Wö. 1«2. *>r»te Blad Jaargang?. Zaterdag 12 December 1903. BÜÏTËN L AN D. FEUILLETON. Rozenheuvel. SFOORTSCH DAGBLAD. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Amersfoort 1.85. Idem franco per post- 1.75. Afzonderlijke nummers- 0.05. Deze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Advertentiën, mededcelingen enz., gelieve men vóór 10 nur 'a morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF ft O». Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. f 0.7». O. IS. PRIJS DER ADVERTEMTIKN ▼an 1—5 regels Elke regel meer Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan voordeellge bepalingen tot het herhAald adverteeren in dit Blad bij abonnement. Bene circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Aan hen die met I Jan. a. s. op dit blad inteekenen, wor den de nummers die gedu rende de maand December nog zullen verschijnenKOS TELOOS toegezonden. Kennisgevingen. Do Burgemeester van Amersfoort, Brengt ter kennis van de ingezetenen dezer gemeente, dat het door den directeur van 's rijks diaècte belastingen enz. to Amsterdam execu toir verklaard kohier No. 5 van de belasting op bedrijfs- cn andere inkomsten over het dienst jaar 1903/1904 aan den Ontvanger van 's rjjks directe'belastingen alhier is ter hand gesteld, aan wien ieder verplicht is zijnen aanslag op den bij. de wet bepaalden voet te voldoen. Gedaan en op de daarvoor gebruikelijke plaat sen aangeplakt te -Amersfoort, den llden De cember 1903. Do Burgemeester voornoemd, WUUHEBS. Burgemeester en Wethouders der gemeente Amersfoort, brengen ter -algemeene kennis, dat bij hun besluit van heden, ingevolge art. 8 der Hinder wet, aan J. van den Hooff Pz.t wonende alhier, vergunning is verleend' tot de oprichting van eene bewaarplaats van benzine in het perceel Langestraat 107, kadastraal bekend gemeente Amersfoort, sectie E. no. 1928, onder voorwaar den: lo. dat de 'benzine steeds bewaard worde in een onontplofbaar vat 2o. dat deze 'bewaarplaats niet mag worden geopend tusschen zonsondergang en zonsopgang. Amorsfoort, den 10. December 1903. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, B. W. Th. SANDBERG. WUUTIEBS. Burgemeester en. Wethouders der gemeente Amersfoort, biengen ter algemeene kennis, dat bij hun besluit van heden, ingevolge art. 8 der Hinder wet, aan H. van Ee, wonende alhier, vergunning is verleend tot de oprichting van eene brood bakkerij, n liet perceel Kampstraat no. 39, ka dastraal bekend gemeente Amersfoort, sectie E, no. 3746. Amersfoort, den 10. December 1903. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De- Secretaris, De Burgemeester, B. W. Th. SANDKERG. WITJTIERS. Politiek Overzïcbt. Hek begrootingp-debat in den Duitschen rijksdag. Het is cene oude waarheid, die ailtijd nieuw blijft, dat in een algemeen begrootiugsdebat allerlei onderwerpen ter sprake komen, maar slechts bij; uitzondering de begroeting zelve. In onze Tweede Kamer maakte de heer Mees verleden week half en half ecrae verontschul diging, dat hij, iets op het hart- had, wat op de begrcot ing betrekking had. Ook in de debatten, die sedert Woensdag in den Duit schen rijksdag worden gevoerd, blij it men trouw aan die gewoonte, die wel eene tradi tie mag worden- genoemd. Het debat werd ingc-leid door den nieuwen chef va.n het rijiksdepartement van finan ciën, den staatssecretaris von Stengel. Deze hield natuurlijk ©eno streng zakelijke rede over cl© begrootiug en wat er mn-de in ver band' staat, maar vond daarvoor bitter weinig belangstelling. De spreker, die op hem volg de. was de Beiersohe geestelijke, dr. Schacd- ler. Als woorvcerder van het centrum, de sterkst© fractie van het huis, opende hij het debat. Hiji was 2i uur aan het woerd en roerde zoowat alle dingen van beteekenis aan, die gedurende de laatste maanden in het openbare leven van Duiteahland zijn voorgekomen. Hiji sprak over de ziekt© van den Keizer, waaraan hiji een warm en deel nemend woord wijjdde, over