I#. 133.
7"e Jaargauf^.
Vrijdag 6 November 1908.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
CINDERELLA.
AMERSFOORTSGH DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden roor Amersfoortf 1.00.
Idem franco per post- 1.50.
Afzonderlijke nummer*- 0.05.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve ep Zon- en Feest
dagen.
Advertentiënmededeelingen enz., gelieve men vóór 11 uur
's morgens by de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers; VALK H OFF C°.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels f 0.50.
Elke regel meer - 0.10.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 35 cents bij vooruitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Blad, by abonnement. Eene
circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Kennisgeving.
De Burgemeester der gemeente Amersfoort,
brengt, ingevolge mededeeling van den Burge
meester van Odijk, d.d. 30 October 1908, no.
22*2/14, ter kennis van. belanghebbendendat
zich in die gemeente een geval van miltvuur
heeft voorgedaan.
Amersfoort, 5 November 1908.
De Burgemeester voornoemd
WUIJTIERS.
Politiek Overzicht.
Het Casablanca-incident.
Het meeningsverschil dat tussclien
Duitschland en Frankrijk wegens het inci
dent met de gedeserteerde manschappen van
het vreemdenlegioen bestaat, laat zich aldus
samenvattenDe instelling van een scheids
gerecht is het allereerst te Berlijn aan de
hand gedaan, en wel van Duitsche zijde.
Frankrijk stemde dadelijk daarin toe en men
dacht aan eene verklaring, waarbij beide re
geeringen zich zouden verplichten zich aan
liet oordeel van een scheidsgerecht te
onderwerpen en aan de uit het oor
deel eventueel voortvloeiende aanspraken
op genoegdoening gehoor te geven. Te
Berlijn staat men thans echter op eene
van het oordeel van het scheidsgerecht
onafhankelijke genoegdoening voor de vol
gens Duitsche opvatting door Fransche
soldaten in Casablanca gepleegde feitelijke
beleediging van een geëmployeerde aan het
Duitsche consulaat. Van Fransche zijde
wordt geantwoord, dat het aanwezig zijn
van zulk eene beleediging in geenen 'deele
reeds bewezen isde feitelijkheden tussohen
Fransche soldaten en deserteurs van het
vreemdenlegioen hadden niet plaats in het
Duitsche consulaat, noch op Marokkaansch
terrein, doch te water. Voorts wordt be
weerd, dat geenszins aangetoond is aan
welko zijde de handtastelijkheden zijn be
gonnen en daarom zou het ongetwijfeld het
beste zijn alle discussie na te laten en alles
aan het scheidsgerecht toe te vertrouwen.
Van Fransche zijde wordt van de hand ge
wezen het denkbeeld in eene uiteenzetting
van de verhoudingen, waarin de manschap
pen van het vreemdenlegioen verkeeren, te
treden, dat ware eene kwestie van mi
litaire discipline. De politieke kringen
in Parijs zijn door de houding van
Duitschland zeer pijnlijk getroffen, om
dat men, na een eventueel mislukken van
het plan tot een scheidsgerecht, geen ande
ren uitweg ziet. Men koestert daarom ern
stige vrees, dat in Berlijn de neiging be
staat aan het incident van Casablanca eene
beteekenis te geven, die het feitelijk niet
verdient, want de daarbij betrokken perso
nen zijn in hoofdzaak deserteurs, benevens
inboorlingen die hunne eigen belangen mins
tens ef^en hoog 9chatten als die van Duitsch
land dat zij dienen.
De Fransche bladen veroordeelen op
scherpe wijze het Duitsche standpunt vol
gens hetwelk vóór eene scheidsrechterlijke
beslissing over de rechtsvraag, Frankrijk
voor het tegen de Duitsche consulaire amb
tenaren gepleegde geweld, zijn leedwezen
moet uitspreken, waarna de Duitsche
regeering haren consul te Casablanca
een berisping zal toedienen. De Figaro
schrijft: ,,Wat is eene berisping, een maat
regel van inwendige discipline in vergelij
king met de verontschuldigingen welke
Frankrijk tegenover een vreemde mogend
heid moet uitsprekenZeker, wanneer, hoe
onmogelijk het ook schijne, een scheids
rechter zich tegen de Fransche regeering
zou uitspreken, zou Frankrijk deze uit
spraak eerlijk aanvaarden. Maar waarom
moeten wij vooraf reeds toegeven, dat de ver
tegenwoordigers van Duitschland in Casa
blanca waarheidslievend en die van Frank
rijk leugenaars zijn? Op welken grond wijst
Duitschland het af, dat een onpartijdige
derde scheidsman tusschen de velerlei be
weringen en tegenspraken beslist? Welk an
der motief kan hier aanwezig zijn dan om
ten koste van de Fransche eer een succes te
verkrijgen, en eene vernedering op te leg
gen, gelijk aan die welke Frankrijk voor
drie jaren wedervaren is? Het is niet mo
gelijk, dat de Duitsche openbare meening
zulk een standpunt inneemt."
