3ü3. Tweede Utlad.
Zaterdag 4 Juni 1904.
tini
bur KOLONIËN.
BINNENLAND.
rustic
i
a" Jaargang.
AMERSFOORTSCK DAGBLAD.
ABONNEMENTSPRIJS:
I V
irrnfi maanden voor Amersfoortf 1.25.
1 u4n franco per post- 1.75.
(UeMpke nummers- 0.05.
Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van
OSpej- en Feestdagen.
mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur
yy'lorgens bij de Uitgevers in te zenden.
rijvifcr
Uitgevers: VALKHOFF Co.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—5 regels
Elke régel meer
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Blad bij abonnement. Eene
circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
age.
ilen
WEST-1NDIË.
Curasao, 13 Mei.
II De gouverneur heeft het zittingjaar
B05 van den Kolonialen Raad geopend
luie rede, waarin hiji met erkentelijk-
Jerdacht het tot stand komen der wet
"1 Dec. 1903, als gevolg van welke wet
I gesloten zittingjaar reeds werd afge-
de begrooting voor het dienstjaar
ij bracht daarna hulde aan den on-
'getreden voorzitter van den Raad,
rt zoo ruime mate en gedurende zoo lan-
And de kolonie en hare belangen met
fende.
iet kort den toestand der kolonie over-
hermnerde de gouverneur aan den
lie den reeds zoo kwijnenden handel
oegebracht door de sluiting van Coro.
wachten is echter, dat deze maatregel
jdelijken aard zal blijken te zijn. De
ïiscke toestand op dit oogenblik is dien-
olge, mede ten gevolge van het totaal
ken van den mais-oogst dies vorigen
nog meer achteruit gegaan. De wel is
enigszins toegenomen scheepvaartbewe-
locht geen voldoende equivalent daar-
t Met dankbaarheid echter moet her-
worden de buitengewone steuu door
D. jederland verleend, gedurende den tijd,
ht. o gevolgen der te lang aangehouden
iraftc zich, vooral "bij de arme bevolking,
al erkst deed gevoelen. De op tallooze
n tot stand1 gekomen watervoorziening
ook voor de toekomst blijvende waarde
L
Ier eenige lichtpunten wees de gouver-
>p de bekende, zoo gewichtige uitspraak
f. Elxc. den minister van koloniën, in
le financdeele verhouding met °het moe-
den al is wel nimmer getwijfeld aan
nbekrompen steun aan de kolonie ver-
eene vaste regeling zal niet nalaten
Mimisbare zelfvertrouwen zoo noodig te
t en te bewaren.
der noemde hij als lichtpunt o.m. de
geruimen tijd in voorbereiding zijnde
tot waterversohaffingbet ge-
dig tot stand komen eener landbouw-
isatie, waarvan in samenwerking met
irticuliere initiatief, verhoogd productie-
igen van den bodem mag worden tege-
gezien; de werkzaamheden der „Cura-
he Landbouwmaatschappij"w die o. a.
hare tentoonstelling zooveel zal kunnen
tgen tot onderlinge opwekking, krachts-
nning en leeringhet toenemende stoom-
erkeer tengevolge van de door het par-
initiatief in de haven gevestigde
kolen-dépot en zonder twijfel ook den
srwachten gunstigen invloed van de in
aaste toekomst in uitzicht zijnde door-
ng der landengte van Panama.
gezondheidstoestand ondervond de ge
in van den treurigen toestand, veroor-
door de buitengewone droogte.
|ar onafgebroken de aandacht van het
Lur blijft gevestigd op maatregelen, dio
kunnen bijidragen om de economische
inancieele toestanden te verbeteren, zul-
n het aanstaande zittingjaar, behalve de
ingediende ontwerp-verordeningen tot
janisatie der rechterlijke macht-, ontwel-
worden aangeboden tot wijziging of her-
ning der onderwijs-regeling- en zoo de
dan aanvankelijk gemeend werd t-ijd-
erende voorbea'cddang der bet vorige jaar
jekondigde voorstellen tot belasting her-
ng zal zijn beëindigd, o. m. ook daarop
ekking hebbende onderwerpen.