de buitenlamd- sche politiek, over de manoeuvres en den in- lcwartieringslast, over de onetdelo concurrentie en de handelsverdragen, over de sociale poli tiek en de presentiegelden voor de leden van den rijksdag, over automobielen en. sol daten-mishandelingen, ook over gerucht ma kende processen, zcoals die van luitcnant Bilse en gravin Kwilecka en over de wondo plekken, die daaudooT zijn bloot, gelegd. Veel van wat hij zeide zou ook gepu6t hebben in den mond van B-cbri, den sociaal-democrati- sctheti leider, di© eergisteren bijna drie uren een© heiige phiüppioa hield togen de huidig© maatschappij in het algemeen en. de Duitsche in 't bijzonder. Maar Bebel heeft zijn mees ter gevonden in dew rijkskanselier graaf Bülow, die terstond na hem opstond om hem te beantwoorden. „Welk een tegenstellingschrijft een oog getuige'. Daar do hartstochtelijke volks tri buun, altijd ernstig, geheel vuur, geheel pathos, cn hier de diplomatisch geschoolde staatsman, die zich geen oogentlik cpwindt en zelfs in oogenhlikkcn, waarop hij, zooals ditmaal, schijnbaar in vuur geraakt, tcch ieder woord zorgvuldig berekent, die daar bij ook den humor en de ironie, welke zijn tegenstander bijna, geheel mist, te pas brengt bewust en berekend naar zijp gehoor, ew op deze wijfze als spreker groot succes behaald en niet alleen den bijl val, maar ook den lach lust vam de meerderheid aan. zijn© zijde ge had heeft." Wij hebben reeds eenige der meest op merkelijke passages uit de redevoeringen van Bobel cn van den rijkskanselier weergege ven. Thans leggen wij nog even den nadruk on enkele verklaringen, die door graaf Bülow zijn afgelegd. In do eerste plaats op zijne gewichtige verklaring omtrent de voornemens der Duitsche regeer.wg op het- gebied der sociale politiek. Hij zeide daarover„Ik heb voor een jaar gezegd, dat er van een stil stand der sociaal-pol tieke wetgeving geen sprake kan zijp. Daaraan hcaid ik volledig vast. Do verbonfden regeeringen, zullen zich, zooals giji uit de troonrede hebt gezien, in hunne pogingen ten. gunste van de arbeiders niet van de wijp laten brengen. Wijl zullen ook verder er naar track Uw, leven en ge zondheid van. de werklieden beter t© be schermen, ook beproeven langzamerhand de groote vragen van den werktijd, do bescher ming van vrouwen ew kinderen en de wijze der loonsbetaling op te lossen voor zooveel dat mogelijk is, onder volledige handhaving van ons vermogen om te concurreeren op de wereldmarkt. Wij beschouwen 't als een plicht van den staat, den werkman tegen de beroepsgevaren krachtig te beschermen. Wij willen niet alleen voortzetten wat op het gebied van de werkliedenbeschermiug cn de werkliedenveraekering reeds tot stand ge bracht is, maar wij hopen ook gaandeweg die zaken te kunnen ter hand nemen, die nog wachten cp oplossing. Dit zijn voor de eerstvolgende tien jaren de weduwen- tw woezenverzorgdug en voor later ook nog de werkloozen-verzckcring. Wij zullen dergelijke zaken echter slechts kunnen oplossen, wan neer wij op dé sociale baan, die ik den strijd togen de mcnschelijike ellende noem, stap voor stap voortschrijden, zonder don bodem, der werkelijjkheid onder de voeteu tc ver liezen, zonder door zoodanige eischen als van sociaal-democratische zijde gesteld zijn, ons ganscke economisch leven met rampen te be dreigen." Eeno andere vorklaring, die door den rijks kanselier werd afgelegd, had ten doel hon ge rust te stellen, die vreezen dat ter tegemoet koming aan van agrarische zijde geuite wen- scbcn van regeeringswege de invoering van tollen op de rivieren wordt overwogen. Deze verklaring houdt in, dat naar de ganscho ge schiedenis van het ontstaan van art. 54 der rijksoonstitutio het aan geen twijfel onder hevig kan zijn, dat door deze bepaling van de grondwet het recht van do bondsstaten zou worden opgeheven om op de Duitscko rivieren tollen to boffen, enkel voor het recht om ze te be varen. Een© uitzondering van dit in do rijksgrondwet