244. Tweede Rlad. 1*" Jaargang. Zaterdag 7 Maart 1903. KOLONIËN. FEUILLETON. RSFOORTSCH DAGBLAD. ABONNEMENTSPRIJS: - Per 3 maanden voor Amersfoort 1.25. Idem franco per post. 1.75. Afzonderlijke nummers- Q.05. Deze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Advertentiën, mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur '«morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF Co. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN Van 15 regelsf 0.75. Elke regel meer- 0.15. Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad bij abonnement. Eene cironlaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. In ©n om Eemvoorde. m. Jttien nest 'beau que le vrai. Wijl hebben in de laatste weken heel wat gezien, gehoord' en gelezen over de voorval len eoi gebeurtenissen, in verband met de sto- kinglsepddeimie, welke zicili ook tiet onze ge meente heeft uitgebreid. Amersfoort, het vroeger zoo kalme, vredige plaatsje, bekend en beroemd om zijin „grove Dirk'' en „Jan- ihagel", deed' mede aan do „strike" en doet nog mee aan meetings', moties en al den aankleve van dien. Het brein van een gewoon mensohenkind is te klein om al het geschrijf en gepraat over protestvergaderingen en over de oprichting van afdeel ingen, vereenigingen, bonden en federaties te bevatten Honder dtal meeningen worden verkondigd en ieder die iets beweertheeft natuurlijk gelijk. Intussdhcn. i s en word't er 'n massa ges leuteld, gelasterd, overdreven en opgeruid, en ons land, steeds geroemd als dat van de vrije beid, heeft op het punt gestaan een land van wanorde, van bandeloosheid te -worden. Ho pen we, dat heb zoo ver nimmer komen zal en d'at onze goede naam, welke in het' bui tenland een gevoeligen knak lieaft gekregen, zich weldra weer iu oere moge herstellen-. Wie aan hetl volk verkondigt, diat onze han del (zoowel groot als klein) door de spoor wegstaking op 31 Januari geen gevoelige verhezen heeft geledens die is of niet op de hoogte óf hij; spreekt met opzet onwaarheid. Het is zeker noodig, dat. de Overheid, par fcroons en werkgevers aan d'e ree h' t m a t i- ge grieven van de werknemers te geracet ko men, nuaar niet minder noodzakelijk is hetl ook, dat zij ziok vierkant stellen tegenover de zeer willekeurige eischen, welke van sommige zijden worden gedaan. Het duiveltje der ijdelheid heeft den raensoh door alle eeuwen heen leelijke par ten gespeeld. Ik geloof de plank niet mis te slaan, wanneer ik beweer, dat dit zelfde duiveltje in Nederland, en ook in Amers foort, .tijdens de beweging der laatste wekeiu- bij velen groot succes van zijn werk heeft ge had. Zioh op vergaderingen, te ikooren. toe juichen, door bet volk als een redder in den nood' te worden beschouwd', sehijfnt voor Bommaga mensalien bijjzonder aiangemaiami te zijn. Eb of het volk door allerlei bombast, groote woorden en verkeerde voorstellingen bij den neus wordt genomen, dat komiti er niet op' aan. Vergaderingen bezoeken, zioh zelf hoor en spreken, schetteren over koelies ön loonslaven,het schijnt voor enkelen 'h9t nee plus ultra te zij|n. Het. is tegenwoor dig zoo'n beetje mode aan zijn ideeën een lood tintje te geven, hetl begint langzamer hand bepaald „gekleed" te staan. Voor de belangen van minder bedeelden op te komen, is op zich zelf loffelijk, maar ook menschel ijk, dus is het. volstrekt met zoo buitengewoon verdienstelijk. Intusschen gaat bet mooie er vrij wel af, wanneer hierbij streeleu van eigen ijdelheid en