m*.
3de Jaargang.
Maandag 10 October 1904.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
MIJN GODFRIED.
AJHERSFOORTSCK DAGBLA
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Amersfoortf 1.25.
Idem franco per poet- 1.75.
Afzonderlijke nummers- 0.05.
Doze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen.
Advertentiën, mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur
's morgens bij de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF Co.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DEB ADVERTENTIËN
Tan 1—'5 regels0.75.
Elke regel meer0.15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Blad by abonnement. Eene
circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Politiek Overzicbt
De opstand in Duitsch-Zuid-West-
Afrika.
Kort na elkander wierden twee berichten
over dien opstand in Duitsch-Zuid-West-
Afrika ontvangen, waarvan het eerste voor
de Duitsohers hoopvol, het tweede echter
zeer verontrustend was. Het eerste was een
telegram van den bevelhebber van het
Duitsche expeditiekorps generaal Von Trotha,
dat de opstand der Here ros zoo goed als be
dwongen was, het tweede echter sprak van
een nieuwen opstandthans van de
Witbois, een stam, die tot nog toe
met de Duitschers in zeer goede ver
standhouding had geleefd. Tevens werd daar
bij gevoegd, dat ook de stam der bastaards
van Rehobotk een aanschrijving had ont
vangen om ook naar de wapens te grijpen.
Dit wijst er dus op, dat al zijn de Hereros
eindelijk, na veel moeite en inspanning en
ten koste van stroomen bloeds, bedwongen,
deze eerste koloniale oorlog, dien Duitsch-
land te voeren heeft, nog niet uit is en voort
zal gaan met schatten te verslinden. Deze
kosten zij® niet officieel bekend gemaakt,
doch ©enigen tijd geleden werd reeds het
bedrag van 75 millioan mark genoemd. De
onkosten voor het transport der troepen,
paarden en materieel, en vooral de moeie-
iijke en dure verpleging zij® enorm hoog,
zoodat men bijina geneigd is te vragen of
het succes zooveel wel waard is. De kolonie
bestaat grootendeels uit een zandige vlakte.
Doch het gaat hiermee als met de, meeste
koloniale oorlogjen, als men eenmaal a ge
zegd heeft moet men er niet tegen opzien
ook b te zeggen en het alphabet desnoods
geheel af te spellen. En dat er dan meer
offers gebracht moeten worden dan men wel
zou wenschen, dat leert ons onze eigen kolo
niale geschiedenis.
Opgexperkt moet worden, dat de Duit-
sohers door den opstand der Hereros vrij
wel zijn overvallen en dat die opstand af
metingen heeft aangenomen, die men niet
voorzien had. Ein de vraag rijst, hoe komt
het dat de overheid niets van de oproerige
beweging heeft gemerkt? Het schijnt, dat
de overheid wel wat al te goed van vertrou
wen geweest is ten aanzien van de gezind
heid der inboorlingen. Tijdens een verlofreds
van den gouverneur Leutwein van 1902
1903 verklaarde deze, dat men enkel met een
wandelstok gewapend, veiliger door de kolo
nie kon gaan dan door den Tiergarten in
Berlijn- Eu tot aan den opstand toe scheen
de gouverneur die overtuiging te hebben,
wat op te maken is uit het volgende.
Einde December van het vorige jaar reisde
de farmer Schlettwein naai- Windhoek om
bij den gouverneur zijn bezwaren kenbaar
te maken tegen do bevolen oprichting van
inboorlingen-compagnieën. Op zijn zeggen
,,U brengt door dezen maatregel ons aller
leven en bezit in gevaar" antwoordde de
gouverneur„Dat u mij zoo iets zegt, ver
wondert mij ten zeerste, want u kent de
Hereros evengoed als ik en weet, dat zij
met genoegen op hunne broeders zullen
schieten als dat van hen verlangd wordt."
Overigens is er aan de zaak niets meer te
veranderen, want de vorming van inboor
lingen-compagnieën is een uitgemaakte zaak."
