BUITENLAND.
FEUILLETON.
CINDERELLA.
S'. 154.
7d< JnurjtanK.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Amersfoortf l.OO.
Idem franco per post- 1.50.
Afzonderlijke nummers- 0.05.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest
dagen.
Adrertentiënmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 uur
's morgens bij de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C°.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels f 0.50.
Elke regel moer - O.IO.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cents bij voeruitbetaling
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Blad, bij abonnement. Eeoc
circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aaavraag
toegezonden.
Politiek Overaicht
Oostenrijk en «le Halkaucrisis.
Toen de vorige week de Engelsche
staats-secretaris van buitenlandsche za-
I ken over den toestand in Europa sprak,
meende hij te kunnen constateeren,
I dat in de laatste wek-a de onderhan
delingen tot oplossing van de crisis in
I het Oosten aanmerkelijken vooruitgang
toonden. Dit boezemde vertrouwen in en
deed de hoop ontstaan, dat men nu spoedig
over den berg van moeilijkheden, welke de
l annexatie van Bosnië en de onafhankelijk-
verklaring \an Bulgarije hebben opgesta-
peld, heen, een uitzicht op een rustig ver
loop der dingen zou verkrijgen. Intusschen
I is er niets gebeurd dat aanleiding zou kun
nen geven dit vertrouwen te sterken. De
I horizont is integendeel nog steeds zoo omne-
I veld als hij vroeger was en het is nog
altijd niet duidelijk hoe eene bevredigende
I oplossing d.r hangende vraagstukken zal
gevonden worden. De te Belgrado namens
i de groote mogendheden gedane vertoogen,
1 waarbij een ernstige waarschuwing tegen on-
I bezonnenheden tot de Servische regeering
I werd gericht, heeft bij deze in zooverre een
geringe uitwerking gehad, dat ze een
voudig de ophooping van troepen aan de
grenzen en de vorming van benden loochen
de daarentegen naar Oostenrijk-Hongarije
verwees als het land dat oorlogsmaatrege
len trof. Niettemin mag men aanne
men dat de stap der mogendheden op Ser
vië niet geheel zonder invloed zal blijven.
Men zal in Belgrado, nu de eerste prikkel
baarheid over deze vermaning voorbij is,
wel tot eene kalmere opvatting van zaken
komen en nauwgezet met zich te rade
gaan of men zich onder zulke om
standigheden in een avontuur zal storten,'
welks gevolgen wel eens zeer nadeelig voor
de Servische natie konden zijn. Montenegro
alleen kan er niet aan denken ook slechts
een bendenoorlog tegen Oostenrijk te voe
ren. De wanverhouding zou te zeer de ko
mische kant opgaan. Als er dus nog een
tijdlang rumoer zal gemaakt worden, dan
kan dat moeilijk een ernstige beteekenis
I hebben. Van Oostenrijk zal men mogen ver
wachten dat het, zooals trouwens ook in den
laatsten tijd geschiedde, tegenover de beide
Servische staten rustig en zonder zenuwach
tigheid optreedt en alles vermijdt wat de
volksstemming in het Zuiden opnieuw zou
kunnen prikkelen. Wanneer dus, zooals in
den gemeenscbappelijken ministerraad van
j.l. Zondag is besloten, ondanks den bestaan-
den gespannen toestand het handelsverdrag
met Servië, dat voorloopig tot 31 December
van kracht zou blijven, aan de parlementen
van Oostenrijk en Hongarije ter definitieve
goedkeuring wordt voorgelegd, dan is dat
een zeer verstandig besluit. Het bewijst dat
de Oostenrijksche regeering op den terug
keer van normale en vreedzame betrekkin
gen tusschen de beide landen rekent.
