3
10. Rapport en voorstel vam R. en W. "be
treffend© eene klacht van den heer J. Klaas-
Ben over handelingen van den gemeente-ont
vanger.
Het voorstel van B. en W. luidt
Bij besluit van 27 Maart stelde uwe ver
gadering eene klacht van den heer J. KI aas-
sen over handelingen van den gemeente
ontvanger in onze handen, ten eide nadere
inlichtingen te verstrekken.
Ter voldoening aan uw© opdracht, heb
ben wij( den ontvanger met de klacht van
den heer Klaassen in kennis gesteld en hem
verzocht, van bericht en raad te dienen.
Wijj ontvingen van dien ambtenaar daar
op een rapport, hetwelk wij', de eer hebben
u hierbij over te leggen. Uit de mededee-
lingen van den ontvanger meenen wij niet
te mogen afleiden, dat deze ambten aan in
beleefdheid en welwillendheid jegens den
heer Klaassen is t© kort geschoten, terwijl
wijl geen reden hebben, de juistheid van
zijne (voorstelling van het ten zijnen kan
tore voorgevallene, welke niet geheel over
een (kamt met diö van den heer Klaa-seen,
in twijfel te treüsken.
Wij stellen u derhalve voor, aan den heer
Klaasseui, als antwoord op srijn adres, te
berichten, dat het naar aanleiding van zijne
klacht ingesteld onderzoek geen redenen
heeft opgeleverd', den ontvanger te verzoe
ken, voortaan op andere wijze het publiek
te woord te staan.
Ten einde de vraag van uw© vergadering
in hoeverre het publiek in speciale gevallen
inlichtingen bij den gemeente-ontvanger
kan krijgen, te beantwoorden, deelen wij u
mede, dat de ontvanger niet verplicht is,
inlichtingen te geven .betreffende het in
hooger beroep gaan van besluiten van den
gemeenteraad en betreffende de uren, waar
op de burgemeester te spreken is, maar dat
dergelijke inlichtingen ter secretarie en bij
de bolden te bekomen zij|n.
De heer Gerritsen. Mijnheer de Voor
zitter, het spijt mij, dat B. en W. het ant
woord van den ontvanger op deze wijze heb
ben geaccepteerd. Aangenomen, d!at hij gelijk
heeft, wat ik niet kan beoordeelen, dan had
hij de personaliteiten in zijn antwoord moe
ten achterwege laten.. De beide lezingen van
den rekwestrant en van den ontvanger staan
vierkant tegenover elkaar. De ontvanger had
m.i. met eenige algemeenheden zich van de
klacht kunnen afmaken, maar hij had dat niet
moeten doen op de wijze, waarop hij dat heeft
gedaan. Ik vind het heel goed, dat B. en W.
de ambtenaren van de gemeente hoog houden.
Maar het was bekend, dat er klachten over
d©n ontvanger zijn ingekomen. Wanneer nu
niet is aangetoond, dat alles wat de rekwes
trant gezegd heeft onwaar is geweest, dan
gaat het te ver om toe te laten, dat de ont
vanger den man bespottelijk maakt. Ik wil er
niet meer van zeggen, maar ik vind, dat het
antwoord den ontvanger niet hooger heeft ge
maakt.
De heer van Esveld. Mijnheer die Voor
zitter, over de kwestie zelve wil ik niet spre-
ken. Om daarover een oordeel te vellen, zou
men het gesprokene hebben moeten hoeren.
Over het antwoord van dien ontvanger op de
klacht, die tegen hem is ingebracht, durf ik
dus niet te oordeelen. Maar het slot van het
advies van B. en W. heeft mij bevreemd. B.
en W. zeggen, dat de ontvanger niet ver
plicht was inlichting te geven lioe men in
beroep kan gaan van eene beslissing van den
raad. Wanneer ik het aanslagbiljet inzie, dan
staat er niet, dat men daarvoor naar de
secretarie moet gaan. Voor ontheffing wordt
verwezen naar den ontvanger, wiens naami
met vette letters op het biljet staan ge
drukt. Wat is dus natuurlijker, dan dat
men, als men inlichtingen heeft te 'vra
gen, gaat bij den ontvanger? Ik zou zeg
gen De ontvanger kan en moet die inlichtin
gen aan de belanghebbenden verschaffen. Zoo
is het ook op het kantoor van den rijksont
vanger. Ik heb meermalen bij' den rijksontvan
ger inlichtingen gevraagd en gekregen. Waar
om zou dat dan hier niet kunnen plaats heb
ben op het gemeente li jike betaalkantoor? Voor
mij zelf heb ik geen réden tot klagen. Eenige
maanden geleden heeft bij eene klacht over
de straatbelasting de heer Dekker hier op
de secretarie mij op alle mogelijke manieren
hulp geboden. Nu ik in het advies van B. en
W. lees, dat hij daartoe niet verplicht was,
breng ik hulde aan dien ambtenaar, die dat
uit eigen beweging doet en het publiek ter
wille is. Maar het spijt mij, dat B. en W.
dien goeden geest onder de ambtenaren te
genwerken, door te zeggen, dat zij niet daar
toe verplicht zijn. Naar mijne meening, moet
een ambtenaar, zooveel hij kan, aan het pu
bliek alle inlichtingen verschaffen en het
terecht helpen. Daarom betreur ik het, dat B.
en W. partij trekken tegen het publiek en het
verschaffen van inlichtingen aan d© willekeur
van dten ambtenaar overlaten. Over do meeste
ambtenaren hebben wij niet te klagend'at er
ken ik gaarne. .Ik voor mij vind altijd bij
de ambtenaren de meest mogelijke hulp. Maar
wij zien nu in een gedrukt stuk, dat B. en
W. zeggen, dat de ambtenaren dat niet lie-
bo even te doen. Dat spijt mij. Ik vrees, dat
er ambtenaren zullen zijn, die daarvan par
tij zullen trekken om te meenen, dat de amb
tenaren in de eerste plaats kamen en het pu
bliek eerst in de tweede plaats.
