschappij. De burgerij heeft de natuur tè veel onderzocht en onder haar macht gebracht, om dóór nog de werking van een hoogere macht in te kunnen aanwijzen. De bourgeois vindt dus zijn God niet ln de natuur, maar ook niet in de maatschappij. Hij heeft ook wèl begrepen, dat de lotgevallen van de menschen gehouden zijn aan algemeen maat schappelijke oorzaken. We hebben in de oorlogsjaren kunnen waarnemen, dat de oorlogvoerenden meenden door God te worden geleid. Ieder beriep zich op zijn God. Maar dat wrs een min of meer officieele uiting van overheidspersonen. Keizer Wilhelm sprak zelfs van: de oude Duitsche God. Neeu, ln de natuur en in de maatschappij zoekt de moderne burger niet de werking van een godheid. Waar dan wèl? Er is als 't ware nog één band, die hem bindt. En hierbij moeten we tegelijk nagaan waarom die »band« niet gevoeld wordt In de moderne arb.klasse van dezen tijd. Dan hebben we ons een beeld gevormd van het godsdienstig type in de burgerlijke beschaving en van de godsdienstbaarheid in het geestesleven van het proletariaat. De burger dan van dezen tijd zal u zeggen: mijn geloof berust op de overtuiging, dat mijn eigen geestelijk leven beheerscht wordt door een almacht, dat daarin zich uit een voorzienigheid. Daarmee zitten ze nog vast aan het godsd. geloof. En het Is een onverbreekbaar bindsel. Zoolang het kapitalistisch stelsel zal bestaan, zal ln de burgerlijke klasse het geloof niet vervallen. Het kan zijn, dat ze alleen gaan leven voor macht, aanzien, genot, enz., maar zoolang er geestelijk leven in de burgerij zal zijn, zóólang zal voor die menschen Onze-Lleve-Hecr in het geweten spreken. Zij hooren een stem in zich, die zegt: je moet dit doen en dat niet doen, en dat dulden ze aan als een zelfstandige geestelijke macht die aldus ge biedt en vèrbletH. Hebben nu die anderen geen «geweten»? Ze :ei\ we weten heel goed, dat wanneer we met ons zelf tevreden willen zijn, omtrent ons eigen doen en laten, wanneer we een geru3t gevoel willen hebben enz. enz., dat we dan merken, dat we niet vrij zijn, dat we moeten leven naar de inspraak van 't geweten. (Het gewetenloos handelen geeft aanleiding tot zeer onaan gename dingen). Het kenmerk nu van de proletarische levensbe schouwing is de ontkenning van dien «geest», die ge- en verbiedt. Wij hebben met dat geloof gebroken. Spr. hoeft niet diep in te gaan op overigens interes sante dingen, die een eind hebben gemaakt aan dat geloof. Het verschijnt allereerst in den vorm van onkerkschheid. Dc arbeider gaat de kerk zien als een tegenstandster ln deu maatschappelijke!» strijd, in den klassenstrijd. Dat Is de eerste slag. Maar het ver klaart slechts de onkerkschheid en niet de godsdienst- loosheid. Het eene is als 't ware een voorbereiding tot het andere. Wanneer dan het kapitalisme heeft weggenomen het godsdienstig geloof, waarom heeft het Socialisme dat dan niet teruggebracht en waarom zal het dat ook niet doen? Omdat nu reeds de socialistische opvattingen op een andere manier een uitlegging geven aan het feit, dat we allen in ons binnenste hebben een maatstaf van goed en kwaad. Wij spreken niet van een godsdienst, omdat we dat hebben leeren toeschrijven aan de maatschappelijke verhoudingen waarin we leven. Wij leven in roaatsch. verhoudingen, waarin het belang van het individu dikwijls strijdt met de gemeenschap. Fen kenmerk van elke (dus ook van deze gebrekkige-) ge meenschap Is, dat ze het recht heeft van ons te vorderen dat we ook op haar belangen letten. We weten, dat we als Hd van de gemeenschap vóór die gemeenschap wat moeten doen. We kunnen niet altijd ons eigen zin doen, we weten, dat we rekening verschuldigd zijn aan de gemeenschap, dat weten we maar we z jn er aan den audescn kant van doordrongen, dat die gemeenschap