373. Tweede Klad.
Zaterdag 1 April 1905.
KOLONIËN.
BINNENLAND.
3de JTaargitng.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS
Per 8 maanden voor Amersfoortf 1.25.
Idem franco per post- 1.75.
Afzonderlijke nummers- 0.05.
Deze Conrant verschijnt Dagelijks, met nitzondering van
Zen- en Feestdagen.
Advertentiën, mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur
's morgens bij de Uitgevers in te zenden.
Uilgevers: VALKHOFF C<>.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIÈN:
f 0.75.
- 0.15.
Van 15 regels
Elke regel meer
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Blad bij abonnement. Eene
circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
OOST-INDIË.
C e 1 e b s. Aan de Sumatra Post wordt
dato 25 Februari uit Weitevreden geseind
De gouverneur van Celebes heeft 22 Fe
bruari geseind, dat 400 Gowareezen met
veertig achterladers in prauwen naar Sawie-
to, benoorden Pare Pare, op het eiland Cele
bes, zijn vertrokken om hulp te verleenen
aan de rijksbestierders van Gowa en Kroeng-
galoe, die oneenig zijn met den Daeng Man-
goutang van Sawieto. Door resident Brug
man worden maatregelen genomen om de
rust aldaar te herstellen.
Reorganisatie ter Westkust
Uit Batavia wordt dato 28 Februari aan de
Dcli Ct. geseind
Op Sumatra's Westkust worden onder 't
gezag van den gouverneur staande residen
ten vervangen door assistent-residenten Het
eerst zal dit het geval zijn met den resident
der Padangsöhe Benedenlanden.
Inlandsche officieren. De
Sumatra Post verneemt uit Weltevreden
11 heginsel is besloten tot de aanstelling
van Inlandsche officierende adspiranten.
zullen worden gekozen uit den adelstand.
Bela9tin g-o n t w e r p en. Dato 28
Februari wordt uit Batavia aan de Deli Ct.
gemeld
De nieuwe belasting-ontwerpen voor Indië
zijn gereed on naar Nederland opgezonden.
Uit Batavia wordt aan de Deli Ct.
geseind
Dr. Gorten is gesteld ter beschikking van
den gouverneur-generaal om te worden be
noemd tot assistent voor de koffie aan het
departement van landbouw.
Overgeplaatst de majoor M. W. E. Bloe
men Waanden van het vijftiende naar
Atjeili.
Benoemd tot tijdelijk directeur der gevan
genis te Semarang mr. Darlang.
Watervloed in den Oosthoek
van Java. Den 28sten Fetpuari werd uit
Weltevreden aan de Sumatra Post geseind
In de streken Toeban en Modjokerto, in
den Oosthoek van Java, wordt door water
vloeden veel schade aangericht.
De Gedangan-zaak. De Sumatra
Post verneemt uit Weltevreden
De Gedangan-zaak zal de volgende maand
(Maart) een aanvang nemen. Men bericht
dat de landraad zal worden gepresideerd door
een buitengewoon voorzitter en griffier. Tweer
en-zeventig beklaagden en driehonderd ge
tuigen zullen Ln de zaak gehoord worden.
Waarschijnlijk zal het onderzoek twee
maanden duren.
Het Bat. Nbl. schrijft
„Allen wien het belang van het leger ter
harte gaat, zullen ongetwijfeld met groote
ingenomenheid hebben vernomen, dat in be
ginsel tot het in het leven roepen van een
korpj ntlan i he o»iicieren besloten is. Daar
in toch kan een zeer werkzaam middel schui
len, om het inlandsche element in het leger
op te heffen uit zijn toestand van minder
waardigheid, waarin het anders, ondanks een
den inlander meer aanpassende oefening en
wat dies meer zij, gedoemd zou zijn voort te
sukkelen.
Officieren, gefecruteerd uit den inlandscben
adel, kunnen oneindig veel bijdragen tot ver
betering van het gehalte onzer inlandsche
soldaten. Het is maar de vraag, hoe men die
"ficieren vormen en behandelen wil. Daar
van hangt zeer veel, ja, alles af. Maar juist
wat dit betreft, zijn de meeningen tamelijk
verdeeld, getuige de pennestrijd over dit ont-
derwerp, nu een viertal jaren geleden in het
„Ind. Mil. Tijdschrift" door de heeren Hering
en Nijpeh gevoerd.
