M°. 333. Tweede Blad.
3'* Jaargang.
Vrijdag 26 Mei 1905.
BINNENLAND.
STADSNIEUWS.
-ken.
«RSFOORTSCH DAGBLAD.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 8 maanden voor Amersfoortf 1.25.
Idem franco per poBt- 1./5.
Afzonderlijke nummers- 0.05.
Deze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen.
Advertentiën, mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur
morgens bij de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF 6 C<>.
Utrechtschestraat I. Intercomm. Telephoonnummer 66.
f.1*.
- 0.1S.
PRIJS DER ADVERTENTljjSf:"
Van 1—5 regels
Elke regel meer
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan voordeelige bepalingen
het herhaald adverteeren in dit Blad by abonnement. Kc
circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op
toegezonden.
aus,
nrich
lotei
waar
iOOO
100
allt
e u
b/d
pe?
IDgt
Hit
Wat onafgedaan bleef.
Bij het uiteengaan van de Tweede Ka
mer der Staten-Generaal zijn nog onafgedaan
gebleven de volgende wetsontwerpen, betref-
I fend©
instelling van landbouwradenonteigening
van een gedeelte van de Boerhavestraat (Oly-
phantspad) tc Amsterdam ten behoeve der
Staatsspoorweg aldaar
wijziging van de jaarwedden der griffiers
bij de rechterlijke colleges en gerechten enz.
uitvoering van art. 96 der Grondwet (ver-
eeniging van ambten met het lidmaatschap
van de Staten-Generaal)
afschaffing der Staatsloterij
wijziging en aanvulling der wet tot rege
ling van het middelbaar onderwijs
voorziening tegen hinderlijke of schadelijke
waterverontreiniging
gedeeltelijke herziening en aanvulling der
wettelijke bepalingen omtrent de personeele
belasting (vervallen van den grondslag
haardsteden)"
wijziging en aanvulling van bepalingen
omtrent huur van dienstboden en werklieden
ena. (Arbeidscontract)
wijziging van de rechtspleging voor land
en zeemacht en van de provisioneele instruc
tie voor het Hooge Militaire Gerechtshof
verhooging van de begrooting van Buiten-
landsche Zaken voor 1904, met betrekking
tot den consulairen dienst in Zuid-Afrika;
nadere wijziging en aanvulling van de wet
tot voorziening tegen besmettelijke ziekten;
wijziging van het burgerlijk wetboek (wet
op het bewijs);
bepalingen tot bescherming van den ar
beid;
voorstel-Druoker c.s. tot verandering van
het Ille en IVe hoofdstuk der Grondwet,
(samenstelling van de Staten-Generaal)
Voorstel-Troelslra c.s. tot verandering van
het. lie, Ille, IVe, Ve, VIÏo en Xle hoofd
stuk en de additoneele artikelen der grondwet,
wijziging van de gemeentewet (gemeentelijke
bedrijven en comptabel Ijeheer^
zekerheidstelling door gemeente-ambtena
ren;
vaststelling eener nieuwe Tarief wet
verhooging en wijziging van de begroo
ting van binnenlandsche zaken voor 1904
(centrale middelbare technische school);
nadere wijziging van de wetten, regelen
de: de uitoefening der geneeskunst, en de
voorwaarden voor de bevoegdheid van arts,
tandmeester, apotheker enz.
wijziging van de grens tusschen de ge
meente 'sGravenhage en de gemeenten
Voorburg en Wassenaar
wijziging van het burerlijk wetboek betref
fende het. onderzoek naar het vaderschap;
aanvulling en wijziging van de wet tot re
geling van het militair onderwijs bij de land
macht
wijziging en aanvulling van het wetboek
van strafrecht;
verhooging van den accijns op het gedistil
leerd
aanvulling van do wet tot. regeling van de
brievenposterij
wijziging van de Ongevallenwet 1901, (re
gelende schadeloossstellingen)
verplichting tot verzekering tegen gelde
lijke gevolgen van ziekte, kraam en overlij
den;
wijziging van art. 75 en intrekking van
art. 86 van het reglement op het beleid der
regeering van Ned.-Ind'ië; en wijziging van
art. 109 van dat reglement;
verzekering van personen, werkzaam in
het zeevisschersbedrijf tegen de geldelijke ge
volgen van bedrijfsongevallen
verplichtingen en bevoegdheden van de mi
litaire macht tot hulp van het burgerlijk ge-
zag;
wettelijke maatregelen tot regeling der ad
ministratieve rechtspraak
goedkeuring van het vestigingsverdrag met
uitschland
verzekering van werklieden in landbouw
bedrijven tegen bedrijfsongevallen
verzekering tegen do geldelijke gevolgen
van invaliditeit of oudeniom
regeling van het octrooirecht voor uitvin
dingen
verhooging en wijziging van de marine-be
grooting voor 1905, met betrekking tot do
reorganisatie van het korps mariniers;
regeling dor visscherijen
goedkeuring van de verdragen met Por
tugal lo. tot grensregeling op Timor en 2o.
