320
Vrijdag 3 Juni 1904.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
ZIJN WELDOENER.
2de Juarg uig.
AMERSFOORT
ABONNEMENTSPRIJS
n 3 maanden roor Amersfoortf 1.25.
Idem franco per post- 1.75.
Lfzonderlijke nnmmers- 0.05.
)eze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen.
Ldvertentiën, mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur
's morgens bij de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF ft Co.
Utrechtschestraat 1- Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIÉN
Van 1-45 regels
Elke regel meer
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrjjf bestaan voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Blad bij abonnement. Bene
circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
-
Politiek OverzicbL
Oe leger-credieten in Oostenrijk-
Hongarije.
Do les, die in den loop der gebeurtenissen
p het oor logstooneel in het Verre Oosten
igt opgesloten, wordt door de regeering van
kfctenrijk-Hongarijo ter harte genomen,
tusland ondervindt tot zijne schade
at het nalatig geweest is in zijne
orlogstoerustingenOostenrijk-Hongarije
oet daarmee zijn voordeel. Men heeft zich
{gevraagd, wat toch de reden is, dat de
ijiksregeering iu dezo zitting van de delega-
iën gekomen is met crediet-aanvragen voor
ïger cn vloot van ruim 150 millioen kronen
!s onderdeel van een nog omvangrijker plan,
at bijna een half milliard zal moeten kos-
en. Men heeft er dingen achter gezocht, die
ïgenlijk liet licht niet zouden mogen zien.
loo is het gerucht rondgegaan, dat deze toer
ustingen gericht waren tegen Italië en tegen
e plannen, die dezo staat zou hebben in de
{alkanlanden en inzonderheid in Albanië,
at door de Adriatische zee wordt bespoeld.
Iet officieuse Fren denblatt is daartegen op
komen, en waarschijnlijk met recht. Er be-
taat wel is waar geen bijzondere sympathie
useohen Oostenrijik-Hongarijie en Italië, al
ijn beide staten leden van den driebond
naar het zou toch zeker al te gewaagd zijn,
e onderstellen dat de oorlog, die Rusland in
et verre Oosten de handen bindt, eene bot
ing tusschen deze twee staten in de hand
ou werken, vooral na het onderhoud, dat
jraaf Goluchowski en de heer Tittoni onlaags
p Abbazia gehad hebben, dat op sommige
lunten misverstand uit den weg geruimd
leeft en waarvan gemeld werd, dat liet in-
onderheid omtrent Albanië tot overeen-
tcmining heeft geleid.
Men behoeft waar lijk zoo ver niet te gaan
an de verklaring te zoeken van de indiening
lezer voorstellen. De uitlegging ligt voor de
land, dat de indruk, door den oorlog in hot
uiterste Oosten beweeg gebracht op de open-
jaro meening. door de rijksregeering is aan
gegrepen als eene gelegenheid om met één
ilag de toestemming te verkrijgen tot bet
besteden van de gelden, gevorderd voor de
militaire toerustingen, die sints lang reeds
onvermijdelijk noodig zijn geoordeeld om
tegen alle eventualiteiten van een oorlog in
den onweershoek van Zuidoost-Europa gewa
pend te zijn.
De regeeringsorganen zijn niet in gebreke
gebleven te doen wat in hun vermogen is om
de leden der delegatiën te doordringen van
hunne overtuiging, dat het rijde hier staat
\oor eene noodzakelijklieid, die zijne positie
als groote mogendheid het oplegt. Keizer
Frans Jozef verklaarde in zijne troonrede
Do stevig gegrondveste verhouding tot onze
bondgenooten, aangevuld door de nauwe ver
standhouding, die de monarchie met Rusland
•ri de Balkankwestiën in aoht neemt, vervult
ons met vertrouwen in de vreedzame ont
wikkeling van de toestanden op ons vaste
land", en graaf Goluchowski verzekerde in
zijn toelichtend exposé, dat de politiek van
de monarchie voor en na door ^conserva
tieve beginselen" beheerscht wordt. Wanneer
Oostenrijk-Hongarije zich niettemin genoopt
voelt met nadruk de verbetering van zijne
leger inrichting ter hand te nemen, dan vloeit
dit. voort uit het besef van de verplichtingen,
waaraan her rijk als groote mogendheid heeft
te beantwoorden.
