V. E ;e J*". 134. Tweede Blad. 3d" Jaargang. Zaterdag 12 November 1904. BINNENLAND. OORTSCH DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS ?er .S maanden voor Amersfoortf 1.25. Idèm franco per post- 1.75. Afzonderlijke nummers- 0.05. Deze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Advertentiën, mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur 's morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C«. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—6 regels0*75. Elke regel meer v 0.15. Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan voordeolige bepalingen-tót het herhaald adverteeron in dit Blad bij abonnement. Eene circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. De Over iji selsche Statön- kwestie. Mr. P. G. J. van Diggelen plaatst n ingezonden stuk in de N. R. Ct., waarin lij eon onderdeel bespreekt van hetgeen tot aving van het tegen hem uitgesproken ver- loeden in de bladen is gemeld. Aan de R. Ct. was nl. uit Zwolle geschreven, dat iet de aandacht had getrokken, dat het foorstel, door de linkerzijde der Staten op 1 November ingediend, om tot verkiezing kan drie Eerste Kamerleden over te gaan, iet mede door mr. Van Diggelen was onder- iekend geweest. Mr. v. D. betoogt, dat dit tot de eigen lijke zaak niets afdoet. Hij zet daarna uit- •n, dat hij zich met het voorstel niet in 'alle opzichten kon vereenigen: 1. wijl hij de daarbij vastgestelde „toelichting'' geheel rverbodig achtte en hij niet kon goedkeuren at men „vóór alle werkzaamheden" tot de temming zou overgaan, daar dan dezelfde noeilijkheid als op 3 Augustus zich weer had :unnen voordoen2. wegens de inkleeding ran het concept-besluit. Mr. v. D. was nl. ran oordeel, dat de houding der linkerzijde ran de Staten op 3 Augustus „bij het wal- etje langs'' was geweesthij had daaraan :oen wel meegedaan, maar „was wat over paid geweest in de even te voren gehou- [en clubvergadering en alzoo gebracht tot ets, dat wel met de wet niet streed, maar raar mijn gevoel tegen opkwam." „Maar thans was het de vraag of het hou ding had om ongemotiveerd van liberale ijde voor to stellen op 1 November iets te loen., dat wij don 3en Augustus hadden te gengehouden. Immers neen. In het concept- icshufc werd gezegd, dat wij van oordeel va- en, dat vóór alle werkzaamheden tot de ver- iezing moest worden overgegaan, maar er tond niet in, dat wij (althans ik) na 3 Aug. 1. tot de overtuiging waren gekomen, dat liet alles wat bij de wet niet verboden is, ok geoorloofd is. En dit moest m. i. er in taan, wilde men niet terecht bloot staan lan het verwijt, dat het op 3 Augustus een >ar tij-man oeuvre was geweest. Als van de 'cchterzijde iets aangevoerd was tegen het 'oorstel, waarvoor alle reden bestond bij af- 'ezigheid van een lidi dier partij, dan was iil les beter bot zijn recht gekomen en had ik voor mijn persoon tenminste doen uitko men hoe ik er over dacht." Mr. v. D. herhaalt echter, dat zajin niet mede-onderteckenen van het voorstel, dat juist in zijn geest was, slechts toevallig was en dat er voor hem geen reden in het stuk of in het daarmee beoogde doel was om van de teekening af te zien. In een noot zegt de Schr. nog, dat hij niet weet of do heer Bennink het voorstel mede onderteekend heeft, maar dat deze als socia list in elk geval niet in de club der liberalen thuis hoorde. „Hij was wel in Augustus, maar nu niet in do clubvergadering. Mis schien zal het later noodig zijn hierop en op enkele andere leden terug te komen." Ook in de „Zwolsahe Cour." komt een in gezonden stuk van den heer v. Diggelen voor, waarin deze opkomt tegen een in dat bladi geplaatste ingezonden stuk van mr. J. van Setten. De heer v. Diggelen handhaaft hier in zijn eens afgelegde verklaring en zegt. ten slotte .Resumeercnde waarschuw ik tegen een behandeling van deze zaak op een wijze als tot dusver is geschied in courantenberichten en in dit ingezonden stuk, welke