Eigenlijk is dat verschil in zienswijze niet
geheel onverklaarbaar. Inlandsche officieren
heeft het leger vroegere jaren gekend en oor
spronkelijk is het denkbeeld dan ook geens
zins. Maar de inlandsche officieren van wel
eer waren uit het leger zelf voortgesproten en
onderseher 1 'en Zich noch door ontwikkeling,
noch door geboorte van de groote hoop; zij
waren hun rang verschuldigd aan de welwil
lendheid van chefs, die buitengewone ver
dienste op ongewone wijze hadden weten te
beloonen. Thans cchte'r wil men zijn voordeel
doen met den invloed, welken de Javaan van
geboorte op dien van den nederigen stand
oefent en daarom de zonen van adellijken
bloede door een bijzondere opleiding tot het
vervullen van de officierstaak geschikt ma
kent. Dat is dus iets geheel nieuws, iete
waarvan men de consequenties niet bij erva
ring' heeft leeren kenner en ook schijnt te
vreezen.
Die vrees spreekt mir. of meer duidelijk
uit de over het onderwerp gevoerde gedacn-
tenwiaseling.
Men is blijkbaar huiverig den mlandschen
officier de volle maat toe te meten. De een
is van meening dat zijn opleiding beperkt
kan blijven tot wat de subalterne officier
strikt noodig behoort, te weten de ander wil
in algemeene ontwikkeling wel verder gaan
maar dan met het oog od de taak, die hij
den inlandschen officier, na een vrij kort
stondige militaire carrière, buiten het leger,
als ambtenaar, toedenkt. Velen zijn het er
over eens dat de kapitemsrang den „baton
de maréohal" behoort te zijn".
Met die opvatting is het blad het niet
eens. Hij dringt er op aan, dat men ook
voor den inlandschen officier alle rangen
opene beneden dien van kolonel, welke trou
wens slechts aan enkele zeer hooggeborenen
tot dusverre is toegekend, nl. buiten het
leger.
„Lp die wijze, maar ook zóó alleen, kan
men rekenen op een voldoenden toevloed, al
zal deze de eerste jaren uiteraard onbevredi
gend zijn, als gevolg van onbekendheid, wan
trouwen tegen het nieuwe. Die geringe stroom
zou oorzaak kunnen zijn, dat men opziet tegen
de kosten van een dure inriohting als een
militaire school nu eenmaal is. De aanvanke
lijke resultaten zouden die koeten niet loonen.
Zou het misschien ook daarom geen aanbeve
ling verdienen, om de eerste inlandsche aspi
rant-officieren den gewonen weg te laten vol
gen derde klasse Hoogere Burgerschool,
Alkmaar, Breda? Komen de aldus gevormde
jongelui na een vijftal jaren in hun land te
rug, Nederlandsch dar geworden, dan zullen
de andere schaapjes ook wel over de brug
komen en is wellicht de tijd daar, om in In
dië zelf hun opleiding te doen geschieden.
Welken weg men echter ook moge volgen,
laat hier het gelijke monniken, gelijke kap
pen zoo consequent mogelijk worden toege
past en doorgevoerd, opdat de vooringenomen
proef niet mislukke door halfheid
Kameroverzicht
Tweede Kamer.
Vergadering van Vrijdag 31 Maart.
Geopend 10J ure.
Onderwijsnovolle.
De algemeen© beraadslaging wordt voort
gezet.
De heer De Savornin Lohman acht
het een hopeloos werk, nog iets over dit ont
werp te zeggen. Terecht is van links opge
merkt, dat het lot er van beslist is. Wij
hebben gehoord dat de frontmakers van do
openbare school tegen zullen stemmen, met
of zonder buigen voor de vrijheid van cons
ciëntie. De wijze waarop de discussie gevoerd
wordt, heeft 8pr. leed gedaan, want hij had
gedacht dat in 1889, op politiek gebied, paci
ficatie was verkregen. Het debat van de laat
ste dagen heeft het tegendeel geleerd.