De Matin schrijft: De Duitsche regeering
zoekt zonder twijfel een afleiding met het
oog op de ernstige onaangenaamheden,
welke de binnenlandsche polittieke toestand
meebrengt."
Andere bladen uiten zich in gelijken geest
als Figaro en Matin.
Van betrouwbare zijde werd te Parijs aan
een journalist nog het volgende verklaard
„Het voorstel tot een scheidsgerecht was
door Duitschland in alle vormelijkheid ge
daan en wij verwachtten na onze toestem
ming een voorstel over de wijze van inroe
ping van het scheidsgerecht. Vorst Von
Bülow gaf nog voor tien dagen in een on
derhoud met een vreemden diplomaat (klaar
blijkelijk is Iswolsky bedoeld) te kennen,
dat het incident door aanvaarding van het
scheidsgerecht als uit den weg geruimd kon
worden beschouwd. Nu verlangt Duitschland
plotseling, dat onze officieren, die aan de
gebeurtenissen in Casablanca deelnamen,
dadelijk, d. w. z. nog voor instelling van
het scheidsgerecht, zich bij den Duitschen
consul zullen verontschuldigen. Wij hebben
geantwoord, dat wij bereid zijn alle conse
quenties, voortvloeiende uit het oordeel der
scheidsrechters, te aanvaarden, maar dat wij
van te voren in een zoo vernederenden maat
regel evenmin kunnen toestemmen als
wij ons zelf, volgens de voorstelliyg in onze
stukken, voor gerechtigd zouden houden
een berisping van den Duitschen consul te
verlangen. Wij hebben van eene dergelijken
eisch afgezien, omdat het denkbeeld van een
scheidsgerecht werd opgeworpen en wij ge-
looven niet, dat iemand ons standpunt on
billijk vinden kan."
Het „Journal des Débats" betreurt diep
Duitschland's houding. „Wij willen die niet
met andere der jongste gebeurtenissen in
verband brengen. Naar onze meening mag
in de verhouding tusschen Duitschland en
Frankrijk de algemeene Europeesohe poli
tiek nooit met de loopende aangelegenheden
worden vermengd. Zoo vast wij aan ons ver
bond- en entente-stelsel gehecht zijn, zoo
bereid zijn wij onzerzijds met Duitschland
in den meest oprechten en vriendschappelij-
ken geest de vraagstukken te behandelen,
welke zich dagelijks tusschen de beide lan
den voordoen. Ook de rust in Europa kan
daarbij slechts winnen."
Nadat het bovenstaande reeds was ge
schreven, zijn een reeks telegrammen bin
nengekomen, waaruit blijkt dat onderhande
lingen worden gevoerd over een formule,
waarbij door beide landen spijt over het ge
beurde zou worden betuigd. Daarna zou de
zaak in zijn geheel, düs niet alleen de rechts
zaak, maar ook de feitelijke zijde der kwestie
aan een scheidsgerecht worden onderwor
pen. Frankrijk, hoe tegemoetkomend overi
gens ook, schijnt vast besloten bij zijne wei
gering te blijven, om voor het optreden der
militairen te Casablanca verontschuldigingen
te doen aanbieden. Het Journal des Débats
brengt een telegram uit Berlijn, dat Duitsch
land de hierboven omschreven verzoenende
verklaring zou hebben aanvaard, doch dit
wordt uit Berlijn noch officieel, noch offi
cieus bevestigd. Althans zou men daar eene
verklaring vorderen, waarbij Frankrijk zijn
spij betuigt over het inbreuk maken op de
privileges van den Duitschen consul.
Uit het officieuse bericht der Köln. Ztg.
blijkt voorts, dat ongegrond is de veronder
stelling der Fransche bladen, dat Duitsch
land na de jongste gebeurtenissen in het
eigen land een afleiding zou zoeken in het
buitenland. De eisch der Duitsche regeering
zou reeds 18 October aan Frankrijk kenbaar
zijn gemaakt.