In gelijken zin betoogde het Fremdenblatt,
dat „niet de wensch om veranderingen teweeg
te brengen, het besluit heeft ingegeven om
de aanschaffing van wapenen en carlogsma-
terieel voor ons leger en de uitvoering van
de begonnen scheepsbouw en bewapeningen te
bespoedigen", en merkte daarna op: „De
vredelievende gezindheid van Oostenrijk -
Hongarije ia traditioneel, en niemand, die
ook maar met eenige objectiviteit en kennis
oordeelt, twijfelt aan hare oprechtheid. Wat
het leger- en marinebestuur tot het verlan
gen brengt, een sneller tempo in te slaan bij
de onvermijdelijk noodige aanschaffingen, is
de noodzakelijkheid voorzorgen te nemen.
,.De ervaringen van den tegenwoordigen oor
log leggen ons plichten op; si vis paoem,
para bellum", zeide de Keizer tot den gede
legeerde Ebenhoch. Iedere staat heeft den
plicht zijn leger en vloot op de hoogte van
den tijd te houden, en wat gedaan moet wor
den, doet men 't best spoedig. Men mag nooit
vergeten, dat geen staat het in de macht
heeft den loop der gebeurtenissen, ook van
die gebeurtenissen die rechtstreeks op hem
terugwerken, alleen te bepalen en dat altijd
oen geheel aantal ongelijksoortige factoren
meer of minder medewerkt aan do ontwikke
ling van de toestanden."
Deze argumenten hebben hunne uitwer
king op de delegatiën niet gemist. De be-
grootingscommissie van de Oosten rijksche
delegatie heeft zich verklaard ten gunste van
de voor dit jaar verlangde buitengewone cre-
dieten voor leger en vloot. De delegatie zelve
heeft zich aangesloten bij dit besluit
en zoowel liet orediet van 88 millioen kronen
voor het ieger als dat van 75 millioen voor
de marine goedgekeurd. En hetzelfde kan
men van de Hongaarscho delegatie tegemoet
Duitsehland.
Tusschen de regeeringon van Pruisen en
Brunswijk is na onderhandelingen, die tien
tallen van jaren hebben geduurd, overeen
stemming gekregen over eene regeling van de
grens tusschen de Pruisische provincie Han
nover cn het hertogdom Brunswijk. Een
wetsontwerp is ingediend, waarbij Brunswijk
aan Pruisen afstaat 1665 HA. 95 A. 25 cA.
terwijl omgekeerd Pruisen aan Brunswijk af
staat 1652 HA. 52 A. 50 cA. Voor de 13 HA.
42 A. 75 cA., die Brunswijx meer afstaat, be
houdt het zich nog het recht voor om vergoe
ding te verkrijgen.
Door deze grensregeling wordt een einde
gemaakt aan toestanden, zooals bestaan in de
gemeente Woltwiesche, waar in het dorp de
gebouwen en in het veld de hoeven en de
akkers dooreen liggen, nu eens op Pruisisch,
dan weer Brunswijksch gebied, zonder dat
daarvoor topogrrf.sch of li .torisch eene ver
klaring is te vinden. Deze gemeente heeft twee
burgemeesters, een Pruisischen en een Bruns-
wijkschen; zij behoort gedeeltelijk tot het
Pruisische district Peine, gedeeltelijk tot het
hertogdom Brunswijkmaar waar de grens
loopt is eigenlijk niet uit te maken.
