I*. Maandag 22 April 1907. BUITENLAND. FEUILLETON. De Kranige Chauffeur. «iHaffaHf. AMERSFOORTSCH DAGBLAD ABOKMMENTi PHI J 8 •*r siuéM wk iamtHrtf l.®&. Jim fciRii fm pott- 1.75. Ifstnferigln ihhmm«.05. )tm Oo«mb# Ttaathpnt Dag «If fa, met aifeondarkig van Jta- an Faeafckgen. kdrartaaMfa, madaiaakngan ana., fakave man rêór 10 oor 'a margans k| da Uitgetart fa n aaadan. Uitgever»: VALKHOFF C». Utre«hto«hMtritat 1. Intoreomm. Tolephoonnummer 66. PRIJg DER ADYERTENTlfiN Van 1—6 regelt{'Tf- Elke regel meer- Wl. Groote lettert naar plaattrnimte. Voor handel en bedrijf bestaan toordpelige bepalingen tot bet horhaald advorteoren in dit Blad bij abonnement Béne ciraulaire, bevattende de voorwaarden, wutdt op aam vaag toegeaondea. Kennisgeving. [BSCHRÜ'VING VOOR DE BELASTING OP BEDRIJFS- EN ANDERE INKOMSTEN. I De Burgemeester der gemeente Amersfoort, i Gezien het besluit van den Heer Commis- jir"6 der Koningin in de provincie Utrecht van (en 15. April "1907. 3e afd., no. 16Ó1/U47, Provinciaal blad no. 41), houdende bepaling ■an den tijd en de wijze der beschrijving voor Ie belasting on 'bed rijf s- en andere inkomsten <oor het dienstjaar 1907/1908 i Brengen bij deze ter kennis van de ingezete nen, dat de uitreiking der beschrijvingsbiljet- jcn een aanvang zal nemen op Woensdag, den i. Mei eerstkomende en de weder-inzameling ja twintig dagen, gerekend van den dag der kitreiking Wordende de belastingplichtigen opmerk- iaam gemaakt op de bepalingen van art. 12 2. 2de lid, lo., d, en 3. art. 14, 1, 2, 3 Mi 4. art 16, 1, en 2, art. 16, art. 34, 1ste lid. art. 45, en art. 47, 5, 6 en 7 der Wet van 2 October 1893 (Staatsblad no. 149), lul lende Artikel 12. 2, 2de lid lo d. Biljet B wordt uitgereikt Aan alle in het Rijk wonenden aan wie bil jet A wordt uitgereikt, voor zooverre zij den Ontvanger der directe belastingen uiterlijk op 15 Mei hunnen wensch om een Biljet B te ont vangen. schriftelijk lubben kenbaar gemaakt, l 3. Ieder, aan wien een beschrijvingsbiljet is uitgereikt, hetzij voor hem persoonlijk of als jelastingplichtig voor anderen, is gehouden de daarin gestelde vragen duidelijk, stellig en zonder voorbehoud naar waarheid te beantwoor den en het met zijne naamteekenmg te be krachtigen. Hij', aan wien een biljet i« gezonden, en die over het loopend belastingjaar in eene andere gemeente van het Rijk is aangeslagen of daar reeds aangifte heeft gedaan, vermeldt dit op het biljet, met opgaaf van den naam dier ge meente. onverminderd zijne verplichting tot aangifte in het geval, bedoeld bij art. 14, 4. De aangifte voor hier te lande gevestigde naamlooze vennootschappencommanditaire vennootschappen op aandeelen. coöperatieve of andere vereenigingen, onderlinge verzekering- maatschappijen. sociëteiten en stichtingen, ge schiedt door de hier te lande gevestigde be stuurders of beboerende vennooten die van spoorwegondernemingen beddeld bij art. 1 f, door haren vertegenwoordiger bij de Neder- landsche Regeering. Artikel 14. 1. Allen die op 1 Mei uit eigen hoofde of als gemachtigde, vertegenwoordiger of tu6«chen- persoon belastingplichtig zijn, zijn gehouden uiterlijk binnen twee maanden na den dag, door den Commissaris der Koningin in de pro vincie voor het begin van de uitreiking der beschrijvingsbiljetten bepaald, hunne aangifte in den voorgeschreven vorm op biljet A in te dienen, bijaldien zij dit biljet A niet hebben ontvangen of het niet is teruggehaald. Dit voorschrift is niet van toepassing op hen die een Nederlandsch Staatsambt uitoefenen •buiten het Rijk. op de spoorwegondernemingen bedoeld bij art. 1 f, op dezulken die alleen belastingplichtig zijn naar Uitkeeringen en uit- deelingen, noen op hen voor wie ingevolge art. 7 3, 4 en 5 de belasting verschuldigd is in den persoon van een ander. De indiening geschiedt tAn kantore van den ontvanger der directe belastingen, ter plaatse waar zij ingevolge art. 17 moeten worden aan geslagen of indien aldaar -een zoodanig ont vanger gevestigd is, 'bij het bestuur der ge meente. Het gemeentebestuur zendt de aangiften on verwijld aan den ontvanger der directe belas tingen tot wiens kantoor de gemeente behoort. 