GQUIRAINT JUMBO EEN GEBREID SPEELGOEDBEEST Ons Modepraatje DE DUIVELSPIEGEL Hoe Bukkelbluts en Zilverton vrienden werden AMERSFOORTSOHE CO URANT - VRIJDAG 28 MAART 1941 Een gebreid speelgoedbeest is altijd een welkom geschenk voor een peuter, omdat hij zich hieraan niet kan bezee- ren en het dier bovendien onbreekbaar is. Wilt U uw krachten eens probeeren op dit koddige olifantje, dat uit restjes grijze wol vervaardigd wordt. Alleen voor o'e slagtanden heeft U een restje witte wol noodig. Wanneer wol U wat te harig mate riaal voor babyspeelgoed lijkt, kunt U, inplaats daarvan, ook breikatoen ge bruiken. Jumbo wordt gebreid met blauw grijze wol en bestaat uit: 2 zijstukken, 1 onderstuk. 2 ooren, 4 zolen, 2 slag tanden en den staart. Men breit steeds recht met twee pennen. Zijstuk: Opzetten 15 steken, 2 toeren (is 2 pennen) breien. 3è toer: 1 steek meerderen in den lsten steek, en aan het eind van de pen 20 steken erbij opzetten voor den ach terpoot. 4e toer: breien. 5e toer: 1 steek meerderen in den lsten steek. 6e toer: breien. 5e en 6e toer 5 keer her halen, 3 toeren bi-eien. 20e toer: 19 st. afkanten, naald ver der afbreien. 20 toeren breien. 41e toer: 1 steek meerderen in den eersten steek en op heteind van de pen 19 steken bijmaken voor den voorpoot. 1 toer breien. 43e toer: 1 st. meerderen in den eer sten steek. 1 toer breien. 43e en 44e toer een keer herhalen. 11 toeren recht breien. 58e toer: 25 st. afkanten, de naald' verder afbreien. 59e toer: 2 laatste st. samenbreien. 60e toer: breien. 59e en 60e toer 1 keer herhalen, 2 toeren breien. 65e toer: bij het begin van de pen 2 st. samenbreien. in den laatsten steek meerderen. 1 toer breien. De laatste 2 toeren 2 keer herhalen. 71e toer: bij het begin van de pen 2 st. samenbreien en aan het einde 18 st. bijmaken. 71e toer: bij het begin van de pen 2 st. samenbreien en aan het einde IS st. bijmaken voor de slurf. 1 toer breien. 73e toer: aan het begin der pen 2 st. samenbreien, 4 toeren breien. 7Se toer: breien tot de laatste 6 st. en dan 3 maal 2 st. samenbreien en afkanten. Dit stuk nog eens heelemaal breien voor het tweede zijstuk. Onderstuk: Men begint aan den voorkant door 2 st. op te zetten, 2 toe ren breien. 3e toer: in beide steken 1 st. meerderen, 1 toer breien, 23 st. bijmaken voor den eenen voorpoot, 1 toer breien, aan het eind van deze pen 23 st. bijmaken voor den anderen voor poot, 14 toeren breien. 21e toer: 19 st. afkanten bij het begin. 22e toer: even zoo. 20 toeren breien en 19 st. bijmaken voor en achterpoot. 43e toer als 42e. 14 toeren breien voor de achterpooten. 58e toer: 20 st. afkanten bg het begin van de pen. 59e toer evenzoo. 60e toer: aan weerszijden van de naald 2 st. sa menbreien. 3 toer breien. De laatste 2 toeren 1 keer herhalen en afkanten. Ooren: Opzetten 8 st. 1 toer breien. 2e toer: aan weerszijden van de pen 1 st. meerderen, 3e toer 2 keer herha len. 8 toeren breien, 16e toer: aan weerszijden van de pen 2 st. samen breien. 17e toef: breien. Deze beide toe ren 3 keer herhalen. 24e toer: 1 st. breien. 2 maal 2 st. samenbreien, 1 st. breien en afkanten. Dit nog eens breien voor het andere oor. Zool: Opzetten 3 st. 1 toer breien. 2e toer: aan eiken kant van de pen 1 st. meerderen, 1 toer breien. Deze beide toeren 1 keer herhalen, 2 toeren breien. 8e toer: aan eiken lont. van de pen 2 st. samenbreien. 1 toer breien. Deze laatste 2 toeren 1 keer herhalen. Af kanten. Dit geheel 3 keer herhalen. In de zooltjes legt men ronde karton netjes alvorens ze aan de pooten te naaien. Stuurt: Opzetten S st. 24 toeren breien. 25e toer: aan eiken kant van de naald' 2 st. samenbreien. 