tot onderwerping van geschillen aan het Hof
van Arbitrage
wijziging van de oorlogsbegrooting voor
1904;
vaststelling van het slot der Indische re
kening over 1901 en van het slot der rekening
van Suriname van dat jaar.
Voorts nog het heden ingekomen wetsont
werp tot het geven van uitvoering aan het
verleden jaar tot. stand gekomen tractaat be
treffende het internationaal privaatrecht
(huwelijksrecht, voogdij, enz.).
Ook bleven nog onafgedaan verschillende
regeeringsinlichtingen op adressen, alsmede
de volgende motiesvan de heeren van Kol
c.s. betreffende de beëindiging van den At-
jeh-oorlogvan Fokker c. s. omtrent exploi
tatie van spoorwegen door den staat; Druc-
ker, betreffende pension nee ring van gemeen
te-ambtenaren en Troelstra c. s. omtrent
het kosteloos geven van lager onderwijs.
Vereeniging „Opleidings
schip. Het volledige comité van uitvoering
der „Vereeniging Opleidingsschip voor ver
waarloosde jongens", is nu als volgt samen
gesteld: H. .T. Oalkoen, burgemeester van
Edam; mr. A. van der Ebt, te Leiden,
(secretaris)F. J. H. Evers, directeur van
het St. Nicolaas-Gestidht, te Amsterdam;
mr. J. A. van Hafel G.Azn., advocaat te Am
sterdam jhr. J. A. Röell, gop. vice-admiraal
te 'sGravenhage (voorzitter); F. J. Schaalje,
adj.-redacteur van het Ned. Zeewezen, to
'sGravenhage; dr. J. Th. de Visser, lid der
Tweede Kamer, en mr. J. EI. Worst, advo
caat, beiden te Amsterdam.
De heeren mr. J. Simon van der Aa en
A. L. Boelen, hebben gemeend geen deel uit
te moeten maken van het comité om geen
verder voedsel te geven aan de mcening, als
zou het er om te doen zijn minderwaardige
elementen uit rijksopvoedingsgestichten enz.
op te nemen en ook om van het schip kunst
matig jongens te brengen in de marine. Zij
blijven echter werkzaam als adviseurs van
hot comité. Hibld.
Mr. W. H. de Beaufort
over
den politieken toestand in Nederland.
Gistereu trad mr. W. H. de Beaufort,
oud-minister van buiten la, ndfcch©. zaken, can-
didaat der liberalen in het district Amers
foort, alhier in een© openbare vergadering
op. Wij laten hier een overzicht van zijne
rede volgen.
Wanneer men bijna 40 jaren met bewust
zijn het staatkundig leven in zijn land heeft
medegeleefd en bijna 30 jaren een werkzaam
aandeel heeft genomen, dan wordt men bij
een terugblik getroffen door de groote ver
anderingen. Veertig jaren geleden was de
verhouding der partijen geheel verschillend
van thans. Conservatieven en liberalen stre
den met elkander. Een conservatief
ministerie trachtte twee maal in twee jaren
door ontbinding een meerderheid te ver
krijgen. A^n de antirevolutionaire partij als
regeeringspartij dacht niemand. De antirevo
lutionairen waren toen, met uitzondering van
Green van Prinsterer en Keuehenius, een
fractie van de conservatieve partij.