De Nordd. Allg. Ze'tung spreekt het be
richt tegen, dat een voor het oorlogstoon eel
in het verre Oosten bestemde Duitsche ofli-
C'er een uitvoerigen brief van Keizer Wilhelm
aan generaal Koeropatkin, den Russ'schen
legerbevelhebber, zal overbrengen.
Frankrijk.
Minister-president Combes heeft het be-
ricnt tegengesproken, dat behalve Dautriohe
nog een andere officier om dezelfde reden
gevangen genomen is. De nationalistiseke
pens verdeuigt kapitein Dautriche met veel
warmte. Volgens haar is deze officier het
slachtoffer van eene intrige.
bngeiand.
De vice-minister van buitenlandsche zaken,
Lord Percy, deeldle in het Lagerhuis mede,
id at de regeermg geen voorstellen gedaan
heeft aan de oorlogvoerende partijen ten aan
zien van de drijvende mijnen.
Deze questie maakt bij de regeering een
onderwerp van nauwgezette overweging uit.
De minister van oorlog, Arnold Forster,
een vraag beantwoordende betreffende het
rapport der Koninklijke commissie in zake
de militie en vrijwilligers en dat de invoe
ring der conscriptie aanbeveelt, verklaarde,
dat de regeering niet het voornemen heeft
om bij het Huis voorstellen in to dienen ten
gunste van het oonscriptie-systeem.
Deze verklaring werd met gejuich ontvan
gen.
Portugal.
Havais bericht, dat tussolien Portugal en
Spanje een arbitrage verdrag gesloten is
overeenkomstig art. 19 van de Haagsdhe
overeenkomst.
Rusland.
Graaf Lamsdorff, de Russisohe minister van
buitenlandsche zaken, is eergisteren, terwijl
hij een wandeling deed, aangevallen en ge
slagen door prins Dolgoroeki. Dc aanvaller is
in hechtenis genomen.
Do correspondent van de Echo dc Paris,
die dit meldt, voegde er bij: Graaf Larasdorff
is tegenwoordig zeer impopulair. Men verwijt
hem, dat hij den oorlog niet heeft voorzien en
niet heeft kunnen beletten. Het volk stelt
hem verantwoordelijk voor het verlies van de
beste Russische pantsersehepen terstond bdji
het uitbreken der vijandelijkheden. Tot ver
klaring daarvan wordt beweerd, dat gTaaf
Lamsdorff, toen de diplomatieke betrekkin
gen met Japan afgebroken waren, niet naar
Port Arthur heeft, willen 9einen, zeggende dat
een oorlog onwaarschijnlijk was en dat de
Russen hot eerste schot niet moesten lossen.
Zuid-Afrika
De aanwerving van werklieden voor de
Transvaalscke mijnen in. China maakt zoo
danige vorderingen, dat binnen drie weken
omstreeks 7000 Chi neezen naar Zuid-Afrik a
onderweg zuiien zijn.
De oorlog in Oost«Jtzië.
Wanneer een beriebt uit Londen waarheid
bevat, dan zou het Russische leger op recht-
streeksch bevel van den Czaar op marsch
gaan naar het zuiden, misschien met de be
doeling Port Arthur te ontzetten.
Volgens een Chineesch beridht, dat moet
worden opgevat voor wat het waard is, drin
gen de Japansche troepen, met zóó veel na
druk op en is de blokkade van admiraal Togo
zóó effectief, dat Port Arthur binnen drie
of vijf dagen zal moeten vallen.
Het telegraaf-lageni tstohap bericht uil*
Moekden Zooals nu bekend wordt, hebben de
Russische troepen, voordat zij na een strijd
van acht uren aan don numeriek sterkeren
vijand1 do stelling in Kiatsjou overlieten, de
onbeschadigd gebleven stukken onbruikbaar
gemaakt.
I De verliezen aan Russische zijde waren
aa.ii dooden en gewonden30 officieren en
1 800 man.
