ST. I?i. Iterate Blad. 2" jaargang?. Donderdag 24 December 1903. fta FEUILLETON. Rozenheuvel. BUITENLAND. AMERSFOORTSCH DAGBLAD. ABONNEMENTSPRIJS Per 8 maanden voor Amersfoort 1,23. Idem franco per post. - 1.75, Afzonderlijke nummers- 0.03. Deze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Advertentiën, mededeelingen enz., gelieve men róór 10 nnr 'a morgen» bij de Uitgevers in te zenden. Uitgever#: VALKHOFF C». lltrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN I Vu 1—S ragtlf Elk, resre! ra ear Groot, letton uu pUatsrainto. Voor h.ndel en bed riff beetua Toordoellgo bepalingin tot het herhaald adrarteoron ia dit Blad by abonnement. Bene oirenlaire, berattondo do roonrurdo, wordt op aanvru( toegezonden. Aan hen die met I Jan. a. a. op dit blad inteekenenwor den de nummers die gedu rende de maand Deoember nog zullen verschijnen KOS TELOOS toegezonden. Licht uit Duister. Daar is uit 's werelds dmistre wolken. Een licht der lichten opgegaan. N ic. Beo fcs. Kerstfeest vreugdefeest bij uitnemend heid Daarbuiten rij 't donker, binnen is 't licht, binnen d. w. z. in 't gezellig huis vertrek, waar rond de tafel zioh schaarden de ouders met hun kinderen, de kleineren en de grcoteren, do jongeren en de reeds volwass- nen, zij, die nog wonen onder 't ouderlijk dak zoowei als die anderen, die reeds bouwden een eigen woning, van verre en van meer nabij zijn zij; allen gekomen, zich wereenigend rond den haard, denzslfde, die ze eenmaal zag dartelen aan vaders knie, die ze eenmaal zag spelen op moeders schoot. Het glanspunt van 't feest zal ook nu weer de kerstboom zijn. die met zijn schittering! van licht de feestelijke stemming komt ver- hooien en tegelijk: in beeld brengt do geschie denis van dezen dag, welke almede de kortste is van 't jaar, vaak met ijs en sneeuw tot ons komend, soms zich hullend in dachten nevel sluier, volop winterdag, maar die. tegelijk ons predikt een blijde boodschap, de zegepraal van 't licht, die ons aankondigt een groote vreugde, de wording van 't nieuwe loven- Wie zal zeggen, hoeveel eeuwen reeds dit winterfeest werd-gevierd, zij het dan ook on der verschil lenden naam en op verschillende wijze, maar altijd met eenzelfde gedachte tot grondslag, do gedachte, die zich niet beter vertolken laat dan met de bekende woorden „Uit de nevelen zal de dag eenmaal zeker rijzenDiepen indruk moet reeds in over oude tijden gemaakt hebben dat inkrimpen der dagen, dat toenemen van 't duistervan angst en vrees zullen er volen rijm vervuld bij het denken aan oen mogelijke vernietiging van 't licht, als eens de zonnegod voor goed afwenden ging 't gelaat van de aarde, als eens de grootc lichttoorta aan den hemel werd gebluscht Maar immers, neen, ook hier zou blijjken, boe, als de nood op 't. hoogste is, dte redding 't meest is nabij reeds keerde/de zonne wagen terug op zijn banen, ieder on dag iets langer en iets krachtiger straalde 't hemel licht, de echijndoode aarde ontwaakte ten leven, de dagen lengden alreeds, het duister week al meer, de afgeleefde grijsaard, die winter heet, moest het afleggen tegen den krachtigen jongeling, die, met lenteloover omkranst, uit het strijdperk trad, 't gelaat stralend van vreugd, het gewaad blinkend van licht Ben kinderlik naïeve voorstelling, waar aan de herinnering nog altijd wordt levendig gehouden door meer dan één kerst-gebruik, o. a. door d'en marentak, die zulk een voor name plaats inneemt