IV0. 145. 8" Jaargang Dinsdag 24 November 1903. BUITENLAND. FEUILLETON. Rozenheuvel. AMERSFOORTSCH DAGRLAD. ABONNEMENTSPRIJS Per 8 maanden voor Amersfoortf 1.85. Idem franco per post. - 1.75. AffSnderlpke nummers- 0.05. Deze Courant versohijnt Dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Advertentie», mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur 's morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers! VALKHOFF C». Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PKIJ8 DBS ADVSBTEHTlSlti Tan 1~5 regels Elke re«l meer Groote létters naar ptytsrntate. Voor handel en bodrjff bestaan vo het herhaald adferteèren in'dit Bij circnlèire, bevattende de rooi toogozondea, Politiek Overzicht Twee minister-presidenten nr.et elkaar En strijd. Oostenrijk wordt het land der verrassin gen genoemd, on niet ton onrechte. In do pariementon van Oostenrijk zoowel als van HJongarijje heeft men sints maanden eene reeks van verrassingen beleefd, strijdig met alles wat. men in andcro landen ala parlemen taire usance pleegt to beschouwen Als de nieuwste verrassing op dit geïbied kan wor den. aangemerkt het gebruik, dat de minis ter-presidentea van Hongarije en van Oosten rijk van de parlementaire tribune hebben gemaakt, om elkaar terechtwijzingen toe te d'enen. De Hongaarsohe minister-president, graaf Stefan Tisca, ia daarmede begonnen, door in den rijksdag van Hongarije de volgende op merkingen te maken aan het adres van zijn Oostenrijkschen ambtgenoot, dr. ven Koer ber „Er is op gewezen, dat de Oostenrijkscho minister-president in de zitting van den rijksraad zekere uitstapjes gedaan heelt op het gebied van het Hongaarsche staatsrecht. Ik gevoel geen aanleiding om miji met den inhoud van het betoog van den Oostenrijk- schen minister-president il>ezig te houden slechts zooveel merk ik op, dat ik mij zelf op dit gebied niet begeef en dat ik mij; geeno uitspraken betreffende het Oostonrijksclhe staatsrecht zou veroorloven. Maar wanneer de minister-president van den eenen staat uitspraken doet alver het staat are ah t van den anderen staat, dan kunnen die noch. rechts kracht, noch eenige politieke beteekenis heb ben. Het zijn, om eene Engelsche uitdruk king te bezigen, de dilettantische uitingen van een „distinguished foreigner", van een aan zienlijken vreemdeling, en het zou misplaatst zijn daaraan eene bijzondere beteekenis te hechten." De Oostenrijkse he minister-president is hierop natuurlijk het antwoord niet schuldig gebleven Hij heeft in den rijksraad verklaard vast te houden aan zijne overtuiging, dat do inhoud der compronriswetten voor beide partijgn zoolang bindend blijft als hij niet door beiden langs wettigen weg gewijzigd wordt. „Het is waar, dat wij in het belang van de monarchie dikwijls onder smartebdit aandoeningen eene tegemoetkomende hou ding tot het uiterste bewaien, maar dat wij ons het reoht. ons recht om te reclameoren en te getuigen laten betwisten, dat wij in één woord een Oostenrijksch recht prijs ge ven, dat nooit! En evenmin als ons recht, mag worden aangetast, evenmin laten wij deze plaatsen hier als minderwaardig aan duiden, want zij zijn ons iu naam van den staat toevertrouwd, en wij moeten ze verde digen, zooals de soldaat de eer van zijne vlag. Wanneer, wat God moge verhoeden, het wooid „vreemd" ooit binnen deze monar chie burgerrecht mocht krijgen, dan zal er aan herinnerd moeten worden, dat de ko ninklijke Hongaarsche minister-president de eerste was, die het heeft uitgesproken." Graaf Tisza heeft hierop nog gerepli.ecrd, en dat zal wel het laatste woord zijn :n de zen strijd, want de repliek eindigt met dl verklaring, dat het eene verkeerde voo••."lol ling is te beweren, dat Hongarije afbreuk zou willen doen aan den grondslag der ge lijkheid in de verhouding van de beide sta ten ten opzichte der regeling van hunue gemeenschappelijke