flp. 336 Tweede blad.
6"' Jaargang.
Vrijdag 22 Mei 1908.
Delberechting van de Zeister
moordzaak.
AMERSFOORTSCH
ABONNEMENTSPRIJS:
Prr 3 maanden voor Amersfoortf l.OO.
Idem franco per post- 1.50.
Afzonderlijke nummert - 0.05.
Deze Couram verschijn dagelijks belialv. op Zon- en Feest
dagen.
Advertentiënmededeelingen enz.gelievo men vóór 11 uur
's morgens bij de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C°.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PKIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels f 0.50.
Elke regel meer - 0.10.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 35 cents by vooruitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedryf bestaan zeer voordeeligo bepalingen tot
het herhaald adrerteeren in dit Blad, bij abonnement. Eene
circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
(Vervolg.)
De president wijst er beklaagde Van Vaa
len op hoe hiji bij zijn verhooren een nauw
keurig beeld heeft gegeven van hetgeen er
eigenlijk gebeurd is en o. a- verklaard heeft
dat hij en Van E© reeds 4 weken niet het
plan hebben rondgeloopen Drost te vermoor
den en te berooven, en dat ten slotte be
raamd werd in den morgen van 16 Novem
ber tot de uitvoering er van over te gaan.
In dit verhoor wordt toch hoegenaamd van
geen naar boven gaan van Van Vaalen ge-
De president wijst bekl. voorts er op dat
hij; diezelfde verklaringen reeds verscheidene
malen heeft afgelegd.
Van Vaalen: „Ik kan mij mijne ver
klaring niet precies herinneren. Ze staat mij
alleen in omtrekken voor den geest."
De president onderwerpt bekl. nog aan
een uitvoerig verhoor, waarhij blijkt dat
Van Vaalen al een zeer flauwe herinnering
toont.
De president merkt bekl. op dat hij toch
niet naar boven hoefde te gaan omdat hij
immers geen geLd had.
Van Vaalen: „iVijf of tien guflden
had ik wel, en die wou ik vast betalen.-'
Voorts deelt Van Vaalen mede dat hij na
het gebeurde gezien heeft hoe van Ee een
bankbiljet van f 300 te voorschijn haalde en
in zijn portefeuille duwde. Meer weet bekl.
van zijn aandeel trekken uit de misdaad
niet af.
De President: „Is er met Kors afge
sproken 8 avonds het lijk weg te sleepen
Van Vaalen: „Ei- was geen afspraak,
omdat er geen lijk was."-
Het blijkt nog dat Van Vaalen en Van. Ee
's avonds kwant voor zes met een rijtuig van
een stalhouder uit de Korte Viestraat van
Utrecht naar Zeist zijn gereden. Maar ze
zijn niet vlak bij hun huis afgestapt, maar
even voor den Van Reenenweg.
Bekl. blijft de afspraak tot het moord
plan ontkennen; ook dat Van Ee en hij
borreltjes hadden gedronken om moed te
krijgen.
Daarna volgt de ondervraging van Vau Ee.
Deze verklaart Dirost wel te hebben gekend,
hij wist dat hij wissellooper was, maar niet
dat Dirost in dienst was van den heer Prince.
Beslist onwaar noemt beklaagde de bewering
van Van Vaalen dat hij Van Ee
boven op den jongen heeft gelegen. Hij heeft
zelfs gezien, dat Van Vaalen op de boven
verdieping geld haalde voor den wissel dien
Drost kwam presenteerenvan Drost is be
taald in de gelagkamer tusschen het billart
en het buffet. Daarna zijn Van Vaalen en
hij Van Ee het huis uitgegaan, dat
men veiiliiet aan de achterzijde. Daar heeft
men elkander goeden dag gezegd en is ieder
zijns weegs gegaan. Beklaagde zag, hoe den
jongen Drost het bierhuis van Van Vaalen
uitging aan de voorzijde. Van een worste
ling met Drost op den grond in de gelagka
mer is geen sprake geweest, van een moord
op dien jongen is dezen beklaagde dan ook
heelemaal niet» bekend. Zelf heeft hij ge
zien, dat Drost heb huis aan den kant van
den Van Reenenweg heeft verlaten. Later
op den dag ontmoette hij Van Vaalen, die
hein het verzoek deed een fiets voor hem
Van Valen te willen wegbrengen
n'import waarheen; hij zou voor zijn moeite
op een goede belooning kunnen rekenen. Van
Ee voldeed aan dit verzoek en bracht Zater
dagsmiddags de bewuste fiets naar het laan
tje achter de Tuchtschool te Zeist. Hij kreeg
voor deze besogne de somma van f 365.
