5
tijd niet missen," dan moet hij in dienst
blijven. Ik zou wel eens willen zien of de
heer Gerritsen, wanneer een van zijne werk
lieden bij hem als patroon komt otrn hem
mede te deelen ,,Ik ga dan een dag met
verlof," ook zoo zou handelen als hij hier
heeft verkondigd, dat de gemeente moet
doen. Dezelfde orde, die bij een particulier
werkgever jgewenscht is, moet ook in de be
drijven van de gemeente heersohon. Als de
werklieden hun belang goed begrijpen, dan
zien zij, ook in, dat zijl niet- alleen op hun
recht moeten staan, maar ook hun plicht
moeten nakomen, dat er orde en tucht moet
zijn en dat do macht om te bevelen ligt
niet bij de werklieden, maar bij den direc
teur. Dat moge de heer Gerritsen ouder -
weteche ideeën noemen, maar ieder, die met
de praktijk bekend is. "zal zeggen, dat het
zoo moet gaan.
Wanneer men beweert, dat wat nu ge
daan wordt, gebeurt voor de vriendjes maar
niet voor de anderen, dan imoet ik daartegen
opkomen. Als de directeur van de gasfabriek
vriendjes wilde 'voortrekken, dan zou de
commissie voor de gasfabriek en D. en W.
er nog zijn om daartegen maatregelen te
nemen. Maar ik moet tot. eer van den direc
teur zeggen, dat hij zijn geheele personeel
gelijk behandelder is geen sprake van dat
hij den een voortrekt boven den ander. Wat
hij doet voor zijne werklieden, toont, dat hij
hart voor hen heeft. Maar ik heb straks
reeds gezegd, dat dit door de werklieden
niet altijd wordt, gewaardeerd. Als er iemand
komt om hen op te stoken, dan luisteren zij
naar dien opsteker en apprecieeren niet Wat
do gemeente voor hen heeft, gedaan.
De heer Gerritsen. Mijnheer de voor
zitter, ik moet den heer Visser nog eens
weer er aan herinneren, dat wij hier per
sonen en zaken moeten scheidenDe gemeen
te heeft als werkgever een geheel andere
houding aan te nemen tegenover hare werk
lieden dan een particulier. Zij heeft andere
verplichtingen tegenover de werklieden. Ik
heb die vier dagen verlof genoemd, omdat
«dit .een van de argumenten was, die B. en
W. in hun advies hebben gebruikt. Wan
neer men' daarmee handelt zooals 'behoort,
dan maakt men een rooster op en zegtDan
gaat deze, dam die. Maar men zegt. niet tot
een werkman„Vandaag kan ik het wel
zonder u doengij kunt dus gaan wanda
len." Ik geloof, 'dat wij1 't daarover wel al
len eens zullen zijn.
De Voorzitter. In hoofdzaak zijn BI
en W. 't geheel eens met de voorstanders
van de motie. Zij meenen alleen, dat de ge
meente moet wachten met het ter hand
nemen van de zaak, totdat de wettelijke
regeling gekomen is, die is toegezegd. Dat
ligt, naar om ze meening, op den weg van
de gemeente.
Ik zal nu het amendement van den heer
Ha ge doorn in omvraag brengen, dat strekt
om uit de motie van den heer van' Esveld
te doen vervallen de woorden zoowel van
de gemeente-ambtenaren als." Wordt dat
amendement aangenomen, dan zal alleen on
derzocht worden iwat tot regeling van den
toestand van de gemeentewerklieden moet
worden gedaan.
De heer Plomp. Mijnheer de voorzit
ter, moet niet het voorstel van den heer
van Esveld het, eerst aan de stemming on
derworpen worden. Dat is van wijder strek
king.
De Voorzitter. Het voorstel van den
heer Hagedoom is een amendement, en moet
dus het eerst in omvraag gebracht Worden.
De heer Jorissen. Wij hebben eigen
lijk twee motiën. En van die twee gaat de
motie van den heer van Esveld heb verst.
De Voorzitter. De gewoonte is, dat
eerst wordt gestemd over een amendement
en dat dan het voorstel, al of niet geamen
deerd, in stemming komt.. Maar willen de
heeren eeue andere volgorde voor de stem
ming? Dan wacht ik een voorstel daartoe in.
