Wö. 1«2. *>r»te Blad
Jaargang?.
Zaterdag 12 December 1903.
BÜÏTËN L AN D.
FEUILLETON.
Rozenheuvel.
SFOORTSCH DAGBLAD.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Amersfoort 1.85.
Idem franco per post- 1.75.
Afzonderlijke nummers- 0.05.
Deze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen.
Advertentiën, mededcelingen enz., gelieve men vóór 10 nur
'a morgens bij de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF ft O».
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
f 0.7».
O. IS.
PRIJS DER ADVERTEMTIKN
▼an 1—5 regels
Elke regel meer
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan voordeellge bepalingen tot
het herhAald adverteeren in dit Blad bij abonnement. Bene
circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Aan hen die met I Jan. a. s.
op dit blad inteekenen, wor
den de nummers die gedu
rende de maand December
nog zullen verschijnenKOS
TELOOS toegezonden.
Kennisgevingen.
Do Burgemeester van Amersfoort,
Brengt ter kennis van de ingezetenen dezer
gemeente, dat het door den directeur van 's rijks
diaècte belastingen enz. to Amsterdam execu
toir verklaard kohier No. 5 van de belasting op
bedrijfs- cn andere inkomsten over het dienst
jaar 1903/1904 aan den Ontvanger van 's rjjks
directe'belastingen alhier is ter hand gesteld,
aan wien ieder verplicht is zijnen aanslag op
den bij. de wet bepaalden voet te voldoen.
Gedaan en op de daarvoor gebruikelijke plaat
sen aangeplakt te -Amersfoort, den llden De
cember 1903.
Do Burgemeester voornoemd,
WUUHEBS.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Amersfoort,
brengen ter -algemeene kennis, dat bij hun
besluit van heden, ingevolge art. 8 der Hinder
wet, aan J. van den Hooff Pz.t wonende alhier,
vergunning is verleend' tot de oprichting van
eene bewaarplaats van benzine in het perceel
Langestraat 107, kadastraal bekend gemeente
Amersfoort, sectie E. no. 1928, onder voorwaar
den:
lo. dat de 'benzine steeds bewaard worde in
een onontplofbaar vat
2o. dat deze 'bewaarplaats niet mag worden
geopend tusschen zonsondergang en zonsopgang.
Amorsfoort, den 10. December 1903.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester,
B. W. Th. SANDBERG. WUUTIEBS.
Burgemeester en. Wethouders der gemeente
Amersfoort,
biengen ter algemeene kennis, dat bij hun
besluit van heden, ingevolge art. 8 der Hinder
wet, aan H. van Ee, wonende alhier, vergunning
is verleend tot de oprichting van eene brood
bakkerij, n liet perceel Kampstraat no. 39, ka
dastraal bekend gemeente Amersfoort, sectie E,
no. 3746.
Amersfoort, den 10. December 1903.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De- Secretaris, De Burgemeester,
B. W. Th. SANDKERG. WITJTIERS.
Politiek Overzïcbt.
Hek begrootingp-debat in den Duitschen
rijksdag.
Het is cene oude waarheid, die ailtijd nieuw
blijft, dat in een algemeen begrootiugsdebat
allerlei onderwerpen ter sprake komen, maar
slechts bij; uitzondering de begroeting zelve.
In onze Tweede Kamer maakte de heer Mees
verleden week half en half ecrae verontschul
diging, dat hij, iets op het hart- had, wat op
de begrcot ing betrekking had. Ook in de
debatten, die sedert Woensdag in den Duit
schen rijksdag worden gevoerd, blij it men
trouw aan die gewoonte, die wel eene tradi
tie mag worden- genoemd.
