I#. 133. 7"e Jaargauf^. Vrijdag 6 November 1908. BUITENLAND. FEUILLETON. CINDERELLA. AMERSFOORTSGH DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden roor Amersfoortf 1.00. Idem franco per post- 1.50. Afzonderlijke nummer*- 0.05. Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve ep Zon- en Feest dagen. Advertentiënmededeelingen enz., gelieve men vóór 11 uur 's morgens by de Uitgevers in te zenden. Uitgevers; VALK H OFF C°. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels f 0.50. Elke regel meer - 0.10. Dienstaanbiedingen en aanvragen 35 cents bij vooruitbetaling. Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad, by abonnement. Eene circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Kennisgeving. De Burgemeester der gemeente Amersfoort, brengt, ingevolge mededeeling van den Burge meester van Odijk, d.d. 30 October 1908, no. 22*2/14, ter kennis van. belanghebbendendat zich in die gemeente een geval van miltvuur heeft voorgedaan. Amersfoort, 5 November 1908. De Burgemeester voornoemd WUIJTIERS. Politiek Overzicht. Het Casablanca-incident. Het meeningsverschil dat tussclien Duitschland en Frankrijk wegens het inci dent met de gedeserteerde manschappen van het vreemdenlegioen bestaat, laat zich aldus samenvattenDe instelling van een scheids gerecht is het allereerst te Berlijn aan de hand gedaan, en wel van Duitsche zijde. Frankrijk stemde dadelijk daarin toe en men dacht aan eene verklaring, waarbij beide re geeringen zich zouden verplichten zich aan liet oordeel van een scheidsgerecht te onderwerpen en aan de uit het oor deel eventueel voortvloeiende aanspraken op genoegdoening gehoor te geven. Te Berlijn staat men thans echter op eene van het oordeel van het scheidsgerecht onafhankelijke genoegdoening voor de vol gens Duitsche opvatting door Fransche soldaten in Casablanca gepleegde feitelijke beleediging van een geëmployeerde aan het Duitsche consulaat. Van Fransche zijde wordt geantwoord, dat het aanwezig zijn van zulk eene beleediging in geenen 'deele reeds bewezen isde feitelijkheden tussohen Fransche soldaten en deserteurs van het vreemdenlegioen hadden niet plaats in het Duitsche consulaat, noch op Marokkaansch terrein, doch te water. Voorts wordt be weerd, dat geenszins aangetoond is aan welko zijde de handtastelijkheden zijn be gonnen en daarom zou het ongetwijfeld het beste zijn alle discussie na te laten en alles aan het scheidsgerecht toe te vertrouwen. Van Fransche zijde wordt van de hand ge wezen het denkbeeld in eene uiteenzetting van de verhoudingen, waarin de manschap pen van het vreemdenlegioen verkeeren, te treden, dat ware eene kwestie van mi litaire discipline. De politieke kringen in Parijs zijn door de houding van Duitschland zeer pijnlijk getroffen, om dat men, na een eventueel mislukken van het plan tot een scheidsgerecht, geen ande ren uitweg ziet. Men koestert daarom ern stige vrees, dat in Berlijn de neiging be staat aan het incident van Casablanca eene beteekenis te geven, die het feitelijk niet verdient, want de daarbij betrokken perso nen zijn in hoofdzaak deserteurs, benevens inboorlingen die hunne eigen belangen mins tens ef^en hoog 9chatten als die van Duitsch land dat zij dienen. De Fransche bladen veroordeelen op scherpe wijze het Duitsche standpunt vol gens hetwelk vóór eene scheidsrechterlijke beslissing over de rechtsvraag, Frankrijk voor het tegen de Duitsche consulaire amb tenaren gepleegde geweld, zijn leedwezen moet uitspreken, waarna de Duitsche regeering haren consul te Casablanca een berisping zal toedienen. De Figaro schrijft: ,,Wat is eene berisping, een maat regel van inwendige discipline in vergelij king met de verontschuldigingen welke Frankrijk tegenover een vreemde mogend heid moet uitsprekenZeker, wanneer, hoe onmogelijk het ook schijne, een scheids rechter zich tegen