S°. 248. Tweede Blad. «sde Jaarguu^ Donderdag 9 Maart 1905. KOLONIËN. BINNENLAND. «SFOORTSCH DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS Per ,8 maanden roor Amersfoortf 1.25. Idem franco per post- 1.75. Afzonderlijke nummers- 0.05. Deze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Adrertentiën, mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur 's morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C». lltrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIÊN: Van 15 regels 0.75. Elke regel meer .....••••••••- 0.15. Oroote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad bij abonnement. Eene circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. OOST-INDIÊ. Het legercommando. Wij lezen in het Bat. Nbl van 27 Januari ^Sedert eenige dagen loopen hier geruch ten, dat tusschen den gouverneur-generaal en den gouverneur van Atjek een zoo hoog loo- pend versohil van meenang zou zijn ontstaan, dat generaal van. der Wijck zijn aanspraken op het legercommando deswege zou moeten prijsgeven. Dit gerucht doet weder zien welke afme tingen een praatje kan aannemen. De zaak is toch enkel, en daarvan schijnt iets naar buiten uitgelekt, dat tusschen landvoogd en gouverneur van Atjeh eenige wrijving was ontstaan over de voordracht der buitenge wone bevorderingen. Maar deze wrijving kon geen aanleiding geven tot een hoogloopend verschil van meening. Generaal Van der Wijck blijft dan ook de aangewezen candi- daat voor het legercommando, en overste Van Daalen de candidaat voor Atjeh. De heer Van Daalen zal zijn verlof naar Europa niet tot een vol jaar rekken. Hij rekent erop in Juli of Augustus terug te zijn om dan aanstonjdis het bestuur over Atjeh te aanvaarden. Vermoedelijk zal ge neraal Van der Wijck tot dat tijdstip op Atjeh blijven, en zal de oudste der hier aan wezige generaals zoo lang het legercomman do ad interim voeren." Ten einde een behoorlijke aanvulling te verzekeren van het korps marechaussee te voet, waarvan nu reeds drie brigades dienst doen in een ander gewest dan Atjeh, is door het legerbestuur bepaald dat hij bestaande bataljons te Tjimahi en te Fort de Koek, eenige compagnieën zullen worden bewapend, gekleed en geoefend als de marechaussee dit laatste door officieren, die bij het korps heb ben gediend. Bij deze compagnieën zullen manschappen worden ingedeeld, die almede reedis dienst hebben gedaan bij deze uitne mende militaire politie. Mentawei-eilanden. Reeds vroe ger maakten wij esnigszins beknopt melding van het volgende bericht, waarvan thans de officieele bevestiging is ontvangen, schrijft de Padanger. Op de reede van Si Kabaloean (Noord-Si- beroet) werden onlangs 7 opvarenden van een pintjalang (kolek) door een veertigtal Mentaweiers aangevallen. Twee der opvarenden werden vermoord hun hoofden, handen en voeten werden af gesneden en medegenomen naar de kampong, terwijl 1 der 5 overigen getroffen werd door een vergiftigde pijl, aan de gevolgen waar van hij den volgenden dag overleden is. Het medenemen der hoofden, handen en voeten schijnt verband te houden met de daar heerschende gewoonten, volgens welke dergelijke lichaamsdcelen noofdig zijn voor het bouwen van een nieuw huis, of voor het toonen van goeden moed aan een stam waar mede men in vijandschap leeft. Naar de Sum. Bode verneemt zij-n aan de regeering voorstellen ingediend, om op de Mentawei-eilanden, tot nog toe in naam een onderdeel der onderafldeeling Ommelanden van Padang. een controleur bij het binnen- landscli bestuur te plaatsen. De oorrespondent te Batavia van het