2 toeren breien en deze 3 toeren 1 keer herha len en aflcanten. Slagtanden: Deze breit men met fij nere naalden. Men zet 8 st. op en breit pl.m. 40 toeren. Verder afwerken als de staart. De deelen worden overhands aan el kaar genaaid. Men vult op met kapok of watten, vooral de pooten flink ste vig. Door een draadje door de slagtan den te halen, trekt men ze eenigszins rond. Voor de oneen gebruikt men 2 kleine zwarte kraaltjes. KINDEREN VAN DEZEN TIJD zijn Jozo en Nezo. Hygië nisch verpakt zout, door geen menschenhand aange raakt. Nu bet laatste nieuws omtrent de voorjaarsmode reeds is binnengekomen, en wij geen verdere ingrijpende wijzi gingen in het modebeeld meer behoeven te vreezen, .moeten we toegeven dat het werkelijk meegevallen is. De mode-ontwerpers bleken een open oog te hebben voor de moeilijkheden van den tijd en bespaarden ons door gaans niet te verwezenlijken scheppin gen, die meer kostbaar materiaal ver- eischen dan de textiel toewijzing veroor looft. Integendeel, men liet de groote lijnen waar mogelijk ongewijzigd. Is het niet reeds de derde zomer, dat wij in het zwierige rijkgeplooide korte rokje rond stappen? Er zijn nog andere symptomen die er op wijzen dat Madame Mode ons ditmaal genadig wilde zijn. Daar is bijvoorbeeld de tendens, de japonnen in twee contrasteerende dee len uit te voeren, zoowel wat de kleui- als de stof betreft, waardoor uit onze couponnetjes nog een up-to-date toi letje ontstaan kan. En dan verheugen wij ons op de mo derne garneering, die niet alleen aar dig bij een nieuw toiletje past, doch liet tevens mogelijk maakt om een gedra gen jurkje weer als 'een phoenix uit haar assche te doen verrijzen. Zoom moderne stola, sjerp of mouw loos vestje camoufleert alle bedreigde punten als bijv. dungesleten of kale plekken, glimrandjes en dergelijke ver schijnselen van ouderdom, die het meest modieuze japonnetje zoo on barmhartig kunnen déclasseeren. Korte mouwlooze manteltjes, die een aangename afwisseling vormen op het schier onsterfelijk bolero'tje zyn niet alleen het snufje van de nieuwe voor jaarsmode, maar schijnen slechts ont worpen voor dergelijke camouflage maatregelen. Ook dit keer schijnt er weer een wa re rage van met de hand geschilderde doekjes, taschjes op komst tc zijn. Doch dergelijke kakelbonte modeverschijn selen vallen veelal slechts bij de bak- visch in de smaak, en zij zullen ook dit keer wel tot de meisjesmode beperkt blijven. l Een Finsch sprookje verbaalt van een tooverspiegel, die door den duivel ge maakt werd en waarin men alleen bet leelijke van alles, wat er zich in spie gelde, te zien kreeg. Die spiegel bracht leed en verbitte ring aan een ieder die het waagde er in te kijken, En Satan lachte Het is maar een sprookje, een ver dichtsel uit voorbije tijden. Wij geloo- ven aan geen sprookjes meer. Daarvoor is de realiteit, waarin wij leven te fel, te nabij. En toch! Is het niet alsof dal oude verhaal ontstond in een tijd gelijk aan de onze, afgestemd op de sfeer van ons eigen leven, waarin zooveel leed, zoo veel vertwijfeling en onzekerheid wor stelen om klaarheid, om begrip.... Hoevelen hebben voor zichzelf zoo'n duivelsspiegel gemaakt, waardoor eigen leed en zorgen steeds voor hun oogen staan, en waarin voor niets anders plaats is als voor het grauwe, het druk kende. Wanneer wij lang genoeg in dien spiegel staren, dan wenden wij de oogen voortaan alleen nog tot het eigen leed, en wij koesteren het als het eenige dat de verloren levenswaarden ver vangt. Veel menschen hebben in hun leven den een of anderen dag in hun hart iets scherps gevoeld, een groot verdriet dat een wond maakte.. De wond groeide dicht, maar de ver bittering is blijven zitten en heeft al het goede en warme dat leefde in hun hart verstard. Een desillusie of een groot verdriet dat men ^ioet, maar niet wil aanvaar den, kan zoo licht uitgroeien tol ver bittering, tot