De heer Plomp. Ik zou meenen, dat
eerst het voorstel van den heer van Esveld
in stemming moet komen en daarna dat van
den heer Hagedoorn. Wij kunnen geen amen
dement aannemen op een voorstel, dat n/pg
niet behandeld is.
De heer Rolandus Hagedoorn.
Mijnheer de voorzitter, ik geloof dat de heer
Plomp zich niet juist, uitdrukt Hij bedoelt
te zeggen,een voorsteldat, nog niet is
aangenomen." Behandeld is het voorstel van
den heer van Esveld wel. Ik blijf het wen-
schelijk achten, dat heb gedeelte van het
voorstel wordt weggelaten, dat op de ambte
naren betrekking heeft. Daarom heb ik als
amendement, voorgesteld de woorden, die
daarop slaan, weg te laten. Nu kan men
zeggen, dat er twee voorstellen zijnhet
eene is het oorspronkelijke voorstel van
den heer va» Esveld, het andere liet- voor
stel, zooals het, wordt als mijn amendement
is aangenomen. Dan zou het voorstel van
den lieer van Esveld van verdere strekking
zijn dan het mijne. Maar tot vereenvoudi
ging van de zaak zou men eerst kunnen vra
gen of mijn amendement steun vindt. Wordt
het niet gesteund, dan vervalt het en blijft
alleen het, voorstel van den heer van Esveld.
De Voorzitter. Mag ik vragen of het
voorstel -van den heer Hagedoorn wordt
ondersteund
Het voorstel van den heer Hagedoorn
wordt ondersteund en maakt dus een onder
werp van beraadslaging uit.
De heer van Duinen. Mijnheer de
voorzitter, ik voor mij zou geen verandering
willen in de motie van den heer van Eisveld.
Het is voor de ambtenaren even goed noo
dig, dat hunne rechtspositie geregeld wordt,
als voor de werklieden. Ik zal dus tegen het,
amendement stemmen.
De heer van Esveld. Mag ik den heer
Hagedoorn vragen, welke zijne gronden zijn,
waarom hij de ambtenaren en de onderwijzers
van de regeling wil uitsluiten
De heer Rolandus Hagedoorn.
Mijnheer de voorzitter, die gronden zijn
voor een groot deel .reeds aangegeven door
den heer Plomp. Volgens zijne overtuiging is
het reusachtige van de taak, die de raads
commissie zal hebben te vervullen, voorna
melijk gelegen in de regeling van de rechts
positie der ambtenaren, terwijl het, eene zaak
zal zijn, die te overzien is, wanneer men al
leen den toestand van de werklieden ;n
orde maakt. Aangezien er klemmende rede
nen voor zijn om het- groote arbeidsveld van
de oommissie te beperken, zou ik willen,
niet dat de ambtenaren van de regeling wor
den uitgesloten, maar dat men nach eerst
bepaald tot de regeling en de rechtspositie
van de werklieden en dat daarna die van
de ambtenaren onder handen werd genomen.
Daarom is het wenschelijk, dat eerst de zaak
van de werklieden behandeld werd. Dan blij
ven wij altijd nog vrij lom later eene rege
ling te maken voor de ambtenaren.
De heer van Esveld. Mijnheer de voor
zitter, ik kan niet deelen in alles wat de heer
Hagedoorn zegt.
De Voorzitter. Ik zal de vergadering
moeten raadplegen of u nogmaals het woord
zal worden verleend.
De heer Ce Tos se. Mijnheer de voorzit
ter, de heer van Esveld heeft als voorsteller
het recht om het, «woord te voeren zonder dat
daarvoor een besluit, van de vergadering
noodig is.