Hbl. seint: De expeditie naar het Sneeuwgebergte is te Soeraibaia teruggekeerd. Kapitein Rodhe- mont lijdt aan zware beri-beri. Ook de an dere leden der expeditie zijn, hoewel minder hevig, door die ziekte aangetast. Het resultaat van den tocht is nihil. Het Hbld. herinnert aan eene mededee- ling van "het Aardrijtkskundige Genootschap, waarin de ontvangst van een telegram werd bericht van den volgenden inhoud „De hoeren De Rodhemont en Moerman keerden van Nieuw-Guinea naar Java terug, terwijl de heeren Posthumus Meyjes en Koch een todht zullen medemaken tot onderzoek van de in October 1903 ontdekte Digoelri- vier, den machtigen stroom, die even be noorden straat Marianne uitmondt. „Naar aanleiding van vroeger ontvangen mededeelingen wordt verwacht, dat de as sistent-resident Kroeeen persoonlijk de lei ding van deze verkenning op zich zal nemen." Kameroverzicht Tweede Kamer. Vergadering van Woensdag 8 Maart. Geopend 11J ure. Onderwijspensioenen. Algemeene beraadslaging. De replieken worden voortgezet. De heer Treub komt terug op het ver wijt dat de minister tot hem gericht heeft. De minister kan geacht worden, thans beter op de hoogte te zijn en zal naar Spreker vertrouwt zijne beschuldigingdat Spr. eene verkeerde voorstelling inzake de spoor wegstaking heeft gegeven, terugnemen. Alsnu overgaande tot het ontwerp, treedt Spr. nogmaals in eene beschouwing ovor den rechtsgrond waarop dit ontwerp heet te be rusten. Speciaal bestrijdt hij het betoog van den heer Van Wijnbergen, die zijn rechts grond zocht in de wet-Mackay. Nogmaals comt Spr. tegen die voorstelling op. In 1889 is volstrekt de rechtsgelijkheid tusschen het bijz. en openbare onderwijs niet vastgelegd. Juist is dit toen beslist ontkend, en het gaat niet aian op die valsche voorstelling van rechtsgelijkheid thans voort te bouwen. Ook de heer De Vries trok, naar Spr.'s oordeel, onjuiste conclusiën. Zijne redenee ring, dat het bijz. onderwijs dezelfde functie heeft als het openbare is slechts schoonschij nend. Men zal tooh niet beweren, dat de Staat tegenover particuliere mijnexploitatie, bv. dezelfde verplichtingen heeft als tegen over Staatsmijinexploitatie, Ook gaat de rede neering van den heer De Vries niet op, dat de openbare onderwijzers gemeente-ambtena ren zijn, en dus niet van rijkswege gepen- sionneerd mogen worden, en dit eenmaal ge daan zijnde, men dien weg ook moet volgen voor de bijz. onderwijzers. Aangenomen nu, dat hiermede verkeerd is gehandeld, moet men dan verder dien verkeerden weg opgaan Spr. betwist dat. Maar er is nog iets, de open bare onderwijzers neem dan aan dat zij gemeente-ambtenaren zijn voeren een rijkswet uit. En dat kan dan toch zeker niet van de bijz. onderwijzers gezegd worden. Als men den weg opgiaat die hier wordt voorge steld, gaat men er toe over om van de bijz. onderwijzers staatsambtenaren te maken met al de gevolgen van dien. Dat is niet te ont komen. Hoe meer men den weg van dit ontwerp opgaat, hoe meer het bijzondere onderwijs aan banden wordt gelegd'. Spr. komt nu tot de redevoering van den minister omtrent de grenzen van staatsbemoeiing en de staats macht. Consequent de redeneering van den minister volgende, zou men moeten komen tot staatsbemoeiing in alle takken van volks nijverheid. Door de opneming van niet-ge- subsidieerde scholen komt men in strijd met het beginsel, waarvan deze wet uitgaat. En als men pensionneering van de bijzondere on derwijzers noodig acht om hen blijmoedig té stemmen met het oog op een verzorgden ouden dag, dan geldt dit motief zeker ook voor alle arbeiders. Ook