Kameroverzicht
Tweede Kamer.
fefcting van Vrijdag 3 Juni.
disch L a n d bou wdep ar t e ra e n j.
iau de orde is de voortzetting der be-
dslaging over het wetsontwerp tot ver
ging van de Indische begrooting voor
4 (instelling van een afzonderlijk land-
repartement in Ned.-Indië).
lieer Pijnacker Hord ij k heeft
t ingenomenheid de indiening van het
werp begroet, in tegenstelling :net dei.
u- Van Kol. Hij ziet er in den ernstige»!
van de Rcgeerdng om den allesbebeir-
enden bron van inkomsten, den inlaml-
landbouw, tot meerderen bloei te
ingen.
spreker rekent zicli tot oordeelen bevoegd
f landbouwer, bracht hij een groot deel
i zijn leven door onder de inlandsche le
aking. De inlandsche landbouwer gaat te
mitief te werk. Toch ontbreekt het hem
>t aan bevattelijkheid. Maar de primitu
werkwijze en het ontbreken van kennis
I geld is oorzaak, dat de inlandsche tul-
ur in tegenstelling met den Europeeschen
ltuur, niet tot bloed kwamen.
Met een enkel woord komt spreker op
gen de beschuldiging door den lieer Van
«1 tegon 's Lands Plantentuin geuit.
De Lieer Van Kol klaagde, dat gpen on-
ïrzoekingen hebben plaats gehad. Maar
daar draagt noch :s Lands tuin, noch zijn
directeur schuld aan. Het ontbrak aan be-
schikbare, deskundige Jachten.
Wat betreft de insinueerende vragen van j
den heer Van Kol, ten aanzien van den
directeur van dien Tuin, Spreker zal er niet j
veel meer van zeggen, dan dat de heer j
Treub, een hooggeschat, hooggeacht en hoogst
wetensohappeiijk man, voor zulke aantijgin- j
gen to hoog siaat.
We staan hiïer voor een good voorbereid, 1
degelijk ontworpen-, e;: geheel afgerond
plan, dat, wordt het doorga oerd op de wij
ze in de Mem. van Toelichting aangegeven,
den inlandschen landbouw zal verheffen en
tot bloei orengen, evenals de visscherij, en
voor de toekomst van Indië van groot ge
wicht zal zijn.
Waarom er geen samenwerking zou zijn j
tusschen het binnenlandsch bsstuur en het
nieuwe departement, begrijpt Spr. t.
Waar dan niet? Zij hebben elkander noodig.
Werkt het binnelandsch bestuur dan niet
samen met het departement van openbare
werken? Wel erkent Spr. met den heer Van
Kol, dat deskundige leiding noodig zal zijn,
want bet is waar dat de bemoeiingen van
het binnen landsche bestuur vaak schadelijke
gevolgen heeft gelrad voor den inlandschen
landbouw. Dit nu zal juist veranderen door
dit ontwerp, waardoor de landbouw, tech
nisch althans, geheel vrij wordt.
De heer Fock motiveert met een enkel
woord zijn stem vóór dit ontwerp, waarvan
hij de indiening met ingenomenheid begroet
heeft. De landbouw is de hoofdbron voor
de inlandsche bevolking. Den landbouw
moet bevorderd worden.
Zal dit geschieden door een afzonderlijk
landbouwdepartementSpr. antwoordt be
vestigend. De landbouw heeft deskundige
leiding noodig, krachtige bestuursbemoeienis
ook. Men kan de bevolking niet aan eigen
inzicht overlaten. De heer Van Kol voelde
dit ook. Hij wees op de voorschriften gegeven
op papier. Welnu, hij moet meehelpen door
zijn steun, die voorschriften te doen uitvoe
ren. Maar daarvoor zijn de ambtenaren van
het binnenlandsch bestuur niet geschikt. Zij
zijn geen landbouwkenruers, bezitten niet ge
noegzame kennis. Daarom is het noodig dat-
zij krijgen deskundige leiding van een zelf
standig orgaan, van een zelfstandig land-
bouwdepartement. Dat departement kan dan
juiste voorschriften aan de ambtenaren ge
ven. Dat kon ook door een afdeeling geschie
den bij het binnenlandsch bestuur, zegt de
heer Van Kol. Spr. wijst er op, dat zulk een
afdeeling wel voorlichting zou kunnen geven
aan de Reg., niet aan de ambtenaren.