Toen het ontwerp werd ingediend, ward
niet veel strijd verwacht, maar ziet, daar
kwamen de openb. onderwijzers in het g.-
weer en de strijd ontbrandde, en de link-
zijde maakte front voor de openb. school En
als nu de overzfide beweert, dat de rechter
zijde staat onder de plak van dominees en
pastoor®, dan heeft zij bewezen onder d^'i
plak te zitten van de openbare onderwijzers
In de Mem. van Antw. staat geen enkel
krenkend of be leed i gen d woord tegen het
openb. onderwin en voor de lange redevoe
ringen van de heeren Roessingh en Ketelaar
■bestond dan ook niet de minste aanleiding.
De godsdienstkwestie is door den minister
niet op den voorgrond gesteld, maar de lin
kerzijde heeft die op den voorgrond gebracht.
Of zij dit uit een politiek oogpunt noodig
acht, is haar zaak. De rechterzijde staat op
den bodei i des rechts en geeft die positie niet
prijs. Spr. wensclit thans een oogenblik stil
to staan niet bij de vraagwaar gaan wij
heen. maarwaar zijn wij. Hij zet uiteen
hoe hij de school beschouwt, en zegt mede
te willen gaan met den tijd.
Spr. heeft volstrekt- niet gezegd, dat men
de Grondwet mag ter zijde stellen ter wille
van eenig stelsel. Vervolgens zet Spr. uit
een, dat de Grondwet zich wel degelijk be
moeit met het bijiz. onderwijs, want de wet
stelt eischen ook aan dat onderwijs in het
belang van het volksonderwijs. De vraag
is en blijft: is de openbare school
de beste. Al erkent Spr. dat die school aan
de behoefte voldoet, t ^ch kan hij niet alle
openbare scholen goedkeuren. Er rijn scholen
waarin op de meest ruwe manier aan repu-
blikeinsche gevoelens uiting wo-dt gegeven
en dat is oorzaak, dat zelfs liberalen hun
kinderen niet naar de openbare school zen
den. Spr. haalt een voorbeeld aan om zi^n
beweren te staven, waarop de heer Treub
interrumpeert, dat dit voorbeeld juist slaat
op een bijz. school.
De heer Lohman geeft dit toe. maar de
onderwijzer die de gewraakte leerstellingen
verkondigde, was een soc-dem. onderwijzer
aan een bijz. neutrale school, die dan ook
door het bestuur dier school is verwijderd.
Als zoo iets op een openbare school gebeurt,
begint zoon onderwijzer te ontkennen en
als men het onderzoekt en zich beroept op
het getuigenis van kinderen, komen mannen
als Ketelaar daar tegen op. De openbare
school wordt voor allerlei doeleinden geëx
ploiteerd.
Men heeft hier tal van feiten genoemd om
aan te toonen, dat dwangmiddelen worden
gebruikt om de kinderen naar de bijzondere
school te zenden. Doch Spr. kan geen cou
rant opnemen of hij leest dat die verhalen
onjuist zijn.
De heer Roëll vond het ontwerp zoo
vaar lijk, omdat men gaandeweg zal komen
tot 100 subsidie, maar daar moet het juist
heen. Het Unierapport is juist zoo goed om
dat het alle verschil tusshen openb. en bijz.
school wil wegnemen.
De heer Van Foreast gaf een liefelijke
schets van Noord-Holland maar daar zijn
137 gemeenten en 131 bijzondere scholen.
Wel een bewijs dus dat zij den vrede niet
verstoren.
Door den heer De Visser werd ge
zegd dat dit ontwerp een pis-aller is en
de heer Schokking wilde do openb. school
doortrokken zien van de vreeze des Heeren
die hét beginsel is van alle wijsheid. Dat is
zeer mooi maar zoover zijn wij nog niet en
het mag zelfs betwijfeld worden of het ooit
zoo ver komen zal. In 1848 heeft men vol
strekt niet op het oog gehad wat men nu
noemt de neutrale school. Het stelsel dat
Spr. nu verdedigt, heeft hij ook verdedigd in
1877. Hij ontkent niet dat men in art. 194
der Grondwet een stelsel kan lezen, dat allo
subsidie aan bijz. scholen uitsluit, maar hij
wijst er op, dat men in 1848 niet gewenscht
heeft, dat de openb. school eene neutrale
school zou zijn. Door de dubbelzinnigheid
van art. 194 G. W. blijft men in oen kringetje
ronddraaien. Spr. erkent, dat het juridisch
niet juist is te spreken van eene bevoorrech- j
ting der openb. school. Practisch is het wat i
andera. Het stelsel dat nu) wordt voorgesteld'
berust niet op de Grondwet, maar staat er
naast en is de eenige rationeel© oplossing.