voor een goed deel. vooral wat dit laatste betreft, niet vrij te pleiten zijn van de strekking con pro paganda voor eigen opvatting te maken, en eisch ik van de liberale club, dat zij in baar rapport haar overtuiging staaft «met de fei ten, waarop haar overtuiging is gegrond en dat zij die feiten zelve wederom staaft met het ncemen der namen van de personen, die deze feiten hebben waargenomen en voor de waarheid instaan. Want in deze zaak, waarmede de goede naam van een persoon is gemoeid, zijn de loden van de club niet verantwoord met het doen blijken van een overtuiging, waarvooi zij de verantwoordelijkheid gezamenlijk dee- Icn, maar elk lid zal zich bij medewerking tot een besluit aansprakelijk moeten stellen op duidelijk vermelde feiten. Door op eene andere wijze te handelen, wordt aan den beschuldigde de gelegenheid afgesneden om zich voldoende te verdedigen en aan het publiek onmogelijk gemaakt de zaak voldoende te kunnen beoordeelen. Men stelle zich niet voor, dat het mijn voornemen is om genoegen te nemen met eene behandeling der zaak, die mijn eer en goeden naam in gevaar zou kunnen bren gen. Wel heb ik tegen de toezegging in de clubvergadering van den heer Van Setten, om de zaak in het publiek te behandelen, mij niet verzet, maar ik dacht toen niet aan eene zoo eenzijdige behandeling als thans geschiedt." De Zw. Ct. van. Woensdagavond bevat een memorie, onderfeekend door twee-en twintig leden van de liberale Statcn-club (liet drie-en-twintigste lid is de heer Van Diggelen), omtrent de stemming bij de keuze I van de Eerste Kamer-leden in de Overijs- selsche Staten. Na een herinnering aan de verkiezing van j mr. Essink tot lid van Ged. Staten op 4 i Juni, toen ook reeds bleek dat één der leden j van de liberale Statenclub zijn stem op mr. Essink in plaats van mr. Van Marle had uitgebracht, wordt een uitvoerige udt- I eenzetting gegeven van de voorbereiding der keuze van de Eerste Kamer-leden in de Sta tenclub. Hierop volgt dan het relaas van de stem mingen in do zitting der Provinciale Staten. Toen bij de tweede stemming de heer Frans- sen was gekozen, kreeg mr. v. Dedem ver moedens op mr. v. Diggelen en hij waar schuwde daarop den heer Jacobs, die naast den heer v. Diggelen was gezet, nauwkeurig op te letten. Bij de volgende Stemming hield mr. Van Dedem het oog op mr. Van Diggelen geves tigd en hij zag toen dat deze, terwijl in den regel ieder lid! zijn biljet invult en voor zich neerlegt, integendeel briefjes beschreef, die dan in de richtitng van linker broekzak of vestzak werden gebracht, waarna tenslot te een briefje in de bus werd gestoken, na eerst in de hand te zijn bekeken. Den heer Jacobs viel het op, dat, nadat mr. Van Dedem hem in voege voorschreven had toegesproken, hetgeen hem voorkwam niet aan mr. Van Digge'en ontgaan te zijn, deze bij de 1ste stemming vacature Van Roijen zeer dicht bij hem en op voor hem (Jacobs) zeer zichtbare wijze een stembriefje invulde met dén naam mr. A. J. van Roijen. Dit briefje vouw dé mr. Van Diggelen toe en bracht het daarna in de richting van den linker broekzak. Een ander briefje werd eerst door mr. Van Diggelen nagezien, echter zóó, dat de heer Jacobs niet kon zien, wat er op stond, en daarna door mr. Van Diggelen in de bus geworpen, blijkende hieruit, dat bij deze stemming geen briefje mr. A. J. van Roijen uit de bus kwam. Bij do hei-stemming vacature Van Roijen vulde de Heer Van Diggelen zijn biljet zóó danig in, dat de heer Jacobs er niets van kon zien. Na afloop dier stemming kwam mr. W. J. van Dedem bij den heer Van Diggelen en voegde dezen toe: „Van Diggelen! jij wordt aangezien den boel te verradenlaat je stembriefje aan je bum-man zienHet ant woord was: ,,/i0o, denk je dat?" en het we- der-antwoord„Zeer zekerIk ben er van overtuigd en ik weet, dat velen achter mij staan, die jou er op aanzien 1" De vaoature-Stork kwam thans aan do orde. Mr. Van Dedem hield van