in bet kerstfeest onzer overzeescho na-buren. In de Edda, -het heilig boek der Scandina- viërs, waaruit wij voor een goed deel onze kennis der Germaansche godenleer putten, wordt ons verhaald hoe de beste en wijpte der Asen, Balder, eens gekweld werd door angstige droomen, die zeker niet veel goeds Uit het Enyelsch 61 VAÜ FLORENCE MARRY AT. Op dat oogenblik rees een gestalte voor het oo-g zijns geestcs op, die fluisterend bot woord onmogelijk scheen te herhalen de gestalte van een jong meisje, dat hem in ha-ar eigen klecren stakhem haar spaarpennin gen, tot de laatste toe, met liefdevol smeeken opdrong en hem ten afscheid omhelsd© met vochtige oogen en trillende lippen, maar moe- dag en flink tot- het eindo toe, uit angst, dnt zijn vlucht anders eens mislukken meebt... Onwillekeurig voer een huivering hem door de leden, toen hij 2ich dat oogenblik van acheidW te binnen riep, en kreeg hij ean voel over zich, alsof hij zieli aan een schan- flelijfk, laaghartig verraad schuldig had ge maakt, maar tegelijkertijd werd zijn hart van een zwaren last ontheven. De Eveline, die jaren geleden zijn reddende engel was geweest, zou zich thans niet tegen hem koe ren. Hij besloot, haar moed m flinkheid ten tweeden male op de proef te stellen. Toen hij zich voldoende vergewist had, dat zijn aanstaande schoonvader niets te veel had ge zind aangaande de uitgestrektheid van het httfgoed, verliet hij zijn schuilplaats, om voorspelden. Frigga-, rijn moeder, haast zichl elk onheil van haar zoon af te wenden, door al wat op aarde is, zoowel de dieren als de planten en de delfstoffen, een duren eed te doen zweren, dat zij haar kind niet scha den, veel minder dooden zullen. Frigga's hart- en dat der goden was gerust, en de Taatsten, nu ge«en enkc-l gevaar voor h-un lieveling duch tend, plaatsen Balder in hun midden, schie ten pijlen op hem af, werpen hem met stee- non, trotse]v op en verheugd over zijn on kwetsbaarheid. Intusschcn, het bekende woord „niemand zonder vijand" bleek ook met b3trekking tot Balder waar te zijn, en ook hij zou die waarheid er van moeten onder vinden, Door nijji ontstoken, maakt Loki. dc booze grd, zich op, aangenomen hebbende de gedaante ee-ner on do vrouw en gaat tot Frigga. om haar, schijnbaar deelnemend, te vragen, of zij wel weet, boe de goden zich mol haar zoon vermaken. De moeder ant woordt daarop geruststellend, dat niets hem zal kunnen deren, daar alles den eed zwoer, hem geen onheil t© zullen berokkenen, alle®, nu. ja1, behalve de mistelstruik, die haar tc jong en te onbeduidend scheen-. Nauwelijks heeft de verraderlijke L-oki dit vernomen of rij spoedt zich heen, plukt een misteltak, maakt, er een pij:l van en keert er mee terug naar den kring der goden. Daar ziet rij ach teraf staan den blinden Hod er, Balder's broe der. „Waarom schiet gijl niet naar Balder, waarom- doet gij niet mee aan dit vroolijk spel f vraagt zij hem, en, als hij ten ant woord geeft, dat. hi* immers niet zien kan, geeft zij hem den pijl, duidt hem de richting aan in welke Balder staat, rn 't duurt kort of Balder valt doodelijic getroffen neder. Daarmee was 't grootste leed en onheil ge schied, dat goden en menschen kc-n treffc-n! Do beteekenis dezer oude mythe laat rich gemakkelijk verklaren. Balder is de witte dr.g-god, zijn onkwetsbaar lichaam is het licht-, Hoder, rijp blindle broeder, is de god d'er duisternis, de misteltak is een voort brengsel van den