Iels moeielijker doen zich de omstandig
heden voor waar het geldt de verhouding
met Turkije. Op de annexatie van Bosnië is
door Turken met een boycot van Oostenrijk
sche en Hongaarsche koopwaren en schepen
geantwoord. Het heeft meermalen geschenen
of de boycotbeweging aan het verflauwen
was, maar de berichten der laatste dagen be
wijzen juist dat ze met alle kracht wordt
doorgezet en zelfs nog aan uitbreiding
wint. Zooals de zaken thans staan, zijn
de Turksche havens feitelijk voor Oosten
rijksche schepen afgesloten, daar het on
mogelijk is de ladingen te lossen. De gevol
gen van den boycot hebben zich voor den
handel van Oostenrijk-Hongarije pijnlijk
voelbaar gemaakt, te meer daar de Balkan
zijn natuurlijke en meest belangrijke expan
siegebied is. De Oostenrijkscli-Hongaarsche
regeering heeft door middel van haren ge
zant te Konstantinopel meermalen en in
steeds dringender vorm de aandacht der
Porte op den boycot doen vestigen. Maar
ze heeft daarmede niet veel bereikt. De
Turksche regeering heeft, onder betuiging
van leedwezen, verklaard, dat ze niet in
staat is de kooplieden de wijze, waarop ze
hunne waren betrekken, voor te schrijven
en ook de sjouwerlieden, ofschoon ze een
categorie van rijksarbeiders vormen, niet
kan dwingen de Oostenrijksche schepen te
lossen. De absolute vergeefschheid van alle
bemoeiingen om in de houding der Porte
een verandering te doen plaats grijpen,
heeft nu ten slotte er toe geleid, dat de
Oostenrijkscli-Hongaarsche regeering haren
gezan te Konstantinopel, markies Palla-
vicini, tijdelijk teruggeroepen heeft, een
stap dien men slechts in ernstige gevallen
pleegt te doen. Het is eene nadrukkelijke
demonstratie, waardoor Baron Aehrenthal
Turkije tot eenige meerdere tegemoetkoming
in de boycotkwestie denkt te nopen. Maar
meer dan eene demonstratie is het niet en
zal het, naar 't zich laat aanzien, ook niet
worden. Het is twijfelachtig of de in Wee-
nen beoogde uitwerking wordt verkregen.
Het valt r.iet te loochenen dat het formee-
le voorwendsel der Turksche regeering, als
zoude zij niet bij machte zijn aan de ophef
fing van den boycot mede te werken, de kern
van de zaak niet geheel raakt. Zekerlijk kan
de regeering de kooplieden niet dwingen
Oostenrijksche waren te betrekken, maar de
beweging gaat verder. Ze tracht kooplieden,
die geneigd zijn de waren van het geboycotte
land verder te vervoeren en te verkoopen,
daarin door openbare brandmerking te ver
hinderen. Bovendien wordt de boycotbewe
ging stelselmatig georganiseerd door comi-
té's, waarbij, naar van Oostenrijksche zijde
wordt beweerd, ook Turksche ambtenaren
en beambten in beduidende mate betrokken
zijn. Het belangrijkste is echter wel dat deze
boycot-comité's uit dezelfde Jong-Turksche
kringen worden gevormd en onderhouden
als die waarop de regeering steunt. Formeel
is het dus juist dat de regeering geen wet
tige aanleiding heeft den boycot te onder
drukken, maar haar invloed zou, wanneer
het haar ernstig om beperking van den boy
cot to doen was, volkomen toereikend zijn
om een vermindering der beweging tot stand
te brengen. Dat is ongetwijfeld ook de mee
ning van de Oostenrijksche regeering, die
aan den goeden wil van den groot-vizier
Kiamil Pacha twijfelt en op grond hiervan
een minder gebruikelijk middel tot pressie
gelooft te moeten aanwenden. Moge de re
geering met deze.meening in haar recht zijn,
toch zal ze tot zich zelf moeten zeggen, dat
zij mede voor een deel aan de weinig
tegemoetkomende houding van Turkije
schuld heeft. Geheel afgezien van de annex
atie zelf, waarin men in Konstantinopel