De openbare school zal verdwijnen, wanneer
er maar goed volksonderwijs wordt gegeven
en niemand haar meer wil.
Door den heer Borgosius werd gezegd, dat als
de Staat geld geeft, zij ook het recht heeft
om na te gaan wat er mede wordt gedaan.
Juridisch is dit onverdedigbaar Door den
lieer Röell werden waarborgen geëischt om
trent leertijdeq en vacancies. maar die staan
nu reeds in de wet. Hoe kan men nu meer
waarborgen eischen. waar de bijz scholen aan
de eischen van goed onderwijs voldoen en
steeds beter worden. De opnebare onderwij
zers ontkennen dit wel, maar blijivon in ge
breke het te bewijzen. Verder behandelt
Spr. den aftrek der schoolsubsidie aan d©
gemeenten krachtens de wet van 1897. Van
Rijkswege krijgt de gemeente dezelfde bij
drage. De gemeenten blijven in dezelfde con
ditie, want het staat volstrekt niet vast, dat
-c gemeenten het meerdere dat zij voor het
openbaar ouderwijs ontvangen,, daarvoor ook
gebruiken zullen. Een gemeente, die het
openbare onderwijs niet genegen is, kan het
geld voor andere doeleinden gebruiken en
aan de gemeenten wordt geen enkele nieuwe
vernlichting opgelegd. Ook nu staat in de
wet, dat de gemeente bekostigt het openbare
onderwiis. Geheel onjuist is de bewering, dat
de gemeenten aanspraak hebben op verhoo
ging van subsidie.
De heer Röell die op de noodzakelijkheid
waarvan wees, stelde hierdoor zelf de bijz. en
de openb. school gelijk. Geheel onjuist is ook
de bewering dat hier inbreuk wordt gemaakt,
op de pacificatie. Het tegendeel is waar.
De houding van den heer Borgesms begrijpt
Spr. niet. Hij heeft precies hetzelfde gedaan
wat nu wordt voorgesteld, en toen ook niet
gezegdnu moeten de gemeenten ook wat
hebben.
De heer Treub stelt de principieel©zijde
van het vraagstuk op don voorgrond. Het
uitgangspunt van het- ontwerp ligt in de ge
wen, sekte opheffing der inconsequentie, dat
alleen het openbare onderwijs uit de gemeen
tekas wordt bekostigd in de lijn van het ge
wijzigde Unierapport. Blijkens de Memorie
van Toel. is alleen de principieele oplossing
van dat rapport dat het Rijk alle kos
ten van het L. O. zal dragen niet gezocht
in die richting, omdat de financieel© toestand
dat niet toelaat. De minister heeft zich dus
genoodzaakt gezien een middenweg te bewan
delen. In de Mem. van Antw. wordt echter
ontkend dat hier een eerste stap gedaan
wordt in de richting van het Unierapport.
Hoe dit nu te rijanen, is Spr. een raadsel.
Door verschillende aanhalingen betoogt Spr
dat het stelsel van paralelisme absoluut on
bruikbaar is voor de katholieken. Thans komt
mr tot de andere helft der coalitie en uit
geschriften toont hij aan, dat dit stelsel ook
in strijd is met de leer van Cah j", dus ook
onbruikbaar voor de anti-revolutionairen.