Het debat werd ingc-leid door den nieuwen
chef va.n het rijiksdepartement van finan
ciën, den staatssecretaris von Stengel. Deze
hield natuurlijk ©eno streng zakelijke rede
over cl© begrootiug en wat er mn-de in ver
band' staat, maar vond daarvoor bitter weinig
belangstelling. De spreker, die op hem volg
de. was de Beiersohe geestelijke, dr. Schacd-
ler. Als woorvcerder van het centrum, de
sterkst© fractie van het huis, opende hij het
debat. Hiji was 2i uur aan het woerd en
roerde zoowat alle dingen van beteekenis
aan, die gedurende de laatste maanden in
het openbare leven van Duiteahland zijn
voorgekomen. Hiji sprak over de ziekt© van
den Keizer, waaraan hiji een warm en deel
nemend woord wijjdde, over de buitenlamd-
sche politiek, over de manoeuvres en den in-
lcwartieringslast, over de onetdelo concurrentie
en de handelsverdragen, over de sociale poli
tiek en de presentiegelden voor de leden
van den rijksdag, over automobielen en. sol
daten-mishandelingen, ook over gerucht ma
kende processen, zcoals die van luitcnant
Bilse en gravin Kwilecka en over de wondo
plekken, die daaudooT zijn bloot, gelegd. Veel
van wat hij zeide zou ook gepu6t hebben in
den mond van B-cbri, den sociaal-democrati-
sctheti leider, di© eergisteren bijna drie uren
een© heiige phiüppioa hield togen de huidig©
maatschappij in het algemeen en. de Duitsche
in 't bijzonder. Maar Bebel heeft zijn mees
ter gevonden in dew rijkskanselier graaf
Bülow, die terstond na hem opstond om hem
te beantwoorden.
„Welk een tegenstellingschrijft een oog
getuige'. Daar do hartstochtelijke volks tri
buun, altijd ernstig, geheel vuur, geheel
pathos, cn hier de diplomatisch geschoolde
staatsman, die zich geen oogentlik cpwindt
en zelfs in oogenhlikkcn, waarop hij, zooals
ditmaal, schijnbaar in vuur geraakt, tcch
ieder woord zorgvuldig berekent, die daar
bij ook den humor en de ironie, welke zijn
tegenstander bijna, geheel mist, te pas brengt
bewust en berekend naar zijp gehoor, ew op
deze wijfze als spreker groot succes behaald
en niet alleen den bijl val, maar ook den lach
lust vam de meerderheid aan. zijn© zijde ge
had heeft."
Wij hebben reeds eenige der meest op
merkelijke passages uit de redevoeringen van
Bobel cn van den rijkskanselier weergege
ven. Thans leggen wij nog even den nadruk
on enkele verklaringen, die door graaf Bülow
zijn afgelegd. In do eerste plaats op zijne
gewichtige verklaring omtrent de voornemens
der Duitsche regeer.wg op het- gebied der
sociale politiek. Hij zeide daarover„Ik heb
voor een jaar gezegd, dat er van een stil
stand der sociaal-pol tieke wetgeving geen
sprake kan zijp. Daaraan hcaid ik volledig
vast. Do verbonfden regeeringen, zullen zich,
zooals giji uit de troonrede hebt gezien, in
hunne pogingen ten. gunste van de arbeiders
niet van de wijp laten brengen. Wijl zullen
ook verder er naar track Uw, leven en ge
zondheid van. de werklieden beter t© be
schermen, ook beproeven langzamerhand de
groote vragen van den werktijd, do bescher
ming van vrouwen ew kinderen en de wijze
der loonsbetaling op te lossen voor zooveel
dat mogelijk is, onder volledige handhaving
van ons vermogen om te concurreeren op de
wereldmarkt. Wij beschouwen 't als een
plicht van den staat, den werkman tegen de
beroepsgevaren krachtig te beschermen. Wij
willen niet alleen voortzetten wat op het
gebied van de werkliedenbeschermiug cn de
werkliedenveraekering reeds tot stand ge
bracht is, maar wij hopen ook gaandeweg
die zaken te kunnen ter hand nemen, die
nog wachten cp oplossing. Dit zijn voor de
eerstvolgende tien jaren de weduwen- tw
woezenverzorgdug en voor later ook nog de
werkloozen-verzckcring. Wij zullen dergelijke
zaken echter slechts kunnen oplossen, wan
neer wij op dé sociale baan, die ik den strijd
togen de mcnschelijike ellende noem, stap
voor stap voortschrijden, zonder don bodem,
der werkelijjkheid onder de voeteu tc ver
liezen, zonder door zoodanige eischen als van
sociaal-democratische zijde gesteld zijn, ons
ganscke economisch leven met rampen te be
dreigen."