neergelegde beginsel zo-u der halve moeten worden goedgekeurd door eeno bijzondere rijlkswet, on wel, zóoals bij do be raadslagingen ovejr da wet van 5 April 1886, betreffende het heffen van scheepvaarttollen aan de Beneden-Weser, uitdrukkelijk is ge zegd, dcor eene wet, die in den bondsraad en den rijjksdag onder inachtneming van art. 78 van de rijksconstitutio zou moeten worden behandeld en aangenomen. Bij den bondsraad is geen enkel voorstel aanhangig om eene uitzondering op het algemeene beginsel van art. 54 der rijksconstitutie te overwegen en daarover te besluiten, en er schijnt dus ook voor deze vergadering en voor de betrokken kringen van belanghebbenden geen reden te bestaan, om in te gaan op de in de pers ont stane gedachtenwisselingen over eene theo retische strijdvraag, die door de rijksconsti tutio «aan het gebied der rijkswetgeving is voorbehouden en waarbij ook de bestaande regelingen met de betrokken staten in aan merking zouden komen. Hoe het staat met de onderhandelingen over de nieuwe handelsverdragen, vernam de rijksdag van graaf Bülow niet. Hij bepaalde zich tot de opmerking, dat Bebel zich daar over had uitgedrukt op eene wijze, die in hooge mate in staat zou zijn het tot stand komen van handelsverdragen te bemoeielij- ken, wanneer men in het buitenland ge loofde, dat da afgevaardigde Bebel op de Duitsche politiek een bepalenden invloed kon uitoefenen. Daartegenover verklaarde" de rijkskanselier, dat de verbonden regee ringen steeds vasthouden aan den wensoh, op voor hen aannemelijken grondslag zoo spoe dig mogelijk tot handelsverdragen met de andere verdrag-slaten te komen. Hoe men dien wensch denkt te kunnen verwezenlijken, daarover liet de rijkskanselier zich niet uit. Intusscben deed de conservatief graaf Stol berg, nadat de rijkskanselier gesproken had, e-n waarschuwing hooren, dat de regeering hierin niet alleen te zeggen had. Hij verde digde de conservatieven tegen het verwijt, dat zij tegenstanders van handelsverdragen voor langen termijn zouden zijn, en voegdo daaraan toeY» ij wenschen ze, maar niet tot eiken prijs. Nu de minimum-rechten voor graan zijn vastgelegd, stellen wij tot voor waarde, dat de invoerrechten op veo op vol doende hoogte vastgelegd worden en dat de bescherming van de grens tegen veeziekten niet verminderd wordt. Dringend verzoeken wij om vermindering van de slachthuisrcch- ten. Wij hebben den indruk, dat de onder handelingen over handelsverdragen stilstaan en niet goed van de plaats komen. Wanneer do vreemd© onderhandelaara op onze beschei den eischen niet willen ingaan, dan blijft slechts de ultimo ratio over; het opzeggen van de verdragen. Bij| de nu geldende rech ten kan do landbouw niet bestaan. Wij heb ben vol vertrouwen het wapen zonder in voeringstermijn in handen van de regeering gegeven en verwachten van haar, dat zij er gebruik van zal maken." Dat is cene waarschuwing, die zondor om haal van woorden gegeven werd, maar die toch meer indruk moet maken dan do schet terende strafredenen van Bebel. Want ach ter graaf Stolberg staat de meerderheid van den Rijksdag, die in de stormachtige dagen van December van het vorige jaar hot nieu we algememo tarief van invoerrechten heeft vastgesteld in voel scherperen vorm dan dcor do regeering oorspronkelijk waa bedoeld. Duitsehland. Do „Messagero" verzekert dat Keizer Wilhelm den winter aan boord van de Hohenzollern, kruisende in de Middelland- sche Zee, door zal brengen. Het jacht zal den 20. dezer Kiel verlaten. Bij het vervolg der algemeene beraad slagingen over de begrooting in den Rijksdag, besprak gisteren de minister van Oorlcg vooreerst de gebeurtenissen in For- bach, die niet alleen het Duitsche volk, znaar cok het Duitsche leger ten zeerste getroffen hebbc'U. De naam Forbach had eens een goeden klank, doch thans zijn daar over schaduwen geworpen. Wat in hot boek van luitenant Bilse staat, is voor een gedeelte waar. De officieren^ die zoo opgetreden" zijn