de Fransche regeering zou uitspreken, zou Frankrijk deze uit spraak eerlijk aanvaarden. Maar waarom moeten wij vooraf reeds toegeven, dat de ver tegenwoordigers van Duitschland in Casa blanca waarheidslievend en die van Frank rijk leugenaars zijn? Op welken grond wijst Duitschland het af, dat een onpartijdige derde scheidsman tusschen de velerlei be weringen en tegenspraken beslist? Welk an der motief kan hier aanwezig zijn dan om ten koste van de Fransche eer een succes te verkrijgen, en eene vernedering op te leg gen, gelijk aan die welke Frankrijk voor drie jaren wedervaren is? Het is niet mo gelijk, dat de Duitsche openbare meening zulk een standpunt inneemt." De Matin schrijft: De Duitsche regeering zoekt zonder twijfel een afleiding met het oog op de ernstige onaangenaamheden, welke de binnenlandsche polittieke toestand meebrengt." Andere bladen uiten zich in gelijken geest als Figaro en Matin. Van betrouwbare zijde werd te Parijs aan een journalist nog het volgende verklaard „Het voorstel tot een scheidsgerecht was door Duitschland in alle vormelijkheid ge daan en wij verwachtten na onze toestem ming een voorstel over de wijze van inroe ping van het scheidsgerecht. Vorst Von Bülow gaf nog voor tien dagen in een on derhoud met een vreemden diplomaat (klaar blijkelijk is Iswolsky bedoeld) te kennen, dat het incident door aanvaarding van het scheidsgerecht als uit den weg geruimd kon worden beschouwd. Nu verlangt Duitschland plotseling, dat onze officieren, die aan de gebeurtenissen in Casablanca deelnamen, dadelijk, d. w. z. nog voor instelling van het scheidsgerecht, zich bij den Duitschen consul zullen verontschuldigen. Wij hebben geantwoord, dat wij bereid zijn alle conse quenties, voortvloeiende uit het oordeel der scheidsrechters, te aanvaarden, maar dat wij van te voren in een zoo vernederenden maat regel evenmin kunnen toestemmen als wij ons zelf, volgens de voorstelliyg in onze stukken, voor gerechtigd zouden houden een berisping van den Duitschen consul te verlangen. Wij hebben van eene dergelijken eisch afgezien, omdat het denkbeeld van een scheidsgerecht werd opgeworpen en wij ge- looven niet, dat iemand ons standpunt on billijk vinden kan." Het „Journal des Débats" betreurt diep Duitschland's houding. „Wij willen die niet met andere der jongste gebeurtenissen in verband brengen. Naar onze meening mag in de verhouding tusschen Duitschland en Frankrijk de algemeene Europeesohe poli tiek nooit met de loopende aangelegenheden worden vermengd. Zoo vast wij aan ons ver bond- en entente-stelsel gehecht zijn, zoo bereid zijn wij onzerzijds met Duitschland in den meest oprechten en vriendschappelij- ken geest de vraagstukken te behandelen, welke zich dagelijks tusschen de beide lan den voordoen. Ook de rust in Europa kan daarbij slechts winnen." Nadat het bovenstaande reeds was ge schreven, zijn een reeks telegrammen bin nengekomen, waaruit blijkt dat onderhande lingen worden gevoerd over een formule, waarbij door beide landen spijt over het ge beurde zou worden betuigd. Daarna zou de zaak in zijn geheel, düs niet alleen de rechts zaak, maar ook de feitelijke zijde der kwestie aan een scheidsgerecht worden onderwor pen. Frankrijk, hoe tegemoetkomend overi gens ook, schijnt vast besloten bij zijne wei gering te blijven, om voor het optreden der militairen te Casablanca verontschuldigingen te doen aanbieden. Het Journal des Débats brengt een telegram uit Berlijn, dat Duitsch land de hierboven omschreven verzoenende verklaring zou hebben aanvaard, doch dit wordt uit Berlijn noch officieel, noch offi cieus bevestigd. Althans zou men daar eene verklaring vorderen, waarbij Frankrijk zijn spij betuigt over het inbreuk maken op de privileges van den Duitschen consul. Uit het officieuse bericht der Köln. Ztg. blijkt voorts, dat ongegrond is de