Eeno andere vorklaring, die door den rijks
kanselier werd afgelegd, had ten doel hon ge
rust te stellen, die vreezen dat ter tegemoet
koming aan van agrarische zijde geuite wen-
scbcn van regeeringswege de invoering van
tollen op de rivieren wordt overwogen. Deze
verklaring houdt in, dat naar de ganscho ge
schiedenis van het ontstaan van art. 54 der
rijksoonstitutio het aan geen twijfel onder
hevig kan zijn, dat door deze bepaling van
de grondwet het recht van do bondsstaten
zou worden opgeheven om op de Duitscko
rivieren tollen to boffen, enkel voor het recht
om ze te be varen. Een© uitzondering van dit in
do rijksgrondwet neergelegde beginsel zo-u der
halve moeten worden goedgekeurd door eeno
bijzondere rijlkswet, on wel, zóoals bij do be
raadslagingen ovejr da wet van 5 April 1886,
betreffende het heffen van scheepvaarttollen
aan de Beneden-Weser, uitdrukkelijk is ge
zegd, dcor eene wet, die in den bondsraad
en den rijjksdag onder inachtneming van art.
78 van de rijksconstitutio zou moeten worden
behandeld en aangenomen. Bij den bondsraad
is geen enkel voorstel aanhangig om eene
uitzondering op het algemeene beginsel van
art. 54 der rijksconstitutie te overwegen en
daarover te besluiten, en er schijnt dus ook
voor deze vergadering en voor de betrokken
kringen van belanghebbenden geen reden te
bestaan, om in te gaan op de in de pers ont
stane gedachtenwisselingen over eene theo
retische strijdvraag, die door de rijksconsti
tutio «aan het gebied der rijkswetgeving is
voorbehouden en waarbij ook de bestaande
regelingen met de betrokken staten in aan
merking zouden komen.
Hoe het staat met de onderhandelingen
over de nieuwe handelsverdragen, vernam de
rijksdag van graaf Bülow niet. Hij bepaalde
zich tot de opmerking, dat Bebel zich daar
over had uitgedrukt op eene wijze, die in
hooge mate in staat zou zijn het tot stand
komen van handelsverdragen te bemoeielij-
ken, wanneer men in het buitenland ge
loofde, dat da afgevaardigde Bebel op de
Duitsche politiek een bepalenden invloed
kon uitoefenen. Daartegenover verklaarde"
de rijkskanselier, dat de verbonden regee
ringen steeds vasthouden aan den wensoh, op
voor hen aannemelijken grondslag zoo spoe
dig mogelijk tot handelsverdragen met de
andere verdrag-slaten te komen. Hoe men
dien wensch denkt te kunnen verwezenlijken,
daarover liet de rijkskanselier zich niet uit.
Intusscben deed de conservatief graaf Stol
berg, nadat de rijkskanselier gesproken had,
e-n waarschuwing hooren, dat de regeering
hierin niet alleen te zeggen had. Hij verde
digde de conservatieven tegen het verwijt,
dat zij tegenstanders van handelsverdragen
voor langen termijn zouden zijn, en voegdo
daaraan toeY» ij wenschen ze, maar niet tot
eiken prijs. Nu de minimum-rechten voor
graan zijn vastgelegd, stellen wij tot voor
waarde, dat de invoerrechten op veo op vol
doende hoogte vastgelegd worden en dat de
bescherming van de grens tegen veeziekten
niet verminderd wordt. Dringend verzoeken
wij om vermindering van de slachthuisrcch-
ten. Wij hebben den indruk, dat de onder
handelingen over handelsverdragen stilstaan
en niet goed van de plaats komen. Wanneer
do vreemd© onderhandelaara op onze beschei
den eischen niet willen ingaan, dan blijft
slechts de ultimo ratio over; het opzeggen
van de verdragen. Bij| de nu geldende rech
ten kan do landbouw niet bestaan. Wij heb
ben vol vertrouwen het wapen zonder in
voeringstermijn in handen van de regeering
gegeven en verwachten van haar, dat zij er
gebruik van zal maken."