De directeur vau het binnenlandsch bestuur
heeft daarvoor niet genoegzaam deskundig
;ezag. Zulk een afdeeling zou ook te veel
administratieven omslag geven. Juist dien
omslag zal men door het afzonderlijk depar
tement voorkomen.
Het persoonlijk element is te Veel in deze
zaak op den voorgrond geschoven, misschien
wel door de schuld der Reg. zelf, die prof.
Treub bij voorbaat aanwees als t-oekomstig
directeur van het nieuwe departement. In-
tussohen, Spr. zou diens benoeming gaarne
zien, omdat hiji overtuigd is, dat prof. Treub,
hoogst bekwaam man, de geschikste per
soon is.
Spr. hoopt ten slotte dat- het landbouw-
credieit en de emigratie bij dit nieuwe depar
tement niet uit het oog zullen worden verlo
ren en beroept zich ten slotte nog op mr. N.
P. v. d. Berg, die van de oprichting van een
afzonderlijk landbouwdepartement veel ver
wacht.
Do heer C r e m e r denkt gunstig over dit
ontwerp, omdat het komt uit Indië, daar is
voorbereid en ontworpen door bekwame man
nen. En een tweede reden waarom Spr. gun
stig is gestemd is deze, dat wij verder gaan
in de richting van wetenschappelijke voor
lichting van den landbouw, die door gebrek
kige leiding vele jaren ernstig heeft geleden.
Spr. wijst er op dat een onderzoek heeft be
wezen, dat deskundige leiding ten gevolge
heeft gehad, dat in sommige districten de
productie zeer toenam. Spr. ontkent het ge
brek aan practisohe kennis bij den man, die
de leiding van het nieuwe departement zal
krijgen. Het principe waarmede de heer
Treub vau wal steekt, is een waarborg, dat
wij in hem hebben niet slechts een weten
schappelijk, maar ook een deskundig man.
Het is waar, rechtstreeks werd nog niet
veel voor den inlandschen landbouw gedaan.
Maar dat kwam, omdat men meent, dat de
inlander er het beste aan toe was, wanneer
men hem zijn sawa li maar overliet. Nu is
men een andere meeuing toegedaan en men
wil maatregelen nemen. Welnu, die maatre
gelen acht Spr; duurzaam.
Ook Spr. verwacht geen botsingen met an
dere departementen.
De directeur van het binnenlandsch be
stuur is zulk een hoogstaand man, dat hij
niet de minste jaloezie zal koesteren jegens
den nieuwen directeur van het landbouwde
partement.
Voor tegenwerking behoeft geen vrees te
beot-aa.il. Ook do ambtenaren van het bin
nenlandsch bestuur zulten een open oog heb
ben voor het belang, dat er deskundige lei
ding noodig is. Van hen is dus ook geen i
tegenwerking le wachten.
Door een goede inrichting moet van het
nieuwe departement kracht uitgaan. Dan
spant men de paarden niet achter, maar vóór
den wagen. De oprichting van het nieuwe de
partement moet den grondslag zijn voor de
vorming van deskundigen. Ten slotte wijst-
Spr. op het belang van de bevordering van
den landbouw. Door den bloei daarvan
het bleek nog gisteren uit de verslagen van
stoomtram-maatschappijen neemt ook het
verkeer krachtig toe. Spr. is ten aanzien van
dit departement zeer optimistisch gestemd.
Do beraadslaging over het uitwerp wordt
verdaagd tot de volgen.le week. (Woensdag
10 uur).
Hervat wordt de behandeling der
Drankwet
en wel over artikel XXIX (15a tot 15q).