Dje heer Van Kalken. Mijnheer de
Voorzitter, ik begrijp zeer goed, dat B. en
W. in dit geval partij trekken voor den ent
vanger. Wanneer ik de klacht van den heer
Klaassen lees, dan vraag ik: Waarin is hijj
beleedigd door den ontvanger? Het is zooals
men 't op wil vatten. De een weet het zoet© er
uit te halen en laat het bittere liggeneen an
dere ziet daartoe minder kans. Maar eene be-
leediging kan ik in het gebeurde niet vinden,
aangenomen d'at waar is wat de heer Klaassen
beweert. Ais de ontvanger te zorgen heeft,
d'at zijn werk correct is, dan gaat het voor
heon moeielijk al de menschen, die met praat
jes bij hem komen, te woord te staan. Ik be
grijp, dat als de ontvanger aan zijn werk be
zig is en iemand hem komt vragen„Is de
burgemeester te spreken"? hij tot dien man
zegt„Je moet naar den concierge gaan."
Men moet de menschen nemen zooals zij zijn.
De een heeft eeno opgeruimde, de ander
eene meer ernstige opvatting van die dingen.
De ontvanger maakt den indruk, een heel
ernstig man te zijn. Dat mag men niet buiten
rekening laten, als men over de menschen wil
oordeelen. Ik kan mij dus best vereenigen
met het advies van B. en W. Al wat de heer
Klaassen beweert, kan waar zijn, ik wil dat
zelfs aannemen, maar ik vind er geen belee-
diging in. Dan is het natuurlijk, dat B. en
W. voor den ambtenaar partij trekken. Voor
hen is de eerste vraagIs de ambtenaar klaar
voor zijn werk en is hij vertrouwbaar? En
als er dan geen hoofdmotief tot klachten is,
dan zullen B. en W. de laatsten zijn om
den ambtenaar af te breken. Maar zooals ik
reeds gezegd heb, voor mij is de vraag: Wat
deert d© heer Klaassen? Waardoor is hij
beleedigd? Ik kan dat niet vinden. Ik neem
van die zaken het goede, ik zoek niet naar het
hittere, en dan zeg ikIk kan hier geen be-
leediging vinden.
De heer Van Duinen. Mijnheer de
Voorzitter, op do kwestie zelve zal ik niet
ingaan. Het komt mij voor, dat wat 'het Fran-
sche spreekwoord zegt„C'est le ton qui fait
la musique", hier wel van toepassing zal zijn.
Maar de verantwoording van deni ontvanger
1 etzende, heb ik daarvan den indruk gekregen,
dat het gevoel, dat den ontvanger in deze zaak
beheerechte, isdat van gekwetste majesteit-.
En dit is vooral voor een hoofdambtenaar een
van de meest moeieJijke zaken, want als de
hoofdambtenaren zoo beginnen dan ziet meen
licht dat de mindere ambtenaren hun voor
beeld volgen. Vooral voor de ambtenaren bij
de belastingen is dit standpunt zeer onge-
wenscht. Die moeten nog eene andere gedrags
lijn volgen dan de anderen. Niet ieder, die
zijne belasting komt betalen, is doordrongen
van de noodzakelijkheid daarvan. Dikwijls
wordt er gedacht: „Ik breng het geld' weg,
maar wat heb je er eigenlijk voor?" Ik weet
wel dat men daar aan het belastingkantoor
geen rekening mee houdt, maar het
is toch eene zaak waarmee gerekend moest
worden. Het antwoord van den ontvanger be
valt mij daarom niet. Op d© zaak zelve zal ik,
zooals ik reeds gezegd heb, niet ingaan.
De Voorzitter. Ik wil beginnen met
datgene, waarmee de heer van Kalken geëin
digd is, en op den voorgrond stellen, dat d©
ontvanger een bijzonder geschikt ambtenaar
is. Hij is accuraat en zijne boeken
en al zijn administratief werk is altijd in de
puntjes in orde. Misschien heeft hij, zooala
een der sprekers reeds heeft gezegd, op een
cogenblik toen hij het druk had, een minder
aangenamen toon aangeslagen, maar waar dit
op den voorgrond staat, kon zulks voor B.
en W. geen aanleiding zijn hem daarvan een
grief te maken. Ik vind deze zaak trouwens
van zoo weinig beteekenis, dat er m. i. geen
bezwaar kan zijn, aan den heer Klaassen, die
er zeker mede tevreden zal zijn, dat de zaak
in het openbaar behandeld is, het antwoord!
te geven, dat door B. en W. is voorgesteld.
Wordt z. h. o. conform het voorstel van B.
en W. besloten.
Die openbare vergadering wordt hierna
gesloten en de vergadering gaat over in eene
met gesloten deuren.
Stoomdrukkerij L. E. BOSCH ZOON.