cynisme, en verbitterde menschen zijn voor anderen, maar meer nog voor zichzelf, beklagenswaardig. Vooral een vrouw moet er zich voor hoeden ooit verbitterd tc worden, want verbittering gaat niet samen met zacht heid en een harde vrouw is een mis vorming van de natuur. Wie verbitterd is, doodt in zichzelf het geloof aan al wat mooi en goed is. En waarom? Omdat men zelf daarvan moet missen en heeft moeten afgeven. Een verbitterd mensch ziet van alles den verkeerden en den slechten kant. Door verbittering maakt men zichzelf ontoegankelijk voor troost en heling verbittering brengt geen berusting en loutering, doch maakt hard. Iets over tafeldekken Van een welverzorgde tafel gaat een zeldzame bekoring uit. Het feestelijk aanzien stemt ons bij voorbaat optimis tisch in onze verwachtingen omtrent hetgeen ons aanstonds voorgezet zal worden. Nu de ingrediënten waaruit wij onze maaltijden samenstellen beperkter ge worden zijn en zij daardoor veel sober der werden, willen wij de aantrekke lijkheid van het tafelen op andere wijze stimuleeren. Spreekt een oud gezegde niet over het oog „dat ook wat hebben wil". Welnu, wij zullen het oog het zijne gunnen. Kleine fleurige kleedjes onder scha len en kommen geven bijvoorbeeld een aardig effect, en. zijn gemakkelijker te wasschen, wanneer er op gemorst is, dan het tafellaken: een factor, waarmee we in een tijd als de onze zeker reke ning zullen houden. MATROZENJURK De matrozenjurk zal dit voorjaar als sportjaponnetje voor onze bakvisschen weer opgeld doen. Dit uiterst eenvoudige, gemakkelijk waschbare jurkje met zijn zwierige kraag is als geknipt voor hot sportieve jonge meisje; de afbeelding levert hier van het bewijs. Voeren van mantels Wanneer U het tafellaken graag wat langer dienst wilt laten doen, probeert U dan eens een gekleurd laken. De mooie lichte pasteltinten harmonieeren beter met het moderne aardewerk, dan het officieele witte damast en bezitten bovendien het voordeel een enkel spat je niet al te zeer te doen uitkomen. Nu hier en daar nog een waterglas met kleine bloemen, en de tafel heeft een geheel ander aanzien gekregen. Het voeren van een mantel is een werkje, dat meer overleg vereischt dan men aanvankelijk zou denken. Het verdient aanbeveling de voering- deelen tegelijk met de manteldeelen te knippen en af te raderen. Do voeringrug wordt in het midden iets wijder dim de stofrug geknipt. Die overige ruimte wordt weggewerkt met behulp van een plooitje, dat niet ge stikt, doch alleen gevouwen en ingere gen wordt, terwijl het in de halsron ding wordt meegenaaid. Een aldus ingezette voering voorkomt bij veelvuldig aan- en uittrekken van den mantel, het spoedig slijten bij den kraag. Het gemakkelijkste werkt U, indien U de voering inzet, alvorens de schou dernaden zijn gesloten. Dit maakt het mogelijk, het kleedingstuk plat op de tafel uit te spreiden. De naden van de voering worden met een tuchtigen ach tersteek hier en daar gehecht op de na den van den mantel. Voering mag nimmer tot aan de stof- rand reiken, maar moet minstens 6 a 7 c.M. hierboven blijven. Wie de voering langs de onderzijde niet goed kan krij gen, late ze gewoon los, na ze te hebben omgezoomd of ingeslagen en afgekruist en met voeringnaad op den stofnaad te hebben gehecht. Onder de binnen-belegstukken wordt aan den zoom de inslag van de stofvoe- ring weggeknipt, teneinde geen leelijke verdikking ter plaatse te krijgen. Dit is een nadeel bij eventueel ver lengen van den mantel, maar ieder moet hier maar van twee kwaden het minste kiezen. Zij waren buren, Bukkelbluts en Zil verion. Twee keer per week zagen zij elkaar op de trottoirrand voor het huis. Dat die twee onder één dak woonden, was haast niet te gelooven. Er was een hemelsbreed verschil