Blijkens berichten uit de kolonie schijnen
de kolonisten het bestuur herhaaldelijk ge
waarschuwd te hebben, dat er iets broedde,
doch men sloeg er geen acht op.
D© zorgeloosheid en kortzichtigheid van
het koloniale bestuur blijkt treffend uit een
dezer dagen te Miinohen versohenen boekje,
getiteld „M uszto es sein?" Het zijn
brieven van een in 1902 naar Duitsoh-Zuid-
West-Afrika vertrokken kolonist aan zijn
pleegzuster. Do schrijver is zelf als een
slachtoffer van den opstand gevallen. Wat
hij in die brieven verhaalt, doet duidelijk
zien, dat de ware kenners van het land reeds
toen voor een opstand bevreesd waren. Het
boekje vormt een aanklacht tegen het kolo
niale bestuur, dat doof bleef voor de inge
brachte klachten en in blind vertrouwen op
de inboorlingen dezen voorrechten verleende,
die de blanke bevolking met leede oogen
moest aanzien. Wij kunnen natuurlijk niet
beoordeelen in hoeverre al de mededeelin
gen van den schrijver juist zijn. Doch het
eenvoudig geschreven, onopgesmukte ver
haal kan geen product der fautaisie zijn en
het loont de moeite er kennis van te nemen,
omdat het over de oorzaak van den opstand
eenig nader licht verspreidt.
De schrijver verhaalt eerst van zijn reis
naar de kolonie. In dat gedeelte is merk
waardig de mededeeling van een kolonist,
die op de terugreis was naar Afrika, waar
hij groote kudden runderen en paarden bezat.
Deze had den tijd nog gekend, dat de Hot-
tentotten en de Hereros elkaar bloedig be
streden, aan welken strijd de Duitsche
„Schutztruppe" een einde had gemaakt. Na
dat hij een beschrijving had gegeven van de
Hereros, zeide hij, dat men den dag niet
moest prijzen vóór den avond, want dat in
de kolonie zeker binnen niet te langen tijd
een bloedige kafferoorlog te wachten was.
Dit was in Augustus 1902.
Het aan land komen is zeer moeielijk door
de zware branding, die daar op de kust
staat en die zelfs zware graniet blokken van
12 ton wegspoelt. Deze moeielijke landing,
zoomede de hooge inkomende rechten, die
voor alles betaald moeten werden en vooral
voor geweren en munitie, benamen den reizi
ger wel ©enigszins de vreugde van de aan
komst.
Al heel spoedig leerde de schrijver een
aantal verkeerde dingen kennen, die de kolo
nisten zeer ontstemden. Vooral waren deze
ontevreden over de jachtverordening, die de
kolonisten dwong om voor een jachtvergun
ning 30 mark te betalen, terwijl de inboor
lingen zonder iets te betalen „het voor hun
onderhoud noodige wild" vrij mochten schie
ten. Daar echter van een controle over het
door de inboorlingen geschoten wild geen
sprake was, stond deze bepaling gelijk met
volkomen vrijheid van jagen. Dergelijke ver
ordeningen zetten bij de blanken kwaad
bloed, terwijl de inboorlingen zioli daardoor
de meerderen gevoelden, omdat zij den in
druk kregen, dat de overheid bang voor hen
was en slechts uit zwakheid zoo handelde.
Even onbegrijpelijk waren de bepalingen
op het hebben van vuurwapens. De handel
in vuurwapenen en munitie was tot staats
monopolie verklaard. Iedere kolonist kon
slechts per geweer 50 patronen krijgen en
hij kon zijp voorraad eerst weer aanvullen,
als ze alle verschoten waren. Het was hun
verboden geweren model 1888 te hebben,
waarmee de troepen bewapend waren en die
ook de ambtenaren hadden. Het geweer mo
del 1871 was op de militaire posten te koop,
doch de inboorlingen behoefden slechts de
helft te betalen van den prijs, die van de
kolonisten gevraagd werd. Ook dit vatten
de inboorlingen als een bewijs op, dat men
bang voor ze was. Door dergelijke maatrege
len voelden de 'nboorlingen zich feitelijk bo
ven de blanken verheven en hun kapiteins
traden dan ook gewoonlijk heel brutaal op.