zij zullen blijmoedi ger hun arbeid verrichten wanneer voor hun ouden dag gezorgd is. Verder bstoogt spr. dat elk verband ont breekt tusschen de organische staatsleer en de licenseholdérs. In de organische staatsleer erkent men wel verschillende verbanden tus schen individuën en staat, doch volstrekt niet dat men van bovenaf krachtens staatsmacht dergelijke organisaties mag scheppen. Men heeft eenvoudig die organisaties van bovenaf hier verdedigd om een rechtsgrond te vin den voor dit ontwerp. Alleen aan license- holders de min. heeft het zelf gezegd zal men verplichtingen kunnen opleggen. Hoe is dit nu te rijmen met dit ontwerp? Spr. houdt vol dat er nog geen rechtsgrond is aangevoerd voor dit ontwerp en in ge moed e vraagt hijkan men nu iemand dwin gen zijn stem aan zulk een ontwerp te ge ven. Van de overzijde is gisteren gezegd, dat het beginsel ging boven het goud, maar spr. meent dat hier precies het tegenoverge stelde blijkt. De heer Bos constateert dat de voorstan ders van het bijzondere onderwijs aan het openbaar onderwijs niet die waardeering schenken welke het verdient. Hij neemt acte van de verklaring van den heer Lokman, dat- ook in de toekomst aan het openbare on derwijs een groote plaats zal moeten worden toegekend. Nagaande wat in deze discussie is gezegd betoogt spr., dat van de gelijkheid tusschen bijzonder en openbaar onderwijs weinig is overgebleven. Blijven dus de consequenties. En nu beweert spr. dat hier van vrees voor conseqpenties geen sprake behoeft te zijn, waar hier niet anders geschiedt dan de op richting van een verzekeringsbank (voor de onderwijzers) met Staatshulp. Het heeft Spr. leed gedaan, dat de heer Borgesius .zoo scherp is te velde getrokken tegen de niet gesubsidieerde scholen. Zij be staan er nu eenmaal en daarom acht Spr. het wenschelijk, dat ook voor die scholen eene regeling worde getroffen. Zelfs zou Spr. er niet tegen zijn om ook de hoofden dier schalen op te nemen. Spr. levert hier geen precedent voor opneming van onderne mers van publieke vermakelijkheden, die ook de blijmoedigheid bevorderen. (Gelach). Vooral doet Spr. uitkomen, dat hoofddoel is het onderwijs in het algemeen te verbete ren, en daartoe werken vele van die scholen in ruime mate mede. Spr. meent dat finan- oicele bezwaren hier de regeering niet be hoeven terug te houden. De heer B ij 1 e v e 1 d zegt, dat hetgeen de heer Lokman gisteren heeft-aangevoerd niet anders is dan eene herhaling van het geen vroeger door zooveel 'anderen over liet bijz. onderwijs gezegd i9. Ten aanzien van de opneming der niet- gesubsidieerde scholen, sluit Spr. zich aan bij het gesprokene door heer Bos. Juist die particuliere scholen zijn uitmuntend in gericht, want anders blijven zij1 niet bestaan, Met dat woord van winstgevend bedrijf moet men wat voorzichtig zijn. Hoofdzakelijk do kootjongens brengen de winst aan. Wanneer de regeering echter zegt dat de opneming niet mogelijk is, dan zal men er zich bij neer moeten leggen. Ware het misschien niet mogelijk eene regeling te treffen door b.v. voor de institute ars als pensioengrond slag te nemen li maal het tractement van den hoogst bezoldigden onderwijzer. De heer Roodhuijizen handhaaft zijne bezwaren tegen de centralisatie van dit ont werp. Hij begrijpt dat de minister niet kan voldoen aan zijn wensch om de gemeenten in rechtstreeks verband met de pensionneering te brengen. Spr. betreurt het, dat do minis ter niet heeft geantwoord op Spr.'s wensch om althans ten aanzien van de leeraren de centralisatie toe te passen. Spr. stelt zich