bevorderen van eigenbelang hoofdzaak worden. En zeker mag liét afkeurenswaardig worden genoemd, zoodra miern onrechtmatigs eischen stelt en aan den eenen mensdb de vrijheid wil bene men, welke men voor den am der zoogenaamdi verdedigt. Merkwaardig is ibet gescherm mieit de woor den vrijheid, solidariteit en onderkruiperij; Wie zioh nieit om voorwaarde! ijk aan de lei ders overgeeft, wordt voor onderkruiper ge scholden. Wie wil doorwerken voor heb loon Waarvoor hij zioh verbonden heeft, wordt j een onderkruiper, zoodra enkele ontevreden kameraden zeggen „Wij staken". Het geval heeft zioh. voorgedaan, dat een bealmbto, die, volgens zijn eigen verklaring, gedurende meer dan 20 jaren bij zijn maat schappij oen behoorlijk bestaan heeft gehad, door zijln eigen zoon is bedreigd! en voor on derkruiper gescholden, om geen andere re den dia.ii dat hij Weigerde te staken en dhs ziji», plicht te verzaken. E'n dit veel belo vende zoontje, dat van vader eigenlijk een pak voor zijjn broek verdiénde, wordt door de solidariteitsmannen natuurlijk hoog geroemd. Is het niet treurig? Er zijn zonder twijfel leiders, die het met den arbeider goed voor hebben. Maar al is men met nóg zulke goede bedoelingen be zield, daarom is het bewijs nog niet gele verd, dat men iemands belangen werkelijk behartigt. Mot groote woorden en allerlei trucs het applaus van een opgewonde ver gadering wekken, „dat! is het eieren eten nog niet". Het is wel gemakkelijk tot den werk man te zoggen: „Staken jongen, stiaken". cn niet moeilijk om eenvoudige lieden te bedui den dat znj redht hebban op hooger loon; maar helaas vergeten veel leiders, dat hun optreden voor den werkman, en vooral voor- diens gezin, zeer treurige gevolgen kan, heb ben. Niet zelden ziet men dat zij, die het nnnst reden tot klagen hebben, juist het hardst om verbetering roepen. Wanneer machinis ten bij de spoorwegen van f 1000 tot f 1500 tractement per jaar maken, wat, volgens ver klaring van een alleszins bevoegd persoon, in 1902 bij een onzer maatschappijen het geval was, dan meen ik dat het ea- nog wel mee door kan. Dit is toch nog altijd het dub bele vam liet gemiddelde salaris onzer onder wijzers, die ook een gebonden leven en een ernstige en moeilijke taak te verrichten heb ben. En nu staak ik mot d e staking. Met het nemen van aandeelen in de op te richten Bad- en Zweminrichting schijnt men ook gestaakt te hebben. Ik heb althans in sommige bladen een mededeeling „namens die commissie"' gelezen, dalt aan de f 18,000, welke benoodigd zijn, nog ongeveer 3 ont breekt. Heit is niet bemoedigend, maar liet was te voorzien. Reeds vroeger heb ik er op gewezen, dat dei keuze' van de pJaiats, in de naibfijihiei'd1 van die ca v a.ler ie-st all enniet gelukkig was. Het zou mij dan ook niet ver wonderen te vernemen, dat de overtuiging dat heb water, na, kort te voren langs do stallen en langs een leerlooierij té zijn ge stroomd, onmogelijk zuiver kan zij,n, velen heeft weerhouden hun geld in de onderne ming te steken. Zouden er vele bezwaren aan verbonden zijn om oen badhuis te stichten, bij|v. aan den vost van den berg? Men zou dan uitslui tend van leidingwater gebruik kunnen mar ken, en mocht dit volgens de gewone voor waarden te duur zijn. dan kon met de di rectie toch misschien wol een schikking wor den getroffen? Het zwemmen behoeft hier bij geenszins te worden uitgesloten. In het badhuis aan de Mauritskade te 'sGralven- hage, waar men eveneens leidingwater