spoedig zou hebben berust, heeft vóór
alles de menigmaal vrij ongenaakbaar
schijnende houding van Oostenrijk, dat over
de annexatie alle beraadslaging weigerde,
het hare tot de ontstemming in Turkije bij
gedragen. Het zou van niets afstand hebben
gedaan wanneer het van den aanvang af te
genover de Turksche regeering concessies in
uitzicht gesteld en daardoor een tegemoet
komen vergemakkelijkt had. Het is niet ze
ker dat de thans ondernomen stap de uit-
werking zal hebben, welke degenen, die er
het initiatief toe namen, wenschen. Men is
er wel aan gewoon geraakt, dat, wanneer een
Europeesche mogendheid van de Porte iets
verlangde wat deze eerst weigerde, een de
monstratie, hetzij door oorlogsschepen, het
zij op eene andere manier, werd toegepast
om Turkije inschikkelijk te doen zijn. Zoo
heeft in het voorjaar Italië zijn wil ten aan
zien van de oprichting van Italiaansche
postkantoren doorgezet. Maar de verhoudin
gen zijn door den val van ',t absolutisme ver
anderd en achter de tegenwoordige Turksche
regeering staat wellicht Engeland dat bij
de kwestie van den boycot ook economische
belangen heeft. Wanneer Turkije evenwel
bij de tot dusver aangenomen houding bleef,
zou Oostenrijk-Hongarije in de verlegenheid
komen. Het zou öf scherpere middelen om
kracht aan zijne eischen bij te zetten, moeten
bezigen, waarvoor het zich echter op goede
gronden wel zal hoeden, öf in de nutteloos
heid der thans aangewende berusten, wat
met een nederlaag gelijk zou staan.
Ondanks alles mag men de hoop koesteren,
dat beide partijen ten slotte tot een verge
lijk zullen komen. Oostenrijk-Hongarije
heeft het grootste belang er bij het niet tot
een scherp conflict met Turkije te laten ko
men, welks gevolgen mtoeilijk zouden te
overzien zijn en waarbij het in 't gunstigste
geval nauwelijks eenig voordeel zou kunnen
behalen. Anderzijds zal men ook in Turkije
begrijpen dat Oostenrijk-Hongar-ije niet kalm
een toestand kan opnemen, welke op den
duur zijne economische kracht gevaarlijk
zou verzwakken. En bovendien is ook Tur
kije te verstaan gegeven, dat het financieel
zou kunnen worden benadeeld wanneer de
boycot aanhoudt. In dat geval zal het slui
ten van Turksche leeningen noch te Wee-
nen, noch te Budapest worden vergemakke
lijkt.
Wanneer mag aangenomen worden dat
beide rijken in den grond ervan zijn over
tuigd dat ze tot een overeenkomst i_oeten
geraken, dan behoeft men den door Oosten
rijk-Hongarije gedanen stap voor niets an
ders aan te zien dan voor een diplomatieke
stribbeling, welke hopelijk spoedig zal wor
den te boven gekomen.
Driftachland.
B e r 1 ij n 2 6 Nov. De Norddeut-
sche Allgemeine Zeitung meldt, dat Vorst
Bülow den Nederlandschen gezant baron
Gevers in gehoor ontving.
De Germnnia trekt den horoscoop van de
financieele hervorming. Hare voorspellingen
of wenschen? komen op het volgende
neer De meerderheid van den Rijksdag zal
er niet voor te vinden zijn, om aan de bonds
staten de matriculaire bijdragen (bijdragen
van deze staten in de rijksschatkist), voor
welker betaling uitstel verleend is, te schen
ken. Evenmin heeft het voorstel van de re
geering kans, om de matriculaire bijdragen
voor een aantal jaren op een vast bedrag,
berekend naar het zielental van de bevol
king van eiken staat, te bepalen, aangezien
het begrootingsrecht van den Rijksdag niet
verkort mag worden.
De verlaging van den suikeraccijns, welke
een vermindering van de inkomsten met 35
millioen mk. zou medebrengen, heeft geen
zin, op een oogenblik, dat men naar nieuwe
indirecte belastingen zoekt. Zelfs de vrijzin
nige sprekers hebben zich er tegen ver
klaard.