Een kolonist, die over deze zaken aan een
van de leiders der conservatieven te Berlijn
schreef, kreeg het volgende karakteristieke
antwoord„Wij voelen hier nu eenmaal niet
veel voor onzo koloniën en hoe minder wij
er van hooren hoe liever het ons is."
De schrijver van het genoemde boekje
wijst e~ ook op, dat de bestuursinrichting
met dien uitgebreiden staf van ambtenaren
veel te kostbaar is ingericht, terwijl zij niet
aanpast aan de locale omstandigheden. Hij
maakt dan een vergelijking met het gedeelte
der Kaapkolonie, dat aan Duitsch-Zuid-
We&t-Afrika grenst, die zeer ten nadeele van
het laatste uitvalt, ook ten aanzien van de
cultuur en de voortbrengselen, doch deze
bijzonderheden kunnen wij hier buiten be
schouwing laten.
Nadat hij vrijwel het geheele gebied was
doorgetrokken, en den toestand had leeren
kennen, kwam hij te Windhoek terug, waar
hij in November van het vorige jaar aam-
kwam. Bijna gelijktijdig ontving de regeering
toen de jobstijding uit Warmibad, dat luite
nant Jobst. en een sergeant gedood, en twee
kolonisten gewond waren door oproerige
Boftdolzwarts, een Hottentottonstam in het
zuiden der kolonie. Op een dringend verzoek
om hulp werd onmiddellijk de eerste veld-
oompagnje en de eenige aanwezige bergbat-
terij naar de plaats van den opstand gezon
den. Evenwel was er al dadelijk gebrek aan
paarden en voedingsmiddelen voor de colon
ne. terwijl een telegrafische ook zelfs- een
heliografische verbinding met Warmibad onto
brak.
De oorzaak van den opstand was een klei
nigheid. De post-oommandant, luitenant
Jobst-. wilde een diefstal van een schaap be
straffen doch werd, toen hii met een sergeant
en 5 man op het erf van den kapitein der
Bondelzwarts kwam, met geweerschoten ont
vangen. De luitenant en de sergeant werden
gedood. Dit opstootje nam dadelijk grootere
afmetingen aan en Warm bad werd zelfs door
de Bondelzwarts belegerd. De bediende van
den luitenant, een Hererc, wist1 door de vijan
delijke Kaffers te breken en bracht, na een
rit van 50 uren de noodlottige tijding in
Windhoek aan. Onmiddellijk ging kapitein
von Koppy met 15 man op marsch en legde
den weg naar Warmbad in 2 dagen en 22
uren af. Hij kwam nog juist bij tijds om
de plaats te ontzetten.
Terwijl nu de gouverneur Leutwein met
alle beschikbare troepen naar het zuiden
rukte om de Bondelzwarts te onderwerpen,
werd in het midden der kolonie een opstand
onder de Herero's voorbereid, waarbij ook de
Ovambas in het noorden zich aansloten. En
terwijl de farmers zich al lang ongerust
voelden over de houding der Herero's, bleef
men te Windhoek blind voor het gevaar.
Dte schrijver verhaalt dan hoe bij het
Kerstfeest doorbracht op een farm in de na-
biiheid van Waterberg. Hij beschrijft bet
idyllische Schaliën und Walten op de farm,
waar de kolonist met zijn vrouw en twee
kinderen gelukkig leefde, met eenige kaffer-
meiden, die al als Europeesche dienstboden
hadden leeren werken en netjes gekleed
waren. In die dagen hoorde men herhaalde
lijk van brutaal optreden der kaffers; be
richten uit het zuiden luidden niet gunstig,
en de moord op een kolonisten-familie ver
oorzaakte grooten schrik. Toch zag ook de
farmer nog geen dadelijk gevaar.