2. De hiervoren bedoelde termijn kan door den hoofdambtenaar der directe belastingen be doeld bij art. 19 worden verlengd. 3. Belastingplichtigen, wier winstaangift® afhangt van de nog vast te stellen balans der onderneming, kunnen voorloopig volstaan met de beantwoording van het beschrijvingsbiliet A, en biljet B. indien hun dit 16 uitgereikt, voor memorie invullen. In dit geval zal ech ter die aangifte moeten volgen binnen acht dagen na den termijn voor die vaststelling bepaald, waartoe hun desrerlangd de vereischte formulieren kosteloos worden verstrekt. 4. Bij aanvang van belastingplichtïgheid in den loop van het belastingjaar doet hij, die uit eigen hoofde of voor anderen belasting plichtig is, binnen vier weken, daarvan onder vermelding van zijn adres en den grond zij ner belastingplichtigheid, schriftelijk aangifto ten kantore van den ontvanger der directe be lastingen in de gemeente, waar hij ingevolge art. 17 zal worden aangeslagen, of, indien al daar geen zoodanig ontvanger gevestigd is, bij het bestuur der gemeente. Het bestuur der gemeente zendt in het laat ste geval die aangifte onverwijld aan den ont vanger der directe belastingen, tot wiens kan- toor de gemeente behoort. Daarop worden hem aangeteekend per post het biljet of de 'biljetten toegezonden, die hij ingevolge art. 12 2 zou ontvangen hebben, bijaldien zijn belastingplicht reeds op 1 Mei had bestaan. Behoort hij tot de belastingplich tigen 'bedoeld bij artikel la of tot de gemach tigden van belastingplichtigen bedoeld bij art. Ih, aan wie het biljet B niet wordt uitgereikt, doch wenscht hij dit biljet niettemin te ontvan gen, zoo maakt hij dezen wensch schriftelijk kenbaar aan den ontvanger of het gemeente bestuur vermeld in het eerste lid dezer para graaf. te gelijk met zijne daarbedoelde aangifte. Hij bezorgt het biljet of de biljetten, desge- vorderd tegen ontvangbewijs, binnen drie we ken na den dag der toezending ter plaatse waar hij de aangifte vermeld in het eerste lid heeft gedaan. Het gemeentebestuur, dat het biljet oï de biljetten ontving, zendt deze onverwijld aan den on vanger. Voorts is artikel 12 3 eerste en 4 laatste lid hier van toepassing. De 'in deze paragraaf genoemde -termijnen kunnen door den hoofdambtenaar der directe belastingen, bedoeld bij art. 19. verlengd wor den Artikel 16. 1. Bij verandering van de bijzondorheden in biljet A vermeld, binnen twee maanden na dat het biljet is ingeleverd, wordt daarvan bin nen veertien dagen door den aangever schrif telijk kennis gegeven aan den ontvanger der directe belastingen in de gemeente waar de aanslag zal geschieden, of zoo daar geen zoo danig ontvanger gevestigd is, bij het be6tuur der gameente. Hjet gemeentebestuur zendt deze kennisge ving onverwijld aan den ontvanger der directe belastingen, tot wiens kantoor de gemeente behoort. 