JS°. 157. 54i J»argang. Vrijdag 7 December 1906. BUITENLAND. FEUILLETON. Op „Berkenrode," FOORTSCH DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Amersfoortf 1.85. Idem franco per poit1.75. Afzonderlijke nummera- 0.05. Deze Courant verschijnt Dagelgks, met uitzondering tab Zon- «n Feestdagen. Adrertentiën, mededeelingen enz., gelieve men véór 16 av 's morgens bij de Uitgeven in te zenden. Uitgever#: VALKHOFF Co. Utrechtachestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. FKIJS DER ADVEBTENTll*: f 9.7 - Van 1—5 regela Elke regel meer Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad bij abonnement, lea a circulaire, bevattende de veenraarden, wordt op aaaviaag toegezonden. Politiek Overzicht. Het koloniale debat in den tiuitschan Rijksdag- Een gansche week heeft de Duitsche rijksdag besteed aan het debat over de kolo niale aangelegenheden. Van de voordracht, waaraan dit debat zich vastknoopte, is daar bij weinig sprake geweest. Het aanvullings- cediet voor Duitsch Zuidwest-Afrika is ter nauwernood genoemd. Het is ten slotte in handen gesteld van de begrootingscommissie. Wat daarover zal worden beslist, is nu nog niet le zeggen, maar waarschijnlijk zal dit crediet, een uitvloeisel van deu opstand dier Hottentotten in dat gebied, wel worden toe gestaan Het debat heeft eene veel wijdere vlucht genomenhet gansche koloniale beleid werdi onder handen genomen en van verschillende zijden bekeken en aan eene alles behalve wel willende kritiek onderworpen. Duitschland is als koloniaal rijk nog een zeer jonge staat. Het heeft zich den weg moeten zoeken, dien het moet inslaan om zijne koloniën te bestu ren; het is nog zoekende naar dien weg. Dat daarbij fouten begaan zijn, is niet te ver wonderen; het opperbestuur heeft dikwijls misgetast; het is ook niet altijd gelukkig ge weest in de keuze van zijne ambtenaren. Het afkeurende oordeel over de fouten, die groote misslagen, de soms schandelijke feiten, die over het bestuur van de koloniën aan den dag zijn gekomen, is nagenoeg eenstemmig. Do regeering heeft daarover ook in het nu geëindigde debat veel moeten hooren, en zij kon daarop niet veel anders zeggen, dan dat ook zij erkende, dat er veel verkeerds was ge schied. Zij vroeg alleen, dat men niet te voel aandacht zou schenken aan het verleden. Liever moest men het oog richten op de toe komst ©n met haar samenwerken, opdat het haar mogelijk zal zijn hare goede voornemens te volbrengen om te breken met het vroeger gevolgde stelsel en een nieuwen toestand in 't leven te roepen in het koloniale bestuur, waardoor datgene, waaraan men zich nu zoo ergert, in 't vervolg niet meer zal kunnen voorkomen Er was ditmaal een nieuwe man aan de tafel van den bondsraad gezeten als directeur van de koloniale af deeling. De heer Der n- burg, die in den afgeloopen zomer, voorloo- pig als tijdelijk directeur, aan liet hoofd van deze afdeeling is geplaatst, kwam voor zich en voor de onder zijne 1 iding geplaatste bestuursorganen het vertrouwen van den rijksdag vragen. Hij genoot geen zeer wel willende ontvangst; de uiterste linkerzijde en het centrum wedijverden met elkaar om hunno grieven breed uit te meten. Toch kan gezegd worden, dat aan het einde van den zesdaagschen strijd zijne positie sterker is dan zij aan het begin was. Al was hij een nieuweling in het parlement, hij bleek in het debat zijn man te kunnen staan. Hij bepaalde zich niet tot afwerenhij ging zelf tot den aanval over en toonde zich moeds ge noeg om den strijd aan te binden tegen een woordvoerder van het centrum, den heer Roeren, een lid van de machtige pairtij, die met hare 100 stemmen den doorslag geeft in den rijksdag. De Vossische Ztg. schrijft over deze ver rassende wending, die het debat nam: „De heer Dernburg had zich goed voorbereid om den handschoen op te nemen. Misschien te goed. Maar toch behaalde hij een onmisken baar succes, omdat hij op de onthullingen met onthullingen antwoordde. Wat hij tot ontlasting van sommigen