Hoorde men destijds de conservatieven,
dan vernam men veel van de gevaren, die
van die zijide der liberalen dreigden, maar de
gevaarlijkste persoon was de toenmalige afge
vaardigde van Gouda, de welsprekende oud-
predikant. Voor een calvinistische democra
tie waren de conservatieven uitermate be
vreesd. Thans is diezelfde man minister-pre
sident. Alles wat in Nederland nog conser
vatief is steunt hem met kracht, en de calvi
nistische democraten steken do oorlogstrom
pet tegen hem. Destijds woedde de school
strijd, die tot dei wet van Mackay van 1889
duurde. Bij de hevige actie tegen die school
wet onder leiding van Groen van Prinsterer
was het hoofddoel van den strijd wegneming
van het woord „christelijk" uit de schoolwet.
Volgens Groen was dit woord een onzedelijk
woordenspel, een onheilig bedrog. Beets en
Cliautepie de la Saussaye verlieten de ver
eeniging voor Chr. Nat. Schoolonderwijs, om
dat zij het op dit punt met Groen oneens
waren. Thans hebben de volgelingen van
Groen reeds tweemaal d© onderwijswet in
hun geest gewijzigd., maar de woorden „chris
telijke deugden' zijn in de wet blijven staan.
Een ander punt van aanval was de uitdruk
king „Christendom boven geloofsverdeeld
heid", door Thorbecke gebruikt. Dat heette
een dor, een dood', een krachteloos beginsel.
Thans is de gemeenschappelijke wortel, waar
uit de regeeringspartij gegroeid is, juist dit
christendom hoven geloofsverdeeldheid.
Spreker wil het verlcdene verder laten
rusten en zich bepalen bij het gebeurde in
de laatste jaren. De verkiezingen van 1901
gaven de meerderheid aan de clericalen. Onze
tegenpartij wil dien naam niet aanvaarden
toch is hij ue geijkte term geworden, en in
derdaad niet geheel onjuist, wanneer men
ziet, dat niet alleen de leidler der partij, maar
ook velen der leidende mannen tot den gess-
telijken stand hebben behoord of nog behoo-
ron.
Geheel afgescheiden van de richting zijn
er, nadat het nieuwe bewind optrad, dade
lijk allerlei dingen gebeurd, die wezen op
een nieuwen koers. Vooreerst de verandering
in het reglement voor den ministerraad. Er
werd meer invloed aan den ministerraad, ge
geven en er werd een vaste president aange
wezen voor den ministerraadl.
Noch Thorbecke, noch Heemskerk had dit
ooit begeerd. Alleen van Hall, maar het heeft
slechts zeer kort geduurd. Fransen v. d. Putte
heeft reeds dadelijk tegen deze nieuwigheid
gewaarschuwdhet werd toen verdedigd als
ten weinig beteekenende verandering. Men
heeft echter spoedig gezien, dat het verder
reikte dan men zich voorstelde, allereerst
door de bemoeiingen van den president met
huiten]andsclie zaken. Men mag wel aanne
men, dat 'het ongelukkige conflict met den
min. van buitenl. zaken hoofdzakelijk aan
deze bemoeiingen te wijten is geweest. De
buitenlandsche zaken moeten geheel zelfstan
dig door het hoofd van dat departement wor
den bstuurd. Bij de interpellatie-van Kol
heeft de oud-minister van Karnebeek dit op
uitnemende wijze in 'het licht gesteld. Wan
neer een ander minister in de buitenlandsche
zaken ingrijpt, kan de minister zelf moeielijk
zijn collega desavoueeren tegenover het bui
tenland.
Een der eerste daden van dien min.-presi
dent is geweest zijne reis naar Parijs en Lon
den ten behoeve der Zuid-Afrikaansche aan
gelegenheden, die zelfs in het Huis der Lords
is besproken, en die gevolgd is d"oor de nota,
welke indirect, tot de onderwerping der Zuid-
Afrikaansche Republieken heeft geleid. Men
heeft daardoor Engeland een dienst bewezen
en aan het bloedvergieten een einde gemaakt.
Toch heb ik deze tusschenkomst betreurd.