Dat is cene waarschuwing, die zondor om
haal van woorden gegeven werd, maar die
toch meer indruk moet maken dan do schet
terende strafredenen van Bebel. Want ach
ter graaf Stolberg staat de meerderheid van
den Rijksdag, die in de stormachtige dagen
van December van het vorige jaar hot nieu
we algememo tarief van invoerrechten heeft
vastgesteld in voel scherperen vorm dan dcor
do regeering oorspronkelijk waa bedoeld.
Duitsehland.
Do „Messagero" verzekert dat Keizer
Wilhelm den winter aan boord van de
Hohenzollern, kruisende in de Middelland-
sche Zee, door zal brengen. Het jacht zal den
20. dezer Kiel verlaten.
Bij het vervolg der algemeene beraad
slagingen over de begrooting in den
Rijksdag, besprak gisteren de minister van
Oorlcg vooreerst de gebeurtenissen in For-
bach, die niet alleen het Duitsche volk, znaar
cok het Duitsche leger ten zeerste getroffen
hebbc'U. De naam Forbach had eens een
goeden klank, doch thans zijn daar
over schaduwen geworpen. Wat in hot
boek van luitenant Bilse staat, is voor
een gedeelte waar. De officieren^ die
zoo opgetreden" zijn als in het boek staat,
zijn geen officieren in den geest als Pruisi
sche officieren moeten, zijn. Wanneer even
wel de scciaal-deanocraitem zoggen, dat dit
het militaire stelsel is, dan moest het- ge-
heele Duitsche volle, dat sedert 100 jaren al
gemeene dienstplicht heeft, verzwakt zijn.
Doch het Duitsche volk heeft met energie
en voorbeddeloozen vlijt het grootste deel
van- do wereldmarkt veroverd.
Blijkens het uitvoerige verslag van Bebel
en graaf Bülow in de zitting van Donder
dag, liet de rijkskanselier aan den minister
van oorlog over, de aanvallen van Bebc' op
het leger af te slaan. Dte ervaring heeft
hem geleerd, dat op een dusdanig ge
bied een greintje eigene ervaring en practijk
tionmaal zwaarder wegen dan fantastische
voorstellingen. Dat tucht in 't leger goed is,
hebben de resultaten der Pruisische wape
nen sedert Koning Friedrich Wilhelm I be
wezen. Spreker beneemt geen lid van den
Rijksdag het recht, militaire quaesties t©
leritiseeren, maar de> kritiek moet zakelijk
en rechtvaardig zijn. Er zijn tweeërlei soort
kritiek. Die uit patriofcisch oogpunt, cn
om stof tot agitatie te hebben. Deze
laatste is de wijze van kritiek, welke sedert
jaren door de sociaal-democraten beoefend
wordt. (Voortdurende onderbrekingen der
sociaal-democraten). Dit is zeer kenmerkend
voor u, dat gij (hierbij richt Spr. zich tot de
sociaal-democraten) voortdurend elk afzon
derlijk geval 'generaliseert. Als
of er bij u ook geen schurftige schapen zijn.
(Stormachtig lawaai der sociaal-democraten).
Ik moet echter constateer en, dat d© geval
len van soldatenmishandelingeu van jaar tot
jaar verminderen. Dat onder vele duizenden
onderofficieren er enkele zijn, die misgrepen
begaan, kan zeer goed voorkomen, doch
dit mag geen reden zijn, het goheele militai
re stelsel aan te tasten. Zelfs de sociaal-de^
mocratio is niet geheel zonder smet.