tussen hen. Zilverton was een sieraad voor de straat. Iedereen, ook de vuilnisman, had plezier in hem en behandelde hem zorgvuldiger als zijn soortgenoten. Hij was dan ook een juweel van een vuil nisemmer; hij glansde en blonk alsof hij van zuiver zilver gemaakt was en er was geen smetje of slofje aan hem te bekennen. Wanneer hij zorgvuldig geledigd en weer voorzichtig op zijn plaats op het trottoir teruggezet was, kwam de jon gen van de schoonmaakdienst om hem zijn lekker fris bad te geven en hem daarna weer droog en glanzend te wrij ven. Neen. Zilverton had niets te klagen, die had een leventje als een-prins. De oude juffrouw, waarbij hij woonde, zorgde erg goed voor hem. en had er plezier in ais hij onder het slooklafel- tje in de keuken haar zo gezellig en proper terugblonk. Met Bukkelbluts was bel heel an ders gesteld. Die werd niet zo zorgvul dig behandeld, en van baden en poet sen had hij nog nooit gehoord. Hij was altijd tot zijn deksel gevuld als hij aan de trottoirrand verscheen en het gebeurde vaak dat zijn deksel niet eens meer goed dicht kon en de rommel hier en daar over zijn rand puilde. Het was ook niet de jongen van de schoonmaakdienst die hem handig en vlug naar beneden droeg, zoals bij Zil verton. maar een van de kinderen van de grote familie, waar hij bij woonde. En omdat hij zo vol en zwaar was, hotsten en botsten de jongens met hem langs de treden van de trap. Hij liep er menige bluts en deuk bij op en met een onverschillige plof werd hij dan naast de glanzende Zilverton gezet. Dan voelde Dukkelbluts pas hoe slordig en grauw hij er uitzag. Hij keek er zijn blinkende buurman eigenlijk een beetje scheef op aan. Zie hem toch eens blinken! Geen grote kunst om mooi tc blijven als je maar zo weinig te dragen krijgt en zo goed verzorgd wordt. Hij was vast nog niet halfvol, de luiaard Bukkelbluts klepperde bij die ge dachte geërgerd met zijn deksel. „Goeie morgen, Bukkelbluts" zei Zil verton minzaam. Hij had gezellig in het zonnetje staan soezen, maar schrok wakker van dat geklepper naast hem. „Ook goeie morgen" zei Bukkelbluts weinig toeschietelijk, „Met je verkeerde kant langs de trap treden gegleden" informeerde Zilver ton goed geluimd. Bukkelbluts zweeg. „Zeg, is er wat met jou niet in orde?" vroeg Zilverton dan, verwonderd over dat bokkige zwijgen. ..Met mij is er helemaal niets, dank je" barstte Bukkelbluts plotseling los. „Alleen dat het toch maar vreselijk raar verdeeld is. Ik doe dag aan dag mijn best en wordt met allerlei dingen volgepropt, zodat ik niet eens meer goed dicht kan. En was is het loon voor al mijn werken? Dat ik als een vieze zwerver naast mijn blinkende luie buurman te kijk sta". „Bukkelbluts, wat ben je onrechtvaar dig" bromde Zilver ton verontwaardigd. „Waam noem je mij lui? Omdat die oude juffrouw niet zoveel werk voor mij heeft als jouw familie? Je bent een jaloerse dwaas. Ik doe alles wat er van mij ver langd wordt en ik doe het minstens evengoed als jij. Ik vind het ook jam mer voor je dat ze je nooit poetsen, maar aan de andere kant heb jij toch een veel afwisselen der leventje als ik. Wat wordt er in jou al niet gestopt! Ik weet precies wat er aan mij zal worden toevertrouwd: lege conservenblikken, keurige pakjes mei sinaasappelenschil- len, graten of beentjes, dat is wel zo ongeveer de oogst van een halve week werken. Maar voor jou is dat altijd een verrassing; jij beleeft nog eens wat". „Dat is wel zo" gaf Bukkelbluts aar zelend loc. „Ik hoor natuurlijk wel meer dan jij. Gisteren nog toen Nclleke de kop van haar ooDpenkind brak, wat bad ik toen een medelijden met het ar me kleine ding. Toen zij mij de scher ven kwam brengen, biggelden er nog tranen van haar wangetjes. Ik piepte meewarig met mijn scharnieren, maar zij had