Daartoe kan Spr. zich cok Inroepen op de
belijdenis der Geref. kerk (art 36) In „Ons
Program" geeft dr Kuvper ook zelf toe, dat
dit stelsel is eene afwijking van de gedrags
lijn onzer Pureteinsche voervaderen maar in
den zin der consequente ontwikkeling. En
ook uit de geschriften van Groen van Prin
sterer bliikt, hoe het met het st.lsel van
paralelisme gesteld is. Het christelijk begin
sel moet cok volgens Groen in den Staat
den boventoon hebben. Eigenaardig is het
nu, dat, dr. Kuyper, die in zijn Mem. van
Antw de rechtsgelijkheid bepleit, daartegen
over hooger beg nselen stelt. Rechtsgelijkheid
kan nu echter niet aangenomen worden, wan
neer men tegenover elkander stelt 'agcre en
hoogore bog:n?v?len op zedelijk gebied. Rechts
peUjkhcid is in de staatkunde der coalitie
onmogelijk, dat snapt toch iedereen, d:e oen
beet je aan logica doet. Dat het ^'elsel van
paralelisme ook voor de christelijk histori-
schen onhoudbaar is, heeft dr Kuyper zelf
gezegd.
Nu Spr. vtin de Reg. niet heeft mogen
vernemen, waar wij heengaan, heihij dit,
trachten on te makken u;t de bronnen, welke
de overzijde daartoe biedt.
1 Nog een aantal citaten van Pesch en
Cathrein worden door Spr. aangehaald, om
aan te toonen dat de R. K. kerk de ouders
verplichten kan hun kinderen te zenden
naar de school, door de kerk aangewezen. Dat
bij de Christelijk-Historischen geen sprake ia
van vrijihefd van onderwijs, hebben wijl van
3èn heer Schoklring gehoord.
Vervolgende, zegt Spr., dat in 1889 niet
betoogd is, dat er rechtsgelijkheid zou zijn
tuaschen de bijz. en openb. school, maar dat
er rechtsgelijkheid voor de ouders zou zijn,
die vrede hadden met de openbare en met
de bijzondere school. Men heeft toen gewild
gelijkheid en de eerbiediging van levensbe
schouwing, maar geenszins gelijkheid in finan
ciën. De Vrijzinnigen willen de conscdentievrij-
heid van het bijz. onderwijs eerbiedigen, maar
van het oogenblik af dat de Staat geld geeft,
kan hij principieel rekenschap vorderen van
de wijze waarop het geld besteed wordt. Twee
wegen zijp voor het para lel istische stelsel mo
gelijk, en wel lo dat de Staat de handen af
trekt van het onderwijs en alles aan bijzon
dere krachten overlaatof
2. dat de Staat heel het onderwijs brengt
bij den Staat.
Dat laatste stelsel zou Spr. nog verkiezen,
want daarmede zou het drijven naar de bijz.
school ophouden.
Alsnu komt Spr. tot de grondwettige
quaestie. Hij herinnert er aan, dat in 1889
minister Mackay zeide, dat nu verkregen
was, wat redelijker wijze binnen de grenzen
der Grondwet kon geëischt worden. Sedert
is men echter al heel wat verder gegaan en
nu wil men zelfs zoover komen, dat men
zegter mag niet meer aan het openbare
onderwijs gegeven worden of hetzelfde moet
ook het bijz. onderwijs gegeven worden. Dat
acht Spr. absoluut in strijd met letter en
geest der Grondwet.
Nu komt Spr. tot de pacificatie en hij be
toogt, dat als daarvan niets is terecht geko
men, dit de schuld is der anti-revolutionai
ren. Het is een volkomen onjuiste voorstel
ling, alsof de overzijde wil blijven binnen de
grenzen der pacificatie. Het tegendeel is
waar. De schoolstrijd op politiek terrein is
hervat.
Ten slotte de gemeen tefinanciën. Na de
uitnemende rede van den heer Röell op dit
punt zal Spr. kort zijn. De berekening, welke
de heer Lohman heden ochtend maakte, zal
Bartjes zaliger hem niet verbeteren. De
heer Lohman ging van de redeneering uit,
dat al het geld, dat de gemeenten meer
zouden ontvangen voor onderwijs, zon ge
bruikt worden tot vermindering van ge
meentebelasting. Hoe weet hij dat? De Me
morie van antwoord zegt precies het omge
keerde. Daar staat: wij geven geen geld
meer aan de gemeenten, want zij zouden het
*eld toch maar voor de openbare scholen ge
iruiken en het vraagstuk der gemeentefi-
nanciën zou dus niet worden opgelost.