veronder stelling der Fransche bladen, dat Duitsch land na de jongste gebeurtenissen in het eigen land een afleiding zou zoeken in het buitenland. De eisch der Duitsche regeering zou reeds 18 October aan Frankrijk kenbaar zijn gemaakt. Frankrijk, P a r ij-s, 5 N o v. In den Senaat een in terpellatie beantwoordende, zeide de minis ter van openbare werken namens het geheele ladn den luchtschippers dank;hij bracht hun verder hulde en betuigde zijn bewondering. Hij voegde er aan toe, dat er een krediet van 100,000 frs. zal worden opgebracht ter aanmoedigingde minister hoopte, dat de luchtvaart gunstig zal zijn voor den maat- schappelijken vcortuitgang, de toenadering, de menschlievendheid en den vrede in de wereld. De Senaat nam daarop een motie aan van instemming met de verklaringen van den minister. In verband met de behandeling in de Ka mer van het vraagstuk der noodzakelijkheid van de al of niet handhaving van de dood straf, heeft de Matin een statistiek gemaakt van de wenschen, in den loop der twee laat ste jaren door de verschillende jury's bij de cours d'assises over deze quaestie aan de re geering kenbaar gemaakt. Thans hebben zich 47 departementen, d. i. meer dan de helft, zeer beslist verklaard voor de handhaving van de doodstraf, en kele zelfs meer dan eens. Het verdient de aandacht, dat onder de departementen, waarvan de jury de hand having eischt, voorkomen het departement Lot-et-Garonne, waartoe de president der republiek behoort, het departement Var, het welk vertegenwoordigd wordt door den pre sident van den ministerraad en het departe ment van de Loire, waarvan de minister van justitie Briand de afgevaardigde is. De laatste toepassing van de doodstraf had 7 October 1905 plaats. Oostenrijk-Hongarije. W e e n e n, 5 N o v. Aan den ter eere van den Koning van Griekenland gegeven galamaaltijd bracht Keizer Frans Jozef een toost uit, waarbij Z. M. zijn oprechte vreug de over het bezoek van den Koning uitdruk te. De Keizer is zeer getroffen geweest over de vriendelijke oplettendheid door den Ko ning aan den dag gelegd, door hem zijn gelukwenschen over te brengen. De Keizer bracht vervolgens in herinnering de goede en vriendschappelijke betrekkingen, welke tusschen de twee vorstelijke huizen der twee landen bestaan en dronk op den voorspoed van den Koning, de Koningin en de konink- l'jk; familie. De Koning hiervoor zijn dank betuigende, zeide dat hij van deze gelegenheid gebruik maakte om den Keizer opnieuw de verzeke ring te geven van zijn innige en oprechte vriendschap. De Koning stelde een dronk in op den voorspoed van den Keizer en de ge heele keizerlijke familie en op den luister en het geluk van het rijk. Minister-president Von Beck is met de onderhandelingen met de aanvoerders der verschillende partijen begonnen zonder dat er eenige orde in de chaos is gekomen. Te Praag hebben de Tsjechen Woensdag weder eens twee Duitsche corpsleden afgeranseld en te Kamotau, Landskron, Gablonz en Kaaden hebben de Duitschers anti-Tsje chisch gemanifesteerd. Rusland. Rusland heeft aan de mogendheden, ten minste aan de regeering te Weenen, een nota laten overhandigen, waarin het Rus sische voorstel voor de conferentie ter be handeling der Balkan-gebeurtenissen wordt uiteengezet. Rusland stelt voor te behandelen acht on derwerpen, zonder de wijze van behandeling nader aan te geven, en wel De annexatie van Bosnië en Herzego- wina de onafhankelijkheidsverklaring van Bul garije; de regeling van de staatsrechterlijke posi tie van Oost-Roemelië bespreking van tie afschaffing der capitu- opheffing der buitenlandsche postkantoren in Turkije voordeelen toe te kennen aan Servië en Montenegro schadevergoeding van Bulgarije aan Tur- kije annexatie van Kreta bij Griekenland, on der voorbehoud dat hierover eenstemmigheid wordt verkregen van de vier beschermende