Dc wijze waarop de afgevaardigde Bebol
d© Russische toestanden gecritiseerd heeft,
zal zeker veel voldoening verwekken onder
diegenen onzer buitenlandsche tegenstanders,
di© trachten de thans bestaande goede be
trekkingen tusseüen Duitsehland en Rusland
te verstoren. Maar ik ben overtuigd, dat de
meerderheid van dit Huis het inet mij eens
is, wanneer ik zeg, dat eene dusdanige wijze
van kritiek uitofenen omtrent d© inwendige
toestanden van een naburig bevriend rijk,
dat een dergelijke onbcteugolde wij-
ze van kritiek (groot rumoer bii
de sociaal-democraten. Dc Rijkskanselier
wordt steecb opnieuw in de redo ge
vallen, doch gaat met luider stem voort)
met alle traditiea van het Duitsche volk
in strijd is. Ik ben overtuigd dat de meer
derheid van dit Huis het met mijl eens is,
wanneer ik mij: door de kritiek van den af
gevaardigd© Bebel er niet van terug laat
houden, steeds goede betrekkingen met Rus
land ook voor het vervolg te onderhouden.
De afgevaardigde Bebel heeft mij voor de
voeten geworpen, dat wij Amerika naloo-
pen. Dat is. precies hetzelfde verwijt dat zoo
vaak in de jingopers aldaar den leiders van
de Amerikaan3clie politiek voor de voeten,
geworpen wordt. Wat Vanderbilt betreft,
deze heeft voor twee jaren eenige Duitsche
heeren zeer welwillend ontvangen. Het was
alzco geheel natuurlijk, dat wij hetzelfde de
den. Van onderdanigheid der heeeren die
hem ontvingen is in 't geheel geen sprake
het betrof niet den c om man d eere nd e p gene
raal in Danzig en den opperpresident aldaar,
maar slechts een assessor (plaatsvervangend,
rechter) en den met den heer Vanderbilt per
soonlijk bekenden generaal Mackensen.
De afgevaardigde Bebel sprak' van den
stand der handelsverdragen. De heer Bebel
hoeft zich daarover uitgelaten op eene wijze,
die zeer geschikt zou zijn, om, wanneer men
in het buitenland geloofde, dat de heer Be
bel op onze politiek een bepaalden invloed
uitoetencn kon, het tot-stand-komen der han-
delsverdragen te bemoeielijken. Hij heeft
all© argumenten aangehaald, om de positie
van onze onderhandelaars te verzwakken ©n
die der buitenlandsche te versterken. Daar
tegenover verklaar ik. dat d© verbondene re-
geeringen zoowel nu als voorheen den
wensch blijven koesteren, zoo spoedig moge
lijk do handelsverdragen op een voor ons
aannemelijke basis tot stand te brengen.
Omtrent cene rijkswet op de heffing van
miertollen kan ilc verklaren d.st in dit op
zicht geonerlei voostellen zijn ter spra
ke ge item ©n.
Wat dc sociale wetgeving betreft,
vroeg de afgevaardigde Bebel mij, of ik niet
do eerzucht had een Millerand te wor
den. Dat wil ik u zeggen. Ten eerste niet,
omdat de heer Alillerand op en top Fransch-
mati is, een Fransch patriot, terwijl gi: en
uwe vrienden bij iedero gelegenheid verkla
ren, dat gij niet op denzelfden nationalen
grond staat als. wij. Maar dan óok niet. om
dat. wanneer ik mij werkelijk tot een twee
den Millerand ontwikkelen wilde, of mij er
op zou willen toeleggen er een© te worden,
dezen Millerand van geen enkele zijde meer
nindernissen in den weg gelegd zouden worden
dan door den afgevaardigd© Bcbcl. Daaraan
zult gij, mijnheer Bebel, na het verhandeld©
op den Dresdener partijdag niet kunnen
twijfelen l
In het vervolg zijner polemiek tegen de
U*t het Etigelsch
52 TAN
FLORENCE M ARRY AT.
D© haperende stem, waarmede zij deze
woorden uitte, en de zenuwachtige manier,
waarop zij hare vingers bewoog, trokken ten
zeerste de aandacht der twee vrienden.