2. Ieder die optreedt ak bestuurder of be- heerend vennoot van eene hier te lande ge vestigde vennootschap, onderlinge verzekering- maatschappij, coöperatieve vereeniging of van eene vereeniging of stichting die een bedrijf of beroep uitoefentof als boekhouder eener hier te lande gevestigde reederij, is gehouden daarvan schriftelijk binnen ééne maand ken nis te geven bij het bestuur der gemeente waar hij woont. Het gemeentebestuur handelt met deze ken nisgeving op de wijze voorgeschreven in de laat ste zinsnede der vorige paragraaf. Artikel 16. Hier te Inde wonende beheerende vennooten van Nederlandsche \ennootschappen en maat schappijen, als bedoeld in art. 6 2 en van de in art. lb bedoelde commanditaire vennoot schappen op aandeelen. bestuursders van hier te lande gevestigde naamlooze vennootschappen, coöperatieve en andere vereenigingen en onder linge verzekeringmaatschappijn, als ook boek houders van hier te lande gevestigde reederij - en, mogen niet tot het doen van uitdeelingen of uitkeeringen, waarover volgens art. 5 1 en 2 en art. 6. 2, belasting verschuldigd is, overgaan, alvorens daarvan aangifte gedaan en de over vroegere uitdeelingen of ft i riteer ingen verschuldigde belasting betaald te hebben. Bij liquidatie mogen de hier bedoelde uitdee lingen of uitkeeringen niet eeschiedeu, alvorens de daarover verschuldigde belasting is voldaan. Artikel 34. Handelsreizigers, kramers en alle verdere personen, die hun bedrijf of beroep rondtrek kende uitoefenen, voor zoover zij behooren tot de bedoelden bij art. la, h en k, zijn gehou den onverminderd hunne verplichtingen, om schreven bij artt. 12 en 14. zich ter plaatse binnen het Rijk, waar zij zich na het begin van het belastingjaar liet eenst bevinden, bij het gemeentebestuur schriftelijk aan te meldlen, met opgaaf van hun naam, hunne woonplaats en hun bedrijf of beroep. Ten blijke dat. zij hieraan voldaan hebben, ontvangen zij kos teloos een door of van wege het hoofd van dat bestuur onderteekend bewijs, dat zij gehouden zijn niede te onderteekenen en op aanvraag aan ambtenaren der directe belastingen te ver tonnen. Art tkel 45. Bestuurders van de bij art. lb en c bedoelde naamlooze vennootschappon. coöperatieve ver eenigingen, andere vereenigingen en stichtin gen, die een bedrijf of beroep uitoefenen, onder linge verzekering-maatschappijen en sociëteiten, als ook beheerende vennooten van hier te lan de gevestigde commanditaire vennootschappen op aandeelen en boekhouders van hier te lande gevestigde reederijen, zijn gehouden binnen veertien dagen na de vaststelling van balans of rekening een zoodanig uittreksel als noodig is tot toelichting der winst, uitkeeringen of uitdeelingen te doen toekomen aan den voor zitter der commissie van aanslag, bedoeld bij art. 19 lb of 2, die den aanslag moet rege len Artikel 47. 5. Hij, die daartoe, gehouden, nalaat de ver plichtingen na te komen, bedoeld bij art. 15 1 eerste lid, en art. 15 2 eerste lid, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste f 25.Gelijke straf wordt opgelegd in geval van overtreding van art. 45. 6. Overtreding van art. 16 wordt gestraft niet eene geldboete van ten hoogste f 400. 7. Personen, die van een bewijs voorzien moeten zijn als bedoeld in art. 34 en die in gebreke blijven dit bewijs oi aanvrage aan be voegde ambtenaren te vertooncn. worden ge straft met eene geldboete van ten hoogste f 25 ~- Geven zij ter bekoming van dat bewijs aan het bevoegd gezag een valschen naam, woon plaats bedrijf of beroep op, of maken zij' ge bruik van het aan een ander afgegeven bewijs, dan worden zij gestraft met eene geldboete van ten hoogste f 150. Amersfoort, den 20 April 1907. De Burgemeester voornoemd, WUIJTIER.S. Politiek Overzicht Regeering ®n doema in Rusland. Sede' t verscheidene weken reeds houdt de twee tie rijksdoema hare vergaderingen in heu Taurische paleis. Toen zij voor de eerste ma,'., bijeen kwam, was de verwachting, die gekoesterd werd omtrent de mogelijkheid van samenwerking tusschen haar en de re- geermg, uiterst gering. Het Damocles- zvanru der