belangen. Daarmede is de voorstelling van den Oostenrijkschen mi nister-president als een „aanzienlijke vreem deling" in zaken, waarbij do verhouding der beide staten betrokken is, niet goed overeen te brengen; men mag dit dus opvatten als eene bedekte intrekking van do vroeger ge- sproken woorden Om doze wisseling van terechtwijziginge 11 tussohen de beide minister-presidenten to ver staan, is eene kleine toelichting wellicht- niet overbodig. De beide eerste ministers hebben gemeend nogmaals in hunne parlementen te moeten vaststellen, wat het principieel© standpunt van hunne regecringon is in de legerkwestie, die in de laatste maandien tot zooveel go- harrewar aanleiding gegeven heeft. De heer von Koerber heeft doen uitkomen, dat zoo wel de Hongaarsche als de Oostenrijkscho wet, waarin die „Ausgleich", het compromis dat de verhouding van de beide dleelen der monarchie bepaalt, is omschreven, slechte naar den, vorm wetten, doch in het wezen der zaak verdragen zijn, en dat zij daarom, ge lijk ieder verdrag, door de eene partij zonder toestemming van de andere niet kunnen wor den gewijzigd. Met dat doel haalde hij in den rijksraad den tekst aan van art. 12 der Hon gaarsche wet van het jaar 1867hij bracht dat artikel in verband met den tekst van liet Oostenrijkscho artikel en concludeerde daaruit, dat aanvoering, bestuur en inwen dige organisatie van het leger zijn onttrok ken aan de wetgevende vergaderingen en aan de Kroon rijn voorbehouden. Bijl eventueel© verandering van de bestaande bepalingen be treffende het leger zou de invloed, die aan Oostenrijk toekomt, niet ter zijde gesteld kunnen worden. Graaf Tisza zijnerzijds heeft in overleg met den Keizer in het programma van de liberale partij, die in het parlement de meerderheid uitmaakt waarop zijn kabinet steunt-, de be paling ingelascht. dat de Koning van Hon garije op grond van ziin in de wet van 1867 erkend constitutioneel recht als souverein be voegd is, „de commando- en diénst-taal van het een aanvullend bestanddeel van het ge- heele leger vormende Hongaarsche leger te bepalen." Voorts heeft hij bij de aanvaar ding van bet bewind de verklaring) afgelegd, dat de souvereine rechten van den monarch slechts langs coustitutioneelen Weg, onder controle der regeeriug, gewijzigd zouden kun nen worden. Het verschil tusschen zijine op vatting en die van zijn Oostenrijkschen ambt genoot zit hierin, dat volgens de Hongaarsohe lezing Oostenrijk er niets in te zeggen zon hebben, wanneer de Keizer mocht besluiten aan de Hongaren concessdën te doen in de quaestie van de commando- en diensttaal van heb leger. Praktische beteekenis heeft tie zaak niet. Vooreerst heeft het kabinet-Tisza en d<* par lementaire partij, waarop zij steunt in den rijksdag, den eisch tot invoering van het Hongaarsoh als commando-taal laten vallen. Eu al mocht die eisch weder door de Magya- ren gesteld worden, dan bestaat er niet de minste kans, dat de Keizer dien eisch zal toestaan. De to Chlopy uitgevaardigde leger order spreekt to dezen aanzien eene taal, die zoo duidelijk mogelijk is. Maar al heeft deze strijd tusschen de beide minister-presidenten voor 't oogenblik geen praktische beteekenis, symptomatische beteekenis heeft hij wel. Vooral wanneer men in aanmerking neemt do houding, die do beide parlementen daarbij iu acht namen- Het is inderdaad verrassend te zien, hoe graaf Stefan Tisza, die anders tegen do oppo sitie een uiterst bitteren strijd beeft, to voe ren, ditmaal de toejuichingen beeft geoogst van de ganselio vergadering. Do afgevaardig de Justb, een lid van dc oppositie, die an ders met de scherpste wapenen den minister- pivsidonfc Lei rijdt, verklaarde: „In dit ge val moeten do partijslagboomen vallen. Graaf Tisza heeft niet als partijman, maar als de eerste ambtenaar van Hongarije gesproken, cn hij heeft dat gedaan op eeuo wijze, die aan onza neigingen en