der beschuldigde ambtenaren aanvoerde, was niet afdoende. Het gevoel bleef, dat er veel meer wreed heden zijn gepleegd, dan den directeur der koloniën bewijsbaar schenen. Maar waarmee hij het geheele huis verblufte, dat was zijne aan de kaakstelling van de onverantwoorde lijke invloeden, die zich bij het koloniale bestuur deden gelden, en deze pogingen om invloed uit te oefenen, gaan uit van het centrum, inzonderheid van den heer Roe ren, die b.v. in het geval-Wistuba (een ko loniaal ambtenaar, die in de ter sprake ge brachte grieven betrokken is) van den rijks kanselier heeft verlangd, dat het aangevan gen onderzoek zou worden gestaakt, en later heeft gezegd, dat als de zaak niet naar den wensch van het centrum werd afgedaan, do partij geen geld voor de koloniën zou toe staan. D© heer Dernburg echter wil zich niet schikken, hij wil zich niet tot een werktuig van het centrum maken. Hij zegt: ,,Als ik hier niet in eere kan staan, dan zal ik gaan." De strijd was hiermee niet afgedaan. De heer Roeren antwoordde op scherpen toon hij verloor zelfs de persoonlijke wellevend heid uit het oog, toen hij den heer Dern- berg daarbij zinspelende op diens vroe gere loopbaan verweet, dat zijn toon her innerde aan den beursspeculant; hij beticht te hem van onwaarheid in zijne aanhalin gen en riep schamper uit,,Bn aan een man met zulk een verleden zou men zijne bewijsstukken uitleveren!" Maar de heer Dernburg liet zich niet uit het veld slaanhij ging voort met een boek je open te doen over de bemoeiingen, die de heer Roeren gehad, had met den rijks kanselier, cn las een protokol voor, dat was opgemaakt van eene vertrouwelijke bespre king tusschen Roeren en een vroegeren ko- lon'aleu directeur, Stiibel, om aan te too- nen, hoe Roeren invloed had uitgeoefend op het koloniale bestuur. De heer Stübel had verzocht, dat deze of gene ambtenaar zou worden gespaard, maar de heer Roeren had ten slotte zijn zin doorgedreven. „Zoo iets zal nooit weer gebeuren," verzekerde de heer Dternburg, die verklaarde, dat hij hier geen verleden had te verdedigen, maar de toekomst. Den volgenden dag het was de laatste van dit debat legde de heer Roeren de verklaring af, dat hij gesproken liad alleen uit zijn eigen naam, niet namens de partij, en de voorzitter voelde zich genoopt den heer Roeren tot de orde te roepen wegens beleedigende uitdrukkingen, die hij tegen den kolonialen directeur had gebezigd. Daar op volgde eene verklaring van den rijkskan selier vorst Bülow, dat de heer Dernburg met zijne volle instemming in den rijksdag wa9 opgetreden, zooals hij had gedaan, en daar mede geheel naar zijne instructiën gehandeld had. Daarmede werd de proef op de som geleverd, dat deze strijd heeft gediend tot versterking der positie van den nieu wen kolonialen directeur. Het laatste woord van dezen in dit debat was eene betuiging van blijdschap, dat in de vergadering was gezegd, dat men wil de samenwerken met het bestuur; hij kon daarop antwoorden, dat het bestuur ook zeer gaarne met den rijksdag wilde samen werken, en voegde daaraan toe: ,,Ik heb de politiek uit het bestuur verwijderd. De taak j van het bestuur is de verheffing, het in cultuur brengen van de koloniën. Dat is een economische en ook een handels- en een wetgevende arbeid, die met ijver verricht en met zuivere middelen behandeld moet wor den." Duitschland* De rijksdag heeft eergisteren de iuterpel- latiën van de Poolsche tractie en van het centrum over de staking van de schooljeugd in Posen bij het in de Duitsche taal gegeven godsdienstonderwijs behandeld. Het groote 'bezwaar, dat de interpellanten te berde brachten, betrof de aanranding van het recht der oudera tot opvoeding van hunne kin deren door do rechterlijke besliss ngen, waar bij de dwangopvoeding werd toegepast op de op bevel van hunne ouders weerspannige kinderen. Zij verlangden, dat de rijkskan selier zou optreden tegen deze inbreuk van Pruisische overheden op door de rijkswet gewaarborgde rechten. De