I
Nu er te Petersburg bijzonderheden be
kend geworden zijn omtrent den slag bij
Kintsjou, brengen dio kennelijk eene gedruk
te stemming en bezorgdheid wegens Port
Arthur teweeg. Ook organen, die tot dusver
de verovering van Por6 Arthur als geheel
ondenkbaar kenschetsten, spreken nu open
lijk van de mogelijkheid der verovering van
de vesting. Steeds meer bevestigt zich de
meening, dat men de Japanners tot dusver
erg onderschat heeft.
De Russ schrijft: „Wauneer het waar is,
dat de Japanners niet alleen Kintsjou heb
ben ingenomen maar ook de versterkte stel
lingen in de buurt, dan moet do verdediging
van Port Arthur beperkt blijven tot de ves
ting zelve. Dit is natuurlijk zeer ouvoordee-
lig voor ons, omdat, wanneer de tijd komt
waarop wij met ons veldleger moeten optrek
ken om de stad hulp te brengen, de positie,
die wij verloren hebben, de Japanners in
staat zal stellen ons in schaak te houden."
Andere bladen trachten te reageeren togen
het pessimisme, dat meer en meer doordringt
bij het publiek. Het Journal de Saint^Peters-
bourg waarschuwt, dat het Russische volk
zich niet aan ontmoediging moet overgeven.
De Nowoje Wremja herinnert aan liet woord
van Generaal Koeropatkin Geduldgeduld
gedulden spoort de „zenuwachtige men
sehen" aan niet uit het oog te verhezen de
beproevingen, die Rusland heeft kunnen door
staan zonder zijne positie van groote mogend
heid aan 't wankelen te brengen.
Over de gebeurtenissen, in Mandsjoerije
wordt bericht:
Tientsin, 2 Juni. (Telegraph). Do demon-
stratiën van dc Tsoengoezeu hebben de Rus
sen genoopt nagenoeg alle kozakkeu posten
ten westen van de Liaorivier terug te trek
ken. Grooto troepen Tsoengoezeu trékken
noordoostelijk van Kwenguing, in de rich
ting van den Siberisch en spoorweg ten noor
den van Moekden.
Tientsin, 2 Juni. (Telegraph). Er moeten
Russische versterkingen, orüdier bevel van
generaal Stackelberg, van Kaiping uit in
zuidelijke richting zich bewegen in de rich
ting van Wafangtien. Daaronder zijn eene
batterij artillerie, vier Siberische regimenten
en een sotnia kozakken, in 't geheel 12,000
man. Er zal nog eene brigade volgen.
Moekden, 2 JuniMen verneemt, dat ge
neraal Koeropatkin thans in staat is op be
langrijke schaal de aanvals-opcratiën te be
ginnen.
Berichten over de verriahtingeu van de
Kozakken toonen aan, dat de Russen nu ten
Zuiden van Haitsjeng een aanvallende tac
tiek volgen.
Bovendien wordt gezegd, clat hot garni
zoen van Port Arthur n Japanners afbreuk
doet. Men verwacht, dat het beleg van deze
belangrijke vesting van zeer langen duur zal
zijn.
Volgens een bericht uit Tsjifoe van heden
half elf 's morgeus, hebben de Japanners eene
nieuwe afdeeling troepen aan land gebracht
te Tsingruts©, twintig mijlen ten zuid-oosten
van Takoeqjan. Een jonk, die van daar hier
aankwam, bericht, dat zeventig oorlogssche
pen 'en transportschepen daar troepen heb
ben gelost.
Versterkingen voor het leger, diat Port
Arthur moet aanvallen, zijn geland ten noord
oosten van Taüenwan. Het aantal is onbe
kend.
Generaal Koeropatkin heeft een langen
brief geschreven aan zijne moeder, waarin hij
optimistisch spreekt over den toestand, zooals
die drie weken geleden vas. Hij zegt daar
in, dal de Japanners waarschijnlijk het ge-
heele Kwantong-schiereiland zouden bezet
ten. Daluy daaronder begrepen, tot aan de
vestingwerken van Port Arthur toe. Maar
hij was vol vertrouwen, dat de vesting 'tzou
uithouden, als 't noodig was gedurende een
jaar.