Op den lOden Januari van dit jaar zou de
schrijver met1 zijn gastheer naar* Waterberg
rijden. Onderweg bespeurden zij troepen ge
wapende Hereros. maar zij kregen van mis
sionarissen geruststellende berichten. De far
mer vertrouwde de zaa.k echter niet en reed
naar zijn hoeve terug. De schrijver die ^euige
struisvogels gezien had en daarop jacht wil
de maken, zond de kaffers, die hem verge
zelden, uit om de dieren op te jagen. Toen
deze echter niet terugkwamen rood ook hij
naa.r de farm terug. Onderweg kwam hem
zijn bediende, een Herero-jongen, dien hij
oens het leven had gered, tegemoet, en ver
telde hem dat de Hereros de hoeve hadden
overvallen, den eigenaar, zijn vrouw en kin
deren hadden vermoord, en thans de hoeve
plunderden. De bedienden waren weggeloo-
pen.
Langs omwegen bereikte hij met zijn be
diende de hoeve, en hij zag toen een ver
schrikkelijk tooneol. De bewoners en één
trouw gebleven kaffer lagen daar vermoord,
de woeste aanvallers vernielden alles, hiel
den een waar bach anaal, en staken ten slotte
de hoeve in brand. Toen vluchtte hij en zijn
bediende te paard, zoo snel zij konden. De
Hereros hadden hen bemerkt, zotten hen na
en schoten in den blinde op hen. De paar
den werden gewond. Gelukkig wisten zij het
bijrijnde bosch te bereiken, doch niet zoo
bijtijds of de schrijver werd door een geweer
kogel aan den hiel gewond.
Twee dagen lang dwaalden zij rond, ter
wijl de wonde door gebrek aan een goed
verband erger werd. De hoop om de neder
zetting van een handelaar te bereiken, en
daar hulp te vinden, bleek ijdel. De kaffer
jongen die- op verkenning uitgegaan wtas,
kwam terug met de boodschap, dat ook daar
alles verwoest en de handelaar gedood was.
Toen hii geen uitikomst meer zag, besloot
de schrijver zijn leven zoo duur mogelijk te
verkoopen, den laatsten kogel voor zich zelf
bewarend. Zijn bediende gaf hij zijn dagboek,
waarin hij eerst nog deze laatste bijzonder
heden had opgeteekend, in de onderstelling,
dat hij als Herero wel ontsnappen zou. Dat
is hem dan ook gelukt en thans zijn deze
herinnering"*® openbaar gemaakt. Het zijn
woorden van een martelaar, die een ernstige
klacht inhouden tegen het koloniale beleid
vn.n DuitscLland.
Tntussohen bedenke men, dat Duitsohland
als koloniseerende mogendheid nog jong is,
en dat elke koloniale mogendheid in den
aanvang van haar optreden als zoodanig fou
ten maakt, die zij later betreuren moest. Ook
hier moet de ondervinding leermeesteres zijn
Duitschland.
De oommissie uit den Landdag, die de re-
gectschapsquaestie en het protest daartegen
ingebracht, heeft te onderzoeken, vergadert
te Lage, daar er te Detmold typhus heerscht.
Zij is gisteren nog niet met haar taak gereed
gekomen, zoodat nu een algemeeno zitting
van den Landdag op Maandag is vastgesteld.
Voor morgen is te Lage een Lippe-sche
volksvergadering bijieengeroepen, waarin te
gen de regeeringsontwerpen betreffende de
regentscliapsquaestie besproken* ziullen wor
den.
Frankrijk.
De minister-president Combes, heeft aan
het to Toulouse vergaderende congres der ra-
dikale en socdalistisch-radikalo partijen in
antwoord op een telegram van sympathie,
geseind
„Ik reken bij mijn pogen op de medewer
king van alle radikalen en socialistisch-radi-
kalen, des te meer omdat ik het steeds eens
geweest ben met deze partijen on mij steeds
in hunne achtino- heb mogen verheugen.