Pool von Jaz- dewski drukte den wensch uit, dat het gods dienstonderwijs geheel aan de Kerk zou worden overgelaten. De woordvoerder van het centrum, aartspriester Glowacki, waar schuwde de regeering, de Groot-Poolsche be weging in Opper-Silezie niet te bevorderen, door te weigeren dat het godsdienstonderwijs in de moedertaal gegeven werd. Namens den bondsraad werden de inter- pellatiën beantwoord door den staatssecreta ris voor justitie N;eberding, die den rijks kanselier niet bevoegd achtte om in de zaak van het godsdienstonderwijs bij de Pruisische regeering stappen te doen. Persoonlijk was hij van meening, dab op grond van art. 1666 van het burgerlijk wetboek kan worden op getreden op de wijze zooals in sommige ge vallen is geschied, tegen ouders, die hunne kinderen voor een deel aan het schoolonder wijs onttrekken. Of daarvoor termen zijn, moet voor ieder afzonderlijk geval beoordee'd worden, niet door hetbestuur, maar door den rechter. Tot dusver is in zeven gevallen over de toepasselijkheid van dit artikel niet overeenstemmend geoordeeld door lagere rechtscollegesde hoogtere instantiën zijn nog niet in de zaak gemoeid. De Pruisische regeering is niet van zins iets te doen, wat met het rijksrecht niet te vereenigen zou zijn. Op de interpellatie volgde eene bespreking, die gisteren werd voortgezet. In den Duit- schen rijksdag is het niet de gewoonte, dat dergelijke besprekingen met de aanneming van eene motie, die de nieening van de vergadering uitdrukt, eindigen. De interpellatiën over de hooge vleescbprij- zen zullen waarschijnlijk a. s. Dinsdag in be handeling komen, nadat ae bondsraad een be sluit zal heUbeu genomen over de door do rijksregering ite nemen maatregelen. Aan de Frank f. Ztg. wordt uit Berlijn bericht, dat er niet te denken is aan do openstelling van de grenzen voor levend vee uit het bui tenland, ook maar voor de slachthuizen aan de grens. Berlijn, 6 Dec. De raad van bestuur der staatsspoorwegen keurde in zijn heden ge houden vergadering met groote meerderheid het voorstel der regeering goed betreffende de verlaging van de vrachtprijzen voor stuk goederen en wagonladingen van versoh ge slacht vleesch. Brussel, 6 Dec. De Kamer hervatte heden het Con godebat. De minister van staat Beer- naert zeide, dat ofschoon hij van het begin af voorstander is geweest van de Oongo-on- derneming, hij zich niet kon vereenigen met de tegenwoordige politiek, want vrijheid voor handel en industrie zijn de eerste levensvoor waarden voor eene kolonie. Hij verklaarde zich een beslist tegenstander van den ge dwongen arbeid en heb is gevaarlijk te zien dat hier de handen van het gezag en van de administratie ineen geslagen worden. De absolute souvereiniteit van den Ko ning over den Congostaat is plechtig door de mogendheden erkend, doch onder zekere verplichtingen, speciaal de vrijheid van han del. Wat van belang is voor België, is de mo gelijkheid om den Congostaat te annexes ren en de voorwaarden waaronder die mo gelijkheid zich nu voordoet. Spr. bestreed de conclusies van den af ge ■vaardigde Huysman, en hij wees er te dien aanzien met nadruk op, dat het sucoes der Congoleesche onderneming verkregen was dank zij de volharding des Konings, maar ook dank zij de medewerking door dappere Belgen verleend. Hij verdedigde het optre den van den Koning als Belgisch souverein. Hij beschouwt de annexatie van den Congo staat als voordeelig voor België, het besloten van den Congostaat zou een erlies voor Bel gië zijn. Maar de Congostaat zal hem licht moeten verschaffen. Spr verzocht de Kamer zich niet tegen de o\ername van den Congo staat van den regeerenden 'oning en ouder zijn leiding te verzetten. Brussel, 6 Dec. In het voortgezette debat verklaarde Janson, ven de radicale linker zijde, dat hij niet gelooft, dat de Congostaat de acte van Berlijn heeft geschonden. Wel zou men een ruimer en gezonder opvatting hébben kunnen toonen voor de vrijheid van den handel. Hij spreekt van het