Inmiddels was hij niet van plan Liaojang
te verlaten, omdat hij dagelijks daar ver
sterkingen ontving en rekende, dat hij tegen
't laast van Julii 400.000 man onder zijn rocht-
streeksch bevel zou hebben. Met deze macht
vertrouwde hij in staat te zijn het Japansche
leger te verslaan en Port Arthur te ontzet
ten.
De Daily Telegraph verneemt uit Peters-
burg, dat generaal Koeropatkin behalve de
Japanners ook machtige hinnenlandsche vij
anden to bestrijden hoeft. Zijne militaire
mededingers noemen Ruslands nederlagen de
noodzakelijke gevolgen van zijne gebrekkige
strategie als legeraanvoerder en van zijne
verwaarloozing der noodige voorzorgen al9
minister van oorlog. Hij moet den Czaar te
gen den raad van andere ministers de bezet
ting van Port Arthur hebben aanbevolen en
ook in 1900 de inneming van Peking en de
gevangenneming van den Keizer en de Kei
zerin-moeder van China tegen de dringende
waarschuwingen van zijne ambtgenooten heb
ben voorgestaan. Verder wordt gezegd, dat
hij aan het hoofd van het oorlogsdepartornent
heeft gestaan, toen admiraal Alexejew eene
politiek dreef, die tot den oorlog leidde,
maar heden klaagt over het gebrek aan artil
lerie en troepen, voor welker verschaffing hij
destijds verplicht was geweest te zorgen. Hij
verschanste zich achter de door Alexejew aan
den Czaar gegeven verzekering, dat er aan
oorlog niet behoefde gedacht te worden. Maar
dc Czaar wordt meer en meer ontevreden met
Koeropatkin, wieais naam als aanvoerder
i no zware vuurproef doormaakt. De Keizer
zou, zoo verzekert men, Alexejew zoowol als
Koeropatkin terugriepen, als daardoor niet
een zoo ongunstig licht op het geheele regce-
riugsbeleid geworpen werd.
De Matin bericht, dat, wanneer dc eskaders,
dio thans worden uitgerust, in het verre
Oosten zijin aangekomen, admiraal Skrydlow
de volgende - vloot onder zijm bevel zal heb
ben
Twaalf linieschepen de „Alexander III",
..Borodino,' „Navarin," „Orel," „Oslablja,"
„Pereswjet," „Podbjeda.„Retvisan," „Sc-
bastopol," „Sissoi-Veliki," „Kniaz-Soewarof"
en „Cesarewitsoh."
Dertien kruisers eerste klasse: „Aurora,"
„Bay an", „Gromoboi", „Diana", „Dmitri-
Donskoi," „Jemtsjong," „Iznmronde," Ad
miraal Nakhimof," „Olog," „Pallada," Roe-
si a," „Rurik," „Svetlana."
Een kruiser voor het vervoeren van machi
nes de „Kamsjatka."
Vijf kruisers tweede klasse: „Almaza,"
..Djighite," „Zabiaka," „Novik," „Itazboj-
nik.'"
Twee kruisers voor het vervoeren van tor
pedo's: ..Ussadnik" en „Haidamak."
Vier groote kanonneerbooten„Bohr,"
„Ghiljak", „Gremiatsji" en „Otvajni".
Eindelijk twee en twintig torpodojngors,
wat een totaal geeft van 59 vaartuigen. Hier
onder zijn niet begrepen een flottille gonum-
ROMAN
TAN
ALEX. RÖMER.
Zij was er en had door de openstaande
deur naar het dansen gekeken, waarbij ziji
zich in 't. geheel niet verveeld had.
Hllen sloeg haar avondmantel om en een
capuchon over het hoofd.