mogendhedenItalië, Frankrij'k, Rusland en Engeland, wier advies aan de conferen tie ter goedkeuring zal worden voorgelegd. Deze nota, zegt de Voss. Ztg., vermijdt zorgvuldig de klippen waarop het conferen tieplan zou kunnen schipbreuk lijden; zij geeft gelegenheid voor verdere diplomatike be^rrekingen. Maar de onbepaaldheid dei- uitdrukkingen in de nota maken het moei lijk daaruit op te maken, in welken geest Rusland de voorgestelde punten wil behan deld zien. En dat maakt den toestand juist zoo moeilijk. Oostenrijk heeft verklaard niet aan een conferentie te zullen deelnemen, wanneer daarop de mérites van de Bosni sche quaestie moeten worden behandeldde conferentie kan, naai* Oostenrijk's meening alleen de voldongen feiten constateeren en goedkeuren. Is dat ook het plan van minister Iswolski? De regeering ie Weenen verlangt, dat hij het dan duidelijk zal zeggen. Maar zij meent reden te hebben het te betwijfelen. De Neue Freie Presse wist reeds te vertellen, dat Is wolski aan den president der Doema, Chom- jakof, bad medegedeeld, dat Rusland de an nexatie van Bosnië en Herzegowina onmoge lijk kan goedkeuren. En in dit geval is de geheele uitnoodiging aan Oostenrijk, om aan dq^ conferentie deel te nemen, een wassen neus, en is de mislukking van het conferen tieplan verzekerd. Een tweede moeilijkheid is de houding der Russische diplomatie tegenover de eischen van Servië en Montenegro. Rusland ver mijdt in "de nota het gebruik van het woord „compensatie" en spreekt van toe te kennen „voordeelen". Maar dan dient vooraf vast gesteld tc worden, welk soort voordeelen be doeld zijn. Wil Iswolski de conferentie wer kelijk doen bijeenkomen, dan moeten de vrije vage „voordeelen" voor Servië en Montenegro eerst nader omschreven worden. Oostenrijk heeft zijn standpunt dqidelijk uiteengezet, en verkeert in de positie, dat het wachten kan. Wil Rusland werkelijk de conferentie, en wel op een wijze, die onaan gename verrassingen uitsluit, dan moet het zijn voorstellen met ontwijfelbare duidelijk heid formuleeren. Servië. Belgrado, 5 Nov. Het presidium van de Skoepsjtina heeft aan de pers een bericht medegedeeld van den volgenden inhoud Na de lezing van het regeeringsverslag, heeft de Skoepsjtina er acte van genomen, dat Servië in den huidigen moeielijken toe stand, al het noodige heeft gedaan voor een krachtige verdediging van de Servische be- langei. en zal voortgaan een correcte hou ding aan te nemen ten aanzien van dé ver vulling der internationale verplichttingen. Gelet op de openbare meening, is Europa goed gezind jegens Servië. Met het oog op de gevoelens voor rechtvaardigheid der groo te mogendheden, hebben wij reden te ver wachten, dat'een rechtvaardig gevolg zal worden gegeven aan de eischen van Servië. Zonder den vrede te verbreken, zal Servië de bijeenroeping en de besluiten van de con ferentie afwachten. Belgrado, 5 Nov. Tengevolge van ernstige vertoogen van den gezant van Oos tenrijk-Hongarije en vriendschappelijke raadgevingen van alle andere groote mo gendheden is de regeering er toe overgegaan de openbare meening tot kalmte te brengen. Het eerste gevolg van deze veranderde hou ding is dat de boycot van Oostenrijksch- Hongaarscl.e handelaren heeft opgehouden en dat de toegang tot de aan den boycot on derworpen magazijnen weer vrij geworden is. De regeering noodigde de dagbladen u-t met de aanvallen tegen Keizer Frans Jozef op te houden, op poene van inbeslagneming. Het is geen wonder dat de Serviërs zich over de gevolgen van het door hen gespeelde gevaarlijke spelletje ongerust beginnen te maken en zich door alarmeeringen laten op schrikken. De Donauflottielje is Woensdag van Peterwardein verder zuidwaarts gevaren om naar officieus bericht, wordt voor Semlin de manoeuvres voort te zetten. Zij ligt dus nu dicht bij de Servische grens d.w z. bij Belgrado, dat