De president: „Nu, dat was dan
een flinke belooning voor het wegbrengen
van een rijwiel."
Van Ee vervolgt zijn verhaal en deelt ver
der nog mede, dat Van Vaalen hem ver
zocht nooit met iemand over deze fiets te
spreken, nog véél minder over het geld, dat
hij voor het wegbrengen van het rijwiel had
gekregen. Hij moest voor alle zekerheid liet
geld liever maar niet thuis houden, althans
niet de eerste dagen. Van Ee knoopte dien
raad in het oor en bracht het geld daarom
naar zijn zwager te Utrecht. Daar voegde hij
voorzichtigheidshalve ook het geld aan toe,
dat hij koit te voren van mr. van Lier de
advocaat in zijn faillissement had ont
vangen om gereedschappen te koopen. Door
dat Van Vaalen zoo geheimzinnig deed, was
Van Ee bang voor een huiszoeking, je kon
dat nooit zoo weten. Eu daarom wilde hij
liever in het geheel geen gold in huis heb
ben. Alles wat hij beaat, bracht van Ee
veiligheidshalve naar Utrecht.
De p r e s i de n t„Waarom heb je dat
eerst ontkend?"
Van Ee: Omdat ik van Vaalen ge
heimhouding had beloofd".
De president: „Vondt je de som
van f 365 niet zéér veel
Van Ee; „Ik dacht wel, dat er aan
het geld een luchtje zat. Maar aan den an
deren kant vond ik het ode weer niet
vreemd, omdat Van Vaalen mij wel eens
gesproken had over geld, dat hij spoedig
was te wachten.
De president: „Was dat geld dan
niet bedoeld als je aandeel in het complot
of de afspraak?"
Van Ee: „Ik wist van een afspraak
volstrekt niets af".
De officier: „Je bent bij Wolffs
winckel toch geweest met f 420, is het niet?"
Van Ee: „Ja, het meerdere dan f 365
was het geld van mr. Van Lier".
De president: „Hadt je daar dan
nog van over? Je leefde er in die dagen toch
goed van?"
Van Ee: „Ik had nog van dat geld
over".
Hierna wordt overgegaan tot het liooren
van Kors. Ook deze ontkent van het plan
tot vermoording vau Drost te weten.
's Avonds van 16 November om kwart over
negenen en ook nog om half tien is bekl.
in de herberg van Van Vaalen geweest. Hij
had het plan daar te biljarten, doch wegens
ongenoegen met zekeren G., die ook in de
herberg was, ging hij terug om even vóór
elven 's avonds weer terug te komen. Hij
giug toen achter de herberg, in, en ont
moette de vrouw van Van Vaalen in de
keuken, die hem zeide dat G. er nog was.
Daarop is bekl. opnieuw teruggegaan. Bekl.
ontkent absoluut deelgenomen te hebben aan
den uittocht te middernacht tot verberging
van het lijk. van Drost.
President. Is Van Vaalen 's middags
niet bij je geweest om je de 300 te bren
gen?
Bekl. Kors. Hij is dien middag bij mij
geweest, maar alleen om to vragen of ik bier
noodig had. Dat deed hij wel eens meer
Pres. „Hoe kwam je dan aan zooveel
geld, als bij je in beslag genomen is?"