be zigt, is oen flink zwembassin, waarvan win ter en zomier veel gebruik wordt gemaakt. Het bestuur vam „Vreemdelingenverkeer" zal mij zeker wel ten .goede willen houden, dat ik hier zijn aandacht nog eeus op enkele zaken vestig. Het reisseizoen is nog niet aan gebroken, dus is er nog tijd voor het nemen van maatregelen, opdat Amersfoort en om geving er dezen zomer op hun voordeeligsb uitzien. Ik geef genoemd bestuur vriendelijk in overweging eens een kijkje te gaan ne men op den weg naar het „Faluorama", be ginnende bijl het achterhek van de infante- rio-kazcrnc. De vieze rommel, weilke daar ligt, bestaande uit oude potten en pannen, bussen, scherven, gebroken glaswerk enz. enz., schrikt! alle wandelaars af. Ook moot ik mijn reeds vroeger uitgedruk- ten wensch nog eens herhalen om, bij B. en W. aan te dringen op vermeerdering van het aantal openbare urinoirs. In mijn arti kel van 4 Oct. jl. meen ik op voldoende wijze te hebben aangetoond, dat hieraan groote be hoefte bestaat. Ik vestigde in bedoeld arti kel ook do aandacht op de vuile sloot tus- schen den tuin van het Aldegondegasthuis en den spoorweg. Volgens mijn bescheiden meening Ligt het op den weg der gezond heidscommissie om, met het oog op den ge zondheidstoestand der omwonenden, in deze handelend op te treden. Bij eenigszins voch tig, warm weder verspreidt die sloot een. on- draaglijken stank. Dezer dagen nam ik nog een9 een kijkje bij het oude station- en onwillekeurig zei üc b mijizelve: „lieve hemel wat ziet 't er hier uitHet is ecu ruïne, die het oog vain den voorbijganger al even onaangenaam aandoet als die van de zeepfabriek. Het is alsof de vervallenheid van het gebouw zich heeft me- dogedi&eld aan de straat. De diepe kuilen, welke de rij,wieg hier vertoont, wedijveren] met de gaten in het Smiallepad en zijn een voortdurende bedreiging vcor rijtuigveeren en fietsbanden. Ik hoop van harte dat, als de A mersfoortsoli c kei weer boven aarde komt cn vele vreemdelingen zullen hierheen trek ken om dit beroemde monument van jonker Meijrster vol bewondering te aanschouwen, ik hoop. zsg ik, dat er dan eerst om en bij het oude station eens eétt behoorlijke op ruiming zal plaats hebben. "VTDI. Amersfoort, 2 Maart 1903. OOST-INDIË. In een artikel iu de Del. Ct,. wordt er op gewezen, dlat met dé onderwerping van den Sultan het verzet niet uit is. „Toeankoe Badjai Kemala, de zoon van Toe ankoe Hasohim, die voogd geweest is van den pretendent-Sul tam, en diens zwager Pangli ma Polem zijn nog vijandig. Deze T. Ha- schim is tot) aan zijn dood (begin 1898) bet hoofd van liet verzet gebleven en hij was het, aan wien het gelukte het in verval ge raakte sultanaat weer ©enigermate op te hef fen. „Hetzelfde geldt van den vader van Po- lems tweede vrouw, T. Tji Goudong en van 2 van diens broeders, evenzoo van T. Tjoet Moehamat, den door den Sultan aangestel den oelèobalang van Keureutoe. Radja Lhó, die Malbaradja van Lhó Seu- mawè kon zijn als hij; wilde, volhardt nog bij zijn verzet. ,,De weinig betéebenende mindere hoof den, die nog vijandig zijn trouwens gering in aantal en de bendehoofden noem ik niet biji name, maar enkele voorname geestelijke hoofden als Teungkoe Sjech Tjot Plieëng cm Teungkoe Tjot Tjitjem in Pidië, Teung koe Jit, Teungkoe di Matoi Je en Teungkoe di Barat in de Paséstreek mogen wel afzon derlijk genoemd worden, omdat zij waar schijnlijk het langst zioh zullen blijven ver zetten. „Indien men nu de hoop koestert, dat