als in het boek staat, zijn geen officieren in den geest als Pruisi sche officieren moeten, zijn. Wanneer even wel de scciaal-deanocraitem zoggen, dat dit het militaire stelsel is, dan moest het- ge- heele Duitsche volle, dat sedert 100 jaren al gemeene dienstplicht heeft, verzwakt zijn. Doch het Duitsche volk heeft met energie en voorbeddeloozen vlijt het grootste deel van- do wereldmarkt veroverd. Blijkens het uitvoerige verslag van Bebel en graaf Bülow in de zitting van Donder dag, liet de rijkskanselier aan den minister van oorlog over, de aanvallen van Bebc' op het leger af te slaan. Dte ervaring heeft hem geleerd, dat op een dusdanig ge bied een greintje eigene ervaring en practijk tionmaal zwaarder wegen dan fantastische voorstellingen. Dat tucht in 't leger goed is, hebben de resultaten der Pruisische wape nen sedert Koning Friedrich Wilhelm I be wezen. Spreker beneemt geen lid van den Rijksdag het recht, militaire quaesties t© leritiseeren, maar de> kritiek moet zakelijk en rechtvaardig zijn. Er zijn tweeërlei soort kritiek. Die uit patriofcisch oogpunt, cn om stof tot agitatie te hebben. Deze laatste is de wijze van kritiek, welke sedert jaren door de sociaal-democraten beoefend wordt. (Voortdurende onderbrekingen der sociaal-democraten). Dit is zeer kenmerkend voor u, dat gij (hierbij richt Spr. zich tot de sociaal-democraten) voortdurend elk afzon derlijk geval 'generaliseert. Als of er bij u ook geen schurftige schapen zijn. (Stormachtig lawaai der sociaal-democraten). Ik moet echter constateer en, dat d© geval len van soldatenmishandelingeu van jaar tot jaar verminderen. Dat onder vele duizenden onderofficieren er enkele zijn, die misgrepen begaan, kan zeer goed voorkomen, doch dit mag geen reden zijn, het goheele militai re stelsel aan te tasten. Zelfs de sociaal-de^ mocratio is niet geheel zonder smet. Dc wijze waarop de afgevaardigde Bebol d© Russische toestanden gecritiseerd heeft, zal zeker veel voldoening verwekken onder diegenen onzer buitenlandsche tegenstanders, di© trachten de thans bestaande goede be trekkingen tusseüen Duitsehland en Rusland te verstoren. Maar ik ben overtuigd, dat de meerderheid van dit Huis het inet mij eens is, wanneer ik zeg, dat eene dusdanige wijze van kritiek uitofenen omtrent d© inwendige toestanden van een naburig bevriend rijk, dat een dergelijke onbcteugolde wij- ze van kritiek (groot rumoer bii de sociaal-democraten. Dc Rijkskanselier wordt steecb opnieuw in de redo ge vallen, doch gaat met luider stem voort) met alle traditiea van het Duitsche volk in strijd is. Ik ben overtuigd dat de meer derheid van dit Huis het met mijl eens is, wanneer ik mij: door de kritiek van den af gevaardigd© Bebel er niet van terug laat houden, steeds goede betrekkingen met Rus land ook voor het vervolg te onderhouden. De afgevaardigde Bebel heeft mij voor de voeten geworpen, dat wij Amerika naloo- pen. Dat is. precies hetzelfde verwijt dat zoo vaak in de jingopers aldaar den leiders van de Amerikaan3clie politiek voor de voeten, geworpen wordt. Wat Vanderbilt betreft, deze heeft voor twee jaren eenige Duitsche heeren zeer welwillend ontvangen. Het was alzco geheel natuurlijk, dat wij hetzelfde de den. Van onderdanigheid der heeeren die hem ontvingen is in 't geheel geen sprake het betrof niet den c om man d eere nd e p gene raal in Danzig en den opperpresident aldaar, maar slechts een assessor (plaatsvervangend, rechter) en den met den heer Vanderbilt per soonlijk bekenden generaal Mackensen. De afgevaardigde Bebel sprak' van den stand der handelsverdragen. De heer Bebel hoeft zich daarover uitgelaten op eene wijze, die zeer geschikt zou zijn, om, wanneer men in het buitenland geloofde, dat de heer Be bel op onze politiek een bepaalden invloed uitoetencn kon, het tot-stand-komen der han- delsverdragen te bemoeielijken. Hij heeft all© argumenten aangehaald, om de positie van onze onderhandelaars te verzwakken ©n die