Dat onze hald'haftige stamgenooten, die al
les tot zelfs wat hun het dierbaarst was
het leven hunner vrouwen en kinderen, voor
het behoud hunner onafhankelijkheid heb
ben over gehad, de wapenen moesten neder-
leggen, was te voorzien. Maar had die Neder-
landsche regeering daarvoor hare bemidde
ling moeten verkenen? Ik bewtijfel of het
toen verrichte al heeft do regeering de
gevolgen misschien niet geheel voorzien
wel door de geschiedenis haar tot verdien
ste zal worden aangerekend. De gevolgen van
de verdere bemoeiingen in het buitenland
van den minister-president kennen wij niet.
Volgens de dagbladen heeft hij besprekin
gen gehouden met verschillende vorsten en
staatslieden, den Keizer van Duitschland,
den Koning van Italië, den Koning van Sak
sen en den Koning va België en met ministers
van verschil lende landen. Blijkens het ant
woord van den minister van binnenlandsche
zaken bij de interpellatie-van Kol schijnt hij
dergelijke ontmoetingen te zoeken en dan niet
„over koetjes en kalfjes" te spreken. Spr.
heeft Nederlandsche staatslieden gekend, die
zooveel het met de internationale beleefd
heid strookt© dergelijke ontmoetingen ontwe.
ken. Er kan zoo licht een woord worden ge
zegd, dat verkeerd wordt begrepen, een hof
felijke betuiging kan als een belofte worden
beschouwd. Dien schroom (kent de tegen
woordige minister-president niet. Wanneer
hij nu maar aan onbeschroomdheid behoed
zaamheid paart maar voorzichtigheid in het
spreken behoort niet tot zijin op den voor
grond tredende eigenschappen. Spr. acht dan
ook dezen nieuwen koers in het buitenlandsch
beleid een zeer gevaarlijken koers.
Een tweede punt, waaruit verandering van
regeeringspraktijik blijkt, is die verhouding
tot de Kroon. Spr. wensoht goed' begrepen
te worden. Verre van hem om de regeering
te beschuldigen van republikeinsch© of anti-
monarchale neigingen of van gebrek aan, eer-
b'ed jegens de persoon van de Koningin. Hij
wijt het meer aan een zekere onervarenheid
in de regeeringspraktijk, achteloosheid in de
vormen, misschien ook een te hooge mate
van zeil vei trouwen. I>r. Kuyper heeft geen
eigenlijke staatsmansloopbaan achter z;ch hij
heeft als godgeleerde en journalist in Neder
land een zeer hooge plaats ingenomen. Hij is
eenigen tijd lid der Kamer geweest, maar
was daar steeds in de oppositie en wel laatste
lijk de leider van de heftigste oppositie tegen
de regeering. Daardoor heeft hij het hooge
gewicht van eeni correcte constitutionele re
geer ligs-p,raktijk niet leeren inzien, en aan de
voor een bewindsman zoo noodigo inachtne
ming der vormen geen, w'aard'e leeren 'hech
ten. Met groote verbazing herinnert Spr. zich
nog, eens te hebben gelezen zijne uiting tegen
een buitenlandsch journalist „Ik zal een
schip naar Antwerpen zenden." Het zenden
van oorlogsschepen naar een buitenlandsche
haven kan alleen geschieden op voordracht
van den minister van marine, met- speciale
machtiging van 'het hoofd vani den staat. De
m'nister van binnenlandsche zaken zendt
geen schepen uit In het buitenland geven
dergelijke uitingen een verkeerden, indruk.
Maar ook in het binnenlandsch bestuur bij
gewidhtjge beslissingen heeft de minister zich
tegen de vormen vergrepen. Bij de ontbinding
der Eerste Kamer in het vorige jaar, een
regeeringsdaad van bijzonder groot belang, is
zulk een spoed gemaakt, dat het allen schijn
had alsof de tijd tot overweging niet aan de
Koningin mocht", worden gelaten. De minis
ter gaf daardoor aanleiding tot de bekende
uiting van den heer Troelstra, dat het waai'
karakter van het koningschap als ornament,
als uithangbord der parlementaire meerder
heid, nooit zoo naakt was tentoongesteld. De
verdedigiug van den minister, dat men zoo
spoedig moest handelen, omdat het reissci-
zoen was aangebroken, was al bijzonder on
gelukkig. Wanneer er gewichtige landsbelan
gen moeten behartigd worden, dan gaat een
staatsambtenaar niet op reis. Zeer terecht,
heeft de 'heer Van Houten er op gewezen, dat
de minister aan de Koningin niet eens den
tijd heeft gelaten om de redevoeringen van
de heeren Van Boneval Faure en van Wei
deren Rengers, die de ontbinding heetten te
hebben noodig gemaakt, in de Handelingen
te lezen. De zaak, die het geldt, is waarlijk
zeer ernstig. In een const'tutioneele monar
chie moet men de plaats, die de vorst in
neemt, in het oog der natie niet tot kleine
verhoudingen terugbrengen.