ontbinding hing van den be ginne af boven haar hoofd, en men dacht nie. anders of het zou spoedig vallen. Een Russische geleerde en staatsman, wiens naam ver buiten de grenzen van zijn lai'J bekend is, de als specialiteit op liet gebied van het volkenrecht en dooi- zijne bemoeiingen met de vredesconferenticn be kende geheime raad von Martens, heeft zich uiterst geringschattend over de tweede doe- ma uitgelaten. Kij acht haar volkomen on geschikt om met succes voor liet welzijn van het Russische volk te werken, en het op den weg naar een constitutioneel regeeringsstel- sel vooruit te brengen. Hij verwijt de doe- ma, da'l zij in den loop van eene maand volstrekt niets heeft gedaan en in 't geheel niet den wensch aan den dag legt om iets te doen. Hij durft zeggen, dat zij niet eens in staat is do ingediende regeerings- voorstellen ook maar te bespreken. De in tellect,ueele standaard van de tweede doetna is buitengewoon laag. Van do 500 leden hebben slechts 120 eene universitaire vor ming genoten. Van de leden der meerder heid heeft slechts een gering deel het gym- nas'iiiu afgeloopen. Vele leden zijn ter nau- wernood in staat te lezen. Prof. von Mar tens zegt „Het is werkelijk onmogelijk, van aeze onbeschaafde afgevaardigden een ernstig onderzoek van. de begrooting te ver wachten Bestaat er ook slechts de geriugste hoop, dat deze lieden bekwaam zullen blij ken tot het bestudeeren en verbeteren van de wetsontwerpen, die aan hunno beoordee ling worden onderworpen?" D j heer von Martens draagt zorg te doen uitkomen, dat hij evenmin lid van de doetna als van den staatsraad is, zijn standpunt tegenover de doema kan dus slechts dat van een bijzonder persoon, een onafhankelijk man zijn en aan zijne woorden moet slechts het moreele gezag worden toegekend van o-n man, d:-e gedurende eene halve eeuw de po litieke ontwikkeling van zijn vaderland en de politieke instellingen van de beschaafde staten heeft bestudeerd. Het is een vernie tigend oordeel, dat hij velt over de rijks doema, van wel'ko hij zegt, dat „haar ge brek aan vaderlandsliefde en hare onbe kwaamheid om te begrijpen wat de natuur lijke en wettelijke bestemming van de doe ma is, haar doodvonnis is." De regeering heeft ook harerzijds er prijs op gesteld, dat kenbaar werd, dat zij zich niet vereenzelvigt niet de door prof. von Ma.itens geleverde beschouwingen. Het of- ficieuse tolegraafagentschap heeft eene not i bekenJ gemaakt, dat dit artikel slechts de persoonlijke meening van den schrijver uit drukt en dat liet in de officieele kringen eene tc grootere verbazing heeft verwekt, omdat de regeering alle middelen aanwendt om overeenkomstig den wil van den mon arch, den wetgevenden arbeid in gemeen schap met do gekozenen der natie te vol brengen. Dat klinkt heel mooi. Maar het zou nog beter zijn, als de daden der regeering met hare woorden in overeenstemming waren. Daaraan ontbreekt 'ntussehen wel iets. Al is het tusschen de regeering en deze doema nog niet gekomen tot eene groote bot sing, zooals die waardoor de levensdraad van de eerste doema werd afgesneden, aan wrijvingen en conflicten heeft het niet. ont broken. En het is tot dusver altijd de regee ring geweest, die ze heeft, uitgelokt. Haar optreden tegenover de volksvertegenwoordi ging getuigt dikwijls van eene ruwheid, die de zelfverloochening van de volksvertegen woordigers op eene zware proef stelt. De heer Stolypin heeft bij herhaling verklaard, dat hij de grenslijn tusschen uitvoerend en wetgevend gezag niet wenscht te zien uit- gewischt. De doema toont zich in den regel zeer tegemoetkomend tegenover de eischen, die de regeering in dit opzicht stelt. Zoo heeft zij b.v het denkbeeld om