voor daartoe, zoo noodig, een amendement voor te stellen. Waar Spr. opkwam voor een uitgebreide Staatspensionneeering had hij den heer Tydeman eerder als bestrijder naast zich verwacht dan als bestrijder tegenover zich. De heer De Waal Malefijt betwist gezegd te hebben, dat er geen rechtsgrond voor dit ontwerp bestaat en betoogt verder, dat de voorstelling, door den heer Borgesius gegeven, onhoudbaar is. Deze maakte zich aan groote overdrijving schuldig. Spr. meent dat de heer Borgesius gerust zijn stem kan gefven aan eene wetsbepaling ook los van de toelichting, dat heeft hij bij de H. 0.- wet ook gedaan. De Minister van Binnenland- scbe Zaken (Dr. Kuyper) de verschillen de bij repliek gemaakte opmerkingen nog be antwoordende, zegt dat de woorden van den heer Treub, ook naar buiten, den indruk moesten maken, dat zij sloegen op de spoor wegstaking. Afgescheiden daarvan sloeg het verwijt, dat de miuistér den heer Treub in de Eex-ste Kamer maakte, op een ander feit. Het woord spoorwegstaking, dat de minister in de Eerste Kamer gebruikte, was niet letterlijk juist en de minister maakt daarover zijn excuus, wanneer de heer Treub die uitdrukking gegriefd is. Den Heer Smecnge, die vroeg of leeraren aan.-H B..S. die vroeger aan lagere scho len werkzaam waren die jaren in reke ning mogen brengen, antwoordt de minister, dat hij een desbetreffend amendement af wacht. Voor vergoeding van tijdelijke dien sten verwijst de minister naar de Pensioen wet. Van achterlijke kinderen is bij dit ont werp geen sprake. Eene regeling van de pen sionneer ing van bet vakonderwijs acht de minister op dit oogenblik ondoenlijk en on- gewenscht. Het vakonderwijs is nog een chaos. Eene regeling zal tot stand komen. iDan (heeft men een basis en dan zal men de vraag kunnen overwegen of van rijks-, provincie- of gemeentewege eene bijdrage voor pensionneering van de vakonderwijzers zal gegeven worden. Betaalde premiën voor pensioen gaan verloren bij ontslag op eigen verzoek, volgens art. 8 van de Pensioenwet. Dit geldt ook voor de Kamerleden. Bij non activiteit valt zoo iemand onder art. 9 9ub 2. Terugwerkende kracht der wet voor de weduwen en weezen sedert de indiening der wet kan niet worden toegestaan. De heer Ketelaar deed aan het slot zijner rede een vraag, maar aan het begin eene minder aangename verklaring, nl. dat bij niet begreep dat dezelfde persoon beide Mem. van Antw. had onderteekend. Hij zal toege ven, dat zulk eene opmerking minder aan genaam is. Nogmaals zegt de minister, dat de tijdelijke diensben in dit ontwerp be doeld, die zijn van art. 32. Aanstelling op ruime schaal door B. en W. krachtens dat artikel behooren niet voor te komen. De minister verdedigt nader de techniek van het ontwerp. De minister handhaaft zijne bewering, dat de heer Borgesius geen fraai spel speelde met zijn critiek. Op afwijking van het leerplan kan een straf van, f 300 of 2 maanden hech tenis worden toegepast, en een schoolhoofd zal zich meent de minister daaraan niet licht wagen. Wat de heer Borgesius heeft aangevoerd, aangaande de onttrekking der pensioen-bijdrage, is riddculusmus, gelijk de heer De Waal Malefijt terecht opmerkte. Aan de techniek der wet wordt niets veranderd door de bepaling omtrent de 5 jaren uitstel van pensioenbijdrage. Strenge bepalingen zijn opgenomen tegen fraude. Wie niet op tijd betaald he?ft, is a 11 e recht op pensioen kwijlt. De minister geeft toe diat de hoofdambte naar Van Kempen indertijd bezwaar heeft geopperd tegen de opneming der niet gesub sidieerde scholen, omdat hij niet zag hoe eene