„Zwerft er soms een vriend v«m ui in Arae-
rika, dien ge uit het oog verloren hebt, juf
frouw Rayne?" vroeg Vernon.
Een hoog© bics overtoog Eveline gelaat.
„Hoe komt u op dit denkbeeld Wien zou
ik bennen «aan gene zijde van den oceaan? Ik
zal u zeggen, waarom ik u deze vraag deed.
Een dame van mijn kennis heeft in gerui-
men tijd niets gehoerdvan haar zoon.
Natuurlijk maakt zij, zich vreesdijk ongerust
over hem en daarom
Eveline brak plotseling af. Haar oprecht©
natuur had zulk. ©en afkeer van alles, wat
naar misleiding en bedrog zweemde, dat zijl
niet in staat was, met haar leugen voort te
gaan. Kapitein Philips donkere oogen sloe
gen haar nauwkeurig gade, terwijl zij met
haar dessertmesjo en vork speelde en aan
dachtig tuurde naar de geschilderde bloemen
op haar bord.
,,'t Is heel begrijpelijk, dat zij zich onge
rust maakt," gaf John Vernon op haar laat
ste opmerking ten antwoord. „Er zijn slechts
zeer weinig plaatsen als er inderdaad' zul
ke zijn aan t© wijzen - waar het postwezen
nog niet is doorgedrongen. Toch meen ik
wel eens gehoord te hebben, dat lui, die naar
het Rotsgebergte en andere dergelijke distric
ten waren getrokken, maanden achterecu
niet in de gelegenheid waren naar huis te
schrijiveu."
„Maar in het geval, dat ik aanhaalde, is
er sprake van jaren," sprak Eveline op smar-
telijken toon.
„Dat is leelijkerIk voor mij zou althaas
niet durven hopen, dat iemand, di© in geeu
jaren iets van zich had laten hooren, nog
tot do levenden gerekend mocht worden.''
Op Vernon's woorden volgde een oijnl :,k
stilzwijgen, waaraan kapitein Philip zich
haastte, een eind© te maken door te zeggen
„Ata hot. niet al to onbescheiden is. juf
frouw Rayne, zou ik u wel willen vragen,
hoe juffrouw Featherstone*» toekomstig©
echtgenoot heet
Met zenuwachtige gejaagdheid schrikte
Eveline uit haar droefgeestige overpeinzin
gen op.
„Er kan geen kwestie zijn van ©enige on
bescheidenheid aan uw leant. Agnes maakt
volstrekt geen geheim van haar engagement.
Zij kwam vandaag, bij mij, met een \an
vreugde stralend gezichtje, om mij met blij
den trots al d© nader© hizonderheden aan
gaande haar verloving mede te deelen. Hij
heet Jasper Lyle."
„Wat is hij van beroep?"
„Ik geloof niet, dat hij er oenig beroep
op na houdt. Zij heeft mij daar althans niets
van verteld. Hij schijnt het grootste gedeelte
van zijn leven buitenslands te hebben cloor-
gebnicht, zoodat ik veronderstel, dat hij een
onafhankelijke positie in dc maatschappij in
neemt. Maar wij hebben de prozazijde van
deze hoogst poëtische zaak niet aangeroerd
dat laten wij aan mijnheer Featherstone
over. Het eenige, wat ik wilde weten, wis
dit: of Agnes gelukkig met hem is. Het zal
zeker wel overbodig zijn, er bij t© voogm,
dat mijnheer Lyle natuurlijk, volgens Agnes,
do volmaaktheid zelf is."
„Hebt u nog geen kennis met genoemden
heer" gemaakt?"
„Neen, nog niet. Agnes drong er steik op
aan, dat ik haar naar Featherstone Hall zou
vergezellen, maar ik wilde liever mijn bezoek
tot morgen uitstellen. Ik vond het wel wat
indiscreet, om thans reeds een beroep te doen
op mevrouw Fe.atherstoue's gastvrijheid.