de wettige hoofden, die nog in verziet zijn, zich dadelijk, op het voetspoor van den sultan zullen onderwierpen, dan komt men Waar schijnlijk bedrogen uit. „Van den invloed dés sultans op dé otela- mas cn do bend oh oof den beo ik niet veel verwachting. Zij. zullen zich weinig aan hem storen, omdat zij te veel belang hebben bij den bende-oorlog, die voor hen een bedrijf, oen bestaansmiddel geworden is; iets wat vooral geldt voor Pidië, waar de economische toestand van oudsher een groot deel der be volking her- cn derwaarts trekken deed. „Pidië gaf het volk voor de arbeiders-ko loniën in de peperdistrictener werd daar soms veel geld verdiend, waarvan echter vaak getuigd moest wordenzoo gewonnen, zoo geronnen „Deze levenswijze kweekte als heb ware de elementen, die vermaak scheppen in het rumoerige bendeleven, waarbij dan nog komt dat nergens moer dan in Pidië die invloed) der oelama's zioh heeft doen gelden. „Voor wat de vijandelijke wettige hoof- d'en betreft is het mogelijk, hier en daar waarschijnlijk zelfs, dat de onderwerping van den sultan ook hen tot terugkeer nopen zal. „Maar zeker is ook dit niet! „Waarin dan wel de waarde dier sultaas- onderwerping gelegen' is? Naar mijne mee- ning in het feit, dat aan het volgehouden verzet der benden het element der wettig- .hieid ontnomen is. „De bewering dat men den Prang sa-bil, den heiligen oorlog, tegen do ongeloovigen voerde, houdt nu geen steek meer, al zullen de oelama's, .voor zoover ze nog vijandig zijn, wel die leer blijven verkondigen. „De verschillende hoofden, die zich aan onze zijde schaarden zullen zoo mag ver wacht worden in den vervolge con amore uit overtuiging hunne medewerking ver 1 ee nen bij het onschadelijk maken der stroo- pende en roovende benden. „Iets, wat zij tot heden meestal gedwon gen slechts deden, uit, wat genoemd zou kun nen worden, schuchterheid in het heilige. „Hierin zal men vermoedelijk het resul taat van de onderwerping te zoele en hebben. „Maar hieruit volgt dan ook all dadelijk tweeërlei conclusie: „Ten eerste, dat de gevolgen dier onder werping waarschijnlijk niet dadelijk en ook niet in het oogvallend merkbaar zullen zijn, en ten tweedie, dat de sultan te Atjeh zal moeten blijven om van de onder weiping par tij te kunnen trekken. „Hij mag in geen geval een martelaar voor de Atjehsche zaak worden „Dit toch zou zeer ongewensclile politieke gevolgen kunnen hebben cn het groote voor deel, dab wij uit zijne onderwerping kunnen trekken, zou daardoor imaginair worden. „Het belang der Atjekzaak eischt, naar mijn oordcel, onaf wij-baar, dat de sultan te Atjeh werkzaam- zij in het belang van land en volk. „Dit. belang is allereerst en allermeest go- diond door een spoedigen vrede." G 01 e s t i D j i 1 a- n t i k. Dé heer Van. Kol schrijft in zijn reisver- hailm in het Soetr. HM., in het hoofdstuk „Dwars door Bali", over Goesti Djilanfeik ou der meer het volgende: „Na zioh vooraf te hebben laten aandienen en nadat eefnige plichtplegingen waren ver vuld, tradi dé stedehouder van Karang Assem, dé door dén Lombok-oorlog ook in ons land zoo bekend geworden figuur van Goesti Dji- lantik, onze voorgalerij binnen, met statigen tred en gevoilgd door ball rijke dienaren en blo'ejdlverwaintein, dlio zich eerbiedig rondom o-n» op dén bodem sdhlaahdem. „DjilaUtik is een oud, dlooh neg krachtig heer, met een intelligent, ja soims sluw uiter lijk. Erg beweeglijk, gesticuleerde hij vaoalt- durend gedurende de lange