winter, in welken tijd hij zijn vollen wasdom bereikt Zoo wordt in deze oude mythe ons getee- kend de strijd tusschen duister en licht, tus* schen winter en zomer, een kamp, die telken jare wederom wordt gestreden, altijd met dien zelfden triumf1 En ook wii verheugen ons, als de ouden, bij do gedachte aan die overwinning, die met zich brongb het lengen der dagen, straks het aanbreken der lente, als do „onoverwinnelijke zon" met nieuwe kracht haar stralen werpen zal, om overal op de aarde te voorschijn te roepen nieuw leven, te brengen nieuwe vreugd» de oogst in 'i verschiet Maar dat is niet de eenige grond onzer b-Iijidscliap, dat is niet dc eerste gedachte, die do kerstdag in ons oproept. wij, Chris tenen, houden allermeest het oog gericht op iets anders en wi; worden door kracht der verbeelding geleid naar het land van den opgang der zon, 't. verre Oosten, waar ergens voor negentien eeuwen, omstreeks dézen tijd des jaas, een kindeke werd neergelegd in een kribbe er was- anders geen plaats voor Maria's Zoen eon jongsken, dat. man ge worden, zeldzaam grootc kracht van zich zou doen uitgaan, reikend over schier gansch de wereld!, Jezus, die oen keerpunt zou zetten in de geschiedenis, met wien zou aanbreken eten ,,Yiscum Album een woekerplantdie zich ontwikkelt en tiert op .boomen van ver schillende soort, nadat do zoogenaamde lym- etende lijster do zaadjes der witte bessen heet: vastgelijmd op hun tak. nieuw tijdperk in 'b leven der mensahhedd, dio licht ontstak waar 't op aarde nog zoo donker zag, oen zon gelijk, onoverwinnelijk, welker stralen zouden reiken tot in verre, verre eeuwen, glans werpend) tot op dezen dag. Een eenvoudige naar de wereld, was hij,, bij zijn tijdgenoot en veracht, door 't nageslacht verhoogd en gekroond, onsterfelijk voortle vend, met kderen kerstdag opnieuw gehul digd door duizend maal duizenden. Rijst vorsten van uw tronen op Met al uw pracht en waarde Legt diadeem en rijksstaf neen- En brengt geknield den Koning oer, Wiens rijk niet is van d'aarde' Een Franscb schrijver laat Miryem, Jezus' moeder, in een samenspraak met. Lilith, de dochter van Herodes, op de vraag, of haar kind, groot geworden, oorlog! zal voeren en d'en koning Herodes van den troon zal stoe ten, aldus antwoorden „Neon, zijn konink rijk js niet van deze aarde, bij zal geen lijf wacht en geen soldaten hebben, ge>n paleis ca geen schatten, hij zal leven als de armste visscher van Gcnesareth'smeer, hij| zal do dienstknecht wezen dér geringen en armen zieken zal hij genezen, bedroefden zal hij tioosten. Hij. zal lijden om cn6 den prijs v?n 't lijden te learen schatten. Hij zal wezen do koning der tranen, van hét erbarmen en de vergiffenis. Zijn troon zal wezen oen kruis. Waarheid en gerechtigheid heeft hij gegrond vest op aarde; zóó zal hij heersclien over do harten'' De eeuwen hebben dat woord niet be schaamdof werpt iemand mij, tegen, dat van dio heerschappij1, van dat koninkrijk nog altijd zoo weinig is te zien? Is 't niet als naar 't leven geteekend, wanneer ergens in een kerstfabel de groote Menscbenzoon, een blik werpend op onze aarde, eerst met welgeval len ziet op de ontstoken kerstkaarsen, die branden to zijner eer, met welgevallen luis tere naar d!e kerstliederen, hem ten prijs ge jubeld, maar dan met weemoed afwendt het gelaat van deze wereld, waarop zooveel duis ternis. zonde, ellende heerscht, terwijl er zoo weinig bleef van de liefue, die