Frankrijk,
P a r ij-s, 5 N o v. In den Senaat een in
terpellatie beantwoordende, zeide de minis
ter van openbare werken namens het geheele
ladn den luchtschippers dank;hij bracht hun
verder hulde en betuigde zijn bewondering.
Hij voegde er aan toe, dat er een krediet
van 100,000 frs. zal worden opgebracht
ter aanmoedigingde minister hoopte, dat
de luchtvaart gunstig zal zijn voor den maat-
schappelijken vcortuitgang, de toenadering,
de menschlievendheid en den vrede in de
wereld.
De Senaat nam daarop een motie aan van
instemming met de verklaringen van den
minister.
In verband met de behandeling in de Ka
mer van het vraagstuk der noodzakelijkheid
van de al of niet handhaving van de dood
straf, heeft de Matin een statistiek gemaakt
van de wenschen, in den loop der twee laat
ste jaren door de verschillende jury's bij de
cours d'assises over deze quaestie aan de re
geering kenbaar gemaakt.
Thans hebben zich 47 departementen, d. i.
meer dan de helft, zeer beslist verklaard
voor de handhaving van de doodstraf, en
kele zelfs meer dan eens.
Het verdient de aandacht, dat onder de
departementen, waarvan de jury de hand
having eischt, voorkomen het departement
Lot-et-Garonne, waartoe de president der
republiek behoort, het departement Var, het
welk vertegenwoordigd wordt door den pre
sident van den ministerraad en het departe
ment van de Loire, waarvan de minister
van justitie Briand de afgevaardigde is. De
laatste toepassing van de doodstraf had 7
October 1905 plaats.
Oostenrijk-Hongarije.
W e e n e n, 5 N o v. Aan den ter eere
van den Koning van Griekenland gegeven
galamaaltijd bracht Keizer Frans Jozef een
toost uit, waarbij Z. M. zijn oprechte vreug
de over het bezoek van den Koning uitdruk
te. De Keizer is zeer getroffen geweest over
de vriendelijke oplettendheid door den Ko
ning aan den dag gelegd, door hem zijn
gelukwenschen over te brengen. De Keizer
bracht vervolgens in herinnering de goede
en vriendschappelijke betrekkingen, welke
tusschen de twee vorstelijke huizen der twee
landen bestaan en dronk op den voorspoed
van den Koning, de Koningin en de konink-
l'jk; familie.
De Koning hiervoor zijn dank betuigende,
zeide dat hij van deze gelegenheid gebruik
maakte om den Keizer opnieuw de verzeke
ring te geven van zijn innige en oprechte
vriendschap. De Koning stelde een dronk in
op den voorspoed van den Keizer en de ge
heele keizerlijke familie en op den luister
en het geluk van het rijk.
Minister-president Von Beck is met de
onderhandelingen met de aanvoerders der
verschillende partijen begonnen zonder dat
er eenige orde in de chaos is gekomen. Te
Praag hebben de Tsjechen Woensdag weder
eens twee Duitsche corpsleden afgeranseld
en te Kamotau, Landskron, Gablonz en
Kaaden hebben de Duitschers anti-Tsje
chisch gemanifesteerd.
Rusland.
Rusland heeft aan de mogendheden, ten
minste aan de regeering te Weenen, een
nota laten overhandigen, waarin het Rus
sische voorstel voor de conferentie ter be
handeling der Balkan-gebeurtenissen wordt
uiteengezet.
Rusland stelt voor te behandelen acht on
derwerpen, zonder de wijze van behandeling
nader aan te geven, en wel
De annexatie van Bosnië en Herzego-
wina
de onafhankelijkheidsverklaring van Bul
garije;
de regeling van de staatsrechterlijke posi
tie van Oost-Roemelië
bespreking van tie afschaffing der capitu-
opheffing der buitenlandsche postkantoren
in Turkije
voordeelen toe te kennen aan Servië en
Montenegro
schadevergoeding van Bulgarije aan Tur-
kije
annexatie van Kreta bij Griekenland, on
der voorbehoud dat hierover eenstemmigheid
wordt verkregen van de vier beschermende
mogendhedenItalië, Frankrij'k, Rusland
en Engeland, wier advies aan de conferen
tie ter goedkeuring zal worden voorgelegd.
