BIJVOEGSEL
Amersfoortsch Dagblad.
Gemeenteraad
AMERSFOORT.
BTJ HKT
VAN
Zitting van den gemeenteraad van Dins
dag 21 Februari 1905, dea avonds om 8 uur.
Voorzitter de heer burgemeester jhr. J.
W. A. Barohman Wui j tiers.
Tegenwoordig 15 leden en de waarnemende
secretaris jhr. S. M. van Reigersberg Ver-
sluyaafwezig de heer Visser met kennis
geving en verder de heer van Beek.
Wordt overgegaan tot de installatie van
den heer S. J. van Duinen als lid van den
gemeenteraad.
De heer van Duinen, door den secretaris
binnengeleid zijnde, legt in handen van den
vooratter de gevorderde eeden af.
De Voorzitter. Ik wensch u geluk,
mijnheer van Duinen, met het vertrouwen,
u door uwe medeburgers geschonken, en met
uwe benoeming tot lid van den gemeente
raad. Ik vertrouw, dat gij met denzelfden
ijver en opgewektheid, waarmee gij tot nu
toe u voornamelijk bewogen hebt op het ge
bied van handel ero .nijverheid, thans uwe
krachten en talenten dienstbaar zult willen
maken aan het algemeen gemeente-belang.
Moge u die, onder hoogeren zegen, "n ruime
mate geschonken worden tot welzijn van de
gemeente.
Mag ik u thans verzoeken plaats te nemen.
De notulen van de vorige zitting worden
gelezen en goedgekeurd.
Ingekomen zijn:
1. Een koninklijk besluit van 3 Februari
jl., houdende goedkeuring dat de heffing van
vuur-, haven- en tongeldi voor het bevaren
van de rivier de Eem geschiedt overeenkom
stig het daarbij behoorende tarief tot 1 Ja
nuari 1908; voor informatie.
2. Van den minister van waterstaat, han
del en nijverheid de mededeeling van het
koninklijk besluit van 3 Februari 1905, no. 2,
houdende goedkeuring van de heffing van
vuur-, haven- en tongeld; als voren.
3. Van Gedeputeerde Staten van Utrecht:
a. goedkeuring van het raadsbesluit van
18 December 1904, tot vaststelling der jaar
wedde van den nieuwbenoemden onderwijzer
C. Noordenbos; voor informatie;
b. goed! curing van het raadsbesluit van
31 Januari 1905 tot nadere vaststelling der
jaarwedden van onderwijzend personeel aan
de openbare scholen voor Lager onderwijs
alsvoren
C- terugzending van de bouwverordening,
met uitnoodiging deze door den raad te doen
vaststellen en vóór 1 April a.s. to willen in
zenden.
De Voorzitter. Ik kan mededeelen,
dat volgens de wijziging welke art. 8 van de
woningwet heeft ondergaan, de bouwveror
dening weder door den raad moet worden
vastgesteld. Ik stel voor deze verordening
naar de afdoelingen te verzenden. Een exem
plaar van de verordening, zooals zij bij Ged.
Staten is ingediend, zal aan ieder van de
leden worden toegezonden.
Wordt z. h. o. conform besloten.
Ingekomen zijn voorts nog:
4. Van de commissie tot wering van school
verzuim het verslag en de rekening over
1904; ter secretarie ter inzage van de
leden.
5. Van den onderwijzer C. Noordenboa.
een verzoek om eervol ontslag als onderwij
zer bij het lager onderwijs aan de school in
de Beekstraat, met ingang van 1 Maart a.s.
Wordt na voorlezing spoedeischend ver
klaard. waarna het gevraagde ontslag z. h. o.
eervol wordt verleend met ingang van ge
noemden datum.
6. Van mej. J. M. de Bruijn eene dank
betuiging voocr de ontheffing van h and werk-
onderwijs gedurende een half jaar; voor
informatie.
7. Van het politie-personeel eene dankbe
tuiging voor de toegestane traktements-ver-
hooging; alsvoren.
8. van den heer C. J. F. Prins eene dank
betuiging voor zijne vaste benoeming als
leeraar aan de Burgeravondschool en de wij
ziging van zijn salaris; alsvoren.
Aan de orde is
1. Een voorstel tot wijziging van de ver
ordening, regelende de samenstelling en in
richting van de oommissie van toezicht op
het lager onderwijs.
Ten einde de vraag uit te maken,
die is opengebleven bij de benoeming
van een lid van de commissie tot
lid van den gemeenteraad, waardoor het ge
tal leden van de oommissie, tevens lid van
den raad zijnde, boven het in art. 1 bepaalde
getal stijgt, wordt eene gewijzigde redactie
voorgesteld.
De Voorzitter. Ik heb mede te dee-
len dat B. en W. nader hun voorstel nog
hebben gewijzigd in dier voege, dat de tweede
alinea luidt: ,,Die na zijne benoeming als
lid der commissie tot lid van den gemeente
raad wordt benoemd, blijft lid tot hiji vol
gens den rooster van aftreding ophoudt lid
dezer commissie te zijn."