Ook bij de bekende Overijsselsche verkie
zingsgeschiedenis heeft- de minister de goede
r-aktijk miskend, door het hem door den
commissaris gezonden voorstel niet ter ken
nis van de Koningin te brengen. Had een
liberaal minister hetzelfde gedaan, lfït ver
wijt zoude hem zeker getroffen hebben van
autocratische minachting van 'het Koning
schap. Deze geheel© Overijsselsche geschiede
nis is een staaltje geweest van een zoo zon-
derling beleid, als onder geen vorig bewind
zoude mogelijk zijn geweest. De zaak kon al
leen door de wet worden geregeld, zoo hield
de regeeriug vol. Toen echter de Prov. Sta
ten, die door den minister, als waren zij
ambtenaren en geen verkozenen des volks,
van plichtverzuim en ongeboorzaamhe'd wa
ren beschuldigd, tot de verkiezing van leden
der Eerste Kamer overgingen, zonder zich om
de voorgestelde wet te bekommeren, toen liet
de regeering het wetsontwerp in den steek.
De nieuwe koers is ook merkbaar in de
benoemingen. Idereen, die met aandacht de
benoemingen onder deze regeering heeft
gadegeslagen, zal wel getroffen zijn door deze
beide verschijnselendat de invloed van de
officieele adviseurs geheel nul, die van niet-
officieele adviseurs zeer groot is, en dat de
godsdienstige denkwijze, veel meer in aanmer
king wordt genomen dan vroeger. Het best
is hierover de voorstanders van het ministerie
aan het woord te laten. Als voorbeeld kan
dienen de uiting van den heer de Savornan
Lohman bij de laatste begrootingsdiscussies,
en die van den anti-revolutionairen dagblad
schrijver de Vries, onlangs in de dagbladen
vermeld.
De wetgevende arbeid van deze regeering
kan ook niet geprezen worden. De drankwet
wordt algemeen beschouwd als zeer gebrek
kig en voor toepssing bijna onvatbaar. Men
troost zich, dat onze rechters en ambtenaren
verstandige menschen zijn, maar dat is een
ongelukkige troost. Wat de beide onderwijs
wetten betreftover h«t Hooger Onderwijs
waren bijna geen klachten. Herziening scheen
onnoodig, maar de minister wilde zijne in
stelling, die nu 25 jaren bestaan heeft, de
Vrije Universiteit, op denzelfden voet bren
gen met de rijksuniversiteiten. Nu geeft de
wet op het H. O. daarvoor een voorbeeld in
de gemeentelijke universiteit te Amsterdam,
die ook op gelijken voet wordt behandeld
met de rijks-universiteiten. Maar aan deze
voorwaarde zoude de Vrije Universiteit, die
drie faculteiten (waarvan twee slechts voor
een deel bezet) bezit, niet kunnen voldoen.
Voor deze instelling werd derhalve een veel
gemakkelijker te vervullen eisch gesteld. Zij
werd in eene geprivilegieerde positie geplaatst
en daarenboven nog in aanmerking gebracht
voor een staatssubsidie, men kan ook moei
lijk zeggen, dat deze wet een christelijk
karakter heeft; zij opent gelegenheid <>m
hetzelfde te verkrijgen aan allerlei instellin
gen, ook aan zulke, die op niet-christeüjken
grondslag staan.
De nu onlangs behandelde wet op het L.