gesprekken, die wij met 'hem voerden, waarbij hij met zekeren tact sommige netelige quacetiën wist te ver mijden. Hij', zat geen oogenblik stil, doch schoof steeds heen en weer op zijn, stoel, om dan weer ineen te duiken en een oogenblik later, wanneer bij in vuur geraakte, zich in zijn voile lengte weer uit te rekken. Hij vroeg meer dan hij vertelde, en over Den Haag, de vorstélijike residentie, over de groote stad Amsterdam, over spoorwegen, telefonen en woestijnen moesten wij hem een en ander mdodeelem, want „hij wilde steecb gaarne wat leeren." Wanneer het. gesprek wat ernstiger word; wist hij duidelijk zijn meening te uiten, greep soms mijne hand vast en drukte die stevig, om kraclit bij te zetten aan zijn woor den. Bali en Lombdk had hij nooit verlaten, en ook te Singaradja was hij neg nooit ge weeet. Ovér den Lombok-oorlog sprak hij weinig, en ook wij vermeden kiesheidshalve dat droeve onderwerp, doch met veel belang stelling vroeg hij mij, hoe ik de toestanden bij mijn reis had! gevonden, en stelde hij blijkbaiar belang in het lot van dat valk, waar hij. door velen werd bemind. „Dlat het een man van karakter is, valt niet moeilijk waar to nomen. Als er in vroe ger jaren gevochten word. trok hij zelfs steeds aan het hoofd zijner troepen ten oorlog, en zijn oogen schitterden, toon hij ons kon ver tellen, hoe na. den val van Mengwi, hij diep was doorgedrongen in het land van zijn doods vijand, den Dewa Agoeng van Kloenkceng, en zelfs het dak van diens Poeri had stuk ge schoten. Nog speet hom, dat hij toen door, onze inmenging dien zegetocht plotseling had moeten afbreken. Al hoeft hij geen staand leger, en bezit- zijn volk alleen lansen, terwijl die geweren door die poenggawas worden bé wiaard, oom in geval van oorlog uit te doelen, waardioior elke oefening in schieten, wordt ge- miiist, ea* vallt niet aan to twijfelen, of bij biet eenstei sein, door ons gegeven, zou Djilam- t.ik met vuur ten strijde trekken, Reeds wan neer er gesproken wend over hanege vechten, reilde hij zijn hoofddoek tolt een band te zamien, schitterden zijn oogen, en was hij val emotie alleen bij bet donken aan dien door Baliëre zoo geliefden kamp." Blijkens de Java Ct. seinde de resi dent van Pal em bang onder dagteek erning van 23 Januari: Colonne, 10 Januari van Moeara Boen go vertrokken, arriveerde 13 Januari te Pela janger viel geen schot. Benedenstrooms van Telok Ketjimboeng bevond de bevolking zich iu de doeooens; de houding dier bevolking en barer hoofden liet niets fce wensa-en over. Doesoens bovenstroams van Ketjimboeng wa ren door vrouwen en kinderen verlaten, doch mannelijke bevolking toondö zich in alle op zichten behulpzaam. Alle Tobo-hoofden tot cn met Pelajang maakten hunne opwachting bij den assistent-resident; ook de ons vijan dig gezinde Rio Soekolamo en Toemeng- goeng Ma-ajio. 16 Januari berichtte djenang Sachboedin De lotgevallen van den Heer Jodocus Poggeman. 43 DOOR W. P. K0P8. Sjoerd krabde zijn ooren, en scheen niet bijstei- veel zin in die opdracht te hebben. Toen richtte Hoppenbrouwer zioh iu zijn volle lengte op, ging vlak voor Sjoerd staan en lei zijn zware hand op zijn schouder: „Je hebt gezegd, dat ja een ruwe zeebonk was, maar met eeu goed hart. Uit wat je ons verhaald hebt is dit nieti géblckcn. Thans is het oogenblik gekomen om dit ts bewijzen. Toon je eeu man Sjoerd, en wat je vroeger mocht hebben misdreven, ik zal respect voor je hebben." Met fonkelende oogen sprong Sjoerd