af zijn zit plaats den heer Van Diggelen steeds in het oog en zag, dat bijl onder het oog van den heer Jaoobs een biljet invulde. Mr. Van De dem gaf daarop aan den heer Jacobs een tee- ken om toe te zien, of dat biljet wel in de bus werd gedaan. Deze, de heer Jacobs, zag duidelijk, dat mi'. Van Diggelen op zijn briefje schi-eef „Stork". Mr. Van Diggelen vertoonde het aan den heer Jacobs met de woorden„Wil je eens zien, controleur, of het goed is?" De heer Jacobs maakte hem daarop de op merking. dat dit briefje zeker nooit aan den heer D. W. Stork zou worden toegewezen, omdat er meer heeren Stork waren, die ver kiesbaar zijn. „Wat moet ik er dan op zetten?" was de vraag van den heer Van Diggelen en het antwoord van den heer Jacobs: „U moet er vóór zetten: „D. W." „Nu, óók goed, kreeg de heer Jacobs tot bescheid met de vraag: „Zie je nu, dat ik goed stem?" waar op de heer Jacobs antwoordde„Ik zie wel, dat de naam D. W. Stork op het briefje staat, maar nog niet, dat dit briefje in de bus is." Vóórdat de bus bij de heeren Jacobs en Van Diggelen kwam, ging ook het laatst beschreven briefje in de richting van den linkerbroekzak des heeren Van Diggelen. Uit de bus kwam toen een briefje met den naam: mr. A. J. van Roijen, blijkbaar hetzelfde, dat bij do vacaturo Van Roijen niet uit de bus was gekomenimmers liet luidde: mr. A. J. van Roijen, terwijl de naam is mr. I. A. van Roijen. De herstemming vacature Stork volgde. De heer Van Diggelen vulde toen zooals de heer Jacobs zeer duidelijk waarnam zijn biljet met den naam D. W. Stork in. Onverpoosd cn sterk opvallend bleef de heer Jacobs daarop den heer Van Diggelen waar nemen, totdat deze het briefje in de bus had gedaan. Toen, zeker wetende, dat de heer Van Diggelen dezen keer op den heer D W. Stork had gestemd, ging de heer Jacobs, voordat de stemmen waren opgenomen, naar den heer Van Dedem en zeide tot hem „Nu weet ik zeker, dat Van Diggelen een briefje mot <len naam van D. W. Stork in de bus heeft gedaan Als Stork nu 23 stem men krijgt, is het wel de pi-oef op -de som, dat de bedriegerij bij Van Diggelen zit." En de heer Stork kreeg 23 stemmen! Na dit overzicht van hetgeen in de Sta- ten-vergadering plaats had, geven de onder- teckenaars van liet rapport dan eenige nadere aanwijzingen, die hen in huil overtuiging versterkten en welke in hoofdzaak betroffen do houding door den heer v. Diggelen aan genomen tegenover hem gedane verwijten. In de door de Statenclub den middag van den volgenden dag gehouden vergadering verklaarde de heer Van Diggelen gestemd te hebben op de liberale candidaten. Achtereenvolgens werden hem de hierbo ven uiteengezette punten door den leider der bijeenkomst voorgehouden en traden de hee ren De Goeijen, Van Hasselt, W. J. van De dem en Jacobs op den voorgrond, om do medegedeelde feiten nader te bevestigen. Ofschoon daartoe bij herhaling in de ge legenheid gesteld, moest de heer Van Dig gelen verklaren, niet in staat te rijn, de verschillende tegen hem gerezen zoo ernstige bezwaren op te helderen. Hij bleef echter ontkennen. Het maakte aan den eenen kant op ons allen een bedroe- venden, meêwarigen indruk, den heer Van Diggelen daar in rijn verlaten en hulpeloo zen toestand te zien zitten; maar van den anderen kant vestigde zich onze overtuiging meer en meer. Eindelijk werd door den leider hoofdelijk aan alle aanwezigen de vraag gesteld„of zij cloor de houding, die de heer Van Digge len ter bijeenkomst had aangenomen, door de antwoorden, die hij had. gegeven en *n het algemeen door hetgeen hij had opge merkt, ook maar in het minst in hun over tuiging geschokt waren, dat hij de schul dige was." Die vraag werd één voor één door allen ontkennend beantwoord door de meesten onder toevoeging, dat zij er integendeel nog versterkt in waren gewordon. Hierop richtten wij tot den heer Van Dig gelen het verzoek, onze club te verlaten en gaven wij hem te kennen, dat het