Wat de voorgestelde belastingen betreft,
kunnen in de eerste plaats de belasting jp
nalatenschappen en de daaraan gekoppelde
belasting van erfenissen, nagelaten door
'hen, die geen militairen dienstplicht hebben
vervuld, niet op een meerderheid rekenen.
De meerderheid wil wel de bezittenden tref
fen, maar op een andere wijze. Misschien
zal de Rijksdag in plaats daarvan een ver
mogensbelasting voorstellen.
Het spiribus-monopolie heeft evenmin kans
op aanneming. Maar wel zal de Rijksdag
er voor te vinden zijn, het ingewikkelde
stelsel van de tegenwoordige belasting op
spiritus te hervormen en, in plaats daarvan,
een belasting op het fabrikaat in te stellen,
daarbij rekening houdende met de dgrarische
en de kleine stokerijen.
De belasting op het gebrouwt heeft nog
het minste verzet ontmoet. Zij zal met en
kele wijzigingen wel aangenomen worden.
De banderolbelasting op sigaren en tabak
vindt weinig steun, om den vorm waarin de
belasting geheven zou worden. Misschien
zal de Rijksdag in plaats daarvan een be
lasting naar de waarde op onbewerkte tabak
leggen, naast het bestaande invoerrecht en
de bestaande belasting volgens het gewicht.
Wegens den ongunstigen toestand van de
wijngaardeniers, zal de wijnbelasting maar
weinig voorstanders vinden. Men is bang,
dat de belasting van wijn op flesschen den
af- en omzet nog meer zal belemmeren en de
prijzen zoo zal-drukken, dat de wijnboeren
het loodje zouden leggen.
Wat de belasting op gas en electriciteit
betreft, kan men als zeker aannemen, dat
electriciteit ten gebruike als kracht en gas
voor motoren, stook- en kooktoestellen vrij
van belasting zal blijven, terwijl gaslicht en
electrisch licht belast zullen worden, als
tegenhanger op het invoerrecht op petro
leum.
De belasting op advertenties zal in den
voorgestelden vorm weinig instemming vin
den, maar het gevaar van zulk een belasting
is nog niet ter zijde gesteld. Het denkbeeld
van een reclame-belasting wordt daarente
gen algemeen goedgekeurd.
Rekening houdende met al deze wijzigin
gen, komt men tot een bedrag van 250300
millioen mk in plaats van de 500 millioen
mk. méér, die de regeering noodig meent te
hebben
Frankrijk.
P a r ij s, 2 6 Nov. De Kamer begon
met de behandeling van de begrooting van
buitenlandsche zaken. De heer Desihanel
gaf een geschiedkundig overzicht van de ge
beurtenissen in den Balk'an. Frankrijk heeft
daarin een bemiddelende rol gespeel 1 en
was de bemiddelaar tusschen Turkije, Bul
garije, Rusland, Oostenrijk, Engeland en
Servië. Frankrijk moet het nieuwe régime
in Turkije steunen Frankrijk's belangen
machtigen het om de territoriale integriteit
en onafhankelijkheid van Turkije te waar-
borgon. Niettegenstaande de goede betrek
kingen met Oostenrijk mag Frankrijk de be
langen van de bevolking der Balkanlanden
niet uit het oog verliezen. Het verdrag van
Berlijn kan niet gewijzigd worden zonder
goedkeuring der mogendheden, die het ver
drag hebben onderteekend. De Balkan-vol-
ken hebben Rusland, Italië en Engeland op
hun hand. Indien Frankrijk in het verle
den en in het heden de vrede heeft bewaard,
dan is het, indien het dit ook in de toekomst
wil doen, noodig dat de staatkunde van
Oostenrijk in overeenstemming zij met de
wenschen van Europa. Of de conferentie al
of niet bijeenkomt, Frankrijk blijft vrij.
De heer Deschanel acht het een gelukkig
feit, dat ter gelegenheid van de incidenten
in Marokko Frankrijk zijn vaderlandschen
plicht heeft begrepen. Frankrijk moet zeer
sterk blijven.