De heer van Esveld. Ik wil nog slechts
kort antwoorden op de opmerkingen van den
heer Hagedoorn. Hij zegtEr is een groote
arbeid verbonden aan de regeling van de
geheele zaak. Dat kan waar zijn. Maar mag
dat een reden zijn om eene geheele reeks
ambtenaren uit te sluiten van de gunstige
bepalingen, die voor andere personen in
dienst van. de gemeente zullen worden ge
maakt Ik geloof ook, dat de commissie veel
tijd zal moeten besteden aan de regeling
van de zaak in haar geheelen omvang. Maar
de oommissie is niet aan tijd gebonden, Zij
kan de zaak onderzoeken, en naarmate zij
daarmee vordert hare voorstellen bij den raad
inbrengen. Ik heb er niet tegen met de ar
beiders te beginnen, als bij hen in de eerste
plaats behoefte bestaat, aan regeling <fcan
hunne rechtspositie. Maar laat ons de an
dere categorie, de ambtenaren, niet uitslui
ten.
De beraadslaging wordt «esloten.
Het amendement van den heer Hagedoorn
wordt bij de stemming vei-worpen met 11
tegen 5 stemmen Voor stemden de heeren
Heyligers, Oosterveen, van Kalken, Celosse
en Hagedoorn.
Over de motie van den heer van Esveld
staken de stemmen. Tegen stemden de heeren
Hamers, Veis Heyn, OÓsterveen, van Voorst
Vader, Viseer, Celosse, Jorissen en Plomp.
De Voorzitter. Daar de stemmen sta
ken, zal de motie in de volgende vergade
ring weder in omvraag gebracht, worden.
12. Nader voorstel van B'. en W. tot
het toekennen eener tegemoetkoming aan
eenige personen, te voren dienstdoende bij
de schutterij.
B. en W. hebben, na de aanneming in de
Tweede Kamer van eene motie betreffende
deze aangelegenheid, «hun voorstel van 16
Augustsu 1906, waarvan de behandeling was
aangehouden weder aan de orde gesteld onder
opmerking, dat de naam van H. van Gel
der van de in het voorstel opgenomen lijst
moet worden geschrapt, omdat die persoon
is g ver leden
Wordt z. h. o. oonform het voorstel be
sloten.
13. Nader rapport en voorstel van B.
en W. betreffende een adres van het Amers-
foortsohe vrijwilligerskorps tot het, verkrij
gen van, goederen eertijds in gebruik bij
de schutterij, benevens voorstel tot verkoop
van die eigendommen en van oud brand
weermateriaal.
Na de verkregen inlichtingen blijft de
minderheid van 'het college op de vroeger
aangegeven gronden van oordeel, dat voor
inwilliging van het verzoek geen termen zijn,
terwijl de meerderheid thans voorstelt, aan
het, Vrijwilligerskorps af te staan 25 jas
sen, 25 pantalons, 25 kapot jassen, 2 trom
men en 2 signaalhoorns, onder voorwaarde
dat deze goederen eigendom blijven van de
vereeniging en niet, aan de leden, hetzij
tegen vergoeding, hetzij om niet geschonken
worden en dat 'bij ontbinding van de ver
eeniging de goederen aan de gemeente terug
geven worden.
De heer V i s s e r. Mijnheer de voorzitter,
ik ben bij mijne meening geblevendat de
gemeente geen cadeau moet, maken van deze
voorwerpen. Dat is niet goed met het oog op
onze financiën, en omdat men daarin mis
schien een nieuwen subsidiegrond zou zien
verschijnen. Er schijnt een voorschrift ie
zijn, dat de leden van do vrijwilliger korpsen
niet in uniformjassen behoeven gekleed te
gaan. Men kaïn ten minste elders verschei-
denen zien, die niet in uniform gekleed zijn,
met uitzondering der officieren. Dan ia
het niet. noodig aan de vereeniging uniform
stukkeu cadeau te doen. Ik heb gemeend d«t
te berde te moeten brengen tot motiveering
van het oordeel van de minderheid in het
college van B. en W.
De heer Gerritsen. Mijnheer de voor
zitter, ik z^l met dit voorstel meegaan, mits
op den voorgrond staat, dat dit geen ante
cedent is voor het verkenen van subsidie.
Wanneer dat wel het. geval mocht zijn,
dan zou ik onmiddellijk tegen het voorstel
zijn. Ik vraag daarom: Is er geen kwestie
van, dat de gemeente subsidie geeft?
De Voorzitter. Daarvan is inderdaad
geen kwestie. Dat blijkt ook uit wait, in de