regeling te maken was met het oog op de werkelijke" jaarwedde. Die moeielijkheid is ondervangen door strenge eischen omtrent de opgave der jaarwedden en schatting in geval van twijfel. De facultatieve bijdrage geldt alleen voor de bestaande onderwijzers. De financieel© zijde dezer kwestie laat de minis ter ter beantwoording aan zijn ambtgenoot van financiën over. Dat een ander stelsel dan hier wordt voorgesteld niet mogelijk, mis schien niet beter ware geweest, zal de minis ter volstrekt ndet ontkennen. Maar dat stel sel is nu eenmaal voorgesteld. Over de pen sionneering der instituteurs zal de minister liever spreken bii de artikelen. De critiek over den rechtsgrond was den minister aan genaam, maar zij was te zwak. Hij had ze liever scherper gehad, dan had de minister haar beter gevoeld. Nu giirng zij) hem te veel voorbij, hetgeen waarschijnlijk hieruit voort spruit diat de heer Treub den minister niet juist begrepen heeft. De minister heeft slechts een beeld gegeven (door zijn aanhaling om trent de electroden) dat men zich ook op ander terrein dan dat van Staatsbemoeiing en Staatsmacht vergissen kan. Voor bet moreel van de onderwijzers vindt de minister het goed dat zij op zekeren leeftijd huwen. De heer Treub. Dat geldt voor de arbei ders toch ook. De Minister. Zeker, dat geldt voor iedereen in het algemeen. De min. ontkent dat hij in zijn eerste rede gezegd zou hebben dat de overheid alleen lioenseholders verplichtingen kan opleggen. Hij heeft gezegd dat de overheid niet aan elk particulier verplichtingen kan opleggen, maar wel aan groepen met een gequalifioeer- de positie. Uit do gequ al if iceerd h eid van den persoon heeft de minister een oogenblik het recht op pensioen afgeleid en de redeneering van den heer Borgesius omtrent advocaten en doctoren gaat dus niet opi De heer Tydeman maakte er den min. een consitutionneel verwijt van dat hij sprak van fluisteren. De min. herinnert er aan dat dat de heer Tydeman bij de quaestie van het blanco ook sprak van fluisteren. En als d& minister nu aan den beer Tydeman deknt komt hem bet woord fluisteren op de lippen. (Gelach.) Welken weg wij opgaan wordt door de toe standen bepaald. Die weg af te bakenen heeft noch de lieer Lohman noch de minis ter in zijn macht. Reeds in zijn Me morie van Toel. op de onderwijsnovelle heeft de minister gewezen op de samenwerking tusschen bijzonder en openbaar onderwijs waarvan de heer Lohman gewaagde. Waarom dan den minister ook niet een korreltje gegeven van den lof den heer Lob man gebracht? Aan den beer Schokking aegt de minister, dat hij altijd heeft erkend dait de Staat met het geven van suibsidie aan bet bijz. onder wijs ook het recht heeft waarborgen te eischen voor deugdelijk onderwijs. Wanneer het eenvoudig zou zijn ihet geven van subsi die zonder meer, dus met behoud van elke vrijheid van beweging, dan zou bet worden armen-bedeeling. Onder staatsdienst ver staat de minister het ingrijpen van den staat in liet partioulier initiatief. De minis ter stelt prijs op de hulp der linkerzijde, maar hij zou die niet willen koopen ten koste van eigen overtuiging. De Minister van Financiën (de heer Harte van Tecklenburg) ontkent, dat hij niet is ingegaan op de tot hem gerichte vragen. En aan den heer De Waal Malefijt èn aan den heer Smecnge èn aan den heer Bos heeft hij antwoord gegeven op hunne vragen en er bestond geen aanleiding voor den minister, om na de rede van zijn ambt genoot te gaan betoogen, dat de financieel© berekeningen juist waren. De heer Bos stelde zich den stand van hot pensioenfonds