Kors. „Dat had ik geleend van mijn
zuster te Amsterdam".
Pres. „Ontving 4e een bankbiljet van
f 300 van haar?"
Kors. „Neen, iets minder".
Bekl. Kors blijft beweren, dat de chloro
form, door hem aan Van Vaalen verschaft,
door hem in October reeds was gekocht om
een hond te doodeu. Toen hij de chloroform
niet noodig had, na ze 5 dagen in het bezit
te hebben gehad, gaf hij ze aan Van Vaalen,
die ze voor hetzelfde doel noodig had.
Van Vaalen bevestigt deze voorstelling.
Hij droeg de chloroform steeds in zijn zak.
Officier. „Kors, je hebt verklaard 4
weken te voren en één dag voor den "6en
November te zijn geweest- bij de weduwe
Boel houwerKiaassen te Amsterdam. Blijf
je daarbij?"
Kors. „Ja".
Officier „Blijf je er ook bij, dat je
met den trein van 3.03 Zaterdagmiddag
van Zeist naar Amsterdam bent gegaan"
Kors. „Ja".
Voorts erkent bekl. van twee personen
resp. 10 en 5 te hebben geleend.
Bekl. erkent ook, dat na 16 November )e
achterstallige melk is betaald.
De Officier van Justitie, noemt een be
langrijk leverancier, „maar" zegt bekl
dien betaalde ik elke week. Dat is niets
bijzonders".
Inmiddels is ook een verhoor van Van
Vaalen voorgelezen, naar aanleiding waar
van de president vraagt of bekl. nu niet
moet toegeven, dat hij, nadat 's morgens
Drost was binnengetreden, de deur der her
berg heeft gesloten om te voorkomen dat
des jongens geschreeuw buiten gehoord werd.
Ook vraagt de president of Van Vaalen, die
erkent 's nachts met Kors, die het lijk van
Drost droeg, en van Ee naar buiten te
zijn gegaan, ook niet heeft gezien, dat het
lijk in de sloot is geplonsd en mantel en
tasch een klein eind verder in de sloot zijn
geworpen.
Beide feiten blijft bekl. Van Vaalen ont
kennen. Het meeste kan hij zich steeds
„niet meer herinneren".
Over horst was de laatste, die in de
niorgenzitting ondervraagd werd. Hij be
weerde nooit iets van een moordjplan te
■hebben vernomen. Hij had !het nooit in zijn
hoofd gehad en er ook nooit met iemand
over gesproken, noch met Yan Vaalen, nocli
met Van Ee.
De otficier: „Je bent toch voorgesteld
als de operateur van heit geheel?"
Over horst: „Daar is nooit geen spra
ke van geweest, edelachtbare. Integendeel,
ik heb van Van Vaalen zéér voel last gehad;
zelfs maakte hij het mij zóó lastig, dat ik
wel eens omfietste om hem te ontwijken.
Ik wilde liever niets met hem te doen héb
ben. Wij hebben wel eens samen per rij
wiel gereider., ik kwam ook wel eens bij hem
aan huis, maar lang niet dagelijiks. Op
den avond van den 16en November kwam
Vaii Vaalen bij mij en overhandigde me een
bankbiljet van f 100, diat hij uit zijn vest
zakje haalde. Ik had Van Vaalen tweema
len geld geleend, eerst f 20, daarna f 15,
te zameu f 35. Op dat moment 'had ik geen
geld genoeg in kui6, om Van Vaalen van
f 100 terug te gevenIk gaf hem daarom
vooncopig f 8, al wat ik op dat oogen'blik
bezat
Do president: „Was het overschie
tende niet te beschouwen als je aandeel in
de buit?"
Overhorst: „Ik wist van een bult en
een verdeeling daarvan niets af."
De president: „Heb je niet
dat oen wissel, diie eerst over Laibouolière'
Bank liep, kwam te loopen over Prince?"
Overhorst: „Daar is niets van aan."