gevoelens beantwoordt-." Aan den anderen kant heeft ook dr. Van Koerber iu don Oostenrijkschen rijksraad dm on verdeel den bijval van alle partijen ge oogst. Terwijl verleden Dinsdag in de eerste zitting nta het rec-rs, de stemming jegens den minister-president bepaald kool was, her haalden zich na zijne afstraffing van graaf Tisza do bijvalsbetuigingen tot zes malen toe. Dat rijn feiten, die te denkeu gieven. Eén veteraan van het Oostem'ij|ksche par lement echter sprak aldus rijn oordeel ui^ over het dicor dr. Von Koerber gezegde „Die indruk van deze red© is eenvoudig schitte rend, zoo schitterend, dat men heden nog zekerder dan gisteren Weet, dat Tisza en Koerber moeielijk naast elkaar kunnen regee- ren." Misschien zal eene niet ver afgelegen toekomst dit gezegde waarmaken. Dultschland. De nieuwste raededéeling omtrent dén toe stand van den DuitscheuKeizer houdt in, dat do door dé operatic ontstane wonde thans binnen eenige dagen wel volkomen genezen zal rijn. Tegenover do geruchten omtrent een voor- geuomen reis des Keizers naar liet Zui den kan vastgesteld worden, dat over eien dusdanige reis nog geen nadere beslissingen genomen rijn. Het- is mogelijk dat de Keizer tegen Kerstmis tel een ontspanniugsreis be sluiten zal, die in den winter, zooals het van zelf spreekt, slechts naar het Zuiden kan on dernomen worden. Met de tegenwoordige ziekte kan deze reis, wanneer daar too beslo ten wordt, hoogstens iu zooverre in verband gebracht worden, als zijl zich door de behoefte aan ontspanning verklaart.. Frankrijk. Do Kamer beraadslaagde over de begrooting van, buitenlandsche zaken. In antwoord op de hem gestelde vragen, antwoordde Delcassé het volgende: Allo na tiën hebben belang bij de vrijheid der straat van Gibraltar. Wat Panama betreft, dat heeft ziclï van Columbië afgescheiden, en ons dc vo3ledige en besliste verzekering gegeven dat de Fransche l>elangen, met inbegrip van die der Kanaal-Maatschappij, onaangetast zullen blijven. De regeering van Panama voldoet aan de voorwaarden, te stellen aan oen regeering die de orde moet kunnen hand haven. Wij hebben nog slechts aan al onze vertegenwoordigers te vergunnen, zich offi cieel in verbinding te stellen met Panama., gelijk de regeering der Vereenigde Staten reed3 deed. Aangaande Marokko zeide Delcassé, dat de regeering nooit, gedacht heeft aan een expeditie naar Marokko. Dat land moet rus tig en onafhankelijk zijn. In do Marokkaan- sche quaestie behoort Frankrijk een beslis sende stem te hebben, maar ons optreden moet vooral vredelievend zijn. Met medewer king van den Sultan is een overeenkomst gesloten om ter weerszijden van de grens markten to vestigen, verbonden door Fran- scho spoorwegen, waar de rechten gcind zul len worden. Marokkaansche troepen die daar het toezicht moeten houden, zullen door Fransche officieren gecommandeerd worden. Wat het Balkanschiereiland betreft, zcid© Delcassé, dat de Porto zich zeer in do vingers zou snijden, als zij het toezicht van Rusland <?n Oostcnrijk-Hongarije niet onverwaarde- üjk aanvaardde. Frankrijk moet in elk ge val Rusland en Oostenrijk steunen. Betrekkelijk Siam verklaarde de minister, hebben wij de ouderhandelingen moeten her openen, aangezien de Siameescho regeering zich niet doordrongen toonde van den geest der conventie vam 1902. Men moet dc draagkracht van het Fransch- Engelsche arbitrage verdrag niet overdrijven de arbitrage zou afgedaan hebben op act oogenblik waarop een groote natie haar eer aan het oordeel van derden onderworpen zag. De Tsaar begroette met voldoening hft samengaan van Frankrijk en Italië. De reis van president Loubet naar Rome heeft groot staatkundig bélang, maar de regeering heeft daar nog niet over beraadslaagd de Kamers zullen vooraf in de gelegenheid gesteld wor den, hun oordeel uit te spreken. Hubbard diende een motie in. waar bij de rc-geering wordt