hij gaf, van do vroomheid, die hij bracht als hoogste Godsgeschenk? Ontwarende ter eene zijde al dat niet begrijpen van, ter andere al die onverschilligheid omtrent zijn Evangelie, kan het anders of aan zijn ziel ontwelt de bittere klacht „Vader, heb ik dan tevergeefs ge leefd Nog is het donker op aarde, wij'zijn in 't hart van den strijd tusschen duister en licht, in lettefTijkcn zoowel als in figuurlijken z:n. En nu i;geen werd van angst ca vrees ver vuld bij 't zien van zoo velerlei beroering, jammer en zonde. De wachter op de muren, hij klaagt- „waar blijft de dag?" Wat nood het daagt in" het Oosten, bet licht rijst aan de kimmen, 't nieuwe leven ligt reeds in rijn windselen neêr, de kortste dag ia voorbij, straks koestert do „onoverwinnelijke zon" de aarde, vollen oogst bereidend op den akker. Houd mood, het geweten der volkoren gaat ontwaken, liefde en vrede en goluk zullen eenmaal heerschen op aarde, Maria's Zoon heeft niet to vergeefs geleefd Heb komt, wat gij hoopt Eens wordt met Gods geest De wereld, Gods kind. gedoopt F. W~ DRIJVER. Uit ..Prinses Liliih' can Jules Lemaitre, opgenomen in den door Nellie bijeengebrachten bundel Kerstrozen." Politiek Overzicht De Joden in Rusland. n. (Slot). Het niet-Russische deel der bevolking van Rusland is aan dwang onderworpen, maar die dwang uit zich op zeer verschalende wijze. Het eene deel van die bevolking wil men door dwang tot Russen maken. Daaren tegen is er een ander deel, dat met geweld wordt tegengehouden om in .de groot© Rus sische natie op te gaan. Dat zijn de ongeluk kig» Joden. Wij hebben gisteren gezien, hoe door regeeringsmaatregelen de Joden in een staat van afzondering 011 vernedering gehou den worden, die hun den strijd om het be staan aanmerkelijk moet verzwaren. Maar het droevigste beeld van den toestand der Joden in Rusland is ons onthuld door het bloedbad van Kischinew, waarvan wii in dezie dagen een naspel in de gerechtszaal heb ben gehad. Het gerechtelijke naspel van het bloedbad, waardoor dit jaar de viering van het Israelic- tische Paaschfeest in de Russische stad Kischinew, in Bessarabië. bezoedeld werd. mag in waarheid een monsterproces heeten. Er zijn niet minder dan 800 beschuldigden, van wie 100 zich hebben te verantwoorden wegens moord en 950 wegens medeplichtig heid aan moord, terwijl de overigen aange klaagd zijn van plundering en geweldple ging. In de akte van beschuldiging' deelde de openbare aanklager mede. dat bn deze onlusten 1350 huizen werden geplunderd en 40 personen (38 Joden en 2 Christenen) ver moord. 500 personen werden ernstig ge wond; daaronder waren 07 Christenen, 2 officieren en 73 poli tie-a gen ten en soldaten de overigen waren Joden. Bij de eergisteren medegedeelde uitspraak werd over 37 besohuld-'gden vonnis gewezen het is dus nog slechts een gering deel van het proces, dat hiermede beëindigd is. De akte van beschuldiging tegen deze eer-te groep van beklaagden geeft een over zicht van het gebeurde, die de tot vergoelij king van*overheidswege verspreide voorstol ling weerlegt Daarin werd beweerd: 1 dat d« bevolking van Bessarabië door de Jood sdie afpersingen in zeodauigen toestand ge bracht was, dat de nietigste aanleiding" eene hevige uitbarsting van worde- moest- teweeg brengen 2. dat die aanleiding door de Joden zelf gegeven wasop den eersten dag van het bloedbad doordat een Joodscb carous- selhouder eene Christcliike vrouw crest-ooten