Van Vaalen: „Ik heb nooit geld van
Overhorst. geleend."
De officier: „Je hebt het bankbillet
gewisseld onder geld van de Bank, is 't
niet, en zoodoende kwam het billet bij La-
bouchère."
Overhorst: „Ja".
De officier: „Je wist toch, dat tus
schen 11 en 16 November een wissel van
Schaap was ingekomen En ben je toen niet
bij schaap geweest en is er bij die gelegen
heid niet gesproken over het rijwiel, dat
Schaap aan Van Vaalen had verkocht?"
Overhorst: „Ja".
De officier: „En heeft Sohaap toen
niet gezegd dat de wissel over Prince zou
loopen?"
Overhorst: „Ja".
Hierna vanger, de verhooren aan van de
deskundigenEerst komt professor
d r. S p r o n ok, die het lijlk vau Hendrik
Drost in zijn laboratorium heeft geschouwd.
Volgons dezen deskundige is de dood ver
oorzaakt door acute verstikkingde moge
lijkheid van doodsoorzaak door verdrinking
aaht professor Spronck buitengesloten, om
dat noch in de mondholte, nooh in de maag
water is gevonden. Bovendien zou het lijk
dau niet geheel stijf en blauw zijn geweest.
Tusschen de halsspieren is bloeduitstorting
geconstateerd, die mede in de hersenen is
aangetroffen. Het geheele hoofd vertoonde
d aarentoven bloedingen
De officier: „De chloroform kan niet
de oorzaak van den dood zijn geweest?"
Piof. Spronck: „De chloroform kan
de verstikking bespoedigd hébbenmaar als
vergif was de chloroform gering."
iVl r. Van Noppen: „Er zijn, zoo
lees ik in het rapport van dezen deskundige,
plantaardige bestanddeel en gevonden. Hoe
worden die verklaard? Wijzen die bestand
delen mogelijk, op het intreden van den
dood, buiten een locaal, in de vrije lucht
biivoorbeeld V'
Prof. Spronck: „Die gevonden
plantaardige bcetanddeelen waren uiterst
klein, microscopisch klein. Die kunnen in
ieder mensch gevonden worden en komen
in het lichaam door inademing van stofjes
buiten.
Mr. Van Neppen: „Aoht de deskun
dige de geconstateerde hoeveelheid chloro
form «oldoende om bewusteloosheid te doen
intreoen? Er is, meen ik, 22,3 gram gevon
den."
Prof. Spronck: „Ik geloof niet, da-t
het gevonden quantum daartoe voldoende
is."
Dr. Van Leeuwen, die mede het lijk
schouwde van Hendrik Drost, oonstateende
verstikt ing door bloeduitstortingen in het
lichaam en door het vloeibaar-zijn van het
b'oed.
De officier: Aan de halsspieren
was uiterlijk geweld te bespeuren, niet
waar?"
Dr. Van Leeuwen: „Ja".
Mr. Van Neppen: „Acht de deskun
dige 25 gram chloroform voldoende om het
bewustzijn te doen verdwijuen?"
D- Van Leeuwen: „Die hoeveel
heid acht ik niet voldoende, maar eeu be
slist antwoord is daarop niet te geven, om
dat het is voorgekomen, dat iemand bij toe
diening van een kleinere hoeveelheid over-
leed."
Hierna wordt gehoord Prof. Wefers
Bottine k, die bloed urine, maaginhoud
en hersenen van den jongen Drost heeft
onderzocht. Er werd in de hersenen 22,2
milligram chloroform gevonden, waarvan de
sporen ook eenigermate in het bloed en zeer
sporadisch in de maag werden aangetroffen.
De hoeveelhei 1 chloroform, in dampvormi-
gen toestand geconstateerd, was onvoldoen
de om den dood te veroorzaken.
Op e&n vraag van Mr. Van Noppen
verklaarde Prof Wefers Bettinck, dat voor
af alle flcsschen, waarin de versckille-nde
praoparaten uit het lichaam waren bewaard,
door hem persoonlijk op afwezigheid van
een vergiftige stof waren onderzocht.