uitgenoodigd, zich met, andere regeeringen te verstaan ter zake van beperkingen dor krijgstoe rustingen. Kolonel Rou&seb verzette ziéh uit naam van het verminkte Elzas-Lotharin- geai tegen elk denkbeeld van ontwapening. Delcassé antwoordde: Frankrijk behoeft daarover niet te spreken tot de natiën, het handeltsedert verscheidene jaren zijn onze begrootïngen van oorlog em marine eenigs- zins lager geworden. Andere natiën kunnen dat voorbeefld volgen. Wanneer anderen be sluiten, hun militaire uitgaven te verminde- reu, zal men bij ons op geen tegenstand stuiten, maar het staat niet- aan ons, hierin den eersten stap-te doen. Een motie van Gerville-Réache, tot goed keuring van Delcassé's verklaringen, werd aangeuomen, en de vergadering gesloten. Betoogors, dio onder den kreet van„A bas la calotte! Vive Pelletan!" te Brest manifesteerden, hlebben een politiecommis saris half dood geslagen, en drie journalisten uren lang belegerd. De inwoners goten, em mers water over dé hoofden dér manifestan ten Engeland. De corespondent van den Matin te Londen verneemt uit vertrouwbare bron, dat gedu rende de conferentie, die Donderdagavond heeft plaats gehad op het slot Windsor tus schen Tittoni, den Italiaanscben minister van buitenlandsche zaken, markies van Lansdow- ne, Engelschen minister van buitenlandsche zaken, Pansa, gezant van Italië te Londen en Sir Francis Bertie, de voorwaarden voor een Engelsch-Italiaansoli arblitnageverdrag, analoog met het Engelsch-Fransche verdrag van den 14. October, vastgesteld zijn. De liberalen begroeten. Chamberlain's voor stel om den strijd tusschen vrijhandel en bescherming door oen referendum, een volks stemming te laten beslissen, verschillend. Het denkbeeld van Chamberlain zal in- tusschen wel onuitvoerbaar zijn. Alleen de staat met rijn geordend kiesstelsel kan een volledige en aanuemelijlke stemming hou den. En de Engelsche regeering wil juist geen verkiezing in den eersten tijd. Zou Chamberlain nu anders willen? Kort gele den was hij Jt nog met Balfour eens, dat er tijd moest zijn om het land te bewerken. Meent Chamberlain, dat liet land' al ge noegzaam bewerkt is en do kansen voor zijn plannen er goed voor staan? In de voorrede bij do uitgave van rijn laatste redevoeringen zegt hij wel, dat hij er niet aan twijfelt of het vonnis over den vrijhandel is bezegeld, maar van rijri eigen voorstellen heet hot niet meer dan dat hij ernstig hoopt, dat het Êngclscho volk ze zal aannemen voor het te laat is. Is dit alleen ecu hernieuwde waar schuwing, dat Engeland den band met de koloniën moet aanhaleu door ize handels- voordcelen te bewilligen, omdat anders de ko-loniën wel eens wegdrijven kouden? Of voelt Chamberlain rich ietwat ontmoedigd door1 den tegenstand, dien hij vindt, met name ook onder de unionisten? Oosten rIJk-Hongarïje, De Keizer ontving gisteren voormiddag te Weenen den Hongaarschen minister-presi dent graaf TiazaL die des morgens uit Pest was aangekomen, en verleende hem een zeer lange audiëntie. Des namiddags keerde graaf Tisza naar Pest terug. Servië. Uit Belgrado worden do geruchten, die ge wagen van eeno beroerte, waardoor do Ko ning zou zijn getroffen, tegengesproken. Do gezondheidstoestand van don Koning wordt volkomen bevredigend genoemd Midden - Amerika. Hot nieuwe kanaal verdrag werd don 18. November door Hay en Bunau-Varilla oo» derteekond. Hot onderscheidt zich in som mige bijzonderheden van het Hay-Hereau- verdrag, dat Columbië niet wilden aannemen. Panama waarborgt aan de Vereenigde Sta ten ton eeuwigen dage het gebruik van ecu 10 mijlen breeden strook gronds, waardoor het kanaal zal loopen, terwijl in het verdrag mcb Columbië slechts een strook van 6 mijlen breedte voor honderd jaren werd af gestaan. Panama verleent verder aan do Unie liet uitsluitende gezag over deze strook, uit oen oogpunt van politio, justitie en go- zondheidspolitie. Verder