over eind, en greep de hand, die Hoppenbrouwer hem toestak ..Voor u zou ik door de branding gaan, al stond ze huizm hoog. Voor den duivel, Sjoerd u toonen, dat hij meer kan dan praten. Sdmjft den brief, ik zal hem den heer Rog geman geven, al waren er tien Leeuwenhoe- hen in plaats van één XI. Met een nog bleeker gelaat dan gewoonlijk, alleen roodgekleurd waar de geduchte hand Van Hoppenbrouwer was neergekomen, stond Leeuwenhoek van den grond op en keek den van ontroering sprakeloozan Pcjggeman aan. «Zoo ziet gij het. Dat zijn nu de manieren van ja biefstuk-etende en portwijn-drinkende Vrienden. Redeneeren kunnen zij niet, ver dachtmaking is hun wapen, en waar dat faalt, is ruw geweld hun kracht. Met verachting van alle vormen en wetten forcoeren zij de deur van een particulier huis en onlaien zich niet de niets kwaads vermoe dende bewoners te mishandelen!" „Trek het je niet zoo aan," ging hij voort, toen Poggema-n nog steeds bleef zwijgen, „wij moeten als alle hervormers veel smaad cn be leed igingen verduren; daar ben ik al aan ge wend. Ik dank je zeer voor je goede woorden van zooeven, die zijn een balsem op de wond door je voormalige vrienden geslagen... spreken wij er niet meer over, de aaak is het niet waard En toen naar Poggeman toegaand en zijn pols voelend, zei hij hoofdschuddend „Het geval heeft je zenuwen weer sterk aangegrepen... je bont toch nog doodzwak... tracht tot je zelf te komen... neem een wrijf- aitbad, dat zal je goed dom en daarna zul len wij oen toer door het Reiohswald ma-ken ...niets werkt kalmeerendar dan de rustige, grooteche pracht der bosschen, daar vergeten en vergeven wij alle kleinzieligheden 011 boos heden, ons door mensohen aangedaan," en hij bracht Poggeman, die zich lijdzaam liet mee voeren naar de badkamer, die liij zachtjes achter zich afsloot. Toen, alleen gebleven, namen zijn trekken, die hij met ongehoorde wilskracht bedwongen had,, een h u i vori n g wek k en d e uitdrukking aan. Hij ging naar zijn kamer en liep eenigo malen op en neer als een roofdier zijn kooi. Zijn hersenen waren ingespannen werkzaam, zijjn oogen fonkelden, zijn vuisten baldien zioh on strekben zioh uit in de riahting, die de ce libatairen waren opgegaan. Het was alsof bij bij instinct voelde, dat hem gevaar dreigde. Hij bleef uit het venster a tare n en trachtte de woeste aandoeningen die hem overstelpten, te bezweren. Eensklaps boog hij zich voorover en keek scherper uit. Hij zag Sjoerd liet huis uitgaan en naar alle richtingen omzien. Onwillekeurig deed hij een stap achter-uit. Wat had dat te betee- kenen? Sjoerd, in zijn beste pak, met eeu kof fer in de 'hand, dicht onder de muren van helt huis wegsluipend, nog eens omziende... en dan met groote, wijdbesnschc stappen hot hek uitzwaaiend den weg naar Nijmegen op! „Die gaat uit de school Mappen-" was 't of hem toegefluisterd werd. Toen stond het besluit, dat hij reeds dagen lang met zioh omdroeg in eens ouomstool-c» lijk bij hom vast. Hij moest weg, vandaag, van middag nog. Hior in Holland met mannen als Sjoerd, Pog geman. die onmogelijke dubvriend-ui rondom hem heen en achter ham aan ging het niet. Hij niosst weg naar een grooter, uitgestrekter L-rrein, lieten- geeigand ,vooV zrijta talenten, waar men hem niet kende, zijn verleden niet naploos, niet rekende als non kruidenier. naar Amerika. Daar bevrijd van alle Sjoerds met hun infaam gevolg van matrozen cn dron ken sjouwerlui, van bekrompen dwazen als Poggeman, zou