ons hoogst aangenaam zoude zijn, hem daarin nimmer terug te zien. Wijl voegdén daairaan als onze meening toe, dat heb op zijn weg lag, het nog onlangs onder liberale leulze Van de Steenwiijleer kiezers verworven mandaat ten spoedigste ter hunner "beschikking te stellen. En hiermede was die allertreurigste ver gadering afgeloopen. Het oordeel zij thans aan het publiek! Ondmwonden en trouw en waarachtig heb ben wij die feiten medegedeeld, welke in hun onderling verband en samenhang niet alleen voor ons zelve onze overtuiging vestigden, maar ook ons het recht gaven, die eerst te genover den heer Van Diggelen en daarna in het openbaar uit te spa-eken. Ten slotte wordt dan gezegd: Wanneer er na de verkiezing van 1 No vember bij één of meerderen onzer ook maar één oogenblik twijfel gerezen was aan de juistheid dier overtuiging; wanneer bij één of meerderen onzer ook maar voor één oogenblik de verdenking op een ander ge vallen was... wij zouden niet hebben nage laten, dit hier mede te deelen. Dat was echter niet het geval! Vast en onwrikbaar vast is onze overtui ging, dat mr. P.' J. G. van Diggelen de schuldige is. Te Steenwijk had gister een gecombineerde ledenvergadering plaats van de liberale kies •ereeniging „Burgerplicht" en van de vrijz. democratische kiesvereeniging „Eendracht", bedde te Steenwijk. De vergadering werd geleid door den heer H. Krap, die het een meer dan treurige om standigheid noemde, welke oorzaak is, dat deze vergadering is uitgeschreven. De be schuldigingen van de liberale Staten-club in Overijsel, ingebracht tegen het Statenlid mr. P. J. G. van Diggelen, rijn echter van dien aard, dat de vereenigmgen, die laatstgenoem de in Juni j.l. eandidaat stelden voor de Staten en hem wisten te doen verkiezen, zich daarbij niet kunnen neerleggen. Hierna verkreeg de heer Tromp Meesters liet woord, die een uitvoerig verslag gaf van het gebeurde in de Staten-vergadering, waar in drie leden naar de Eerste Kamer der Sta- ten-Generaal verkozen werden en wat er sinds dien tijd met betrekking daartoe is voorgevallen. Spr. herhaalde echter nogmaals, dat hij met de verschillende feiten voor oogen niet anders kan dan blijven gelooven aan de schuld van don heer Van Diggelen. Uit do besprekingen, die hierna gehouden worden, blijkt dat er leden rijn, die de schuld van het bewuste Statenlid overtui gend bewezen achten en er daarom bij hem op willen aandringen, dat hij zijn mandaat onmiddellijk in do handen der kiezers stelt Anderen kunnen zich daarmede niet ver eenigen en willen, in weerwil dat de vermoe dens zeer zwaar zijn en bijna niet aan de schuld van bedoeld Statenlid is te twijfelen, hem de gelegenheid geven zich te verdedi gen, om daarna opnieuw bijeen te komen ter beslissing welke houding de kiesvereni gingen zullen aannemen. In dezen geest werd, mede op advies van den heer Tromp Mees ters, besloten en bepaald, dat men uiterlijk Maandag 21 dezer nogmaals' zal vergaderen, om dan eene beslissing te nemen, ook voor 't geval de heer Van Diggelen dan nog niets van zich heeft laten booren. Een der aanwezigen gaf nog in overweging bij de Eerste Kamer een protest in te dienen tegen de verkiezing van de 3 leden der Eerste Kamer, maar dit vond geen steun. Het medisch ambstgeheim. Aan de Tweede Kamer der Staten- Generaal is het volgende adres gezonden: Het hoofdbestuur van de Nederlandsclie Maatschappij tot bevordering der Genees kunst, heeft met groote belangstelling ken nis genomen van de wetsontwerpen tot wij ziging van de wetten van 1 Juni 1865 (S. 60) en van 25 Dec. 1878 (St. 112) en wenscht de volgende opmerkingen daarover eerbiedig- lijk onder de aandacht van uw vergadering to brengen. De Regeering bedoelt ook blijkens de toelichting een einde te maken aan de moeilijkheden, die het gevolg kunnen rijn van de weigering van een aantal geneeskun digen, om na den dood van hun patiënten aan de Levensverzekerings-maatschappijen verklaringen