Het meisje hielp haai' de balschoentjes
verwisselen tegen gewone schoenen en zoo
was zij kliaax, om te voet naar huis te gaan.
Toen zij buiten op het bordes stond, trad
de heer Welcord haar tegemoet, met de over
jas aan en de hoed in de hand.
„Dat dacht ik al zei' hij, „dat u zou
wegslippenhet. gaat mij. evenals uop den
duur worat men naai* hohaam en geest ver
moeid, van zoo n drukte. Als u het goedvindt
breng ik u een eindje wög; buiten zal het
veel mooier zijn dan binnen."
Zij wa6 verlegen en verrast, dat hij zoo
vroeg het feest, waarvan hii de hoofdpersoon
was, wilde verlaten, om haar te vergezellen.
Hij! scheen haar gedachten te raden Eten
fijn lachje speelde om zijn mond, en hij keek
met een sdhalkschen blik maar Mina, haar
begeleidster.
„U is zeker wel bewaakt", zei hij, „maar
dan zal liet des te minder hinderen, a's ik
met u meega. Op die manier behoeven de
meest conventioneele burgers in ons wande
lingetje geen aanstoot te vinden."
Zij schudde het hoofd en lachte.
Zoo liepen zij naast elkander door de stille
straten, onder den helderen voorjaarshemel,
waaraan de sterren fonkelden. Het dienst
meisje volgde hen op eienigen afstand.
Hij sprak opgewekt over het gezelschap;
hij had van avond studies gemaakt en
maakte allerlei pittige opmerkingen.
Hij! las bijna, dadelijk in de harten der
memsahen, bestudeerde de gezichten en merk
te al spoedig kleine, opvallende trekjes. El
len had dit vroeger reeds bij hem opgemerkt
en verwonderde zich nu weer over zijn juist
oordeel over mensohen, die zij veel langer
kende dan hij.
Zij lachten een paar maal luid en harte
lijk, en Ellen had een ongekend gevoel van
geluk, dat ziji niet verder analyseerde.
Zij hadden een heel eind te loopen, van de
Annastraat naar haar huis. Zij, liepen
achter den schouwburg langs, gingen door een
straatje, vanwaar ize op het Museumplein
kwamen, dat links op het meer, rechtuit op
het slot, en rechts uitkwam op de straten
va ti de binnenstad.
In dat. straatje was het Café, waar de too-
neelspelers gewoon waren te komen; het wa
twee uur in den nacht, maar bet ging er
nog vroolijk toe, toen zij voorbijkwamen.
Ellen vertelde haar metgezel, dat het vroo-
lijke volkje van de planken wereld gewoon
was daar bijeen te komen. Gezang en luid
gelach klonken tot hen door. Zij gingen vlug
voorbij en zetten hun gesprek voort, dat
dóór het- rumoer was afgebroken.
„O! lieve hemel!" riep Mina plotseling uit
Zij keken om.
In de deur van het lokaal iwórstelden twee
menschen met elkander een meisje en een
man. Een gil, als in doodsangst weerklonk
en een vrouwelijke gedaante, in een dónkeren
mantel, vloog hen voorbij, over het plein, in
de richting van het meer.
De man, van wien zij zich met geweld had
losgemaakt, liep haar een paar stappen ach
terna. Toen hij echter de drie nachtelijke
wandelaars zag, bedacht hij; zich en ging hij
het café weer binnen.
Ellen was doodelijk, verschrikt. „Wat
scheelt het meisje?" riep zij uit, „om Gods
wil, daar is het meer
Welcord volgde haar gedachtengangIxij»
liep met groote stappen de vluchtenden na,
maar zij was hem een heel eind voor.
Ellen en het dienstmeisje stondien in adeni-
looze spanning toe te zien.
Even vóór de laan, die langs den oever van
liet meer zich uitstrekte, viel het meisje plot
seling neer. Welcord was in een oogenblik bij
haar.