Deze nota, zegt de Voss. Ztg., vermijdt
zorgvuldig de klippen waarop het conferen
tieplan zou kunnen schipbreuk lijden; zij
geeft gelegenheid voor verdere diplomatike
be^rrekingen. Maar de onbepaaldheid dei-
uitdrukkingen in de nota maken het moei
lijk daaruit op te maken, in welken geest
Rusland de voorgestelde punten wil behan
deld zien. En dat maakt den toestand juist
zoo moeilijk. Oostenrijk heeft verklaard niet
aan een conferentie te zullen deelnemen,
wanneer daarop de mérites van de Bosni
sche quaestie moeten worden behandeldde
conferentie kan, naai* Oostenrijk's meening
alleen de voldongen feiten constateeren en
goedkeuren.
Is dat ook het plan van minister Iswolski?
De regeering ie Weenen verlangt, dat hij
het dan duidelijk zal zeggen. Maar zij meent
reden te hebben het te betwijfelen. De Neue
Freie Presse wist reeds te vertellen, dat Is
wolski aan den president der Doema, Chom-
jakof, bad medegedeeld, dat Rusland de an
nexatie van Bosnië en Herzegowina onmoge
lijk kan goedkeuren. En in dit geval is de
geheele uitnoodiging aan Oostenrijk, om aan
dq^ conferentie deel te nemen, een wassen
neus, en is de mislukking van het conferen
tieplan verzekerd.
Een tweede moeilijkheid is de houding der
Russische diplomatie tegenover de eischen
van Servië en Montenegro. Rusland ver
mijdt in "de nota het gebruik van het woord
„compensatie" en spreekt van toe te kennen
„voordeelen". Maar dan dient vooraf vast
gesteld tc worden, welk soort voordeelen be
doeld zijn. Wil Iswolski de conferentie wer
kelijk doen bijeenkomen, dan moeten de
vrije vage „voordeelen" voor Servië en
Montenegro eerst nader omschreven worden.
Oostenrijk heeft zijn standpunt dqidelijk
uiteengezet, en verkeert in de positie, dat
het wachten kan. Wil Rusland werkelijk de
conferentie, en wel op een wijze, die onaan
gename verrassingen uitsluit, dan moet het
zijn voorstellen met ontwijfelbare duidelijk
heid formuleeren.
Servië.
Belgrado, 5 Nov. Het presidium van
de Skoepsjtina heeft aan de pers een bericht
medegedeeld van den volgenden inhoud
Na de lezing van het regeeringsverslag,
heeft de Skoepsjtina er acte van genomen,
dat Servië in den huidigen moeielijken toe
stand, al het noodige heeft gedaan voor een
krachtige verdediging van de Servische be-
langei. en zal voortgaan een correcte hou
ding aan te nemen ten aanzien van dé ver
vulling der internationale verplichttingen.
Gelet op de openbare meening, is Europa
goed gezind jegens Servië. Met het oog op
de gevoelens voor rechtvaardigheid der groo
te mogendheden, hebben wij reden te ver
wachten, dat'een rechtvaardig gevolg zal
worden gegeven aan de eischen van Servië.
Zonder den vrede te verbreken, zal Servië
de bijeenroeping en de besluiten van de con
ferentie afwachten.
Belgrado, 5 Nov. Tengevolge van
ernstige vertoogen van den gezant van Oos
tenrijk-Hongarije en vriendschappelijke
raadgevingen van alle andere groote mo
gendheden is de regeering er toe overgegaan
de openbare meening tot kalmte te brengen.
Het eerste gevolg van deze veranderde hou
ding is dat de boycot van Oostenrijksch-
Hongaarscl.e handelaren heeft opgehouden
en dat de toegang tot de aan den boycot on
derworpen magazijnen weer vrij geworden
is. De regeering noodigde de dagbladen u-t
met de aanvallen tegen Keizer Frans Jozef
op te houden, op poene van inbeslagneming.
Het is geen wonder dat de Serviërs zich
over de gevolgen van het door hen gespeelde
gevaarlijke spelletje ongerust beginnen te
maken en zich door alarmeeringen laten op
schrikken. De Donauflottielje is Woensdag
van Peterwardein verder zuidwaarts gevaren
om naar officieus bericht, wordt voor
Semlin de manoeuvres voort te zetten. Zij
ligt dus nu dicht bij de Servische grens d.w
z. bij Belgrado, dat de zonderlingste ligging
heeft van eenige hoofdstad ter wereld, en
zal daar (zoo zegt het bericht verder) waar
schijnlijk den geheelen winter in station
blijven.
Te St. Petersburg spreekt men van een
uitdagende houding van Oostenrijk-Honga
rije, maar de bedoeling schijnt alleen, de
vertoogen van graaf Forgatsch te Belgrado
te steunen. Vast staat dat het 'bovenbedoeld
bevel in het allerlaatste oogenblik gegeven
werd, terwijl alle toebereidselen waren ge
troffen voor een terugkeer der vloot nog
deze week.