de zonderlingste ligging heeft van eenige hoofdstad ter wereld, en zal daar (zoo zegt het bericht verder) waar schijnlijk den geheelen winter in station blijven. Te St. Petersburg spreekt men van een uitdagende houding van Oostenrijk-Honga rije, maar de bedoeling schijnt alleen, de vertoogen van graaf Forgatsch te Belgrado te steunen. Vast staat dat het 'bovenbedoeld bevel in het allerlaatste oogenblik gegeven werd, terwijl alle toebereidselen waren ge troffen voor een terugkeer der vloot nog deze week. Bulgarijë. Eenige dagen geleden, zoo wordt uit So fia geseind, had de Bulgaarsche regeering de vertegenwoordigers der Oriënt-spoorwe- gen daar ter stede onder verwijzing naar de DOOR 39 S. R. CROCKETT. Uit het Schotsch vertaald DOOR J. P. WESSELINK-VAN ROSSUM. Op die manier eindigde lord Darroch zijne verwenschingen over de romantische dwaas heden. Zijn zoon had den laatsten zin afge broken door zijns vaders keel met beide han den te omspannen en hem op de sofa te slingeren, waar hij. geruimen tijd verbijsterd bleef zitten, terwijl zijn ooren nog suisden van het luidruchtig vertrek zijns zoons. Lord Darroch liep verscheidene dagen rond met pijn aan zijn keel. Daarna reed Carus zoo snel als een cab hem kon brengen naar Scotstarvit-House. Ja, lord Niddisdale was thuis en zou hem ontvangen. „Wel, Cai*us wat scheelt er aan? Ga, zit ten, mijn jongen. Wat, dat mooie meisjeMijn moeder heeft mij alles omtrent haar verteld. Borg zijn? Natuurlijk", beste jongen, voor de helft van mijn bezittingen. Wil je "vader niet over den brug komen? Niet hum hum, altijd de oude, ja Carus ik zal je aan het bu reau ontmoeten. Ik geloof, dat we goed-zou den doen James Chetwynd met ons mede te nemen!" Toen Cams in Eburg-street terugkeerde, merkte hij, dat Hester reeds 'wee vrienden bij zich had. Een gevoel, dat naar teleur stelling zweemde overviel hem, toen hij zag, dat het Tom en Vic Torphichan waren. Vic's gelaat was opgezet en haar oogen rood van het schreien. Tom zag er uit alsof hij op Het punt stond een tweegevecht aan te gaan, en van plan was zijn tegenstander te vermoorden. „Ik wil nooit weer teruggaan ik heb het gezegd (een snik) Tom deed hetzelf de. Ik heb geld van mijzelf (een snik) we zullen samen gaan wonen in een hutje met rozen (een snik) en Devonshire room eten en een snoezige, kleine ponny om op te rijden nemen. Maar ik heb wat be dacht, Hester. Ik zal er een eed op doen, (een snik) dat je mij den eersten dag, dat je bij ons waart den robijn hebt laten zien en me liet beloven het niet te vertellen. Dat zal ik doen." Hester glimlachte nu. „O, neen, lieve Vic aan zoo iets moet je niet denken. Wij zullen allen de waarheid zeggen, zij kunnen mij geen kwaad doen. Wel, Carus hen je al weer terug?" „Het is misschien beter, dat we naar het kantoor gaan,'' klonk de stem van den in specteur Greig, „er wachten twee heeren om over de borgstelling te spreken." Zij verlieten allen de cel, de hertog trad Hester tegemoet en nam glimlachend haar hand. „Kom. kom, huil niet." (Hester had in het geheel niet gehuild) „alles zal spoedig in orde zijn." Zijn stem klonk, alsof zij een klein meisje was, dal in den modder was gevallen en haar handen had bezeerd. „Dit is de hertog van Niddisdale en ik heet Chetwynd, James Chetwynd,'' zei de tweede heer. Hij was lang en lenig en zijn gansche voorkomen verried meer den sports man, den ervaren ruiter en den harclnek- kigen jager op grof wild, dan wat hij wer kelijk was, een van de voornaamste advoca ten van zijn tijd. „Natuurlijk, mijnheer Chetwynd, zal ik borgstelling voor de jonge dame toestaan," zei de inspecteur, „maar de som moet groot zijn. De aanklacht is een zeer ernstige. Duizend pond sterling voor ieder der bor- geu." „Heel goed," antwoordde de heer Chet wynd onmiddellijk. „De hei'tog zal de eene en ik de andere zijn. Tom