Ellen haalde verlicht eidem; zij liep zoo
snel zij kon op de plaats toe, waar Welcord
een bijna levenlooze gedaante in zijn armen
hield en naar een der in do laan staande
banken droeg.
Het hoofd van het meisje hing achterover
onder den dónkeren mantel dtoeg zij een.
lichte japon, waarop "bloedvlekken zichtbaar
waren. Dc zakdoek, die Welcord haar voor
den mond hield, was eveneens rood van bloed.
„Door het razende loopeu en misschien door
de voorafgegane aandoeningen, heeft zij een
bloedspuwing gekregen," zei hij. „het is een
jong schepseltje."
Ellen stond nu naast hem en zag naar het
bleeke gezichtje. Onwillekeurig gaf zij een
„Suze."
„Kent u het ongelukkjge kind?" vroeg
Welcord verwonderd.
Ellen was radeloos. Zij zag haar metgezel
met een wanhopigen blik aan en knikte be
vestigend.
„Ja, ik ken haar dat arme, arme ding!"
Hij zweeg, want hij begreep haar ontroe
ring niet.
„Wat moeten we mot haar aanvangen?"
stamelde zij ten einde raad, „zij moet, hot
koste wat het wil, gered worden voor die j
menschen daar zij heeft verpleging noodig,
en ik kan haar niet bij mijn moeder bren- I
gen, niet in ons huis opnemen."
„Er zal hier wel een ziekenhuis zijn ik j
zal haar daarheen brengen," antwoordde t
Welcord.
Ellen legde haar hand op zijn arm hij
•ondersteunde nog altijd het hoofd van dc
bowusteloozc, dio hij op do bank gelegd had. j
„Ik kan u hier niet- alles uitleggen." zei ze
met een gesmoorde stem „Ik vrees, dat dit
arme kind erg geleden heeft en aan een groot
gevaar ontvlucht is. Zij is zij was ik j
kende haar vroeger ik wist, dat zij hier J
was, in gezelschap van een vriendin, een
jonge actrice
Welcord' knikte. In de schemering de
morgen brak reeds aan zag zij in zijn
trouw gelaat.
„Doo geen moeiteik begrijp het al.
Wilt u do zieke een oogenblik vasthouden
Het zal het beste zijn, dat ik terugloop naar
do Annastraat, daar staan nog wol rijtuigen.
Ik kom dadelijk weer hier. Dan breng ik
haar naar liet ziekenhuis cn morgen kunnen
wij overleggen, wat ons verder te doen staat."
Ellen vond dit goed. Wat een geluk, dat
hij bij haar was hij dio steeds raad wist cn
helpen kon.
Bij het wegloopon riop hij| haar nog too:
„Juffrouw Ellen, doe toch uw mantel dioht;
hot is koel in de morgenschemering en- ik
zie, dat u over al uw leden beeft."
Hij was met een sprong weer bijl haar,
trok den mantel over haar schouders en wik
kelde haar in haar capuchon. Er was iets toe»-
ders, zorgelijks in al zijn 1 midi ge manipu
laties. Zij dailkte hem zachtjes, dooli dreef
hem tot spoed aan.
Toen Welcord uit het gezicht verdwenen
was, boog Ellen zich diep over liet doodsbleeke
gelaat, dat zij in haar armen hield en wischto
met haar zakdoek zorgvuldig do bloedvlek
ken weg van lippen en kin
„Kleine Suze!" fluisterde zij en brak in
tranen uit.
Zij liep roef de haar tot bewustzijn to bren
gen zij zond het dienstmeisje heen, om den
zakdoek in het water te doopen en bevoch
tigde daarmee de slapen en het voorhoofd
van do bcwustoloozo. Maar deze gaf geen toe
ken van leven en Ellen stond doodsangst
uit. Do minuten leken haar een eeuwigheid,
tot hij terugkwam hij die in dit mocio-
lijko uur bij' haar scheen' te behooren.
Wordt vervolgd.