Trouw aan mijn beginselen, die ook de
uwe zijn, heb ik oen beroep gedaan op alle
oprechte republikeinen en heb op die wijze
een groote meerderheid tegen het clerioalis»-
me en de reactie verkregen. Deze meerder
heid zal niet verbrokkelen, vooral in dit
oogenblik, nu de vier groote hervormingen
die ik in mijn rede te Auxerre heb genoemd,
aan de orde zullen komende inkomsten
belasting. de tweejarige diensttijd, de ouder
doinaverzekering en de scheiding van kerken
staat. De reactie, die overal op den loer ligt,
zal tevergeefs pro bee ren om deserteurs in
haar kemp te lokken
Italië.
Do Koning heeft nog geen datum be
paald voor don doop van den jongen prins
van Piemont, doch men neemt aan dat deze
plechtigheid, die een zeer eenvoudig karak
ter zal hebben, half November te Rome in
de kapel van het Quirinaal zal plaats heb
ben.
In het laatst van October zal do Ko
ninklijke familie van Raooonigi vertrekken
naar San Rossore bij Pisa, waar het klimaat
wat zachter is. De gezondheid van Koningin
Helena laat niets te wenschen over, zoodat
professor Morisani het onnoodig achtte zijn
verblijf op Raooonigi te verlengen. De Ko
ningin heeft er prijs op gesteld haar zoon
zelf tp voeden. Het kind groeit goed en is
flink gezond.
Na den doop te Rome zal de Koningin
naar het kasteel Capodimonte bij Napels
vertrekken, waar zij den geheelen winter zal
blijven.
Het aantal brieven, dat aan de Koninklijke
familie ter gelegenheid van de geboorte van
den troonsopvolger is gezonden, wordt ge
schat op ongeveer acht duizend.
Oosten rij k-Hongarije,
De chef der Oo^tenrijksch-Hoiigaarsch©
marine, admiraal Spaun, heeft zijn o nbslag
gevraagd. De Keizer zond hem een eigen
handig sohrijlvien, waarin hij, hoewel met
groot leedwezen, het verzoek inwilligde om
van de sohitterende plaats, die hij aan het
hoofd der marine innam, af te treden.
Om zij® dankbaarheid voor wat Spaun
voor do marine heeft gedaan uit te drukken,
meldde de Keizer hem, dat hij bepaald heeft,
dat een der nieuw te bouwen pantsersohe-
pen zijn naam zal voereD
Tot opvolger van Spaun is benoemd de
vice-admiraal graaf Montecuccoli, aan wien
tevens de waardigheid van geheimraad is
verleend.
Rumenië.
Het Duitsclv-Rumeensche handelsverdrag
is verleden Zaterdag te Bucharest ondcrtei-
kend.
Rusland-
Het keizerpaar is, vergezeld van den groot
vorst-troonopvolger en den admiraal-generaal
grootvorst Alexis, gisteren te RevaJ aange
komen.
In den namiddag inspecteerde do Keizer
de pantserschepen „Osljabja, „Orel." Bo
rodino," „Imperator Alexander UI" en
„Knjas Soewotrof."
Het Russische Telegraaf-bureau is ge
machtigde te verklaren, dat het door
verschillende Engelsche bladen, waarschijn
I Naar het Engelsch
VAX
JOHN STRANGE WINTER.
Zoo begonnen wij' de volgende week aan
het verhuizen.
Ik herinner mij dat 'Gillis, de padhter
ons twee hood-wagems .leende, en we gauw
over wanen. Moeder schikte die oude meu
bels zoo goed als zijl kon, en werkelijk zag
de voorkamer er gezellig uit; met vier oos-
tersdhe haardkleeden leek de grond geheel
bekleed, ofschoon het een groote kamer met
drie rainenj was. Zooads vader zeide, was
dat het genot van een ingelegden vloer. Dan
lachte hij, en ik wist., dat hij) aan „hot
Forndh" dacht.