Aan de orde is artikel loc (verlofrecht).
De heer De Savor n in Lohman be-
stiijdt ook de heffing van een verlofreeht.
Het verlof schept niet gelijk de vergunning
een monopolie. Door hot- verlofreeht legt men
vele neringdoenden een last op. Men wil con
trole op de bierhuizen, in verband met den
elandestienen verkoop. Welnu die contróle
verkrijgt men door het verlof, niet door het
verlofreeht. Met den heer Röell is Spr. het
eens, dat deze belasting op het bedrijf hoogst
onbillijk is naast de bestaande bedrijfsbe
lasting. Men legt de menschen een dubbele
belasting op
De heer Ter Laan komt tot een zelfde
conclusie als vorige sprekers, maar uit het
oogpunt van de drankbestrijding Spr. wijst
er op, dat een poging om bet vergunnings
recht op anderen basis te regelen, is mislukt.
De heer De Klerk moest een desbetreffend
amendement terugnemen. Maar de minister
erkende, dat het vergunningsrecht slecht ge
regeld was. Waarom hetzelfde stelsel dan ook
toegepast op de verlofshuizen?
De minister zegt dat door het verlofarecht
den elandestienen handel zalingeperkt wor
den. Dat ontkent Spr. Men maakt do con
trole, het toezicht moeilijker. Wij krijgen
een nieuwe groep vau inrichtingen, die om
het verlofreeht te ontduiken, clandestien gaan
verkoopen zonder daarvoor verlof te hebben.
De heer B o 1 s i u s verdedigt het verlofs-
recht. De heer Röell meende dat die Staat niet
moraliseerend mag optreden. Maar Spreker
meent dat de Staat dit wel mag doen, waar
het een feit is dat door het vrijlaten van
den bierverkoop den elandestienen drankhan
del zich uitbreidt. Uit een practisch oogpunt
is het verlofreeht noodig. De vermeerdering
van het aantal bierhuizen werkt elandestienen
verkoop in do hand en maakt het toezicht
daarop moeilijker. En door de heffing zal
men de vermeerdering dier bierhuizen tegen
an.
Er is geen redelijken grondslag voor deze
belasting, zegt men. Maar Spr. maakt een.
vergelijking tusschen deze belasting en de
hondenbelasting. Bij deze laatste belasting is
toch ook de bedoeling te groote vermeerde
ring van het aantal honden tegen te gaan,
opdat zij geen plaag worden voor de bevol
king. Om de practische gevolgen die het zal
hebben, beveelt Spr. het verlofreeht aan.
De heer B or g e s i u s stelt zich op het
standpunt des ministers, dat deze wet geen
maatregelen moet nemen tegen het bierge
bruik. De Volksbond heeft in zijn talrijke
inrichtingen de ervaring opgedaan, dat men
om het drankgebruik tegen te gaan, bier moet
verkoopen.
Spr. erkent dat door het verlofsrecht vele
kleine bierhuizen zullen verdwijnen en daar
door den elandestienen drank beter kan wor
den bestreden. Maar toch is Spr. tot de con
clusie gekomen, dat er geen verlofsrecht
moet zijn. Velen die geen verlofsrecht kun
nen betalen, zullen eenig bier inslaan, en
dit zonder verlof clandestien gaan verkoopen
Het aantal clandestiene inrichtingen zal zich
uitbreiden en het toezicht moeilijker worden.
De Min. van Binnenl. Zaken (de
lieer Kuypcr) bestrijdt de hoofdstelling van
den heer Röell. Is 't waar, dat er geen recht
mag worden geheven, wanneer er geen maxi
mum is, ja, dan moet het verlofreeht uit de
wet, maar andere landen, in Engeland, Pruis-
sen, Amerika, is ook geen maximuim en daar
heeft men toch ook rechten.
Bovendien, de heer Rorgesius erkende zelf,
dat door de heffing van het recht de bierhui
zen zullen worden beperkt. Daarmede tastte
hij de hoofdstelling van den heer Röell aan.