De heer Plomp. Mijnheer de Voorzit
ter, door de toevoeging, die is voorgesteld,
wordt tegemoet gekomen aan mijn© bedenkin
gen tegen de nu bestaande wijtee van rege
ling. Toch wordt daardoor niet geheel vol
daan aan wat door mij wordt gewenscht. B.
en W. stellen voor het artikel te wijzigen,
door te bepalen, dat de verordening alleen
zal werken voor de toekomst. Naar aanlei
ding daarvan vraag ikWaarom stellen B.
en W. dat voor? Als men meent, dat het ge
val, dat is voorgekomen, dat iemand, die lid
is van de oommissie, lid van den raad wordt,
geen aanleiding kan geven om het verleden
te wijzigen, waarom is het dan noodig, de
verordening te wijzigen voor de toekomst?
Zooals de commissie nu is samengesteld, heb-
"Ben drie leden van den raad er in zitting.
Nadat een van de leden der commissie tot
lid van den raad was benoemd, is eene be
noeming gedaan tot voorziening in eene pe
riodieke aftreding; de raad is dus eigenlijk
thans in overtreding van zijne eigen veror
dening, want er mochten maar twee raads
leden lid van de commissie zijn. Het komt
mij daarom beter voor de redactie zoo te
wijzigen, dat ook het verleden wordt gedekt.
Ik heb dus de eer voor te stellen de wijzi
ging te doen luiden als volgt
,,Hij, die na zijne benoeming als lid dezer
commissie tot lid van den raad der gemeente
wordt gekozen, als zoodanig zitting neemt
en daardoor het aantal raadsleden in de
commissie van toezicht op het lager onder
wijs boven twee doet stijgen, blijft lid totdat
hij volgens den rooster van aftreding dier
oommissie ophoudt lid te zijn.
De wijziging wordt geacht in werking te
zijn getreden bij de vaststelling der verorde
ning."
De Voorzitter. De voorsteller bedoelt
zeker de oude verordening, die is vastgesteld
den 27en Juni 1903.
De heer Plomp. Ja, mijnheer de Voor
zitter.
De heer Ce losse. Mijnheer de voorzit
ter, de wijziging, die door den heer Plomp
wordt voorgesteld, zal tevens regelen wat
in deze gebeurd is. Dat komt mij min
der noodig voor. De zaken, die achter ons
liggen, kunnen, wij laten zooals rij rijn. Dat
is net beste. Nu gebleken is, dat er eene
kleine onduidelijkheid in de verordening is,
althans dat daarover verschillend wordt ge
dacht, komt het ons voor, dat het wenscheüjk
is de bepaling duidelijker te omschrijven.
Zoo rijn B. en W. er toe gekomen, den twee
den zin van het artikel te wijzigen zooals is
voorgesteld. Groot bezwaar heert het dage-
lijiksch bestuur echter niet tegen het voor
stel van den heer Plomp. Dat voorstel wil
er ook het verleden in betrekken; het is zoo
ingericht, dat men ook voor wat gebeurd is
gedekt zal rijn. liet dagelijksch bestuur
meent, zooals reeds is opgemerkt, dat het vol
doende is de zaak alleen te regelen voor de
toekomst. Maar wal men liever ook regelen
wat geschied is, dan zijn B. en W. bereid
daarin mee te gaan. In dien zin. kan het voor
stel van den heer Plomp wel door ons over
genomen worden.
De heer H e y 1 i g e r s. Mag ik het voor
stel nog eens hooren, mijnheer de voorzitter?
Het voorstel van B. en W., gewijrigd over
eenkomstig dat van den heer Plomp, wordt
z. h. o. aangenomen.
2. Een voorstel betreffende het rooien van
boomen op den Kortegracht.
B. en W. geven in overweging te besluiten
tot het doen rooien van de tien nog ter plaat
se staande oude lindeboomen, en hen te
machtigen de ledige plaatsen aan te vullen
met heesters van dezelfde soort als die, weLke
daar in het voorjaar van 1903 rijn geplant.
Wordt z. h. o. conform besloten.
3. Een vooi-stel tot wijziging van de ver
oidening op de tapperijen, koffiehuizen en
logementen.
Het voorstel strekt om den aanhef van art
4 tweede zinsnede aldus te lezen„Het is
hun verboden in dien tusïchentijd. bezoekers
in hunne tapperijen of koffiehuizen te heb
ben" en ui art. 41 de laatste woorden van
de eerste zinsnede: „of van zijnentwege" «e
doen vervallen.
Wordt met algemeene stemmen conform
besloten.
4. Vaststelling van het derde aanvulling»
kohier der inkomstenbelasting 1904.
Wordt z. h. o. vastgesteld tot een bedrag
van f 174,75.
5. Reclames tegen het le en 2e aanvul
lingskohier van de inkomstenbelasting.
Wordt z. h. o. beschikt conform het ad
vies van de commissie.
6. Een voorstel in zake verpachting bii
openbare inschrijjving van jacht op de Leus
der heide en de overige aan de gemeente be
hoorende gronden.
B. en W. vragen machtiging tot verpach
ting van de jacht op alle aan de ge
meente Amersfoort toebehoorende gronden
met uitzondering van hét in aanleg zijnde
bosch en de wandelpaden op den Amersfoort
schen b rg, in de maand Maart dezes jaar.»
voor den tijd van zes jaren in twee percee-
len, als
A. de aan de gemeente Amersfoort toebe
hoorende heidegronden, gelegen onder de ge
meente Leusden met de daaraan grenzende
boaschen, gelegen onder de gemeenten Leus-