te geven van de oorzaak des doods, welke verklaringen de maatschappijen meenen niet te kunnen missen. Het is hier niet de plaats om na te gaan of deze verklaringen voor de ontwikkeling van het verzekeringswezen noodig rijn. Slechts acht het hoofdbestuur rich verplicht de volksvertegenwoordiging er op te wijzen, dat de voorgestelde „bevoegd-verklaring" geen merkbare verandering in dé houding der geneeskundigen zal kunnen tewoeg bren gen. Om met eenigen grond een verandering te mogen verwachten zou het bezwaar, dat in geneeskundige kringen bestaat tegen de af gifte van_ genoemde verklaringen, moeten gelegen rijn in de bindendé woorden van den eed zelf. Dit nu is niet het geval. Wel zijn vooral vroeger dé bewoordingen van den eed meermalen een beletsel geacht te gen het afgeven der verklaringen, maar steeds is daarbij ook dioor dezelfde genees kundigen gezegd, dat afgezien daarvan, het beroepsgeheim op rich zelf hen tot volstrekte stilzwijgendheid dwong. Deze laatste opvatting nu is in den laat- sten tijd meer en meer op dén voorgrond gekomen en thans gaat het verzet feitelijk buiten den eed om. Zij, die weigeren een verklaring van overlijden liuuner patiënten met vermelding van de doodsoorzaak ten be hoeve van Levensverzekerings-maatsahappijien af te geven, doen dit behoudéns enkele uitzonderingen op grond van hun opvat ting van het beroepsgeheim zelf, een opvat ting, die hen een verklaring zou doen wei geren, ook al verplichtte hen daartoe geen eed. Omgekeerd zulten dezen zich door geen bevoegdVerk 1 aring in de wet van geheimhou ding ontslagen rekenen. Bij een door ons gehouden enquête naar de meeningen der leden van onze maatschap pij op dit oogenblik, is gebleken, dat slechts zeer enkele geneeskundigen rich werkelijk al leen door hun eed tot weigering gehouden achten, en van dezen verklaarde nog maar een kleine minderheid rich door de voorge stelde wijziging bevredigd. In dé vergade ring van de afdeeling Amsterdam, waar 70 leden tegenwoordig waren, was er van de zes, die verklaarden, dat hun weigering ge heel of gedeeltelijk haar grond in den ambts eed vond, slechts één, die op de vraag of men dan door dé wijziging het bezwaar opge heven achtte, met ja antwoordde. Het is mitsdien te voorzien, dat de moei lijkheid die bestaat, doordat in ons land do meeste Levensverzekeringsmaatschappijen blijven voortgaan de bedoelde verklaringen te eisclien, door een wettelijke regeling niet zal worden opgeheven. Genoegzaam alten, die nu do verklaring weigeren, zulten diat blijvén doen. Waar, zooals in de Memorie van Toelichting staat uitgedrukt, „zelfs een officieole interpretatie van den ambtseed in anderen zin den ge neeskundige niet zoude binden en zijn ge moedsbezwaren niet uit don weg vermag to ruimen", zal evenmin dé wijziging van den eer déze bezwaren vermogen op te heffen. Doch dit zou op zich zelf misschien geen voldoende aanleiding zijn voor het hoofdbe stuur om zich tot uw vergadering be wen den. Do bewoordingen van de voorgestelde toe voeging aan art. 5 der wet- op do uitoefening der geneeskunst maken dit echter tot plicht Volgens dit artikel zal niet alleen do ver zekerde, doch ook diens vader, voogd of cu rator, ja zelfs degeen, die recht op de polis verkreeg, den geneeskundige liet afgeven eener verklaring kunnen verzoeken. Het laatste, blijkens de Memorie van Toelich- ting, om te voorzien, in de moeilijkheden, die zouden kunnen rijzen, wanneer een le vensverzekering is aangegaan krachtens een. overeenkomst met derden, en degene op wiens teven de verzekering is gesloten, „niet bereid is de bedoelde schriftelijke machti ging te geven." Behalve tegenover den rechter krijgt dus hierdoor de geneeskundige ook tegenover de Le ve nsver zeken ngs-m aatsch appij en en tegen over dezen alleen, hot recht rijn geheim te laten varen, zelfs tegen den uitdrukkelijke!! wcnscli van den betrokkene. Zal de rechter berusten als de geneesheer