Wij raakten spoedig aan de ingelegde vloe
ren gewoon, en, dallr de zaal vengroot was,
doordat men er de keuken bij getrokken en
in plaats daarvan nieuwe keukens gebouwd
had, kregen, wij een heerlijk© glijbaan, on
wiji gleden er op, tot rij zoo glad was als
een spiegel. Ik weet niet. trf dit een groot
gerief voor het huis mocht 'heeten, want,
ofschoon de huisgenooten er allen aan ge
wend waren, gebeurde het dikwijls, dat be
zoekers uitgleden, als als. Wat ge maar
wilt, en toen eens de Bisschop op een be-
vesfcigimgsdag bij ons kwam koffie drinken,
gleed hiji uit eni vilei pal op zijp,
rug, met moeder bovenop hem, op den
grond.
Noodt, zoo lang ik leef, zal ik vaders ge
richt vergeten, omdat hij ernstig eu be
zorgd moest kijiken, en ik wist, dat- hij bijna
stikte van het lachen. Vader hield in. het
geheel niet van den Bisschop. Niet, dat hij
hem .haatte of zoo iets. Vader was veel te
goed om iemand te haten, maar hij) vond
hem pedant en een beetje blufferig; daar
enboven hield hij. veel van uiterlijk vertoon,
en vergat nooit, dat hij de Bisschop was
het een met het ander maakte, dat vader
in het geheel niet met hem overweg kon.
Maar „eere, wien eere toekomt"de B'is-
sohop hield zich werkelijk goed onder die®
val op onzen ingelegde® vloer. Hij stond op,
veegde zijn elleboog, af en wendde zich tot
moeder, die door iemand! anders was opge
holpen, en uit al haar macht becdg was zich
te verontschuldigen, en juist .beginnen; wilde
met de gladheid van den vloer te verklaren,
toen hij zeide: „Ik zal mijn vrouiw eens
naar u toe moeten sturen» om uw wrijf-re-
oe.pt te vragenzij klaagt er altijd over, dat
zij den vloer van de kapel niet zóó kan on
derhouden, als het moest
„Wij gebruiken was en terpentijn, ant
woordde moeder deemoedig; maar ongetwij
feld dacht zij er aan, welken indruk het op
den Bischop maken zou. als zij 8 gezonde,
schreeuwende en lachende jongens en meis
jes eens naar hem toezond, om glijbaantje te
spelen in de kapel van rijn paleis.
Ik vierde mijn 14den verjaardag in do
nieuwe patsorie, en we haddon een heerbjk
dagje. Moeder •veraodkt al de kinderen, uit
den omtrek, en bijna iedereen bracht een
verjaarscadeautje voor mij mede. .Er werd een
j tooverlantaren vertoond ik herinner mij, dit
zoo goed omdat Mot a er voor het eerst een
1 zag en niet in, het. donker durfdb blijven
ritte®.
Meta was toen pas zeven jaar, dus nog
heel jong, maar toch niet de jongste, daar
ïij een jaar ouder was dan Christine, en op
deze volgden Madeline, twee jaar jonger, en
de eigenlijke „baby". Nelly volgde op mij;
dan kwamen achtereenvolgens Phyllis en de
twee jongens, Gerard en Oscar. Ik geloof
eigenlijk wel, dat wij vrij uitheemsohe na
men hadden, maar vader zeide altijd„wat
hebt gij aan een goedklinkenden „van", als
gt er geen mochen voornaam bij hebt?" Hij
stond er ook bijzonder op, dat wij voluit bij
onzen naam genoemd werden, eu dat ging
bij de meeste® van ons ook van zelfNelly,
Phyllis, Gerard, 'Oscar, Meta, Christine en
Baby wij noemden haar altijd Baby. Mijl
bleven zij steeds „Aiwty" noemen ik voor
mij had liever Audry geheeten, want dat is
een vrij aardige naammaar denkt gij, dat
ik mijn huisgenooten daartoe ooit beb kun
nen krijgen? Nooit van mij® leven!
Als vader er aan dacht, wat gelukkig niet
dikwijls gebeurde, noemde hij mij „Ethel-
dreda". en dan plaagden de anderen mij er
de geheele week mede.