persbureau, dat betaald wordt met het geld van den Congo, en noemt dit een ongezonde instel- ling. België moet groot zijn door zijn eerbied voor het recht en niet door het uitbuiten van negers. Bij het politiek debat over de koloniën dienen dubbelzinnigheden vermeden te worden. Spr. eindigde met een juridisch betoog over de vraag van de naasting van den Congostaat. Frankrijk. De minister van log heeft besloten in de volgende week ee wetsontwerp tot af schaffing van de compagnieën van discipline b j de Kamer in te uen. Parijs, 6 Dec. Jaurès lichtte heden zijne interpellatie toe over de Marokkaansche poli tiek der regeering. Hij acht het door de regeering genomen initiatief, voordat men zeker was van de instemming der andere mogendheden, gevaarlijk. Men zal nu meege sleept worden tot andere maatregelen. Spr. vraagt zich af, wat de regeering zal doen als dé Marokkaansche minister van oorlog een duizendtal soldaten naar Tanger zendt. Zal zij zich dan terugtrekkenHij is van meening, dat men een beroep had moe ten doen op de internationale verantwoorde lijkheid. Volgens hem tracht Duitschland! steun te zoeken in de Muzelmansche krach ten en dezen te doeu gelooven, dat Frank rijk hun vijand is. Nadat nog verschillende sprekers het woord hadden gevoerd, herinnerde de minis ter van buitenlandsche zaken, aan de voor geschiedenis der Marokkaansche quaestie en de laatstelijk gepleegde aanslagen tegen Fransöhen en Algerijnen en aan de verkla ring, geteekend door alle mogendheden, ook Duitschland en Oostenrijk, welke aan het Maghzen werd gericht om op te komen tegen de willekeurige handelingen van Raisoeli. De bedoelingen van Frankrijk en Spanje zijn loyaal en in overeenstemming met de acte van Algeciras. Het verdrag, dat gesloten is over een Fransch-Spaansch optreden, werd daarna» aan alle regeeringen toegezonden en lokte nergens tegenspraak uit. De beide re geeringen nemen voorzorgen tegen de be zwaren, die kunnen voortvloeien uit de anarchie. Alleen in dringende gevallen zal' er eene interventie plaats hebben. ,,Wat men ook moge hebben beweerd, wij zijn niet afgeweken van onze gematigde hou ding. Men moet ons niet kunnen beschuldi gen, dat we een begeerig oog slaan op Ma rokko". (Toejuichingen). De minister bracht hulde aan de Muzel mansche bevolking, die gevoelig is voor een goede behandeling. De Marokkaansche stam men zijn niet oorlogzuchtig, maar begeerig voordeel te halen uit handelsondernemin gen. ,,Het is een groote voldoening voor ons eene overeenkomst te hebben gesloten met een groot volk, dat rechten op Marokko heeft en welks vriendschap wij op hoogen prijs stellen." (.Levendige toejuichingen). Onze buitenlandsche politiek zal niet gaan buiten de grenzen, die de regeering heeft ge trokken in overeenstemming met de acte van Algeciras, die Frankrijk's rechten erkent en den vrede waarborgt. Het is niet geoorloofd er aan te twijfelen, dat wij den vrede niet willen verstoren. Frankrijk gaat rustig zijn, weghet kan volstrekt geen vrees doen ont staan, want het vreest zelf niets. Wij ver langen slechts een waardigen vrede. Onze buitenlandsche politiek is gebonden door in ternationale verdragen, maar steunt op vriendschapsbetrekkingen, die ons van groot nut 2ijn geweest, toen het er op aan kwam wel te doen begrijpen, welke de wezenlijke behoeften zijn van onze politiek." (Leven dige toejuichingen). Nadat die prioriteit voor eene door den heer Jaurès voorgestelde motie met 456 tegen 87 stemmen verworpen was, kwam eene motie in stemming, door Grosdidier inge diend, van den volgenden inhoud: ,,De Ka mer, vertrouwende op de regeering, dat zij de uitvoering van het verdrag van Algeciras zal verzekeren, met handhaving van de rech ten die daaruit voortvloeien en tot waarbor ging van de veiligheid harer landslieden, en iedere toevoeging verwerpende, gaat over tot de orde van den dag". Tijdens de stemming werd minister Pi- chon hartelijk geluk gewenscht. De motie- Grosdidier werd aangenomen met 457 tegen 56 