er geen erg in dat het mij ook speet. Dat verwachten de mensen niet van hun vuilnisbak. De moeder is nog de enige in huis dit wat om mij geel't. Die veegt me nog wel eens schoon. Maar zij heeft het erg druk met al haar woelige kinderen, erg veel kijkt ze nu ook niet naar mij om. Het ergste van al heb ik het bij de jongens te verdu- beneden dragen en dan sleuren ze mij zo bonkend langs de treden, dat horen en zien mij vergaat. Kijk maar eens, hoeveel builen ik daar al bij opgelopen heb". „Wel, dat zijn je eretekens en ze slaan je heus niet slecht. „Een beetje krijgshaftig zelfs zou ik haast zeggen". Bukkelbluts keek al wat vrolijker. „Ja natuurlijk, ik beleef wel meer dan jijmaar toch.... ik zou toch ook wel eens een beetje verwend wil len worden" bekende hij. „Dan heb ik een plan" zei Zilverton. Hij schoof wat dichter naar Bukkel bluts en zij klepperden geheimzinnig met hun deksels. Na afloop van dat ge sprek gebeurde er iets vreemds. Zilver ton schoof wat achteruit en Bukkel bluts nam stilletjes zijn plaats in. Zilverton stond nu helemaal verscho len achter Bukkelbluts. Toen wachtten zij beiden gespannen of het plan zou lukken. En ja hooi-, precies zo Zilver ton bet zich gedacht had. gebeurde het ook. De jongen van de schoonmaak dienst pakte bij vergissing Bukkelbluts inplaats van Zilverton en baadde en poetste hem alsof hij zijn deftige buur man onderhanden had. Midden onder het werk mopperde hij wel iets van „zo vuil heb ik je nog nooit gezien", maar hij kwam toch niet op de gedachte dat hij de verkeerde bak aan het poetsen was. En zo gebeurde het dat Bukkelbluts even mooi glom als Zilverton. Je kon alleen nog maar van elkaar onderschei den door Bukkelbluts zijn eretekens, de blutsen. Ach, wat vond Bukkelbluts dat leuk. „Je mag ook wel eens in mijn huis ko men logeren dan doe ik jouw werk wel in jouw huis" stelde Zilverton groot moedig voor. Maar neen. dat wilde Bukkelbluts toch liever niet. Nu Zilverton zijn bui len eretekens had genoemd, was hij er een beetje trots op geworden en was hij blij zoveel nuttig werk te kunnen doen. „Neen" zei liij vriendelijk „neen, Zil verton, nu ben ik weer tevreden met mijn eigen omgeving. Jij bent toch nog mooier dan ik, en de oude juffrouw zou het maar jammer vinden als ze een vuilnisbak met zoveel deuken kreeg. Neen, het lijkt me beter dat we ieder op onze eigen post blijven. Zo gebeurde het. En sindsdien waren Zilverton en Bukkelbluts de beste vrienden. Toen Bukkelbluts thuis kwam, vond iedereen hem er zo prachtig uitzien dat ze hem graag zo mooi wilden houden, en de jongens spraken af dat ze hem om beurten zouden poetsen, omdat moeder dat zo leuk vond. En zo werd Bukkelbluts nog een pracht van een vuilnisbak. EEN BEVERDAM Een bezienswaardigheid van een der nationale parken in de Vereenigde Sta ten is een groote beverdam. Vroeger, toen dit terrein nog geen natuurreser vaat was, waar men de dieren niet van gen of hinderen mag, had de eigenaar heel wat te stellen met de bevers. Hij wilde namelijk de doorvaart on der een bruggetje vrijhouden en de be vers hadden het er op gezet, om daar een dam te maken. Telkens ruimde hij met zijn knechts het werk van de die ren op, maar tevergeefs! De bevers velden gezamelijk geheelc bomen, soms van meer dan een halve meter dikte, daar vielen ze dan met ver eende krachten op aan, knaagden met hun vlijmscherp gebit de takken door en hadden ook de stam weldra in stukken verdeeld. Nu duwden de slimme dieren met bek en voorpoten, al zwemmend, het hout voor zich uit, dreven de zwaarste blok ken rechtstandig en dicht aaneengeslo ten in den bodem, bedekten het drugge- tje met takken en metselden tenslotte alle openingen met zorg dicht. Al dat werk deden ze om het water van de beek voldoende te laten