Torphichan stond wat opzij, somber op de toppen van zijn handschoenen bijtende. Vic schreide nog zachtjes, steeds Hester's hand vasthoudende. Eenige oogenblikken later stonden zii al len te samen buiten het bureau in de toene mende schemering «n zagen elkaar eenigs- zins verlegen aan. De gedachte was nog niet bij hen opgekomen, dat er een plaats gevonden moest worden, waar Hester den nacht zou kunnen doorbrengen. Scotstarvit House'*had door het vertrek der hertogin geen vrouwelijk hoofd. Carus en Tom kon den niets verzinnen. „Het spijt mij verbazend, dat mijn vrouw juist uit de stad is," zeide de heer Chet wynd, „het best is misschien u naar een ho tel te brengen." Hulp kwam opdagen van de zijde van Vic. „Ik heb een vriendin," zeide zij, „me vrouw de gravin Saucy les Ecours!" Zelfs de heer Chetwynd slaakte een zucht van verlichting. „Het is hier niet ver van daan, in de Albertbridge-road. Tom zal er ons brengen!" „Denk er aan, dat wij morgenochtend te tien uur voor het hof moeten verschijnen," zei James Chetwynd. „Zonder eenigen twij fel zal het eindigen in een uitstel, om ons gelegenheid te geven onze Sehotsche getui gen te laten komen, dat zal nog tijd geven deze geheele zaak in te zien. Het is óf een vergissing, door ergernis tot deze afmeting gebracht óf, waartoe ik meer geneigd ben te gelooven, een weldoordachte en doorge zette samenspanning." Carus begaf zich met Vic en Tom naar het zuidwesten der stad. Vio babbelde onop houdelijk. Zij was in de meest uitgelatene stemming. Zij had Hester bij den arm ge nomen en hield nu haar vingers omkneld, terwijl zij den rug 'der hand streelde. De beide jongelieden kwamen achteraan, som ber zwijgend, daar ieder ontevreden was over de tegenwoordigheid van den'andere. Zoo bereikten zij den hoek van de brug. De rivier lag in een purperen, roodbruinen gloed onder hen. „Tom, nu moet je regelrecht naar huis gaan," zei Vic, „ik kan je niet verder mee nemen, dan kan je thuis zeggen, dat je niet weet, waar ik ben." „Dat kan ik in ieder geval zeggen," ant woordde Tom ontstemd. „Ja, dat weet ik," zei Vic, „maar als het waar is kan je het met des te meer succes verzekeren." „Neon," zei Tom, „nu sla je den bal ge heel mis, als ik de waarheid spreek, word ik juist nooit geloofd." Hester stak hem haar hand toe. „Het was vriendelijk, neef Tom, dat je bent gekomen," sprak zij, „maar je moet je voor mij niet in ongelegenheid brengen. Je vader heeft een vergissing begaan, zon der eenigen twij'fel denkt hij, dat hij goed heeft gehandeld." „Dank je, Hester," antwoordde Tom, „ik zal probeeren ook zoo te denken, maar als je wilt weten, wat ik denk, dan is het volgens mijn meenïng alles de schuld van Eth." Het viel Carus op, dat er niet bizonder veel familiegenegenheid onderling scheen te bestaan en zelf vroeg hij zich af, hoe het zou zijn met de keel van lord Darroch. „Carus, jou dank ik duizendmaal," zei Hester, „ik weet niet wat er gebeurd zou zijn, zonder jou. Ik denk, dat ik in de go- vangenis zou zijn gebleven." „Het was goed van je het eerst aan mij te denken," zei hij, haar hand vasthouden de. Vic maakte Tom attent op een voorbij gaande schuit. Tom gromde. Een snik door voer Hester van het hoofd tot de voeten. Tranen stroomden uit de strakke droeve oogen, on maakten ze groot en van het diep ste blauw. „Wien zou ik anders hebben kunnen vra gen," fluisterde zij naar hem opziende." Vic had zich omgewend zoodra zij den snik hoorde, nam haar nu snel bij den arm en trok haar weg. „HesterP' zei Carus met diepe, ingehou den stem. Hij was alles omtrent Tom en Vic verge ten. Hij zag slechts, dat zij die hij liefhad zich van hem ging verwijderen. „Van avond niet meer," zei Vic, haar vrije hand wuivende, maar hem toch over haar schouder heen bemoedigend toelachend. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1908 | | pagina 1