Resumeerende zegt Spr. dat ons hier een
wetsontwerp wordt overgelegd, dat beoogt
de bijzondere school te bevoorrechten en ons
de openbare te ontfutselen, dat strijdt tegen
de grondwet, dat indruischt tegen de pacifi
catie van 1889 en het argelooze volk mis
leidt. Onnoodig te zeggen, dat hij aan zulk
een ontwerp zijn stem niet geven kan.
Dinsdag 11 uur voortzetting.
Berichten.
Liberale linie en oud liberale*.
Aan de kiesvereenigingen, leden van de
Liberale Unie, is door het bestuur van de
L U. de volgende circulaire gericht
Door enkele kiesvereenigingen, leden van
de Liberale Unie, is tot uw hoofdbestuur
de vraag gericht, of het gewenecht of raad
zaam is, tegenover de zittende oud-liberale
Kamerleden eigen oandidaten te stellen
Uw bestuur heeft, naar aanleiding daar
van, deze vraag met ernst overwogen n met
algemeene stemmen besloten, de aangesloten
kiesvereenigingen beslist en met nadruk te
ontraden, aan de zitting hebbende oud-libe
ralen hunne zetels te betwisten.
Bij dit besluit plaatste uw bestuur zich op
het standpunt, dat de actie der vrijzinnigen,
die het program van 21 Januari jl. hebben
aangenomen, er op gericht moet zijn, bij de
,s, verkiezingen de gTootst mogelijke zege
praal te verzekeren van de daarin uederge-
legde beginselen, met vermijding van alles
wat die zegepraal in de waagschaal zou stel
len
Bij de beoordeeliug, welke gedragslijn het
best tot bereiking van het doel zou kunnen
leiden, moest uit den aard der zaak gelet
worden, behalve op de partijverhoudingen in
de districten, waarvan hier sprake is, ook op
de gevolgen, welke de aldaar aan te nemen
houding voor de aanstaande groote politieke
worsteling in het algemeen zou hebben.
Beide factoren in aanmerking nemende
kwam het uw bestuur duidelijk voor, dat het
stellen van eigen candidaten in de bewuste
districten of een verkeerd effect, öf geen ef
fect zou hebbendat daardoor voor de zege
praal van dit programma niets gewonnen,
maar wel iets misschien veel verloren
zou kunnen worden.
Waar uiw bestuur, na rijpe overweging van
den toestand, tot deze oonclusie kwam, kon
over het door hem te geven advies wel goen
twijfel bestaan.
Daaruit volgt dan echter ook met nood
zakelijkheid, dat, mochten de vrijzinnig-de
mocraten in eenige distriet een andere ge-
dragsliju meenen te moeten volgen, uwe ver-
eeniging, naar het oordeel van het bestuur,
daarbij niet aan hunne zijde zou kunnen
staan. Medewerking tot een gedragslijn,
welke op goede gronden geacht wordt de
overwinning van het gemeenschappelijk pro
gramma in gevaar te brengen, zou plichtver
zaking zijn. De omstandigheid, dat zij, die
het program niet aanvaard hebben, tot groot
leedwezen van uw bestuur, over dat gevaar
anders denken, kan daarin geen verandering
brengen, al wordt de afwijkende meening
dezerzijds geëerbiedigd. Want ten opziohte
van dit punt moet alléén de eigen overtui
ging van elk der beide fractiën hare gedrags
lijn bepalen en heeft geen harcr het recht
haar overtuiging aan de andere op te dringen.
Uw bestuur vertrouwt, dat in het boven
staande zijne overtuiging ten deze met vol
doende duidelijkheid is uitgedrukt en gemo
tiveerd.