had, zoodat haar klein -kind. dat zij in de armen hield, op den grond vielop den tweeden dag dcordat een groote hoop gewa pende Joden in den vroegen morgen eene kleine schaar weerlooze Christenen overval len en een Christen gedood had. Met deze voorstellingen is het relaas der feiten in de akte van beschuldiging in tegenspraak. Daaruit, blijkt, dat de in de streek zelf ge vestigde bevolking aan dc gepleegde buiten sporigheden betrekkelijk weinig heeft deel genomen en zich eerst later bij do beweging heeft aangesloten. Do meerderheid der be drijvers bestond uit Russische werklieden uit afgelegen streken, die ieder jaar om streeks dien tijd naar Kischinew komen, omdat daar de arbeidsloon en hooger zijn dan in Midden-Rusland. Deze werklieden zijn niet door de Joden geëxploiteerd kunnen worden, zelfs al maakten de Joden daarvan bun bedrijf. Ook de voorstelling, die do aan leiding tot het gebeurde aan de Joden toe schreef, is ongegrond geblekenvoor het eerste verhaal ontbrak elke feitelijke grond slag het tweede bleek te zijn ontstaan door een valsch gerucht, dat een Christen door Joden geslagen was. Daarentegen bevestigt de akte vau be schuldiging ten volle, dab de overheid bij: deze onlusten eene volkomen lijdelijke roL beeft vervuld, en zij voegt daaraan toe, dat deze houding van de dienaren van het open bare gezag het volk in den waan heeft ge bracht, dat de buitensporigheden tegen de Joden met toestemming van dc regeering zijn op touw gezet. Maar wat van die wer keloosheid de reden geweest is, en hoe het mogelijk i9 geweest dit bloedbad te organi se? ren en uit te voeren zonder dat daarteeen werd opgetreden, daarover zwijgt de akte van beschuldiging. Eene organisatie van het bloedbad is „niet ontdekt kunnen worden" aanstokers en deelnemers aan het bloedbad uit andere kringen dan de heffe des volks rijn „niet opgespoord kunnen worden"geen enkele ambtenaar is door het Openbaar Mi nisterie persoonlijk in de zaak betrekken. De gerechtelijke instructie heeft gedaan wat in baar vermogen was om dit punt met den mantel der liefde te bedekken. Zoo heeft men de lijken der vermoorden zoo spoedig doenlijk laten begraven, en dit dient nu tot voorwendsel om te verklaren, dat vermin kingen van de lijken niet vastgesteld rijn kunnen worden. De terechtzittingen in dit proces rijn niet in het openbaar gehouden. Maar in dit geval hebben de muren van de gerechtszaal ooren gehadhet verbod der openbaarheid heeft niet belet, dat het buitenland vri'i uitvoerig over den loop van het proces ia ingelicht door verslagen, die in de Neue Freic Press© en in de Vossische Zeitung zijn verschenen. Daaruit heeft, men kunnen zien. dat de vraag: Wie zijn de ware schuldigen b" het bloedbad in Kischinew? in het proces eene groote rol heeft, gespeeld. Niet echter in dien zin. dat men getracht beeft het ant woord op die vraag te vinden maar in de zen vorm. dat het uiterste is beproefd om te beletten, dat die vraag werd gesteld Daarover is een langdurige strijd gevoerd tusschen de rechtbank en den openbaren aanklager eenerzijds, en de verdediging an derzijds. Het zeldzame schouwspel deed zich voor. dat do verdedigers van de beschuldig den en de raadslieden van de door het bloed bad aan lijf en goed benadeelden hier één© lijn trokken. Die schijnbare tegenstrijdig heid lost zich gemakkelijk op. want wanneer de nu onzichtbare hand kon worden bloot gelegd, die het gebeurde heeft geleid, dan