De heer de Pressensé sluit zich aan bij
de woorden van den lieer Deschanel. Hij
gelooft niet aan de fataliteit, dat Frankrijk
en Duitschland altijd tegenover elkander
moeten staan. De Fransche Regeeringen
hebben nooit oen revanche-oorlog gewild.
De Pressensé voegt hieraan toe, dat hij van
oen minister van buitenlandsche zaken heeft
vernomen, dat de Fransch-Russische entente
berust op de definitieve erkenning van den
territorialen status quo van Europa en van
het verdrag van Frankfort. (Beweging.)
Hij constateert verder, dat het proleta
riaat uiterst anti-militaristisch gezind is.
Daarna houdt hij een uitgebreid betoog te
gen den oorlog en zegt hij, dat het proleta
riaat. de republiek dikwijls heeft gered.
In antwoord op de beweringen van den
heer De Pressensé zeide minister Pichon,
dat de Kamer zijn woorden recht heeft la
ten wedervaren en dat hij het betreurt, dat
er een afgevaardigde is, die naar aanleiding
van de jongste crisis aan de regeering de
gerechtigheid onthoudt, die haar in het bui
tenland van alle zijden ten deel viel.
De regeering had moeilijk een andere hou
ding kunnen aannemen, omdat zij de rech
ten van het land en het belang van de ge-
iieele wereld .had te verdedigen en omdat
het ging om het beginsel van de arbitrage,
d. w. z dat van den vrede en de rechtvaar
digheid. Geen rogeering zou anders hebben
gehandeld en had zich kunnen neerleggen
bij een vernedering of verkorting van hare
rechten.
De minister las daarna uit naam van J*
regeering een zeer lange verklaring voor over
de Oostersche quaestie, waarin wordt ge
zegd, aut bij het eerste begin der omwen
teling reeds de Fransche regeering de Ot-
tomaansche geluk had gewenscht en haar
vertrouwen had uitgesproken in het nieuwe
régime. In de verklaring werden daarna de
gebeurtenissen uit den Balkan nog eens i a-
gegaan. Frankrijk was als bemiddelaar op
getreden op verzoek der belanghebbsnde
mogendheden, maar speciaal op dat van
vorst Ferdinand. Frankrijk streeft, evenals
Italië naar een conferentie, die de geheelo
quaestie zal regelen. Frankrijk stelt belang
in de vrije ontwikkeling van jong-Turkije
en streeft naar niets anders dan handhaving
van den vrede in Europa.
Frankrijk heeft geen enkele andere bui
tenlandsche aangelegenheid in de Turksche
quaestie gemengd. I)e Fransche regeering is
in deze geest te Weenen, Konstantinopel,
Sofia, Belgrado tusschenbeide gekomen en
zal pogingen in het werk stellen om aan
Servië en Montenegro voldoening te verschaf
fen en zij zal al het mogelijke doen om
te verhinderen, dat de vrede wordt gestoord
De regeeriitg hoopt, dat de vier bescher
mende mogendheden de quaestie omtrent
Kreta tusschen Griekenland en Turkije in
orde zullen brengen.
Niemand koestert argwaan tegen Frank
rijk, omdat dit land geen enkel voordeel
D«0K
72 S. R. CROCKETT.
Uit h*t Schotteh vertaald
DOOK
J. P. WE5SBLINK—VAN ROSSUM.
David", zeide zij met haar lieve stem,
die veel leek op het gekir van duiven in liet
woud in 't voorjaar, David," en ze legde
haar handen saamgevouwen op zijn arm,
„twist om mij niet met je vader. Neem mij
wêer mêe terug naar huis. Ik ben niefbang,
ik kan wachten, totdat zij niet meer ver
toornd op ons zijn, omdat we elkaar liefheb
ben." Maar een woeste kreet ontsnapte Da
vid Stirling, want terwijl zij de woorden uit
sprak viel zij bewusteloos terug in zijn ar
men, met den lieven, hoopvollen lach nog
om haar lippen. Zijn moeder liep haar echt
genoot -voorbij, en zou haar hebben bijge
staan, maar David was er ver van eenige
hulp aan te nemen, zelfs van de moeder, die
hem het leven schonk.