Want door die beperking komt men tot con
monopolie.
Wanneer de heffing eiken redelijken en
zcdelijiken grondslag miste, hoe kon men dan
tot eene heffing in 1881 besluiten? De heer
Röell werkte toen tot dit besluit mede.
Men moet alle belastingen niet over een
kam scheren. Een algemeene theorie over
oe rechtvaardigheid of onrechtvaardig
heid van een belastingheffing bestaat
niet. Het beroep van den heer Rol-
sius op de hondenbelasting was zeer ad
rem. De hondenbelasting steunt op het be
lang van ue maatschappelijke veiligheid
Precies hetzelfde is 't bij het licentiestelsel.
Dat moet gehandhaafd worden als politie
maatregel, als controle-middel.
Men wil het verlotf ter bestrijding van
den elandestienen drankverkoop. Maar wat
zal nu het gevolg zijn, wanneer men geen-
recht heft? Dan zal iedereen zich een verlof
kunnen aanschaffen, ie>- reen, in welk huis,
alom bier gaan verkoopen.
Door geen heffing van vorlofsreoht krijgt
men uitbreiding van het aantal inrichtingen,
de uitbreiding van het bestaande bierver-
bruik. Int-usschen door de bevoegdheid aan
de gemeentel aden betreffende de inrichting
dar bierhuizen gegeven, namelijk betreffende
licht, lucht en ruimte, kan men hetzelfde
doen als met het verlofsrecht. Ook daardoor
kan men het doel, beperking voor bierhui
zen verkrijgen.
Daar nu de inrichting der lokalen in
de wet ós gekomen, ka-n de Regeering aan
het verzoek voldoen om dit artikel terug te
nemen, gelijk zij do eer heeft thans te doen.
(Hilariteit).
D-oor de intrekking van artikel 15c ver
valt ook artikel d.
Bij artikel 15 f (redenen van intrekking
van het verlof), maakt de heer Rink
bezwaar tegen de gestrengheid van dit arti
kel. Hij vraagt of de Regeering bezwaar zo*
maken tege neenige verzachting. Dit geldt
vooral bij de bepaling dat het verlof wordt
ingetrokken wanneer geen kennds wordt ge
geven aan R. en W. van verbouw of her
bouw. Kan hier niet gezegd worden dat „na
aanmaning" het verlof wordt ingetrokken?
De heer Talma zegt, dat eerst na her
haalde intrekking het verlof vervalt; niet
de eerste maal.
De Minister wijst er op, dat een aan
maning met mogelijk is. Op de secretarie
kan men van de verbouwing niet steeds
kennis dragen, vooral niet van verbouwing
binnenshuis.
Bij repliek stelt de heer Rink een amen
dement voor in den door hem aangegeven
ain. Do bouwpolitie moet steeds van verbou
wing kennis dragen, en op de secretarie kan
men het dus ook weten.
De Minister houdt zijn bezwaren vol,
voornamelijk met het oog op kleine verbou
wingen binnenshuis.
De heer Talma zegt, dat de commissie
eenstemmig het amendement ontraadt.
Het amendemen-R ink wordt verworpen
met 34 tegen 33 stemmen.
De artikelen 15 f tot 15 h worden goed
gekeurd.
Art. 15i bepaalt; het is verboden in eene
voor het publiek toegankelijke lokaliteit,
waarvoor door B. en W. eene vergunning is
verleend, personen beneden 18 jaar zonder
geleide van een oudere en personen in ken-
nelijiken staat van dronkenschap toe te laten.
Do heeren F e r f en Z ij 1 m a hebben
voorgesteld de woorden „personen beneden
18 jaar zonaer geleide van een oudere" te
doen vervallen.
Do 'heer F e r f licht het amendement toe.