Als laatste deskundige vóór de pauze werd
ten slotte dr. Cox géhoord, directeur-
geneesheer van het Krankzinnigengesticht
te Utrecht, die met dr. Breuikink Van Vaa
len geneeskundig onderzocht, toen deze blij
ken van gekrenkte geestvermogens gaf.
D r Cox had den beklaagde Van Vaa
len iu observatie van einde December tot
einde Maart en onderzocht diens toestand
door middel van proeven en vragen.
De conclusie, waartoe deze deskundige
kwam, was deze, dat Van Vaalen lijdende
was aan krankzinnigheid, dus een zieke
lijke storing zijner geestvermogens. Bij den
verdachte toch constateerde men hysterische
droomtoestanden, hij delireerde, had waan
denkbeelden en hallucinaties.
De president: „Hoe is U dat geble
ken? Was U het onderscheid duidelijk tus
schen gefingeerde toestanden en de werke
lijkheid?"
Dr. Cox: „Met sommige symptomen
was dat niet met zekerheid te zeggen, maar
zeer treffend was het telkenmale terugkeo-
rend symptoom: „ik weet het niet". Of
nu dat symptoom gefingeerd is geweest of
niet, zou ik onmogelijk kunnen zeggen Wat
de hallucinaties betreft, had hij haUucina
ties van het gehoor.
De president: „Is dat met zeker
heid te zeggen?"
D r. Cox: „Ik hob het moeten aan
nemen op getuigenissen; zinswaarneniingeu
zijn moeilijk op andere wijze vast te stellen".
De p r o s i d ent„Op welken grond
D r. Cox: „Op grond van vertrouwbare
getuigenissen, die overeenstemden met de
verklaringen van do landloopers, die hem
bewaakten".
De president: „U zegt overtuigd te
zijn van hallicunaties van het gehoor <.n
gezicht. Op welke gronden is U daarvan
overtuigd?"
D r. Cox: „Omdat de hallicunaties ge
paard gingen met angst".
De president: „Van Vaalen had
dus volgens U inderdaad hallicunaties?"
Dr. Cox: „Pat staat voor mij vast".
De president: „Op welken grond?"
D r. Cox: „Op grond van getuigenver
klaringen van zijne bewakers, tegen wie hij
zeide, z'n vrouw en kinderen te hooren. Als
ik die verklaringen niet mag aannemen,
dan mag ik eigenlijk niets meer aan
nemen".
De president: „Maar het is hier
toch een zeer bijzonder geval".
D r. Cox: „Zeer zeker".
De president: „Tk mag, merk ik
uit Uwe verklaringen, al zeer weinig voot
vaststaand aannemen"
D r. Cox: „Ja, dat is zoo in dit geval'
De president: „Uw grond voor uw
bevindingen is dus alleen wat de getuigen
verklaringen inhouden?"
D r. Cox: „Ik grond dit bevinden óók
op mededeelingen en verklaringen omtrent
Van Vaalen vóór de bewakers hem contro
leerden. Hij riep bijvoorbeeld met angstig
geluid om zijn vrouw en kiuderen en dacht
die in zijn nabijheid".
De president: „Dat is niet doer U
zelf waargenomen".
Dr. Cox: „Noen, maar ik ga niet af
op één symptoom, maar word tot mijn con
clusies geleid door oen complex van sympto
men, die m. i. de krankzinnigheid aant"o
nen. Dat geheele complex, door ons gevon
den, behoort volledig tot de psychiatrische
diagnose. Ik noem hierbij nog den hypno-
tischen toestand, waarin hij zeer gemakke
lijk was te brengen".
De president: „Is ook daarbij simu
latie mogelijk?"
D r. Cox: „Dat zou alleen dan aan
neembaar zijn, als Van Vaalen de psychiatrie
had bestudeerd". (Gelach).