laat de nieuwe republiek aan de) Vereenigde Stafeen eilan den even in de baai van Panama, de kust strook binnen het 10 mijlen breede gebocd, havens en kolenstations en verbindt zich ge lijktijdig soortgelijke voorrechten aan ande re staten te weigeren. De steden Panama en Colar blijven in naam onder het opperge zag van de nieaiwo republiekindien echter uit een oogpunt, van politie of uit ander» hoofde veranderingen wenschelijk mochten voorkomen, dan staat heit do Vereenigde Staten vrij déze veranderingen aan te bren gen. Dé contra-praeetatiei van de Vereenigde Staten bestaat in do betaling van 10 mil- lioen dollars bij dc ratificatie van het ver drag en in eene jaarlijkscho betaling van 250.000 dollars na afloop van negen jaren. Verder wordt aan dc nieuwe republiek de souvereiniteïfc over het gewezen departe ment Panama toegekend, en do Vereenigde Staten verbinden zich, geen inbreuk te ma ken op dit souvereiniteitsrecht. en bevesti- gou tegelijk, dat het niet hun verlangen is Uit het Engelsch 36 VAN FLORENCE MARRIAT. „Waar ben je vandaan gekomen, vrouw tje?" hernam zij, terwijl zij haar armen uit breidde. „Kom eens bij mij je moet niet bang wezen en vertel mijl eens, waar je woont". ,,Ik ben niet bang", antwoordde Agnes, terwijl zij rich vertrouwelijk tegen haar nieuwe vriendin aanvlijde en Eva vlak in 't gelaat zag „Ik ben Aggie en ik woon daarginds", voegde zij er bij, terwijl zij met baar handje achter zich wees. .Maar u moet niet, huilen dat is niet lief. Ik zal uw tranen wel wegkussen". En de daad bii het. woord voegend, drukt.* het kleine meisje Eaar frissohe rozelipjes op Eveline's betraande wangen. Eveline Rayne was zeer gevoelig van aard en sterk vatbaar voor indrukken. Te mid den van de weelde en praoht, waardoor rij zich otnringd zag, dorstte haar ziel naar lief de en de harteliike sympathie' van liet aan vallige kind trof haar diep. Zij drukte dc kleine vast aan haar hart met een onbestemd voorgevoel, dat zij voortaan, door een hech ten baud van vriendschap en genegenheid aan elkander verbonden zouden worden. En dat voorgevoel bleek weldra juist geweest te zijn Het duurde niet lang, of Eveline kwam tot de ontdekking, dat haar kleine vriendin niemand anders was dan Agne Feather stone het eenig kind van den rijken bankier van dien naam, welke met zijn vtouw op Feather stone Hall woonde, een buitenplaats, die on geveer een mijl van Rozenheuvel verwijdcad was. Hoc Agnes het had aangelegd, om on gemerkt aan het toezicht van het kinder meisje te ontsnappen en den weg naar Ca- ryll's park te vinden, was en bleef een raad' sel. Eveline was niet lang besluiteloos aan gaande hetgeen haar te doen stond zij nam de kleine mee naar het heerenhuis. om haar eon weinig op te knappen, en bracht ha.v daarop naar haar ouders to rug, die in deo- delijike ongerustheid verkeerden en F.vi ten zeerste dankbaar waren voor de zorg. aan hun onbezonnen wildzang gewijd. Sedert, ging er geen dag voorbij dat Eveline haar kleine vriendin niet. zag. Mevrouw Featherstone was zeer ingeno men met het denkbeeld, dat haar dochter een oudere vriendin gevonden had. die op Agneic passen en met haar spelen kon, cn het duurde niet lang. of Eveline had de aan vallige klein*', zoo lief, alsof deze haar eigfti kind was geweest. Do leemte, in haar hart ontstaan, werd aangevuld door Agnes Featherstone. Omtrent dat gedeelte van Eveline's leven, hetwelk thans volgde, valt weinig of niets bizonders mede te deolen. Ónder de bekwa me leiding van juffrouw Middlelon open baarde zich oen verandering ten gunste in haar uitwendig voorkomen en manieren en maakte zij snelle vorderingen in al die kun digheden, welke men met recht in oen wel opgevoed meisje verwacht te zullen aantref fen. Toen zij ongovcor twee» jaar op Rozen heuvel had gewoond, zou niemand iu haar het lang opgeschoten, schamel goklcede en onontwikkelde