stijgen, opdat zij daar hun woningen twee a drie meter hoge hutten met eigenaar dige koepelvormige daken, zouden kun nen bouwen. Onnodig te zeggen dat dit bcverdorp nu een der aantrekkelijkheden van het nationale park is. ZWART JAN IS ONTEVREDEN Zwart Jan is ontevreden: Hij kijkt zo stuurs en gram, Alsof de kit met kolen Een paar uur later kwam. Maar 't is niet van de honger Dat Zwarte Jan zo kijkt; Het is omdat een zonnestraal De schoorsteen heeft bereikt. Nu loopt het gauw ten einde Met Zwart Jan's heerschappij; Niet langer is hij 't middelpunt, Maar moet dan naast een rij Van oude koffers, dozen En kisten zonder slot, Een hele zomer soezen In 't volle rommelkot. Dieren die rotsen doorboren Onder de dieren, die door bun onop houdelijk vernielend werk de kustlijn kunnen veranderen, door dat zij zooveel gaten boren in de kalkrotsen, dat deze tijdens een storm kunnen wegbrokkelen, neemt de zeedadel, een mosselsoort een eerste plaats in- Reeds heel jong begint zij haar werk en zij zet dat voort tot de gaten vinger- lange uithollingen zijn, die de vorm van een dadel hebben. De uithollingen zijn altijd grooler dan de mossel zelf, want deze moet haar schalen kunnen openen en zo wat bewe gingsvrijheid hebben in haar zelfgeko zen stenen gevangenis. Is zij eenmaal groter geworden, dan is de toegang tot haar woning te nauw geworden om er weer uit te gaan. De bewoners van de kusten van de Adriatische zee, waar de zecdadels veel voorkomen, zijn verzot op deze mosse len. Om hen te bemachtigen gebruiken zij een hamer. Daarmee slaan ze op een rotsblok en aan de klank horen ze of er veel met mosselen gevulde holten in zijn. Dan wordt het rotsblok stukgesla gen en de dieren er uit gehaald. Chinese gebruiken van 50 jaar geleden Brillen mochten vroeger in China, in het bijzijn van hoger geplaatsten, niet gedragen worden. Zelfs de meest bij ziende moest hem afnemen, wanneer hij voor een mandarijn stond. En wanneer, bijvoorbeeld, tijdens een terechtzitting, een bijziende iets moest lezen, moest eerst de toestemming van den rechter gevraagd worden, voor hij zijn bril mocht opzetten. Brillen waren toen namelijk een te ken van aanzien en waardigheid. Zoo gauw iemand de post van mandarijn had verworven, was zijn eerste werk een bril te kopen, en te dragen, ook al had hij nog zulke goede ogen. Aan elke mandarijn kwam een heel bijzondere en ingewikkelde begrooting toe. Ontmoette een mandarijn van la gere rang een hoogere, dan was hij ver plicht van zijn paard te stijgen of zijn draagkoets te verlaten om op straat de voorgeschreven groet te brengen. Man darijnen van gelijke rang trachtten el kaar de loef af te steken door hét eerst de groet te brengen. Men kan zich gemakkelijk voorstellen wat een oponthoud dat gegeven zou heb ben in de drukke straten van Peking, al die buigende en complimentjes maken de mandarijnen.... als de vindigrijke Chinezen er niet iets op gevonden had den. Wanneer een mandarijn in de verte een collega zag aankomen, trachtte hij een zijstraat in te slaan en als dat niet ging, schoof hij de gordijntjes voor zijn koets dicht: de andere deed hetzelfde en zo zagen zij elkaar niet en waren dus ook niet verplicht elkaar te begroeten. Ook bij bezoeken namen de Chinezen eigenaardige plechtigheden in acht. Wie op bezoek ging, was vergezeld door zijn visitekaartendrager, die voor zijn koets uitliep, om de rode visite kaarten, die bijna een meter lang wa ren, af te geven. Onderwijl blijft zijn meester in de koets wachten. Komt de poortwachter met de bood schap terug: „Uw heer behoeft, zich geen moeite te geven" dan is er belet. In het andere geval komt de gastheer zelf naar buiten om den bezoeker binnen te lei den.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1941 | | pagina 2