parlemen taire enquête-commissiën te zenden naar de noodlijdende streken laten varen, toen de regcering zich daartegen verzette. Maar soms moet het haar toch moeite kosten om de minste te zijn tegenover de regeering. De wensch b.v. van de doema om deskundigen te ontbieden in de vergadering van hare com missiën, waaraan na veel strijd slechts ten halve is voldaan, was volstrekt geen in breuk in de rechten van het uitvoerend ge zag. Daartegen is het verlangen van den minister van justitie, dat de doema zich in de vraag der uitlevering van hare leden aan den rechter zou moeten neerleggen bij de rechterlijke beslissing, een inbreuk vau het uitvoerend gezag op de bevoegdheid' van de wetgevende macht, waardoor het gewichtig ste voorrecht van den afgevaardigde, zijne onschendbaarheid, tot eene doode letter wordt gemaakt. Do doema heeft dit voor stel van den minister van justitio naar eeno commissie verwezen Ook hiermede gaf zij blijk van hare gezindheid om een conflict met de regeering uri den weg to gaan, dat onvermijdelijk zou zijn geweest, wanneer het voorstel terstond verworpen was. Deze voorvallen bewijzen hoe onzeker de toetand is. Men loeft in Rusland van den oenen dag op den ander. Telkens kan het conflict uitbreken, dat de doema met de re geering in een strijd brengt, waarbij de een of de ander moet wijken. En de ondervin ding, met de eerste rijksdoema opgedaan, leert wie in zulk een strijd de zwakste zal zijn. Men werkt van de hand in den tand, zonder een vaste lijn te volgen. Volgens de teekenende uitdrukking van de Temps spartelt de doema in tegenstrijdigheden diepe tegenstrijdigheden, die de Gothasche almanak, welke van ironie niet kan worden verdacht, op hare manier heeft uitge drukt, door boven hot aan het Russische rijk gewijde hoofdstuk te schrijvenRus land, keizerrijk, constitutioneele monarchie onder een autocratischen Ckaar. De vredesconferentie. De Keizer van Japan heeft m eene toe spraak tot den eersten gedelegeerde van Ja pan op de Haagsche oauferenitie, naar aan leiding van zijne benoeming, gezegd„Kcmi steeds op voor den wereldvredemen ver wacht, dat |2:ii dezen wensrih op de vredes conferentie. waarheen gij gezonden wordlt, lot uitdrukking zult brengen." DÉtoelluA l)c geloofsbrieven van alle leden van den rijksdag, ook van die leden tegen wier ver kiezing geen protest is ingediend, worden naar dn afdeelingcn verwezenom na te gaan of aan de wettelijke voorschriften is voldaan. In eene vergadering van do vierde afdecling, die, zooals gewoonlijk het geval is, slecht bezocht was. hebben de tot het centrum en de sociaal-democraten behoo- rende leden eene poging gedaan, om de ver kiezing van het bekende lid der rijkspartij, geneiaa' von Liebert. ofschoon daartegen geen verzet was aangeteekend, toch naar de commissie tot onderzoek der geloofsbrieven te verwijzen, op grond dat de bekende oude- jaaisbrief van den rijkskanselier aan gene raal von Liebert was gericht en als eene inmenging van de regeering in de verkie zingen was te beschouwen. Er werd echter geen besluit genomen, en in de volgende vergadering kwamen de leden beter op; he' voorstel werd toen met 23 tegen 15 stemmen verworpen. Men verwacht, dat de pogingen* om de bekende algemeene politieke manifestation van den rijkskanselier vóór de verkiezingen als ongeoorloofde inmenging in de verkie zingen te brandmerken, nog vaker zullen worden herhaald. Pi«nkr|k. De parlementaire enquête-commissie van de Montagnini-papieren heeft, nu het pro- tm C. m. en W. M. WILLIAM80*. JTaar htt Amtrihaantth 46 tooi M.vwoww HEUVBLINCK. „Maar ilc zou Carcassonne zoo graag zien,' zei ze „Je hebt er mij zooveel van verteld', dat ik er an eer naar verlangd