De heer Drucker verklaart, dat de ge
dachte die aan dit artikel ten grondslag ligt,
hem sympathiek is. Maai- de uitwerking is
zoodanig, dat Spr., tenzij, er wijzigingen in
gebracht worden, tot zijn leedwezen er tegen
zal moeten stemmen. -ret doel is, jongelui
uit de kroegen te weren. Maar dan moet
men niet te diep ingrijpen in de maatschap
pelijke toestanden. Dat doet men door den
leeftijdsgrens te stellen op 18 jaar. Het geldt
hier geen toediening van sterken drank,
maar het bezoek aan gelegenheden. Niet
slechts aan kroegen maar aan uitspanningen.
Jongens van tusschen 17 en 18 jaar drij
ven vaak handel, zijn vaak soms gehuwd.
Het gaat niet aan hen te beletten in café's
te gaan zitten. Spreker zou dan ook geen
bezwaar- hebben den leeftijdsgrens tot 16
jaar te herstellen.
Spreker heeft nog een ander bezwaar. De
uitwerking van de gedachte moet zoodanig
zijn dat het doel bereikt is. Volgens de re
dactie van het artikel kan een geheel groep
je jongens onder geleide van iemand van 19,
eventueel 17 jaar, een café binnengaan.
Daarbij komt dat een voorbijganger ze ook
kan binnenbrengen. En men kan voor café's
geleiders opstellen. De uitdrukking „zonder
geleiding van een oudere" moet vervallen.
De minister zoeke een term die misbruiken
kan tegengaan. Spr. geeft als beter redactie
in overweging te lezen „niet anders dan in
gezelschap van meerderjarigen
D© heer Troelstra canetateert dat we
hier hebben een stelsel z. i. een slecht stelsel
van Staatsopvc-xiiug. Want een politic
maatregel - 't niet. Spreker we nacht dat
zijn jongen dergelijke inrichtingen kan bin
nengaan. Maar hij heeft hem een zoodanige
opvoeding gegeven, dat hij hem dit met ver
trouwen kan laten doen. De jongen zal de
verleiding, zoo die er is, door <le opvoeding
dien hij kreeg, weerstaan. Die opvoeding
was spreker's taak, en hij zou haar niet op
den Staat willen overbrengen.
De minister legt nog al nadruk op de
verleiding. Maar 'hij brengt den drank wel
op straat. Dat is inconsequent.
Het uitvoerend Drankwet-comité wcnschte
een bepaling, gelijk de Rcgcering heeft
voorgesteld, maar het wenschte haar in ge
heel anderen geest.
De regeering had veel beter gedaan de
strafbepalingen aan te vullen de heer
Drucker had daarop ook gewezen door
voor tc stellen dat het schenken van sterken
drank, het toedienen, verboden en strafbaar
wordt gesteld aan jongens van 18 jaar.
Nu wordt de bepaling van de regeering
illusoir. De jongens zullen naar slechte ge
legenheden gaan en ontduiking zal zeer
gemakkelijk zijn. Wij krijgen derhalve uit
smijters, nu nog i n smijters, (Gelach).
Spr. geeft in overweging de strafbepalin
gen aan te vullen. Doet de regeering het niet,
dan zullen Spr. en zijn vrienden misschien
ten deze gebruik maken van hun recht van
initiatief.
Zooals de bopaling nu luidt zullen de soci
aal-democraten er tegen stemmen.
D© heer Talma vond veel behartenswaar-
dig in de opmerkingen betreffende de redac
tie gemaakt door den heer Drucker. De hoer
Zijlma zegt dat de vraag, door hem aan het
slot zijiner rede gedaan ook zou kunnen gel
den ten aanzien van de tegen woord igo straf
bepaling, dat geen drank aan kinderen be
neden 16 jaar mag worden toegediend.
Gaarne zou Spr. van den minister van
Justitie of althans van de regeering hoeren of
hij de aanstaande wijziging van het Wetboek
van Strafrecht den "leeftijdgrens in art-. 454
(strafbaarstelling van toedienen van sterken
drank aan personen beneden 16 jaar) zal wor
den verhoogd tot 18 jaar. In tusschen Spr.
wijst er op, dat al verhoogt men dien leef
tijdsgrens bijl de strafbepalingen, men er niet
mede beletten zal dat de jongens slechte in
richtingen zullen bezoeken. Do heer Troelstra
kan misschien zijn jongen, door zijn opvoe
ding, tegen verleiding vrijwarende meeste
ouders kunnen door hun opvoeding het zoo
ver niet brengen. Spr. beveelt de regeering
aan de redactiewijziging van den heer Druc
ker over to nemen.