„Opzij moeder," riep hij, zijn vrouw in
zijn arm houdende als iemand die buiten
zichzelf is van naijver. „Niemand, die tot
het huis Arioland behoort, zal haar aanra-
,ken. Zij behoort mij, mij alleen. Ik ben
geen zoon van dien man. Ik reken hem tot
mijn vijand. Moge deze lieveling, die 'k
itfheb, het mij voor eeuwig verwijten, in
dien ik ooit! den drempel van die man over
schrijd, een penning aanraak, die hem toe
behoort, brood met hem breek of een drop
pel met hem drink.
En zonder een woord meer na dezen ont-
zettenden eed keerde David Stirling zich om
en verwijderde zich langs de oprijlaan, zijn
jonge vrouw als een klein kind in zijn ar
men dragend. En hij hield zijn eed. Hij
nam zijn vrouw mee naar een armoedig,
klein logement in het nabijzijnde dorp. Hij
werkte als een arbeider om haar voedsel en
drank te bezorgen. Hij zond het geld terug
dat zijn diepbedroefde moeder voor hem be
spaarde. Hij ging zijn eigen vader op straat
voorbij, hij in gewoon werkmanspak, de an
der in laken, zooals het een grondeigenaar
betaamde. Maar niemand zou aan het trillen
dei oogleden hebben gezien, dat zij familie
van elkander waren.
En toen hun meisje kwam, dat waart gij
mijn klein schaapje, herstelde de eerste
Hester niet, maar ging langzaam achter uit,
steeds glimlachende zooals zij zeiden
maar David wilde niemand dan de dokter
bij haar laten totdat op een woesten mor
gen in Maart, de eigenares van Arioland ge
heel buiten zichzelf werd en zich naar haar
zoon spoedde, de voordeur achter zich open
latende, zoo vond ik ze in den morgen."
Zij ging, en wilde niet geweerd worden,
en ze zeggen, (ofschoon zij het nooit deed.)
dat zelfs toen, indien zijn Hester hem n;et
had gesmeekt, David Stirling zijn eigen
moeder de deur zou hebben geweigerd.
Het jonge ding stierf dien dag in de ar
men van David bij het vallen van den sche
mer, de menschen stonden in de straal stil
om naar het weenen van den sterken man te
luisteren.
Daarna sloot hij de deur en geleidde zijn
moeder naar het begin van de oprijlaan van
Arioland met u in haar armen. Verder wilde
hij niet gaan, daar wendde hij zioli om, de
straat in naar den schrijnwerker. Hier koos
hij hout uitwant hij was altijd handig met
het gereedschap en huiswaarts ging hij met
planken op zijn schouder.
Men hoorde den geheelen- nacht het ge
luid van hameren. Maar tegen den ochtend
was alles stil, zoodat zij in spanning luister
den, want zij vreesden, dat zijn verbijstering
hem tot iets gebracht had, dat ze niet onder
woorden wilden brengen.
Daar bleef hij twee dagen en twee nach
ten, geen blinden werden geopend, geen
lich' ontstoken, evenmin steeg een rookwolk
den schoorsteen uit. Hij nam geen voedsel
en zij begonnen er reeds van te spreken de
deur open te breken. Toen het er op aan
kwam, dorst geen man in 't dorp het te
doen.
Maar op den morgen van den derden dag,
toen de mannen naar hun werk gingen, za
gen zij, dat David een boerenwagen geleid
de, een plank was er dwars over heen gelegd
en daarop bedekt met een wit laken, een
kist, of iets in den vorm van een kist. David
had zijn beste kleeren aan, die hij gedragen
had, toen hij voor opzichter te Drumfern
loerde. En toen hij de dorpstraat afging lie-
1 pon vrouwen naar het venster om het som
bere schouwspel te zien, en de mannen ston
den met de pet in de hand, terwijl David
Stirling, de zoon en erfgenaam van Arioland
voorbij ging, om zijn doode te begraven.