Bulgarijë.
Eenige dagen geleden, zoo wordt uit So
fia geseind, had de Bulgaarsche regeering
de vertegenwoordigers der Oriënt-spoorwe-
gen daar ter stede onder verwijzing naar de
DOOR
39 S. R. CROCKETT.
Uit het Schotsch vertaald
DOOR
J. P. WESSELINK-VAN ROSSUM.
Op die manier eindigde lord Darroch zijne
verwenschingen over de romantische dwaas
heden. Zijn zoon had den laatsten zin afge
broken door zijns vaders keel met beide han
den te omspannen en hem op de sofa te
slingeren, waar hij. geruimen tijd verbijsterd
bleef zitten, terwijl zijn ooren nog suisden
van het luidruchtig vertrek zijns zoons.
Lord Darroch liep verscheidene dagen
rond met pijn aan zijn keel.
Daarna reed Carus zoo snel als een cab
hem kon brengen naar Scotstarvit-House.
Ja, lord Niddisdale was thuis en zou hem
ontvangen.
„Wel, Cai*us wat scheelt er aan? Ga, zit
ten, mijn jongen.
Wat, dat mooie meisjeMijn moeder heeft
mij alles omtrent haar verteld. Borg zijn?
Natuurlijk", beste jongen, voor de helft
van mijn bezittingen. Wil je "vader niet over
den brug komen? Niet hum hum, altijd
de oude, ja Carus ik zal je aan het bu
reau ontmoeten. Ik geloof, dat we goed-zou
den doen James Chetwynd met ons mede
te nemen!"
Toen Cams in Eburg-street terugkeerde,
merkte hij, dat Hester reeds 'wee vrienden
bij zich had. Een gevoel, dat naar teleur
stelling zweemde overviel hem, toen hij zag,
dat het Tom en Vic Torphichan waren.
Vic's gelaat was opgezet en haar oogen
rood van het schreien. Tom zag er uit alsof
hij op Het punt stond een tweegevecht aan
te gaan, en van plan was zijn tegenstander
te vermoorden.
„Ik wil nooit weer teruggaan ik heb
het gezegd (een snik) Tom deed hetzelf
de. Ik heb geld van mijzelf (een snik)
we zullen samen gaan wonen in een
hutje met rozen (een snik) en Devonshire
room eten en een snoezige, kleine ponny om
op te rijden nemen. Maar ik heb wat be
dacht, Hester. Ik zal er een eed op doen,
(een snik) dat je mij den eersten dag, dat
je bij ons waart den robijn hebt laten zien
en me liet beloven het niet te vertellen.
Dat zal ik doen."
Hester glimlachte nu.
„O, neen, lieve Vic aan zoo iets moet je
niet denken. Wij zullen allen de waarheid
zeggen, zij kunnen mij geen kwaad doen.
Wel, Carus hen je al weer terug?"
„Het is misschien beter, dat we naar het
kantoor gaan,'' klonk de stem van den in
specteur Greig, „er wachten twee heeren om
over de borgstelling te spreken."
Zij verlieten allen de cel, de hertog trad
Hester tegemoet en nam glimlachend haar
hand.
„Kom. kom, huil niet." (Hester had in
het geheel niet gehuild) „alles zal spoedig
in orde zijn."
Zijn stem klonk, alsof zij een klein meisje
was, dal in den modder was gevallen en
haar handen had bezeerd.
„Dit is de hertog van Niddisdale en ik
heet Chetwynd, James Chetwynd,'' zei de
tweede heer. Hij was lang en lenig en zijn
gansche voorkomen verried meer den sports
man, den ervaren ruiter en den harclnek-
kigen jager op grof wild, dan wat hij wer
kelijk was, een van de voornaamste advoca
ten van zijn tijd.
„Natuurlijk, mijnheer Chetwynd, zal ik
borgstelling voor de jonge dame toestaan,"
zei de inspecteur, „maar de som moet groot
zijn. De aanklacht is een zeer ernstige.
Duizend pond sterling voor ieder der bor-
geu."
„Heel goed," antwoordde de heer Chet
wynd onmiddellijk. „De hei'tog zal de eene
en ik de andere zijn. Tom Torphichan stond
wat opzij, somber op de toppen van zijn
handschoenen bijtende. Vic schreide nog
zachtjes, steeds Hester's hand vasthoudende.