verscheen de schuld van de lieden, die op de bank der beklaagden zaten, in een geheel ander licht, cn dan konden de benadeelden hnnne eischcn tot schadevergoeding doen gelden aan een adres, waar men in staat was het hun berokkende leed te vergoeden, voor zoover dat met geld te doen is. In de terechtzitting van 7 December lichte to de advocaat Karabtschewski het door hem en de overige vertogenwoordgers van de ci viele partij ingenomen standpunt toe in eene rede. die zóó duidelijk en klaar uiteenzet, wat het cardinal© punt- was in dit proces, dat wij haar voor een deel hier woordelijk weergeven naar het verslag, dat wiji er van vonden, fti; eeide: „Mijne ambtgenooten hebben mij gemach tigd dc verklaring af te leggen voor de recht bank. dat wi; ons geheel aansluiten bij de meening van de verdediging en dat wij het, den terugtocht naar Foatberstone Hall te aanvaarden. Hoe nietig en armzalig kwam alles hem daar voor in vergelijking met. de statige pracht van Rozenheuvel. Met een ze kere minachting liet hij zijn blikken gaan over de bonte mozaïekperken en de jonge "boomen en heesters. Het waas van nieuw heid, dat over Featherstone Hall en zijn ge heel© omgeving verspreid lag, deed hem on beschrijflijk onaangenaam aan. Bijl den- eer sten aanblik had Feathorstone Hall hem ecu aardsch paradijs toegeschenenthans even wel, nu hij Rozenheuvel gezien had het landgoed, dat- zijn eigendom had kunnen zijn kwam het hem blufferig bont en leelijk van mooiheid voor. Hij krulde smadelijk rijn bovenlip, toen hij door den weelderig aarnge- legden bloemtuin liep, met zijn wit marme ren beelden en urnen en zijn met rozen cn clematis begroeide bogen van ijzerdxaad1, en niet zonder een gewaarwording van wrevel en weerzin trad bij de ontbijtkamer binnen. Het was .negen uur en de geheel© familie zat reeds rondom den ruim vcorzienen disch ge schaard, ten zeerste verbaasd over het cn ge wone feit, dat Jasper Lyle nog niet yersche nen was. „Ben je daar eindelijk. Jasper!' riep Ag nes, terwijl rij haastig van haar steel op stond, om hem te gemoet. to snellen .Waa>- ben je toch geweest? Wij hebben al twee maal een van de knechts naar je kamer ge stuurd met de boodschap, dat het ontb;jt. gereed was."' „Heeft John je dan niet verteld, dat ;k een wandeling ben gaan maken, Agncs? Ik kan mij maar niet vereenigen met de Engelsciie gewoonten. In Italië staat iedereen vroeg op, om van de verkwikkende morgenlucht te genieten, vóór de zon al te verzengend schijnt. Ik ben zoozeer daaraan gewend, dat ik altijd met het aanbreken van den dag klaar wakker word en den slaap niet meer vatten kan." „Waarom heb je dat niet eerder gezegd, Jasper?" sprak mevrouw Fcatherstonc. ..Het zou ons geen van allen iets hebben kunnen schelen, om het ontbijtuur een weinig vroe ger te stellen ten pleiriere van onzen logé. Je moet nooit weer uitgaan, zonder iets ge geten te hebben." „Als je mij maar iets van je voornemen verteld hadt, Jasper," liet Agnerj zich ver wijtend hooren, „zou ik met je rijn meege gaan. Ik zou) dolgraag eens een morgenwan deling met je maken. Ben je van plan, iederen ochtend een ururt.je te gaan loopen?" „Dat weet ik nog niet. chérie. maar ik b:n altijd tot je beschikking. Je hebt slechte te bevolen en ik gehoorzaam. Hoe zou je ir over denken, om mij iets te geven tot ver- eter king van den inwendigen mensch? De lucht heeft mijn eetlust opgewekt." „Waar ben je geweest?" vroeg