O. heeft- tot merkwaardig gevolg, dat nu de
pacificatie, zooals men die noemde, van 1889
jebroken is. Spreker heeft nooit veel opgo
:iad met deze pacificatie, -hij had de pacifi
catie liever willen zoeken door tegemoetko
ming zooveel mogelijk aan grieven tegen de
openbare school dan door subsidieering van
het bijzonder onderwijs. Hij heeft nooit ge
twijfeld aan de goede trouw van hen, die deze
>acifica,tie als het eind van den schoolstrijd
lescho'uwden, maar wel altijd gevreesd, dat
de voorstanders van het bijzonder onderwijl
sterken drang zouden uitoefenen op hunne
staatkundige leiders om steeds meer van den
Staai te vragen. Blijven zij de macht in de
Staten-Generaal behouden, dan kan men
zeker zijn, dat nog veel meer zal worden
gevraagd. Men zal niet rusten voordat de
kosten van het bijzonder onderwijs geheel
ten laste van den -Staat zullen zijn gebracht.
Reeds bij; deze wet wordt meer gegeven dan
noodig is en wel aan do frater- en zuster
scholen. Een katholiek 1M der Tweede Ka
mer heeft dit- erkend en gevraagdHinderen
die kloosters en kapellen de heeren soms?
Zij hinderen Spr. volstrekt niethij eerbie
digt den goddsdienstzin van andersdenken
den, maar hij vindt het onbillijk, dat boven
het budget van eeredienst subsidies door den
Staat voor kapellen en kloosters worden ge
geven. Die Limburgsche onderwijzers aan ge
meentescholen, blijkens hun adres, vreezeii,
dat in hunne provincie het lcekenonderwijö
geheel door het onderwijs van kloosterlingen
zal verdrongen worden tengevolge van deze
wet. Indien de R. C. aan de kloosterscholen
de voorkeur geven, den wenscht Spr. dat zij
volkomen vrij worden gelaten. 'Bij den strijd,
die in Frankrijk tegen de congregaties is ge
voerd, zoude hij niet aan de zijde van Com
bes, maar aan die der kloosterlingen hebben
gestaan. Hij verlangt voor de congregaties
geheel en al dezelfde vrijhe'd, die andere ver-
eenigingen bezitten, maar geen geprivilegi
eerde positie. De Staat moet niet door zijne
subsidies pressie uitoefenen ten behoove van
de kloosterscholen
Er zijn nog wetsvoorstellen mged'cnd, die
groote reden lot bezorgdheid geven. Maar de
grootste bezorgdheid bij Spr. wekt 'het eigon-
lijike beginsel van deze regeering; de reden
an haar bestaan, naar hare uitlatingen en
die harer voorstanders is, dat zij is een chris
telijke regeering. Niemand zal bezwaar heb
ben tegen een christelijke regeering; het is
maar de vraag wat men onder de benaming
christen als staatkundige partijnaam ver
staat. Het gebruik van den naam van chris
tenen als partijnaam doet terugdenken aan
de laatste jaren der achttiende eeuw1, toen
er een partij was, die zich patriotten noem
de. Zij bedoelden mot dien naam, dat zijl al
leen patriot:sch waren en hunne tegenstan
ders geen liefhebbers van het vaderland.
Zoo i& het ook met het, woord christelijk;
het is om de antithese te doen. De voorstan
ders van het ministerie zijn alleen christe
nen, de anderen zijn paganisten. Het is eene
aanmatiging, dat R.-Katholieken, Christelijk
Gereformeerden en van de andere gezind
ten zij, die op katholieken en anti-revolutio
nairen stemmen, alleen aanspraak maken op
den naam van christenenIndien dit mi
nisterie bij, uitsluiting christelijk is en de
vorige waren het niet, dan moet dit toch
blijken doordien vorige regeeringen onchris
telijke bestanddeelen in de wetgeving heb
ben gebracht. Miaar dan zou deze regeering
zich hebben moeten beijveren om die be-
starddeelen te doen verdwijnen; daarvan ia
echter" nimmer iets gebleken.
>r. acht het een geluk voor een volk,
wanneer er geen strijd wordt gevoerd over
f elcofszaken, geen godsdiensttwisten woe-
c en. De tegenwoordige Pres. Min. denkt
daar anders over, blijkens zijne uitlating in
de Kamer, toen hij sprak over een vroegere
periode van dofheid en lamlendigheid, die nu
Goddankhad plaats gemaakt voor een pe
riode van tegenstellingen, van strijd en wor
steling, waardoor een rijk leven is opge
bloeid. De Min. noemt dat differentieering.