hij zich geheel aan rijn weten- sohap kunnen wijden en in waarheid worden, wat hoon rinds zijn studentenjaren steeds voor oogen gezweefd had de reformator der medi sche wetenschap Ma-ar het geldhet geld I Dat bezat dat dwaashoofd daar benedenO, hij rnanmedde- aan de ketenen van zijn lot! Waarom had hij bij zijin geboot te niét dat fortuin geërfd, dat in handen van Poggeman tot niets dien de. dan zou hij een beroemd man geworden zijn... en thans, hij voelde het, thans was en moaet hij weer worden een misdadiger... Een felle gloed straalde uit zijn vreemde oogen. „Welaan, het zij tihans zal de buit mij niet meer outsnappeu Haastig liep hij naar Poggemans kaïner en doorzocht rijn kast, zijn koffers, zijn kleeréH... maar hij vond niet wat hij zocht... „Hij draagt hem bij aicli, do wantrouwige, om 'c. even, ook zóó zril ik hom weten te vin den-" Een oogenblik stond hij in gedachten stil, toen schelde hij Doris. „Telephoneer oogonblikkelijik een landau- wer met twee paarden, De lieer Poggeman en ik gaan een rijtoer maker* naar Arnhecn. Mocht Sjoerd terugkomen en naar mij vragen, zeg hem dan, dat wij daar een paar aanstaan de patiënten zijn gaan bezoeken. Het is mooi we&r en ax>'n rijtoer stal óen lieer Poggeman goed doen. Misschien blijven wij wel een nacht over... Pak voor mijnheer Poggeman wat linnengoed in een koffer en ook zijn reis necessaire... ik zal wel voor mijn bagage zor gen maar haast je... snel..." Do:is keek zijn patroon met. groote oogen aan Hij kon er geen touw aan vast maken. Wat een verwarde bevelenWat een gejaagd heid Maar hij zag dat Leeuwenheek «tond te stampvoeten van ongeduld en hij haastte audi aan zijn opdracht te voldoen Zenuwachtig ijlde nu Leeuwenhoek naar de badkamer en vond tiaar rijn compagnon be zig rich aa-n te kleede-n. „Is er weer onraad?" vroeg Poggeman ang stig toen hij het betrokken gezicht van Leeu wenhoek zag. „Ik kom vragen of jo klaar bent, ik heb een rijtuig besteld, wij gaan een groote 11 toer dom, door het Reichswald naar Cleve. Dat zal ons beiden opfrissohen. Jij jjoowel als ik hebben een ontspanning noodig voor de groo- to campagne, die ons wacht, want- ik heb ho- den bericht ontvangen van eon viertal perso nen, die van onze inrichting gebruik willen maken. Eindelijk zal hét beginnen, maar dan ia het noodig. dat wij van zessen klaar, krach tig en gezond zijn. Misschien blijven wij een paar nachten uit, ik hob Doris er reeds op geprepareerd, hij kan in dien tussehentijd het geheele huis eens flink schoonmaken..." Poggeanana gelaat haMérde op. Dat was iets geheel anders dan hij verwacht had. In plaats van weer oen aanval op zijn beurs, die mededeeling dat de zaak productief begon te worden. Eu dan voor hom, die nu reeds we- tusechen de muren der villa was opgesloten geweest, een t-oohtjo naar d'e Kleefsehe boé- scben... zijn oygon tintelden van pleizier... „Dat is een uit-namond plan, het doet me goed te hooren, dat er aanvraag gekomen is en wie rijn de patiënten"? „O, dat zal ik je onderweg wel vertellen... maar a propos, ik heb Doris gezegd, dat wij naar Arnhem gaan. Je oude vrienden moch ten nog eens terug kennon en ik heb geen lu9t in Kleef op dezelfde scènes onthaald te worden a's dezen middag. Laten ze ons te Arnhem zoeken, dan kunnen wij in volle vrij heid te Kloof genieten. En nu, maak je reis vaardig, over een half uur komt het rijtuig voor." Wordt vervolgd,

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1903 | | pagina 1