De president: „Maar het is ook
mogelijk dat de beklaagde véél op dit gebied
heeft gelezen".
Dr. Cox: „Voor ons bestond een sterk
bewijs van n i et-si muieeren in de beweging
loosheid van de oogen tijdens den hypuo-
tischen slaap. Want in zulk een hypnoti
sche n slaap hébben wij van Vaalen gesug
gereerd de oogen te openen en door. te sla
pen zijn oogen bleven dien tijd zonder
knippen. Dat is onmogelijk bij simula
tie tenzij de verdachte vooruit heeft
geweten, dat hij tijdens hypnotischen slaap
niet moest knippen met- de oogen, maar dit
is vooralsnog niet aan te nemen".
De president: „Komt dit ook wel
eens bij andere menschen voor?"
D r. Cox: „Misschien bij kiuderen, maar
niet bij mannen.
De president: „Is de hypnotische
toestand een symptoon in het algemeen of
houdt zij bepaald verband met den hysteri-
schen droomtoestand?"
D r. Cox: „Zij komt zelden voor bij nor
male toestanden, het is echter een symptoom
van hystcrischen aanleg, niet van hysteri-
schen droomtoestand".
De president: „Hebben nog andere
symptomen geleid tot uwe conclusie?"
D r. C o x „Do steeds voortdurende
schommeling in zijn bewustzijnstoestand, die
nu en dan enger werd. Dit is op geen andere
wij'ze te controleeren dan door de antwoor
den, die wij krijgen van den patient.
De president: „Kunnen hallucina
ties worden gesimuleerd?".
Dr. Cox: „Soms héb ik er aan getwij
feld, maar soms beslist niet. Angst bijvoor
beeld is héél moeilijk te simuleeren; de ge
laatsuitdrukking van Van Vaalen was ook
menigmaal van dien aard, dat niet aan
voorwending behoefde te worden gedacht.
Alleen tooneelspelers van beroep zouden een
dergelijke gelaatsuitdrukking kunnen voor
wen. Wanneer men in een patient een com
binatie van symptomen -vindt, die ook in
andere gevallen zijai geconstateerd en men
zich dus beroepen kan op de ervaring, dan
is het aannemelijk dat de hallucinaties zijn
eoht en niet gesimuleerd."
De president: „Bestaau er ook an
dere dan hysterische droomtoestanden 7"
Dr Cox: „Zeker, men heeft ook epilep
tische droomtoestanden, maar die waren in
dit geval niet aan te nemen."
De president: „Kan met een hyste-
rischen droomtoestand ook gepaard gaan een
zich niet-meer herinneren van de dingen,
die gebeurd zijn tijdens het beleven van een
soortgelijken toestand?"
Dr. Cox: „Dat kan soms mogelijk zijn,
zoodat de persoon in quaestie een schijn
baar doelmatige daad verricht, zonder zich
daarvan later de bijzonderheden te herin
neren. Die herinnering van bijzonderheden
is vaak vo een gewoon mensch reeds zéér
spoedig vervlogen.
De president: „Alle door Van Vaa
len medegedeelde bijzonderheden kunnen
dus zijn gegeven in hysterischen droomtoe
stand
Dr. Cox: „Ik zou niet kunnen zeggen,
dat die opgaven van den verdachte in over
eenstemming waren met den werkelijken
gang van zaken. Mijn persoonlijke meening
is, dat vple hoofdzaken overeenkomstig de
waarheid kunnen zijn geweest."
De president: „Maar als hij die bij
zonderheden ©enige malen herhaalt
D r. Cox: „Dan is dat voor mij nog
geen zekerheid van de waarheid."
Rechtetr mr. Van Swinderen:
„ITebt u ook na kunnen gaan of do toe
stand van Van Vaalen al bestond vóór den
16en November?'
Dr. Cox: „Hij kan zijn ingetreden
door een hevige émotie, d. w. z. de hyste
rische delirie, niet droomtoestand."