Indisch Genootschap Onder
voorzitterschap van den heer mr. N. G. Pier-
son, hield het Indisch Genootschap Dinsdag
avond 8 uur, m het lokaal van het Genoot
schap, v. Galenstraat 14, te 's Graven hage,
eene algemeene vergadering, waarin de heer
J. Homan van der Heide als inleider optrad
met het onderwerplandbouwtoestanden in
Achter-Indië, beschouwd in verband met Java,
Alvorens echter een aanvang te maken met
de gewone werkzaamheden, bracht de voor
zitter in herinnering dat sedert de vorige ver
gadering het genootschap een verlies geleden
heeft in den persoon van een van de oprich
ters van het genootschap, den heer G. H. van
Soest. Toen bet veertigjarig bestaan van het
nootschap werd herdacht, waren nog twee
•r oprichters in leven; prof. Veth en Van
Soest. Bij de herdenking van het vijftigjarig
bestaan was nog alleen den heer Van Soest
aanwezig. Thans is ook hij het genootschap
ontvallen. De voorzitter schetste den heer
Van Soest als een beminnelijk man, een van
den stillen in den lande. Hoemeer men hem
leerde kennen, des te meer leerde men hem
waardeeren. Zelf heeft hij gezegd, toen hem
bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan van
het genootschap het Officierskruis der Oranje-
Nassau-Orde ten deel viel, steeds gewerkt te
hebben „sans espoir de recompense", steeds
voor de zaak te hebben gearbeid, nooit voor
zijn persoon. Men ként zijne geschiedenis van
het cultuurstelsel, terwijl hij ook als redac
teur van het Tijdschrift voor Ned.-Indië heeft
doen blijken van zijne groote kennis van In
dische zaken.
Met groote kracht heeft hij er toe bijgedra
gen de ethische stemming tegenover Indië te
verhoogen, bet Nederlandsch gevoel sterker
te maken tegenover Indië. Wanneer men in
den laatsten tijd. meer voor Indië is gaan
gevoelen, dan is dat mede aan zijme werk
zaamheid te danken. Ais aangenaam collega
in het bestuur zal hij zeer worden gemist. De
voorzitter wenscht© hem daarom ook thans,
jelijk hij reeds bij zijne teraardebestelling
loeft gedaan, voor zijne werkzaamheid hulde
en dank te brengen.
Met teekenen van instemming der verga
dering werden deze gedachteniswoorden van
den voorzitter ontvangen.
De afdeeling Groningen van het N. O
Genootschap heeft het volgende voorstel tot
wijziging der wet van het Nederl. Onderw.
genootschap bij het hoofdbestuur ingedieud
art. 36. Het hoofdbestuur bestaat uit 15
leden. Vijf daarvan wonen iu de plaats, waar
het hoofdbestuur is gevestigd van de overige
tien leden woout er ui iedere provincie (be
halve in Noord-Holland) één.
(Thans zijn er 9 hoofdbestuursleden, van
w;p er 5 te Amsterdam wonen.)
AH. 39. De leden van het hoofdbestuur
worden gekozen voor jen tijd van vijf ja
ren. Ieder jaar treden drie der leden af, n.l.
één van hen, die in Amsterdam woonachtig
zijn. en twee der anderen.
(Thans hebbou de loden z ttiug voor zes
jaren om de 2 jaar treden drie le len af, twee
van hen die te Amsterdam cn één van hen,
die buiten Amsterdam woonachtig zijn.)
Art 45 vervalt.
(Dit artikel rangschikt do provinciën voor
dc k"uze der hoofdbestuursleden.)
De bij de voorstellen gevoegde toelichting
zegt Herhaaldelijk blijkt het, dat hot wen-
schelijk is, dat ee.i lid van het hoofdbestuur
in sooedeischendc gevallen soms buiten Am
sterdam optreedt.
In de laatste jaren was er in dp drie noor
delijke provinciën geen hoofdbestuurder
woonachtig, en d t was ze^r lastig, wanneer
men de hu'.n van het hoofdbestuur wilde in
roepen. Thans is er één hoofdbestuurder in
Hoogeveen, maar deze ig te ver verwijderd
van Friesland cn Groningen, om spoedig owr
te komen In andere deelen van ons land is
het cvenzoo. Voortdurend breiden zich do
werkzaamheden van het ,.N. O. G." sterk
uit, jdat. om spoedig afdoening van zaken
te erlangen, vermeerdering van het aantal
hoofdbestuurders zeer gewenscht is.
De afdeeling meent dus ccn grootcr aantal
en een meer gelijke verdceline der hoofd
bestuurders over het geheele land te moe
ten voorstellen.