stemmen. De chef van den generalen staf van het negende legerkorps te Tours, Daru, heeft zijn ontslag gevraagd om daardoor te pro testeeren tegen het gebruiken van troepen bij de inventarisatie van kerken. Engeland. Londen6 Dec. In derde lezing werd de onderwijswet in het Hoogerhuis aangenomen met 105 tegen 28 stemmen. De minderheid bestond uit katholieken en pairs van' de uiterste Anglikaansche richting. Het wets ontwerp wordt in zijn gewijzigden vorm don 70 Romjln doo* JAN S1T O R K. Als nu Willem Stemberg maar toestemde in zijne plaats te komen. Want eigenlijk had Laux wel gelijk, toen 'hij mij zeid'e, dat ik het zóó niet vol kon houden. Want nu ikzelf overdag het werkvolk moest nagaan, 'bleef mij niets anders over dan de avond, waar aan dikwijls een halve nacht verbonden was, om don platteugrond voor Karei te teekenen, de huur te berekenen, van den grondl te A. en om becijferingen' te maken, voor 'het pen sioenfonds en voor oenen nieuwen loonstan- d'aard, dien wij wilden, invoeren. Mijn plan was een gemiddelden arbeidsdag van negen uren te maken, mot dien verstande, dé-t ge durende de drie wintermaanden acht uren, dc drie zomermaanden tien uren, en de zes overige negen uren gewerkt- zou worden. Het weekloon zou echter winter en zomer hetzelf de blijven. In 'hét kort, ik moest veel berekenen, om die „nieuwigheden," zooals Laux ze noemde, voor hem aannemelijk te maken. Daarenbo ven was er haast bij, met het oog op de in dienstneming van nieuwe knechts, waar wij groote béhoefte aan hadden;. De Zondagmorgen begon, alweer goed voor mij. Willem 'Stemberg doolde mij medé, d'at hij in overleg mét Daiatje en hare oudiers be sloten was, ons voorstel aan te nemen. Ik sprak toen met hem af, dat hiji bij ons in dienst zou komen, zoodra tante Bertha een anderen tuinman zou gevonden hebben. Nog die zelfde weelk zou de weduwe van onzen vorigen. 'meesterknecht met hare doch ter verhuizen en dan kon Willem biji haar in dén kost komen, zoolang tot dé meester knechts woning opgeschilderd en opgeknapt zou zijn en totdat Daatje met haar uitzet gereed zou wezen om te trouwen. Yan tante vernam ik, dat een zusje van Daatje, gevraagd had, om in de plaats van Daatje op Berkenrode te mogen komen. Zij was wel nog erg jong, maar 'Mies zou het zoo aardig vindén haar in alles te onderrich ten, en daar zij gezond en sterk was, had tante besloten haar te nemen, te meer daar zij van zoo'n nette familie was. Tegen elf uur wandelde ik met mijne zus ter Anna naar Linden heuvel, om den plat- tengrond van den tuin aan Karei te brengen, en tevens om Minnie te halen, daar het de Zondag was, dien wij bij tante Bertha door- brachten. Wij dedén dat om beurten met Anna en Karei. Als Anna Zondags op Lin- deniheuvel dineerde, kwam Minnie naar Ber kenrode. Allen waren zeer nieuwsgierig naar dé teekening van den tuin en volgden met be langstelling de verklaring, die ik er van gaf. Door gedeeltelijke verlegging en verbree ding van eene sloot, die door dat gedeelte van de plaats liep, kon ik er eene aardige waterpartij aanbrengen „Kijkt," zei ik, „nu loopt die sloot nage noeg recht door het terrein. Op het plan laat ik haar hier, en verderop weer daar krora1- kelen, tusschen die hooge boomen, haar lang zaam verbreedénd tot een vijver. Daar was zij weer smaller wordt en het pad kruist, komt eene rustieke brug." „Je hebt gelijk Paul," riep Karei, „het wordt heel anders dan Berkenrode en met dat water vind ik het haast nog mooier. Maar is het geen kolossaal werk, om dat al les uit te graven?" „Ja," antwoordde ik, „doch de tuin ligt daar aan 'b einde veel te laag en moet toch opgehoogd worden, om niet altijd drassig te blijven. Om daarvoor van verre zand aan te karren wordt ook kostbaar, en met. dien vij ver te graven, bereiken wij een tweeledig doelophooging en verfraaiing" „Dat zal ongetwijfeld prachtig mooi wor den," zei de heer Dubois, „maar zal dat- alles de kosten, die je mij genoemd hebt, niet te boven gaan?" „Neen papa," antwoordde