der buitenlandsche te versterken. Daar tegenover verklaar ik. dat d© verbondene re- geeringen zoowel nu als voorheen den wensch blijven koesteren, zoo spoedig moge lijk do handelsverdragen op een voor ons aannemelijke basis tot stand te brengen. Omtrent cene rijkswet op de heffing van miertollen kan ilc verklaren d.st in dit op zicht geonerlei voostellen zijn ter spra ke ge item ©n. Wat dc sociale wetgeving betreft, vroeg de afgevaardigde Bebel mij, of ik niet do eerzucht had een Millerand te wor den. Dat wil ik u zeggen. Ten eerste niet, omdat de heer Alillerand op en top Fransch- mati is, een Fransch patriot, terwijl gi: en uwe vrienden bij iedero gelegenheid verkla ren, dat gij niet op denzelfden nationalen grond staat als. wij. Maar dan óok niet. om dat. wanneer ik mij werkelijk tot een twee den Millerand ontwikkelen wilde, of mij er op zou willen toeleggen er een© te worden, dezen Millerand van geen enkele zijde meer nindernissen in den weg gelegd zouden worden dan door den afgevaardigd© Bcbcl. Daaraan zult gij, mijnheer Bebel, na het verhandeld© op den Dresdener partijdag niet kunnen twijfelen l In het vervolg zijner polemiek tegen de U*t het Etigelsch 52 TAN FLORENCE M ARRY AT. D© haperende stem, waarmede zij deze woorden uitte, en de zenuwachtige manier, waarop zij hare vingers bewoog, trokken ten zeerste de aandacht der twee vrienden. „Zwerft er soms een vriend v«m ui in Arae- rika, dien ge uit het oog verloren hebt, juf frouw Rayne?" vroeg Vernon. Een hoog© bics overtoog Eveline gelaat. „Hoe komt u op dit denkbeeld Wien zou ik bennen «aan gene zijde van den oceaan? Ik zal u zeggen, waarom ik u deze vraag deed. Een dame van mijn kennis heeft in gerui- men tijd niets gehoerdvan haar zoon. Natuurlijk maakt zij, zich vreesdijk ongerust over hem en daarom Eveline brak plotseling af. Haar oprecht© natuur had zulk. ©en afkeer van alles, wat naar misleiding en bedrog zweemde, dat zijl niet in staat was, met haar leugen voort te gaan. Kapitein Philips donkere oogen sloe gen haar nauwkeurig gade, terwijl zij met haar dessertmesjo en vork speelde en aan dachtig tuurde naar de geschilderde bloemen op haar bord. ,,'t Is heel begrijpelijk, dat zij zich onge rust maakt," gaf John Vernon op haar laat ste opmerking ten antwoord. „Er zijn slechts zeer weinig plaatsen als er inderdaad' zul ke zijn aan t© wijzen - waar het postwezen nog niet is doorgedrongen. Toch meen ik wel eens gehoord te hebben, dat lui, die naar het Rotsgebergte en andere dergelijke distric ten waren getrokken, maanden achterecu niet in de gelegenheid waren naar huis te schrijiveu." „Maar in het geval, dat ik aanhaalde, is er sprake van jaren," sprak Eveline op smar- telijken toon. „Dat is leelijkerIk voor mij zou althaas niet durven hopen, dat iemand, di© in geeu jaren iets van zich had laten hooren, nog tot do levenden gerekend mocht worden.'' Op Vernon's woorden volgde een oijnl :,k stilzwijgen, waaraan kapitein Philip zich haastte, een eind© te maken door te zeggen „Ata hot. niet al to onbescheiden is. juf frouw Rayne, zou ik u wel willen vragen, hoe juffrouw Featherstone*» toekomstig© echtgenoot heet Met zenuwachtige gejaagdheid schrikte Eveline uit haar droefgeestige overpeinzin gen op. „Er kan geen kwestie zijn van ©enige on bescheidenheid aan uw leant. Agnes maakt volstrekt geen geheim van haar engagement. Zij kwam vandaag, bij mij, met een \an vreugde stralend gezichtje, om mij met blij den trots al d© nader© hizonderheden aan gaande haar verloving mede te deelen. Hij heet Jasper Lyle." „Wat is hij van beroep?" „Ik geloof niet, dat hij er oenig beroep op na houdt. Zij heeft mij daar althans niets van verteld. Hij schijnt het grootste gedeelte van zijn leven buitenslands te hebben cloor- gebnicht, zoodat ik veronderstel, dat hij een onafhankelijke positie in dc maatschappij in neemt. Maar wij hebben de prozazijde van deze hoogst poëtische zaak niet aangeroerd dat laten wij aan mijnheer