niet juist voor. Hij; meen de, dat jaarlijks de inkomsten de uitgaven overtreffen en het voordeelig caldo dus uit dien hoofde stijgt, maar dat is niet zoo. Dat saldo stijgt door een surplus aan kapitaal in het fonds. Op 31 December 1900 bedroeg bet kapitaal f 10.200,000. De heer Boe dwaalt echter wanneer hij denkt, dat het hier gaat om zulk een hoog bedrag, dat daaruit het pensioenfonds voor de vakonderwijzers zou kunnen worden lie streden. De bewering van den heer Porgeeius. dat de financdeele berekeningen in de war zou den zijn gebracht door de opneming der niet- gesubsidieerde onderwijzers, is niet geheel juist, want daarop is min of meer gerekend. En ook met betrekking tot de weduwen en weceen is rekening gehouden met de opne ming der niet-gesubsidicerde sdholen. Dat de onderwijzers het zelf in (hun hand hebben om de wet illusoir te maken, geeft de mi nister niet toe, maar gesteld dat het zoo ware, dan zou het verlies voor den Staat zeer onbeduidend zijn, daar het hier sledhts geldt 860 personen, die zich dan allen zou den moeten schuldig maken aan praktijken als door den heer Borgesius worden gevreesd. Waar op de deelgerechtigdheid veel prijs wordt, gesteld, bestaat er weinig kans op onttrekking. De minister wijst or op, dat in het oorspronkelijk wetsontwerp eene facul teit voor nict-opneming was opgenomen. Hoe gro den wensiah is tot toetreding tot Rijks pensioenfondsen in het algemeen bewijst het feit, dat ook bij facultatief stel ling van de duizenden, die in de gelegenheid waren too te treden tot de weduwen.wet, sleohts 150 daarvan geen gebruik maakten Wel een be wijs dat er voor het facultatief stellen geen viees behoeft te bestaan. De heer T e r L a a n vraagt of de leeraren, die tijdelijk heeten maar vast zijn aange steld aan gemeentelijke H. B. S. en gym nasia, in hot fonds worden opgenomen. De Minister van Bi n nen 1. Za ken antwoordt, dat. daaromtrent bepalin gen bestaan in de Pensioenwet. Nader ant ivoord kan de minister niet geven. De algemeen© beraadslaging wordt geslo ten. Aan de orde zijn de artikelen. Op art. 1 (pensioenleeftijd voor onderwij- is een amendement voorgesteld door den heer Ter Laan c.' s., strekkende om aan art. 29 der wet tot regeling van het L. O. een 5e lid toe te voegen, luidende „Met het einde van liet schooljaar, waar van een onderwijzer den ouderdom van 65 jaren bereikt, wordt hem ontslag verleend. De V oorzitter oppert bezwaar dit voorstel als amendement- toe te laten, als niet passende in het kader dezer wet. In stemming gebracht wordt besloten het voorstel niet als amendement toe te laten. Een tweede amendement van dezelfde hee ren strekt om te bepalen, dat het recht op pensioen niet op 65- maar op 60-jarigen leef tijd verkregen wordt. De Minister van Binnen 1. Zaken acht het amendement onaannemelijk, omdat dan tevens de premiën verhoogd zouden moe ten worden. Er behoort recht en gelijkheid te bestaan tusschen de burgerlijke ambtena ren en de onderwijzers. Het amendement wordt verworpen met 59 tegen 8 stemmen. Vrijdag 11 uur zijn aan de orde gesteld het wetsontwerp tot overbrenging van een gedeelte Rijksweg tussdhen Amsterdam en Haarlem bij de gemeente Amsterdamdat tot onteigening ten behoeve van een brug over de Gouwe; dat tot ihet aangaan eener geldleening ten laste van den Staat en dat tot uitbreiding van de veemarkt te Leiden. Heden 11 u,ur voortzetting. Pensioenen. De heeren Smeenge, Verhey, Treub, Van Gijn en Roodhuyzen hebben als amendement op het wetsontwerp tot verhooging der pensioenen ten laste van het fonds ingesteld bij de