Maar ik heb beloofd, dat ik morgen op de
Hall zal komen dineeren, om aan mijnheer
Lyl© te worden voorgesteld. Ik kan echter
niet zeggen, dat ik buitengewoon verrukt
hen over de komst van iemand, die mij mijn
lievo vriendin gaat ontrooven."
„Zal fiet huwelijk spoedig plaats grijpen,
juffrouw Raync?"
„Daar heb ik nog niets van gehoord'. Ik
geloof niet, dat <1© trouwdag reeds bepaald
is. Voor mij; zelf hoop ik, dat zij een langen
engagementstijd zal hebben. Als ons diner is
afgeloopen, zal ik u eens de marmeren schoor
steen-ornamenten laten zien, die juffrouw
Featherstono uit Rome voor mij heeft mee
gebracht. Zij zijn allerliefst."
D© twee vrienden brachten het verder© ge
deelte van den avond door met bet bewon
deren van schilderijen, plaatwerken, photo-
grap'aieën en anderszins. Het was nog be
trekkelijk vroeg, toen kapitein Philip cn
zijn logé afscheid van hun gastvrouw namen
en don terugtocht naar de .Hermitage" aan
vaardden.
„Wel. Jack, hoe heb je het gehad van
avond," vroeg kapitein Philip aan zijn jeug
digen vriend. „Zeker wel een beetje saai er
vervelend voor zoo'n levendig, opgewonden
standje, als jij bent
„Ik heb mij uitstekend geamuseerd, kapi
tein, misschien juist wel omdat deze uitgang
zoo iets geheel anders was, dan waaraan ik
gewoon ben. Ik kan de gedacht© aan dat
portret maar niet van mij afzetten. Het
doet mij zoo sterk denken a.an iemand, dien
ik ken, maar niet weet thuis t© brengen.
Maar ik zal er wel achter komen ik zal cr
den gebeelon nacht over practiseereu."
„Loop naar do maan met je portret 1" riep
do kapitein uit. „Al gelijkt het op iemand,
dien ge kent wat dan nog? Do jongen
is dooddat portret is heb eenige, w«at van
hem over is. Maar is het jou ook niet opge
vallen, Jack, dat juffrouw Rayne buitenge
woon veel belang stold© in Amerika Ik heb
haar nog nooit 700 opgewonden gezien. Zou
ze j© met een bepaald doel al die vr«igen
gedaan hebben?"
„Dat zou ik u niet kunnen zeggen, kapi
tein. Vrouwen zijn altijd onoplosbare raad
sels voor mij. Ik begrijp ze nietIk zou
toch wel eens willen weten, aan wien dat
portret mij doet denken. Ik licb die oogen
meer gezien."
HOOFDSTUK XIV.
Jasper Lyle.
Algemeen achtte mon het oen groot geluk,
dat Andrew Featherstouc, de bankier, slechts
één kind had, want het aantal leden van. rijn
familie wa s legio. Evenals de meeste men-
echen, die op de een of andere wijze, hetzij
door onvermoeide vlijt, hetzij lpdji gduik, schat
ten hebben weten tc verzamelen, had hij on
telbaar veel anno bloedverwanten, dio_ van.
tijd tot tijd als een vlucht hongerige gieren
cp Featherstono Hall neerstreken, teneinde
d© kruimels op te pikken, die van do tafel'
des rijken mans afvielen. Sommigen hunner
haddon het zoo slim weten aan te leggen, dat
zij als huisgenooten op do Hall waren opge
nomen, en liet kostte vreemden, dio met do
familieomstandigheden niet bekend waren,
heel wat moeite, eer zij het feit konden ver-
klaren, dat zooveel mensdien met verschillen
de namen onder een cn hetze lfde dak woon
den. William Rastall bijvoorbeeld, mijnheer
Fctit berst one's halve broer, uit het tweed©
huwelijk van Andrew s moeder gesproten, hacl
reeds langer dan tien jaar bij zijn stiefbroeder
ingewoond. De zuster van mevrouw Feather
stone, juffrouw Maedonald, had den bankier
en zijn vrouw reeds gedurende^ dc jaren
van hun huwelijk met haar bijzijn vereerd.
Wordt vervolgd