Agnes. Lyle haalde op echt Fransche manier rijn ech ouders op. „Hoe zóu ik je daarop kunnen antwoor den? Ik weet hier weg noch steg cn het eene pad ziet er precies zoo uit als het an dere Ik ben langs welige, groene akkers ge gaan en geurige heggen, met wild© bloemen begroeid, zooals men alleen in ons gezegend Engeland aantreft meer weet ik je niet van mijn wandeling te vertellen." „Maar ben je rechts of links afgeslagen, toen je het groote hek waart uitgetreden?" hield Agnei yol. „Hoor eens, Agnes," bracht juffrouw Mac- donald in 't midden. ,.ik vind, dat je al heel weinig kieschheid en bescheidenheid toont te bezitten. Hoe is hot mogelijk, dat je mijn heer Lyle op zoo'n onbescheiden manier durft ondervragen? Wie zegt je, dat je aan staande niet rijn bepaalde redenen beeft, om betreffende dit onderwerp het stilzwij gen te bewaren1 Als hij er jon liefst niet geheel en al buiten had gehouden, zou h'ij je immers wel vooraf in kennis gesteld heb ben met zijn voornemen." „Onzin!" verklaarde Agnes op tamelijk oneerbiedigen toon. „Wat weet i* daar nu van, tante? Jasper zou voor mij nooit ge heimen hebben. Het komt. er ook eigenlijk volstrekt niet op aan, waar hij gewandeld heeft. ik vroeg hel maar zoo losweg, lou ter uit vrouwelijke nieuwsgierigheid „Als je eens een mooie ochtendwandeling wilt doen," mengde mevrouw Featherstone rich weer in 't gesprek, „moet je naar Ro zenheuvel gaan. Het park is in één woord verrukkelijk. Als je daar bent. moet je vooral niet verzuimen, de keurige berceaux te be- j wonderen.'-' j „Het tooverpriëelHet is liet liefste plek- je, dat men ooit op de geheeld wereld1 zou i kunnen vinden." riep Agncs vol geestdrift. „Dat. plekje zal ik ie eens wijzen. Jasper. Daar heb ik voor hot eerst, "kennis gemaakt met. Eveline, toen zij zoo bitter bedroefd schreido." „Hoe kan de eigenares van Rozenheuvel I reden tot droefheid hebben?" merkte Lyle aan. j „Destijds had rij daar wel reden toe. Ik was nog een kind en begreep de oorzaak van j haar verdriet niet. Maar toen rij. pas bij haar oom was komen wonen, gevoelde rij zich diep ongelukkig. Ik geloof niet, dat rij veel van hom hield. Hoe zou rij dat ook hebben kunnen doen? Hij was een knorrige, brom merige, oude man." „Zoo moet 'c niet over Eveline's oom spreken Agnes," zeide mijnheer Featherstone met oen vriendelijk verwijt in den toon zijner stem. „Mijnheer Caryll had in rijn leven tal van grievende teleurstellingen ondervonden. Van daar dat hij „brommerig" scheen, zooals jij dat gelieft te noemen." „Hij heeft Eveline toch nooit recht ge lukkig gemaakt, papa. en zij kon onmogelijk van hem houden, omdat hiji zich zoo onver antwoordelijk wrcedi en onbarmhartig ten opzichte van haar neef had godragen." „Haar neef Will was een gemeene schurk, die een valschen wissel heeft gemaakt en toen gevlucht is naar Amerika, of de heimei weet, waar. Ik geloof niet, dat Eveline veel sympathie voor zno'n schoft zal gevoelen, j Daartoe is rij zelf veel te nobel en recht schapen. „Èvelino hoeft- mij nooit verteld, dat haar* neef een misdrijf van dien aard op rijn ge weten had," hernam Agnes mét oen ernsti ge uitdrukking in haar lieve, onschuldige oogen. „Zij hoeft nooit een woord te rijnen naclecle gezegd. Misschien weet. zij niets van dien valschen wissel af. Het kan ook wel wezen, dat die geschiedenis maar een ver zinsel is." Wordt wmolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1903 | | pagina 1