meisje herkond hebben, dat te Liverpool, in juffrouw Rayne'a nederige woning, niet. veel meer dan oen dienstbode was geweest. Haar leven was echter vrij een tonig en vervelend. De physiehe toestand Van haar oom was er na zijn terugkeer op Rozenheuvel geenszins op verbeterd. Van lieverlede was hij door een algehocle ver lamming aangetast geworden, zoodat hij. als een jammerlijk toonbeeld van hulpeloosheid', door het statig park van zijn landgoed in pen Wagentje werd rondgereden, meer dood dan lovend on schijnbaar zonder eenige acht te slaan op hetgeen er rondom hem voorviel In al dien tijd hoorde Eveline hoegenaamd niet® van "William Caryll. Na zijn spoorlooze verdwijning uit Liverpool was hij als het ware dood verklaard en door iedereen verge ten. Alleen het liefhebbend hart van Eve line Rayne hield zijn beeld trouw bewaard. Zij had om; zim wem is geschreid, tot. de bron liarer tranen was opgedroogd, maar nog al tijd klemde» ziji zich- vast. aan hot geloof, dat hij eenmaal zou terugkomen, om haar als. zijn eigendom op to cischen. Toen Eveline haar negentiende jaar had bereikt., was juffrouw Mïddleton's taak op Rozenheuvel geëindigd. Zii verklaarde, dat de opvoeding barer leerling than3 voltooid geacht mocht worden en dat het tijd word. dat Eveline de honneurs zou gaan waarne men in do woning van haar oom. 'Eén paar weken na liet vertrek van juf frouw' MuTdleton trad dc heldin van ons verhaald een nieuw levenstijdperk in. Eons op'een ochtend, toen Eveline beneden kwam, om te ontbijten, deelde juffrouw Wedder- burn haar mede. dat mijnheer Caryll het tijdelijke met het eeuwige had verwisseld. Zijn oppasser had hem koud en levenloos in zijn ledikant vinden liggen, toen hij hem dien morgen kwam» wekken. Eveline hoorde* deze tijding aan, zooals elk jong meisjcjmn haar leeftijd gedaan zou heb ben mot een drukkend gevoel van ont steltenis en verlatenheid. Haar goede tante, die zich altijd verheugd had in hot vooruit zicht, eenmaal op Rozenheuvel te komen wnnen_("wn.nt juffrouw Rayne was overtuigd, dat Eveline haar niet zou vergeten) was een half jaar geleden gestorven, zoodat. het ne gentienjarig meisje thans alleen op de wereld stond. Na afloop van de begrafenis werd het tes tament geopend. Tot baar niet gering© ver bazing vernam Eveline, die niet anders dan een legaat, had verwacht., dat zij hehou- dens den cventueelrn terugkeer ran haar neef TTugli tot universeel© erfgename van haar oom was benoemd, met een inkomen Van viiiftionduizénd pond 's jaars. In don beginne was Evelino alles behalve opgetogen' met hot onverhoopt geluk, dat haar ten deel was gevallen. Terwijl iedereen haar geluk Wenscht© of» benijdde, zwoegde zij onder de zware verantwoordelijkheid, die op haar schouders" was geladen, en vroeg tij zichzelf vol smarteJijken weemoed af, hoe sij het ooit zou, uithouden, oim alleen op Rozen heuvel te wonen. Maar toon zij rich een maal vertrouwd had gemaakt met dit. denk beeld. schonk con ander© gedachte haar don iioodigen moed, om do haar opgedragen taak t-e aanvaarden. Zii herinnerde zich d© ge- jofte, dio zij en Will indertijd wederkeerig hadden afgelegd, nl. deze: dat zij eorlijk alles samen zouden deelen, onverschillig wie van beiden Rozenheuvel zou erven. Van dat oogenblik af aan beschouwde zij't prachtige landgoed niet Iangpr_als haar eigendom, maar als het zijne. Zij zou het zoo goed mogelijk trachten to bcheoron en in waarde doen toenemen, niet zoozeer om harentwil Ie als wel in zijn belang. En zoo wijdde zij. haar leven aan den man, in wien zij nog altijd met onverflauwde lief de geloofde, ook al kreeg zij taal noch toe ken van hem. Met een aandoenlijk kinder lijk vertrouwen klemde zir zich vast aan de hoop, dat zij eenmaal bereenigd zouden wor den, om elkaar voor eeuwig toe te behooren. Wordt verrotgd

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1903 | | pagina 1