En toen zij aan het kerkhof kwamen, ke
ken zij rond naar een graf, maar zagen er
geen; evenmin was het gras vertreden. Da
vid Stirling zag naar rechts noch links en
I 1 ep regelrecht door naar den grooten graf-
kelder der Stirlings van Arioland. Toen za
gen zij die het dichtst bij stonden, dat liet
ijzeren lick was geopend en liet slot met zijn
gebroken scharnieren aan den kant lag. De
deur was eveneens ontsloten.
Een onder hen naderde om hem te helpen,
maar hij gaf geen enkel teeken, dat hij hem
zag, hij nam de kist naar binnen, altijd ge
wikkeld in het witte laken. Daar legde hij
het jonge meisje neer. En daar rust zij tot
den huidigen dag.
Nadat David het paard naar huis had ge
bracht, keerde hij naar den grafkelder terug,
nam een beitel uit zijn zak en op den steen
der Stirlings beitelde hij, zoo duidelijk als
een steenhouwer de woorden menigmaal
heb ik ze gezien
HESTER STIRLING,
vrouw van David Stirling,
zoon van Arioland,
gestorven 30 Maart 18... oud 17 jaar.
Daarna ging hij heen. Niemand zag hem
vertrekken Hij liet zijn huis zooals het
stond. De huur werd tot den laatsten dag
betaald. Het huisraad, dat hij bezat werd
niet aangeraakt. De huisheer, Mac Derwall
van het postkantoor, «kreeg na een jaar en
een dag het huisraad voor zijn moeite. Niets
werd aangeroerd, behalve de kleeren-en een
paar kleine sieraden die op den haard wer
den verbrand.
En ieder zeide, dat er den volgenden Zon
dag als de oude Stirling naar de kerk zou
gaan een heftig tooneel zou wezen, *ndie-n
hij het opschrift las. Ongetwijfeld zou hij er
over hooren spreken.
Den volgenden Zondag was er een greote
menigte op het kerkhof. Zij wachten op den
ouden Arioland. Laat kwam hij de straat af,
als een voornaam heer op zijn mooie paard
rijdende. Hij steeg af bij het hek en gaf zijn
paard aan een knecht.
Hij trad binnen; zinder stil te staan of
op de menschen acht te geven, liep hij
i langzaam en bedaard naar den familiekelder.
De deur was weer gesloten, het slot hing er
aan. Maar de inscriptie was nog versch en
helder Hij zag het monument aan en las de
woorden verscheidene keeren over. En of
schoon er velen waren, die zijn gelaat gade-
j sloegen, konden zij er niets op ontdekken.
Eindelijk sprak hij langzaam en bedaard als
het ware tot zich zelf: „Ja," zei hij, „het
is haar rechtIk ontken bet- niet. Het is
haar recht
Ofschoon je grootvader een hardvochtig
tnan was met eon hart als steen, was hij
rechtvaardig naar het licht dat hem was* ge
schonken.
„En werd vader nooit teruggezien voordat
hij grootje en mij kwam bezoekon?" vroeg
Hester, wier bleek gelaat en trillende lippen
verrieden hoe ontroerd zij was. Ja, zooals
meestal het geval is, was haar eerste vraag
nog zeer alledaagsch.
„Men zag of hoorde nooit weer iets van
hom, mijn meisje.
1 „Dan hen ik er zeker van, Megsy, dat ik
geen ware Stirling ben", zei Hester een wei
nig glimlachende. „Ik geloof, dat ik zelfs
Ethel Torphichan zou kunnen vergeven.
i In haar hart voegde zij er aan toe, „maar
ik wil niet, dat zij met Carus trouwt!"
i „En hoe denk je over je oom, meisje, die
je in de gevangenis liet zetten?" vroeg
Megsy.
„O, hem heb ik reeds lang vergeven",
antwoordde Hester luchtig.
„En waarom valt het je moeilijker Ethel
Torphichan Stirling te vergeven, dan haar
vader?"
Dqt was het eenige, wat Hestor niet aan
Megsy wilde vertellen.
IV"nit ifr ru/gii