gewijzigde wet van '90 de volgende bepaling voorgesteld „Wanneer te eeniger tijd mocht blijken, dat ten gevolge van de toekenning van deelgerech- tigheid in het artikel 2 bedoelde fonds aan de weduwen en weezen der onderwijzers aan open bare en bijzondere lagere scholen, de pensiones- voorwaarden moeten worden verzwaard of het jensioensbedrag moet v jrden verlaagd, dan zul- >en deze ongunstige bepalingen niet van toepas sing zijn on hen. die reede vóór 1 Januari 1906 in bedoeld fonds deelgerechtigd waren. School- en Kerknieuws. - Naar het. Vaderland verneemt, bestaat de voordracht voor kerkelijk hoogleeraar te Gro ningen (vac.-Kruyff) uit het volgend drietal heeren: dr. J. A. Cramer, te Den Haag dr. A. van der Flier G.J-n., te Purmerend dr A. J. Th. J iker Hzn., te Heemstede. r-Aan het 26e jaarverslag van ,,De Unie" een school met den B ij b e 1 wordt het volgende ontleend Heta antal locale comités verminderde met 5. doch vermeerderde met 32, zoodat het aantal locale comité's thans 657 bedraagt, omvattende 1537 plaatsen. De Augustus- of Unie-collecte heeft dit jaar de som van f 90,035.284 opgebracht, zijnde wel f 793.254 minder dan het vorige jaar, maar toch kwam zij weer boven de negentig duizend gul den. Te zamen brachten sinds 1879 de Unie-collec ten op f 2,238.830.514. Van de 657 locale comité's zyn er 66 bij recle ment gerorganiseerd, 487 locale comité's hebben één of meer scholen met den bijbel en door 10D locale wordt een deel der Augustus- of Unie collecte belegd tot vorming van een fonds tot schoolstichting. Het aantal scholen met den Bijbel is in d't jaar met 3 verminderd, doch met 27 vermeer derd, zoodat haar getal 750 is, terwijl er 10 in aanbouw zijn. In het afgeloopen jaar werden o. m. door de Unie verzonden 900 ex. van het 25e jaarverslag 1500 circulaires, betreffende de Augustus- of Unie-collecte 329,200 UnieblaAdjes no. 38 1300 ex. van het „verzoekschrift" aan de voorgangers der gemeente; benevens eenige andere circu laires. Van de kweekelingen, door christelijke oplei dings-inrichtingen opgebracht, zijn 179 geslaagd. Het. aantal kweekelingen bedroeg 1199. De oudste dienstdoende predikant b.j '.e Gcref. kerken ds. B. J. Bennink, hoopt den 18 Maart a. s. rijn 50-jarige evangeliebediening te herdenken. Ds. Bennink deed in 1855 te Westerbork >.yn intrede als predikant en was vervolgons nog werkzaam te Haren, Isedum, Onstwedder-Mus sel, Haulerwijk. Bergentheim en vertrok van daar den 10. -»ec. 1893 voor de tweede maal naar Westerbork. Het „Maandbericht van het Nederl. Zendelinggenootschap", betreffende de vereenig- de opleiding van zendeling-kweekelingen, meid- het volgende bericht „De commissie voor de vereenigde opleiding van zendeling-kweekelingen, benoemd door do hoofdbesturen van de Utrechtscho Zendingsver- eeniging en het Nederl. Zendelinggenootschap, aan "wie ook is opgedragen prae-aivies uit te brengen omtrent <le benoeming van ds. J VV, Gunning tot dir.-secretaris van eerstgenoemde vereemging, heeft haar taak volbracht. Het hoofdbestuur van het Ned. Zendel.-genootschap besloot eene buitengewone samenkomst van be stuurders en afgevaardigden van afdeeüngen samen te roepen tegen den 9. Maart a. s. te 12 uur, ten einde over deze gewichtige aangelegen helen te beslissen. De Üireehiscbe Zending* vereeniging zai op haar a. s. jaarvergadering die in de week na 30 April gehouden zal wor den, haar eindbeslissing nemen. Zoo spoedi mogelyk zal daarna het resultaat van een «n an der worden medegedeeld.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1905 | | pagina 1