Featherstone over. Het eenige, wat ik wilde weten, wis dit: of Agnes gelukkig met hem is. Het zal zeker wel overbodig zijn, er bij t© voogm, dat mijnheer Lyle natuurlijk, volgens Agnes, do volmaaktheid zelf is." „Hebt u nog geen kennis met genoemden heer" gemaakt?" „Neen, nog niet. Agnes drong er steik op aan, dat ik haar naar Featherstone Hall zou vergezellen, maar ik wilde liever mijn bezoek tot morgen uitstellen. Ik vond het wel wat indiscreet, om thans reeds een beroep te doen op mevrouw Fe.atherstoue's gastvrijheid. Maar ik heb beloofd, dat ik morgen op de Hall zal komen dineeren, om aan mijnheer Lyl© te worden voorgesteld. Ik kan echter niet zeggen, dat ik buitengewoon verrukt hen over de komst van iemand, die mij mijn lievo vriendin gaat ontrooven." „Zal fiet huwelijk spoedig plaats grijpen, juffrouw Raync?" „Daar heb ik nog niets van gehoord'. Ik geloof niet, dat <1© trouwdag reeds bepaald is. Voor mij; zelf hoop ik, dat zij een langen engagementstijd zal hebben. Als ons diner is afgeloopen, zal ik u eens de marmeren schoor steen-ornamenten laten zien, die juffrouw Featherstono uit Rome voor mij heeft mee gebracht. Zij zijn allerliefst." D© twee vrienden brachten het verder© ge deelte van den avond door met bet bewon deren van schilderijen, plaatwerken, photo- grap'aieën en anderszins. Het was nog be trekkelijk vroeg, toen kapitein Philip cn zijn logé afscheid van hun gastvrouw namen en don terugtocht naar de .Hermitage" aan vaardden. „Wel. Jack, hoe heb je het gehad van avond," vroeg kapitein Philip aan zijn jeug digen vriend. „Zeker wel een beetje saai er vervelend voor zoo'n levendig, opgewonden standje, als jij bent „Ik heb mij uitstekend geamuseerd, kapi tein, misschien juist wel omdat deze uitgang zoo iets geheel anders was, dan waaraan ik gewoon ben. Ik kan de gedacht© aan dat portret maar niet van mij afzetten. Het doet mij zoo sterk denken a.an iemand, dien ik ken, maar niet weet thuis t© brengen. Maar ik zal er wel achter komen ik zal cr den gebeelon nacht over practiseereu." „Loop naar do maan met je portret 1" riep do kapitein uit. „Al gelijkt het op iemand, dien ge kent wat dan nog? Do jongen is dooddat portret is heb eenige, w«at van hem over is. Maar is het jou ook niet opge vallen, Jack, dat juffrouw Rayne buitenge woon veel belang stold© in Amerika Ik heb haar nog nooit 700 opgewonden gezien. Zou ze j© met een bepaald doel al die vr«igen gedaan hebben?" „Dat zou ik u niet kunnen zeggen, kapi tein. Vrouwen zijn altijd onoplosbare raad sels voor mij. Ik begrijp ze nietIk zou toch wel eens willen weten, aan wien dat portret mij doet denken. Ik licb die oogen meer gezien." HOOFDSTUK XIV. Jasper Lyle. Algemeen achtte mon het oen groot geluk, dat Andrew Featherstouc, de bankier, slechts één kind had, want het aantal leden van. rijn familie wa s legio. Evenals de meeste men- echen, die op de een of andere wijze, hetzij door onvermoeide vlijt, hetzij lpdji gduik, schat ten hebben weten tc verzamelen, had hij on telbaar veel anno bloedverwanten, dio_ van. tijd tot tijd als een vlucht hongerige gieren cp Featherstono Hall neerstreken, teneinde d© kruimels op te pikken, die van do tafel' des rijken mans afvielen. Sommigen hunner haddon het zoo slim weten aan te leggen, dat zij als huisgenooten op do Hall waren opge nomen, en liet kostte vreemden, dio met do familieomstandigheden niet bekend waren, heel wat moeite, eer zij het feit konden ver- klaren, dat zooveel mensdien met verschillen de namen onder een cn hetze lfde dak woon den. William Rastall bijvoorbeeld, mijnheer Fctit berst one's halve broer, uit het tweed© huwelijk van Andrew s moeder gesproten, hacl reeds langer dan tien jaar bij zijn stiefbroeder ingewoond. De zuster van mevrouw Feather stone, juffrouw Maedonald, had den bankier en zijn vrouw reeds gedurende^ dc jaren van hun huwelijk met haar bijzijn vereerd. Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1903 | | pagina 1