ik, „dit plan had ik al in mijni hoofd, toen ik u de ver moedelijke kosten van aanleg opgaf. De brug daarbij inibegrepen, zal ik de som, die ik u noemde, niet overschrijden." „Des te beter. Maar hoe kom je nu toch aan al die verschillende idees van aanleg? Weet je nu ook weer iets -anders voor je eigen tuin? Want natuurlijk draag ik je ook op, om dien voor een zelfde som in orde te ma ken." Ik glimlachte, want werkelijk was mij reeds een plan in -de gedachten gekomen, en ik antwoordde: „Ja papa, ook daarvoor heb ik al reeds weder iets gebeel anders bedacht. Ooh, elk terrein- brengt zijne gegevens mee, om er iets verschillends ri toch iets 'fraais van te ma ken. Op Berkenrode 'had ik bosch, dat bosck moest blijven, en een open terrein, waar ik bloementuin van moest maken. Hier heb ik iJ>osoh, waarvan ik vóór en nnast Jket huis een bloemhhof en verder wandelpark kan maken met een wateipart-ij, die een zonnige, vroolijke, open ruimten geeft. En onze plajats moet, als de tuin van een bloemist, vanaf den straatweg natuurlijk hier en daar een kijkje geven op zeldzame bloemperken, vreemde heesters en mooie conifeereuHet opgaand hout, dat er staat, is daartoe prachtig aan te wenden en het bosch van Lindenheuvel is als achtergrond uitmuntend geschikt, om met oordeelkundige® aanleg van den tuin te doen denken, dat het ge heel bij onze plaats behoort-. Als u toestaat hier en daar wat kreupelhout op te ruimen, krijgen wij van uit ons huis de verrukke lijkste bosekgezichten, die men maar beden ken kan. Zoo ds van alles wat schoons te maken, als men er oog voor heeft." „Van jou huis gesproken Paul," hernam mijnheer, „begin October gaat de weduwe Jansen verhuizen. De firma kan er dus op rekenen, op dien tijd het land te aanvaar den. Ik zal dan direkt de boerderij laten sloepen en een aanvang met bouwen laten maken. Het huis kan dan vóór den. winter onder dak en geheel gereed zijn, vóór jelui in Maart trouwt. Ik heb er den architect al over gesproken en hem ook gezegd, dat je zoo dweept met den bouwtrant van Berkenrode. Hij vindt het huis van tante Bertha van buiten te stijf, vooral als woonhuis op eene bloemis terij maar met goedvinden van tante Bter- tha komt hij deze week de inwendige ver deeling eens opnemen. Daar ook Minnie het huis op Berkenrode een ideaal huis vindt, wat de kamers betreft, zie ik niet in, waar om jelui het niet in denzelfden gees't zoudt krijgen." Ik had dien Zondag een heerlijken, kal- men, rustigen dag. Na- met Minnie, in het voorbijgaan, even de boerderij van vrouw Jansen"'te zijn opgeioopen, om haar te wijt- zen, hoever onze t-u;u zich zou uitstrekken, waar de bloemisterij zou beginnen en waar ik de geschikste plaats vond voor het huis, dronken wij niet tante -Bertha en Mies kof fie, en daar het 's middags te warm was om te wandelen of te rijden, bleven wij, in ge makkelijke stoelen luierend en nietsdoenki, rustig en kalm prateu. Wij kregen ook geene visites, zcodat wij" ongestoord aan de schoon ste luchtkasteelen konden blijven voortbou wen. Na het diner moest tante met erge hoofd pijn, van de warmte, naar bed. Het was dien dag ook snikheet geweest en daar het tegen den avond slechts weinig koeler werd, stelde MÜes voor, om met de panier naar Noord wijk te rijden. Aan zee moest het heer lijk zijn En werkelijk deed! ons de frissohe, koele zeelucht goed'. Wij. zagen een prachtigen zonsondergang. Maar meer nog dan- van dat gloeiend rood in vloeibaar goud, genoten wij van het kalm blanke licht -der maan, dat zee en lucht -met eene koele staalblauwe tint overspreidde en het- schuim der golven, die door den opkomenden vloed gelijkmatig kalm op en neer deinden, als zilver schitte ren deed. Toen eerst voelden wij onze, door te felle hitte, slap ontspannen zenuwen en spieren zich weder stalen en werden onze door stof en droogte verschroeide longen ver kwikt door den vochtigen, zouten, koelen zeewind. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1906 | | pagina 1