Eenige oogenblikken later stonden zii al
len te samen buiten het bureau in de toene
mende schemering «n zagen elkaar eenigs-
zins verlegen aan. De gedachte was nog
niet bij hen opgekomen, dat er een plaats
gevonden moest worden, waar Hester den
nacht zou kunnen doorbrengen. Scotstarvit
House'*had door het vertrek der hertogin
geen vrouwelijk hoofd. Carus en Tom kon
den niets verzinnen.
„Het spijt mij verbazend, dat mijn vrouw
juist uit de stad is," zeide de heer Chet
wynd, „het best is misschien u naar een ho
tel te brengen."
Hulp kwam opdagen van de zijde van Vic.
„Ik heb een vriendin," zeide zij, „me
vrouw de gravin Saucy les Ecours!"
Zelfs de heer Chetwynd slaakte een zucht
van verlichting. „Het is hier niet ver van
daan, in de Albertbridge-road. Tom zal er
ons brengen!"
„Denk er aan, dat wij morgenochtend te
tien uur voor het hof moeten verschijnen,"
zei James Chetwynd. „Zonder eenigen twij
fel zal het eindigen in een uitstel, om ons
gelegenheid te geven onze Sehotsche getui
gen te laten komen, dat zal nog tijd geven
deze geheele zaak in te zien. Het is óf een
vergissing, door ergernis tot deze afmeting
gebracht óf, waartoe ik meer geneigd ben
te gelooven, een weldoordachte en doorge
zette samenspanning."
Carus begaf zich met Vic en Tom naar
het zuidwesten der stad. Vio babbelde onop
houdelijk. Zij was in de meest uitgelatene
stemming. Zij had Hester bij den arm ge
nomen en hield nu haar vingers omkneld,
terwijl zij den rug 'der hand streelde. De
beide jongelieden kwamen achteraan, som
ber zwijgend, daar ieder ontevreden was
over de tegenwoordigheid van den'andere.
Zoo bereikten zij den hoek van de brug.
De rivier lag in een purperen, roodbruinen
gloed onder hen.
„Tom, nu moet je regelrecht naar huis
gaan," zei Vic, „ik kan je niet verder mee
nemen, dan kan je thuis zeggen, dat je niet
weet, waar ik ben."
„Dat kan ik in ieder geval zeggen," ant
woordde Tom ontstemd.
„Ja, dat weet ik," zei Vic, „maar als het
waar is kan je het met des te meer succes
verzekeren."
„Neon," zei Tom, „nu sla je den bal ge
heel mis, als ik de waarheid spreek, word
ik juist nooit geloofd."
Hester stak hem haar hand toe.
„Het was vriendelijk, neef Tom, dat je
bent gekomen," sprak zij, „maar je moet
je voor mij niet in ongelegenheid brengen.
Je vader heeft een vergissing begaan, zon
der eenigen twij'fel denkt hij, dat hij goed
heeft gehandeld."
„Dank je, Hester," antwoordde Tom,
„ik zal probeeren ook zoo te denken, maar
als je wilt weten, wat ik denk, dan is het
volgens mijn meenïng alles de schuld van
Eth."
Het viel Carus op, dat er niet bizonder
veel familiegenegenheid onderling scheen te
bestaan en zelf vroeg hij zich af, hoe het
zou zijn met de keel van lord Darroch.
„Carus, jou dank ik duizendmaal," zei
Hester, „ik weet niet wat er gebeurd zou
zijn, zonder jou. Ik denk, dat ik in de go-
vangenis zou zijn gebleven."
„Het was goed van je het eerst aan mij
te denken," zei hij, haar hand vasthouden
de. Vic maakte Tom attent op een voorbij
gaande schuit. Tom gromde. Een snik door
voer Hester van het hoofd tot de voeten.
Tranen stroomden uit de strakke droeve
oogen, on maakten ze groot en van het diep
ste blauw.
„Wien zou ik anders hebben kunnen vra
gen," fluisterde zij naar hem opziende."
Vic had zich omgewend zoodra zij den
snik hoorde, nam haar nu snel bij den arm
en trok haar weg.
„HesterP' zei Carus met diepe, ingehou
den stem.
Hij was alles omtrent Tom en Vic verge
ten. Hij zag slechts, dat zij die hij liefhad
zich van hem ging verwijderen.
„Van avond niet meer," zei Vic, haar
vrije hand wuivende, maar hem toch over
haar schouder heen bemoedigend toelachend.
Wordt vervolgd.