Do heer Lohman merkt op, dat de leef
tijdgrens steeds moeielijk is vast te stellen.
Daarom heeft Spr. nimmer veel gevoeld voor
artikel 454 Strafwetboek.
De M i n. van Binnenl. Zaken kan
de klacht van Staat, s-ingrijpen slechts begrij
pen van hen, die do bepaling in liet Straf
wetboek geheel willen doen verdwijnen. Doch
rij, die dit niet wenschen, staan in beginsel
homogeen met de Regeering. De Staat neemt
volstrekt niet de opvoeding over.
Wie in buis aan zijn kinderen drank wil
geven, wordt daarin niet belet. Maar er zij,n
een groot aantal ouders die drank nadeelig
voor hun kinderen vindon, op advies der
medici. Nu is 't waar, dat er ouders zijn, die
de kinderen voor verleiding door huil opvoe
ding kunnen vrijwaren. Dc minister geeft
't den heer Troelstra toe.
Maar vaak gebeurt dit niet. Niet de ouders
hebben 't in de hand, maar 't hangt af van
het temperament der jongens of zij al of
niet naar do café's gaan.
Maar wat is er nu tegen, dat waar de
ouders door huu opvoeding trachten tegjn
te gaan het kroegbezoek, dat de Staat daar
bij behulpzaam is door do jongens te weren
uit inrichtingen, die door hot verleenen van
vergunning onder toezicht van den Staat
staan
Wat nu de leeftijdsgrens aangaat, de mi
nister wijst er op," dat op 18 jaar het gevaar
om alcoholisch gevormd te worden 't grootst
is. De bezwaren, aan het praktische leven
ontleend, gelden ook tegen den 16-jarigen
leeftijd. Er is slechts een graadverschil.
Op aandrang uit onderwijzerskringen koos
de minister den 18-jarigen leeftijld.
Onder „geleide" heeft de Reg. verstaan,
dat- de jongelui gedurende het goheele be
zoek aan hot café samenzijn met een oudere.
Intusschen, de minister hecht niet aan de
uitdrukking „onder geleide van een oudere"
en hij heeft geen bezwaar tegen „in gezel
schap van een meerderjarige".
De minister laat de beslissing over den
leeftijdgrens van 16 of 18 jaar aan dc beslis
sing der Kanier. Het is een morecle quaestie.
De minister voor zich stelt prijs op den 18-
jarigen leeftijd.
De Minister van Justitie zegt
voor het denkbeeld om den leeftijd van 16
jaar in het Strafwetboek te brengen op 18
jaar, zeer veel te gevoelen. Veel zal afhangen
van de beslissing in de aanhangige materie
tc nemen. Tusschen de nu te nemen beslis
sing en de voor te stellen wijziging van art.
454 van het Strafwetboek is, met andere
woorden, een onmiddellijk verband. Onder
de reserve, dat nadere overweging niet tot
overwegende bezwaren zal leiden, hoopt Spr.
het denkbeeld, dat zijn sympathie heeft, te
verwezenlijken.
Bij het verdere debat adviseerde de heer
Talma namens de Comm. van Rapp. het
amendement-Ferf te verwerpen. Maar hij
gaf de regeering in overweging den leeftijd
op 16 jaar te brengen en het artikel te ver
duidelijken in dien zin, dat personen bene
den 16 jaar niet alleen niet mogen worden
toegelaten, ook niet in cafés mogen verblij
ven.
De Minister bracht don leeftijd op 16
jaar.
De heer Borgesius stcldte voor de go
heele bepaling alleen van toepassing te ver
klaren in door de Kroon aan te wijzen ge
meenten.
De zitting werd hierop verdaagd tot Dins
dag 11 uur.