De officier van justitie: .Kun
nen hysterische verschijnselen ontstaan na
de insluiting van een persoon?"
D r. Cox: „Zeker, die kunnen door de
insluiting ontstaan."
De officier: „Wat is nu het onder
scheid tusschen iemand die verkeert in hys
terischen droomtoestand en een normaal
persoon Is het onderscheid niet dit: dat
een persoon in hysterischen droomtoestand
handelt zonder motief, zonder doel, zonder
voorzorgsmaatregelen
D r. Cox: „Het kenmerkend onder
scheid is, dat men niet over alle vermogens
beschikt. De gevolgtrekking van den offi
cier betwist ik beslist.
De president: „Kan de persoon dus
g<een weerstand bieden!"
Dr. Cox: „Dat komt wel eens voor.
Iemand die in normaio omstandigheden
handelt, heeft zelf-kritiek over zijn daden,
hij, die in droomtoestand verhoert, mist die
kritiek."
De officier: „Intusschen kan het dus
mogelijk zrjn, dat de persoon in quaestie
zich zóó welbewust ia, dat hij zelfs drank
tot zicli neemt om courage voor een daad
te krijgen, zooals Van Vaalen deed?"
D r. Cox: „Wie zal dat zeggen?"
De o f f i c i e r„U, als deskundige. Kan
het mogelijk zijn, dat onder alle omstan
digheden precies dezelfde voorstelling van
zaken wordt gegeven?"
Dr. Cox: „Ik zou aanmerking willen
maken op de qualificatie „precies", want
precies dezelfde zijn de voorstellingen niet
geweest. Ik voor mij persoonlijk geloof, dat
Van Vaalen den jongen heeft willen beroo
ven, niet dooden.
De officier: „Dus uitgaande van het
standpunt, dat de beklaagde verkeerde in
hysterischen droomtoestand, zou men zeker
moeten aannemen, dat hij in dien toestand
ieeds vier weken te voren verkeerde, toen
het plan van den moord in elkander werd
gozet?"
D r. Cox: „Zeker verkeerde den ver
dachte onder suggestie."
M r. Gerlings: „Was Van Vaalen
derhalve in den toestand van iemand, dieu
men tijdens een verhoor, hem afgenomen,
kon laten zeggen wat men wiMe?"
Do president: „Welk verhoor be
doelt u?"
Mr. Gerlings: „Ik heb geen speciaal
verhoor op het oog".
Dr. Cox: „Zeker is het, dat de man
zeer suggestiebei was."
Mr. Gerlings: „Is het dezen deskun
dige ook opgevallen, dat Van Vaalen doof
was?"
Dr. Cox: „Ja, zelfs zéér doof."
De president: „Hoe is dat geconsta
teerd?"
D r. Cox: „Dat is geconstateerd op do
fluisterstem."
M r. G e r 1 i n g „Ik heb in de stukken
iets gelézen van tikkenhoo verklaart de
deskundige het verschijnsel, dat dit tikken
op Van Vaalen tengevolge had?"
Dr. Cox: „De man koek zéér angstig
naar allo kanten."
M r. Gerlings: ..Heeft Van Vaalen
nu nog hallucinaties?"
D r. Cox: „Ik héb den man na Maart
niet meer gesprokentoen had hij ze zéér
beslist. Of hij ze nu nog heeft, zou ik niet
kunnen zeggen."
Mr. Gerlings: „Ik héb gehoord, dat
Van Vaalen zoo gemakkelijk onder hypnose
was te brengen. Moe lang heeft hij zijn
arm bij een dier hypnosen omhoog gehou
den?'
D r. Cox: „Dat staat precies genoteerd
in het rapport. Zoo uit mijn hoofd meen ik
te mogen zeggen: 8 minuten."
Mr. Gerlings: „Kan dat óók gesimu
leerd zijn?"
Dr. Cox „Naar mijn oordeel niet.
Maar véél sterker acht ik het niet-knippen
met de oogen, toen wij hem suggereerden