Dan zeide Gerard bijvoorbeeld„Dreda,
neem me niet kwalijk, dat ik maar de
eene helft- van uw eerbiedwaardigen naam
gebruik, maar het leven is kort n de tijd
heeft arendsvleugelen en ik gebruikte
de andere helft, toen ik den laatsten keer
met je sprak wilt ge me het zout wel
eens aanreiken?"
Moeder dacht er nooit aan mij arders te
ncemen) dan Awty. Zij zeide, dat rij „Ethel-
dreda" een vreeselijken mondvol vond en
geen plan had, hem meer te gebruiken, dan
volstrekt noodzakelijk was.
„Verbeeld u eens, dat ik telkens „Theo-
philus" moest zeggen, als ik iets tegen u zei,
Phil. Ik geloof, dat ik met twee zulke lange
namon geen eene® dag klaar zou komen,
en ik weet zeker, dat gij er ook zoo over
denkt, oude jongen."
Dat wisten wij allemaal ook 'vel, want
vader was de gemakkelijkste oude man van
de wereld. Niet dat hij eigenlijk zoo oud
was. Arme, lieve vaderHij is nooit oud
geworden, want hij was pas een-en-vijftig
jaar, toen de dood hem stilletjes kwam weg
halen.
(Dien dag vergeet ik nooit, zoolang ik leef.
Hij had op het oogstfeest van don een of
ander in den omtrek moeten prec-ken, iets,
waaraan hij een hekel had, want hij was
alleen aan zijn eigen volkje gewoon. Hij
verstond hen, en omgekeerd, en dacht er
niet aan, dat de hersens in Dene langer
aan acht minuten een preek zouden kunnen
volgen, eu dan helder blijven» wel te ver
staan.
Vader zag nooit het goede van preeken
inhij zclHe dikwijls, dat een hoofdstuk uit
„de Spreuken" of „Job" evenveel waarde
had als alle nieuwe preeken, die ooit ge
schreven waren. En, daar hij er aan ge
woon was geraakt, voor zijn Decnsche ge
meente preeken van acht minuten te ma
ken en somtijds de preek zelfs achterwege
te laten te weten met erg warm weder,
als de oogst iedereen had uitgeput en de
vliegen zoo lastig Waren voelde hij- rich
eenvoudig niet in staat, een half uur lang
over een preek te doen, zooals in andere
kerken van hem werd verwacht.
Nu was het bovendien een bijzonder slech
te oogst geweest, en voor hij wegging, zeide
bij tot moeder: „ik heb die lange preek
maar genomen, die ik voor St. Thomas ge
maakt heb, maar ik zal^ al sprekende, hier
en daar wat moeten veranderen, als ik kom
aan den „zegenrijken" oogst. Er zal zoo iets
bij moeten komen van dankbaar te zijn,
zelfs voor een slechten oogst, ofschoon ik
gevoel, dat het veel gevergd ia van die arme
tobbers, en dan heeft het er nog veel van,
óf men don Almachtige vertelt, dat het
ons hetzelfde is, of Hij ons oen goeden oogst
zendt of een slechten."
Daarop vertrok hij, alleen» in het wagen
tje, zoo gelukkig en opgeruimd als een school
jongen. Niemand ging met hem r^ode, om
dat de mazelen in de pastorie te Denning-
ham heerschten, en er plechtige theevisite
of iets dergelijks zou zijn bij den kerkmees
ter Moeder had dus verscheidene redenen
om ons niet mede te laten gaan. Ik herin
ner mijt dat rij na vaders vertrek het dorp
in ging, om mevrouw Jefferson, de vrouw
van den dokter, te bezoeken, en dat Nelly
en ik in den hittenwagen naar de jonge
mevrouw Moorc gingen, in de hoop met
haar een spelletje Iawn-tennis te doen, wat
ook gebeurde.
En precies te tion uur bracht de merrie
bet wagentje naar huis, met vader op den
grond van het rijtuigje ineen gedoken, en
dood.
Wordt vervolgd.