heb dan naar iets anders. Om de waarheid te zeggen, was hot met mij even zoo, maar toen ik er naar verlang de die stad met haar te .bezoeken had ik „den weerwolf" nog niet gezien, met andere woorden, vergezelde meneer Payne ons nog niet. Maar ik kon niet verdragen dat zij te leurgesteld zou worden, en dat nog wel door zijn schuld; daarboven ben ik ijdel genoeg haar graag op vleienden toon te liooren zeggen: Brown, je bent zoo vindingrijk!" Dus deed i.k alle moeite om er ook nu iets op te vinden. „Als we eenmaal in Carrassonne zijn, zouden we het rijtuig misschien ergens kunnen verborgen," opperde ik geheim zinnig; ,.u kon dan in den maneschijn te voet naar de cité gaan, en als u alles ge zien heeft wat u wenscht, weer behoed zaam en vlug naar de auto terugkeeren." „Uitstekend!" riep juffrouw Randolph in haar handen klappend. Jongen, dat was een gelukkige inval van mij Ik bracht het rijtuig tot stilstand, de theebenoodigdheden werden uitgepakt en wie was er nu onmisbaarder den de ver smade Brown? Hij was het die drinkwater haalde van de naast bij zijnde woning, want daar wij niet van plan waren geweest on derweg stil te houden, hadden we dat niet meengenomen. Hij was het ook die het spi- ritus-toestel bewaarde voor omvallen eu hij werd beloond met oen heerlijke kop thee. waarin juffrouw Randolph eigenhandig twee klontjes suiker gedaan had. In gewone omstandigheden vind ik thee met suiker een doktersdrankjemaar toen die engel, met een klontje tusschen haar vingers, vroeg hoeveel ik or wilde hebben, hoewel zij Jimmy Sherlock zichzelf had laten bedie nen, zou ik wel een half dozijn hebben wil len zeggen als er dan voor haar nog over gebleven waren. En al smaakte het dan ook als medicijn, op mijn gekrenkt gevoel oefende het een genezende werking uit. Verfrischt en versterkt door meer dan thee, voelde ik mij tot alles in staat. Het werd langzamerhand donker, doch ik stak de lantaarns niet aaner was niets op den weg en in. het Westen gloeide nog het laat ste rood van den zonsondergang. Wij ver trokken en gingen behoedzaam voorwaarts, zwijgend en goed uitkijkend. Weldra kwa men wij in de buurt van het octrooi-bu reau. Gelukkig was het' koud, dus zouden de deuren en vensters van het- huis wel ge sloten zijn, tenzij de beambten juist het een of ander buiten te verrichten hadden. Snel deelde ik juffrouw Randolph nu mee wat ik wilde doen, en het wachtwoord dat. werd rondgegevenwas stommetje spe len." Terwijl het theegoed werd ingepakt had ik de wielen en kettingen goed ge smeerd, het rijtuig liep dan ook zoo stil dat ,men niets hoorde dan het zacht gesnor van den motor. Op ongeveer honderd meter afstand van de lichten der stad, versnelde ik onzen gang en toen wij voort vlogen als een schip onder vol zeil, schakelde ik den stroom uit. débrayeerde en liet den wagen zijn vaart udtloopen. Toen dit gedaan was. waren we nog een kleine dert'g meter verwijderd van een ge/bouw, dat ongetwijfeld het. octrooi bureau moest zijn. De auto, die uiterst snel liep, rende door de vaart die zij had voort en stoof voortwj het kleine, verlichte Luis geen geluid werd gehoord, geen wiel knarste, geen ketting rammelde. We snelden nog een goede veertig meter verder, vóór onze gang verminderde en ik den motor weer inschakelde. „O, Brown fluisterde mijn Godin ver rukt. Dat was alles; maar als ik Jack Win ston geweest was en haar op dit oogenblik gevraagd bad mijn vrouw te worden, zou zij geloof ik „ja" gezegd hébben uit pure over maat van dankbaarheid. Zoo ver was alles goed gegaan, maar wij waren nog niet buiten gevaar. Wij reden be daard de stad door, elk oogenblik verwach tend aangehouden te worden, omdat onze lichten niet