Ale^ echter die differentieering leidt tot
splitsing tusschen burgers van een land' in
christenen en paganisten, tot godsdiensthaat,
tot verdachtmaking van den godsdienstzin
van staatkundige tegenstanders, tot aanmoe
diging van schijnheiligheid, dan zou Spr.
lievei die periode van dofheid maar terug-
wenschen.
Ten slotte de vraagwat zal er geschieden,
wanneer de linkerzijde de meerderheid mocht
erlangen'? Men stelt de vreeselijjkste vooruit
zichten aan de natie voor. Vooreerst: er zal
dan een socialistische regeering komen. Heb
is onbegrijpelijk, dat ernstige mannen met
dien vogelverschrikker manoeuvreereni Tus
schen liberalen en socialisten bestaan, op eco
nomisch en staatsrechtelijk gebied een onover
komelijk verschil. Liberalen willen zooveel
mogelijk de fnd;vidueele vrijheid eerbiedigen.
Socialisten kmnmen hunne idealen alleen ver
wezenlijken door den meest absoluten staats-
dwang. Liberalen trachten den maatschappe-
lijken vrede te bewaren door de belangen der
verschillende klassen zoo veel mogelijk met
elkander te verzoenen. Socialisten achten den
klassenstrijd onmisbaar, ten einde ten slotte
aan één klasse het overwicht te verzekeren.
Liberalen beschouwen het bijzonder eigendom
als den grondslag van de maatschappijn Socia
listen wllen alle bijzonder eigendom ophef
fen en het tot collectief eigendom van de
gemeenschap maken.
Indien 'de libetralen bocialiatihch gingwm
regeeren, zouden aii een tal hunner begin
selen moeten prijsgeven en met pak en zak
tot de socialisten overloopen. Trouwens, de
socialisten geven genoeg te kennen, dat zij
niets voor verwezenlijking unner denkbeel
den van de liberalen verwachten.
Er wordt een ander bezwaar geopperd, dat
grootier schijn van waarheid heeft; De libe
ralen zijn te veel verdee' l. Het is een fout
geweest van de liberalen, dait men dikwijila
de onderlinge verschilpunten veel meer in
het licht heeft gesteld dan wat hunno ge
meenschappelijke overtuiging is. Verschil van
inzicht zal men bij zelfstandig denkende men
schen altijd aantreffen. Ziet men echter thans
de programma's in der verschillende schakee
ringen van de liberale partij, dan zal men
wel moeten erkennen, dat er ital van hervor
mingen zijn, waarover eenparig gedacht
wordt. Een rogeering, die al die hervormin
gen tot stand zoude willen brengen, zoude
zeker wel meer dan vier jaren noodig hebben
eer zij aan de hervormingen wa9 gekomen,
waarover verschil bestaat.
Toen het ministerie van 1897 optrad^ wa
ren de leden daarvan ook niet alle precies
van hetzelfde gevoelen over alle mogelijke
zakentoch heeft dat ministerie vele hervor
mingen kunnen ,tot stand brengen en het
verschil van meening heeft nimmer tot moei
lijkheden geleiddie moeielijikheden beston
den alleen in de verbeelding van de staatkun
dige tegenstanders.
De liberale partij kan met vertrouwen zeg
gen Zie op ons verleden. De heer De Savor-
nin Lohman heeft onlangs de meening uitge
sproken, dat de liberale partij meent, dat
zij alleen bekwaamheid heeft om te regeeren.
Aan een dergelijke zelfoverschatting is Spr.
vreemd en hij vertrouwt alle liberalen met
hem. Wij bewcrcn niet het monopolie te be-
zitteni opi het gebied van regeering en wet
geving, maar wel gclooven wij, dat wat de
liberale partij sedert 1848 op het gebied van
regcering en wetgeving heeft geleverd, haai
eenig recht gecfit om aanspraak te maken op
bet vertrouwen der natie in de toekomst.
(Het debat in het eerste blad.)