rijn verschoo- ningsrecht inroept, het mag gevraagd wor den of uit de opheffing van de verplichting tot zwijgen tegenover de Levensverzekerings maatschappijen, geen onaangenaamheid voor den geneesheer bij weigering tot afgifte eener verklaring zal ontstaan en of nimmer een om haar gevolgen ongewcuschte pressie zal worden uitgeoefend. Of het algemeen belang bijj de beraamde regeling gebaat is en of het publiek de ge schapen onzekerheid zal verkiezen boven den last, dien het van handhaving van het geheim kan ondervinden, staat niet aan ons te beoordeelen. Maar van den kant der geneeskundigen dient er op gewezen, dat de waarborg, dat niets van den lijdér zal worden geopenbaard, dat niets hem verhindert zich te laten be handelen en hij tegenover zijn geneesheer vrijlclijk. zal kunnen spreken, door de voor gestelde regeling zeer kan worden verzwakt. En hiermede is ontegenzeggelijk een belang gemoeid, dat dé gemeenschap raakt. Achten sommige geneeskundigen de stren ge opvatting, die tot weigering van alle ver klaringen leidt, irrationeel en overdreven, dit staat vast voor alten zonder onderscheid, dat nooit ten behoeve van de Levensverze- kerings-maat9chappijon een geheim mag wor den geopenbaard, als niet absolute zekerheid! bestaat, dat de overledene zelf of rijn nabe staanden, die in rijn geest en in het belang zijner nagedachtenis handelen, het hebben gewenscht. Door de voorgestelde regeling wordt dus naar het gevoelen van het hoofdbestuur e enerzijds het doel niet bereikt en ander zijds een toestand geschapen, die den eer bied voor het geneeskundig beroepsgeheim, dat in den eed zijn sanctie ontving, schaadt. Voor het hoofdbestuur voornoemd: Dr. A. SIKKEL Azn., voorritter. Dr. C. E. DANIëLS, waarn. secretaris. G r o e n 1 o o p e n. In een vergadering in de Sociëteit Minerva belegd door de De- bating Society van het Leldöclie Studenten corps, heeft mr. R. Mees gisterenavond de navolgende stellingen verdedigd: 1. De gunstige invloed van den bii de studentencorpsen bestaanden groentijd .gaat deels evenzeer uit van den studententijd en wordt, in het algemeen beschouwd, sterk overschat 2. De voordeelen, speciaal aan den groen tijd verbonden, wordon door do nadeelen daarvan overtroffen 3. Na afschaffing van den groentijd is ëen meer gewenschte toestand to verwachten dan de tegenwoordige. School- en Kerknieuws. - Door het provinciale kerkbestuur van Aoord-Holland is tot de evangeliebediening toe gelaten de heer P. Reijcr, .and. van c'e universi teit te Groningen. Door het provinciale kerkbestuur van Gelderland zijn tot de evangeliebedioning in de Ned. Herv. Kerk toegelaten do heerenD. Crommelin. H. A. C. Snethlage. A. Luteijn Jr. en D. J. F. Westenburg, allen van de rijks-uni versiteit te Utrecht. Door het provinciale kerkbestuur van Noord-Brabant met Limburg zijn tot de evange liebediening toegelaten de heeranB. J. C. Rijnders, te Hiddolburg, en L. de Baan, te Maas land. Door dat van Zeeland de heerenJ. F. Ho- man, to Zutphen J. Ritter, to Grcnimren T. Kloek, te Leerbroek, en I). A. Vorster.'te Rot terdam. De heer J. C. Montijn. predikant bij do Ned. Horv. gemeente te Groningen, zal den 13. November a. e. den dag '..endenken, dat hij 40 jaar geleden te Looncn het predikambt aan vaardde. Ds. Montijn, sedert 1882 te Groningen woon- aohtig, heeft emeritaat, aangevraagd. De Ned. Herv. gemeente to Waverveen, die sedert 15 Mei 1870 vacant is, zal thans weder oen eigen predikant krijgen. De heer J. A. A. Ouwejan, eandidaat tot den li. Dieiwt alhier, heeft het beroep naar deze ger oente aangeno men, zoodat de vacature, dé ruim 34 jaren heeft bestaan, opgeheven zal worden. Door wijlen jkvr. J. p. G. ironesso van Brakell tot Brakell zijn gelegateerd aan de Ned. Herv. Kerk te Ravenswaai f 1COO. .i i de Diaco nie dier gemeente f 500, en aan die te Rijswijk (Gehi.) f 500.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1904 | | pagina 1