zoo weinig krachtig is, dat ook dat eigen belang een sterken factor blijft. Sommigen onder vinden dat dikwijls. Er zijn c? ook die gemakkelijk leven en eenvoudig hun dagelijksche plichten verruilen zonder veel tweestrijd. Maar ieder zal toch wel eens gezegd hebbenm'n eigenbelang schrijft me dit voor, maar het is verkeerd. De socialistische beweging heeft ons niet alleen leeren kennen het wezen van het kapitalistisch stelsel, maar ons tegelijkertijd een toekomstmaatschappij ge geven. We voelen ons in die toekomstmaatschappij al vrijwel thuis. We weten, dat we daar voor elkaar zullen werken en dat er geen tegenstelling zal zijn tusschen algemeen en bijzonder belang. Die tegenstel ling is eigenlijk het verschil tusschen goed en kwaad. We weten, dat we ons eigen belang hebben, maar dat we rekening moeten houdun met het belang van de adderen in 't belang van dc beschaving. De «naaste» Is een medelid ln onze maatschappij. Het is dc eerste mcnschelgke plicht te zorgen voor de samenleving. Da mensch onderscheidt zich van de dieren, doordat hij lid is van de samenleving. Wanneer de arbeid maatschappelijk gemaakt Is, dan groeit ieder kind daarin op, dan spant hij zich als van zelf in voor die gemeenschap, waarvan hij dan ook een gelijkgerechtigd lid Is. Dan is die tegenstelling tusschen algemeen en bijzonder belang weggenomen. Hij weet dan hoe méér hij over heeft voor het ge- mecnsehapslcven, des te meer Is hij werkzaam ln zijn eigen belang. Die menschen zullen geheel niet hebben te denken aan leis bultenmaatschappelijks, aan tets bovennatuur lijks. Die (gewetens-)aandrift zal dan heel duidelijk uit de maatschappij verklaarbaar worden. Dat beleven ze dan elk uur van hun leven. Het Is niet meer mogelijk anders te bestaan. Er kin niet anders worden geleefd dan in de gemeenschap. De menschen gebruiken samen de arbeidsmiddelen om de vruchten gemeenschappelijk te verdeelen. Als dat volledig zal zijn toegepast (en In onze gedachten is het dat reeds), dan zal de laatste grondslag van het godsdienstig geloof zijn weggenomen. De burgerman heeft van deze dingen niet het minste besef. Hij mag geleerd, knap, bekwaam zijn, van de maatschappij in haar geheel en haar verhou ding lot de geschiedenis, daarvan heeft hij geen besef. Hij ziet niet in wat de in hem werkende tegenstel ling beduidt. Voeg daarbij, dat hij ook in z'n dagelijksch bestaan geen dingen ontmoet, die zoo speciaal thuis behooren in de atbeiderswcreld. Er Is soms wel eenigc concurrentie in de arbeiders-wereld. Maar dat is niemendal vergeleken bij de voortdurende strijd In de kapitalistische wereld. Een kapitalist kan vrienden en familie hebben buiten dien kring bestaan alleen vijanden en vreemden. Hij trekt wel eens met die andereu samen op om een aanval af te slaan, maar het besef één onder velen te zijn, één onder gelijkge- rechttigden, een lid van een klasse gedragen dooréén ideaal - hoe zou je dat van de bourgeoisie kunnen verwachten? Door zijn voortdurend opgaan in de zaken, kan zoo Iemand niet op die gedachte komeD, vooral omdat hij geboren is in een wereld waarin een oud gods'ienstig geloof bestond, Waut de bourgeoisie heeft geon geheel nieuw geloof gegeven. We moeten na gaan waarom het godsdienstig geloof behouden is ge bleven. De vorm doet er niet zooveel toe. Teruggebracht tot dat enkele aanknooplngspunt van het eigen geloof, kunnen we vaststellen, dat het bij de bourgeoisie onuitroeibaar is, Wanneer de stem in het binnenste van den burger blijft spreken, dan zal hij tot het einde toe moeten zeggen: dat is de stem van God. Terwijl "wij heel gecd weten, dat, als de arbeidersklasse geestelijk wat omhoog gekomen is, niet meer die bende ls van vroeger, dat zij dat te

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1920 | | pagina 2