brandden, hoewel wij eigenlijk ondanks de duisternis 'n ons recht waren, want het was nog geen uur na zonsonder gang Maar er gebeurd» niets, geen hond zelfs blafte ons aan. Wij passeerden do hooge brug over de Audc. en de cité, waarvoor wij gekomen waren, doemde zwart afstekend tegen den avondhemel, voor ons op. Niemand viel ons lastig geen strenge gendarme sprong uit d^ schaduw te voorschijn om ons to be letten verder te gaan. Mijn kleine troeven had ik goed uitgespeeld, maar nu had ik nog een groote in mijn hand. Nu wij de 'brug over waren en de nieuwe stad achter ons lag, bevonden wij ons in een betrekkelijk verlaten gedeelte. „Mijn plan is," zei ik tot juffrouw Ran dolph, „het rijtuig in een donkere achter straat te brengen, ver van het wachthuis dei- gendarmes. Het is zes uurde menschen zit- 'ten aan tafel, -wat zeer in ons voordeel is Ik zal trachten een plaats te vinden waar de wagen eenigen tijd onbemerkt kan staan, ter wijl u de cité bezoekt. Hier zijn wij er al," viel ik mijzelf in de rede; want terwijl ik langzaam voortrijdend .mijn plan uiteen zette, waren wij bij een donkeren stal gekomen, waarin een vrachtwagen met het lemoen om laag dp de et eenen ston'd. Ik draaide er in en liet zoowel de auto als den motor stil houden. Langzamerhand begon ik pleizier in het geval te krijgen „Deze schuilplaats is als voor ons gemaakt, ging ik voort „de eenige moeilijkheid is" (daar kwam mijn groote troef) „dat er natuurlijk iemand bij het rij tuig moet blijven. 'Het is mijn plicht, juf frouw. om dat te doen. Maar ongelukkig is de tijd voor het bezichtigen der wallen, het inwendige der torens, de kerken en dergelijke voorbij en dat zijn toch de eigenlijke beziens waardigheden van deze wondervolle, geres taureerde, middeleeuwse he stad. Ik ben hier meer geweest. Ik ken den bewaarder, en als ik u vergezelde, zou ik hein misschien kun nen overhalen om uwentwille een uitzonde ring te maken. Maar zooals de zaken nu staan zal het wel het beste zijn, dat ik een briefje schrijf om hem te verzoeken u alles te laten zien. Jimmy lachte <>f liever grinnikte. „Mij dunkt een bankbiljet zal geschikter zijn om den bewaarder over te halen dan iets an ders, merkte hij op, „en ik zal wel zorgen dat hij er een krijgt.' „Ik raad u aan dat niet te probecren, me neer," zei ik bedaard. ..De bewaarder hier behoort niet tot dat soort menschen. Hij zou zeer ibeleedigd zijn als u trachtte hem om te koopen, en zou zeker weigeren iets voor u te doen." „Ik geloof niet dat een .briefje ons iets helpen zou, meende juffrouw Randolph. „We moeten het zoo zien te overieggen dat jij met ons kunt meegaan, Brown. Kunnen we niet iemand buren om -op do auto te pas sen „Dat zou ik niet graag wagen. En denk er aan. juffrouw, dat we ons schuil moeten houden.' ..Ik héb volstrekt geen zin dat oude ding to zien," begon tante Mary. „Ik héb van daag zooveel doorgemaakt, dat ik een gevoel heb alsof ik duizend' jaar oud was. Evenmin ben ik van plan een heuvel te bekliminen of een merkwaardigheid te bekijken. Ik verlang naar mijn diner." .We moeeten maar doorgaan' raaddé Sherlock. „Er is niet veel aan in het don ker, tusschen een hoop oude ruines Tond te loopen." „Het zijn geen ruïnes en het is niet don ker," antwoordde juffrouw Randolph. „Kijk maar naar de lucht. De maan komt juist op. Als het zien van de cité je onverschillig laat, Jimmy, dan kan jij hier wel in het rijtuig blijven terwijl wij er heen gaan." „Ik blijf bij hem," verklaarde tante Mary. „Eh als je er op staat die dwaze ondemenrng te volvoeren, kom dan in 'sheméls naam gauw Terug, anders 'bevriezen wij, nog." Wtrdt vervulyd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1907 | | pagina 1