Maandag 7 December 1908.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
CINDERELLA.
iï°. i es.
71" <1 nartSHir
:OORTSCH DAGBLAD.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Amersfoortf l.OO.
Idem franco per post- 1.50.
Afzonderlijke nummers- 0.05.
Deze Courant verschijnt dagelijksbehalve op Zon- en Feest
dagen.
Advertentiënmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 uur
's morgens bg de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOF F C°.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 15 regels f 0.50.
Elke regel meer - O.IO.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 eents bg vooruitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tet
het herhaald adverteeren in dit Blad, bg abonnement Eeae
circulairebevattende de voorwaarden, wordt ep aanvraag
toegezonden.
Kennisgevingen.
De Burgemeester en Wethouders van Amers
foort doen te weten,, dat door den Raad dier
gemeente in zijne vergadering van 24 November
1908 is vastgesteld de volgende verordening
Verordening tot wijziging der „Veror
dening op de tapperijen, koffiehuizen
en logementen" (vastgesteld bij
Raadsbesluit van 22 Juni 1900, ge
wijzigd bi) besluit van 21 Februari
1905).
Artikel 1.
In artikel 4 en 5 der verordening op de tap
perijen, koffiehuizen en logementen wordt in
plaats van ,.,11" gelezen ,,12."
Au-ti kei 2.
In, het eerste lid van artikel 6 wordt in plaats
vau „eene tijdelijke" gelezen „in bijzondere ge
vallen" en vervallen de woorden „of wel door-
loopende, maar imimer herroep ba re."
Zijnde deze verordening aan de Gedeputeerde
Staten wan Utrecht volgens hun bericht van den
2. December 1908, 3e afdeeling, no. 4665/3092
in afschrift medegedeeld.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het
behoort, den 5. December 1908.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester,
J. G. STENF.ERT KROESE. WUIJTIERS.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Amersfoort
^Vlaken bekend
dat de Inspecteur van hot bouw- en woningtoe
zicht voor belanghebbenden in den regel zal
zijn te spreken op het Stadhuis, iederen werk
dag van 9 tot half elf uur des voormiddags.
Amersfoort, den 5. December 1908.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort,
De Secretaris, De Burgemeester,
J. G.STENFERT KROESE. WUIJTIERS.
Politiek Overzicht
De buiteiilaudsclie politiek van Italië
De ltaliaanscheKamer lieeft na een vier-
daagsch debat eene motie aangenomen, waar
bij de buitenlandsche polit'ek van de regee
ring werd goedgekeurd. Dt motie is aange
nomen met 297 tegen 14C stemmen, dus
met eene meerderheid van ruim twee der
den. Maar de schoone rol n dit debat was
niet voor den minister van buitenlandsche
zaken weggelegd. De man, wien in dit debat
de eerepalm is toegewezen, is de gewezen
minister-president Fortis geweest. Van zijne
rede wordt getuigd, dat zij eene trouwe af
spiegeling geweest is van de inzichten van
de groote meerderheid dei Italiaansche na
tie over den toestand 3n over de taak, die
Italië in den raad der - olken heeft te ver
vullen.
Wat hield nu die rede in? Eene zeer
scherpe critiek van liet bele d van den minis
ter van buitenlandsche zaken Tittoni, wien
verweten werd. dat hij tegenover Oostenrijk-
Hongarije in de Balkan po .tiek zich al te
inschikkelijk had gedragen. Hoewel Fortis
het vasthouden aan den driebond in het be
lang van den vrede verdedigde, betreurde hij
toch, dat Italië van geen enkelen staat een
oorlog behoefde te vreezen, behalve van zijn
bondgenoot Oostenrijk-Hongarije. Hij ver
klaarde 't voor noodig, dat Italië zijn leger
en vloot versterkt om in staat te zijn zich
te doen eerbiedigen. Die verklaring lokte
een storm var. bijvalsbetuigingen uit, waar
aan leden vai. alle partijen deelnamen. De
minister-president Giolitti ging op den spre
ker toe om hem de band te drukkende
zitting moest eenigen tijd geschorst worden,
en toen zij hervat werd, stond een lid van
de oppositie, de republikein Barzilai, op
om aan Fortis den Jank van de Kamer uit
te drukken, dat hij dit üebat in de hoogere
sferen der vaderlands'iefde had weten te
brengen.
Die algemc-ene geestdrift doet des te meer
de beteekenis uitkomen van wat gezegd werd
over de verhouding tusschen Oostenrijk en
Italië. Inderdaad het is eene vreemde ver
houding tusschen twe2 bondgenooten, wan
neer in de Italiaansche Kamer, niet
als eene persoonlijke meening van een der
leden, maar onder instemming van de ver
gadering wordt verkondigd, dat het eenige
ernstige gevaar, dat Italië zou kunnen be
dreigen, komt van zijn brndgenoot Oosten
rijk. De heer Fortis heeft er geen doekjes om
gewonden, dai hij de Bnikanpolitiek van
Oostenrijk niet kan goedkeuren. Als er eene
conferentie bijeenkomt om den nieuwen toe
stand in het Balkangebied te regelen, dan
zal Italië daaraan kunnen deelnemen met
volledige vrijheid om te ^deelen. Komt
er geen conferentie tot stand, dan zal Italië
in overleg met de andere mogendheden zijne
houding moeten bepalen. Dr.t beteekent blijk
baar, dat -n die conferentie Oostenrijk zijn
tweeden bondgenoot niet aan zijne zijde zal
vinden.
Praktisch kwamen overigens de verklarin
gen van Fortis en die van de ministers vrij
wel overeen. De heer Fortis klaagde, dat
het Italië steeds moeiehjler gemaakt werd,
trouw te blijven aan den diiebond, maar hij
wilde toch, ondanks alles, in dm driebond
blijven. De ministers hielden eene lofrede
op den driebond, die aan Italië een langdu
rig vredestijdperk heeft verschaft. Minister
Tittoni betuigde zijne instemming met de
ovatie, die do Kamer aau Fortis had ge
bracht naar aanleiding van zijne aansporing
tot versterking van leger en vloot, als dit
niet als een oorlogsdreigcment werd opge
vat. De minister-president Giolitti voegde
daaraan toe, dat Italië den vrede behoeft om
zich te kunnen blijven ontwikkelen, en dat
als middel om den vrede te verzekeren, het
land zich zóó sterk moet i .atcen, dat het zich
achting kan verschaffen naar binnen en naar
buiten.
De correspondent van de Frankf. Ztg. te
Rome verneemt, dat de meeste partijen in
de Kamer er voor gewonnen zijn om de cre-
dieten van 700 millioen Ure voor het leger
en 300 millioen voor de vloot, over vijf jaren
te verdeelen, toe te staan. Dat votum zal de
bevestiging zijn van de gez'ndheid, die in
dit vierdaagsche debat tot uiting is gekomen
Duitschland.
B e r 1 ij n 5 Dec. De algemeene be
raadslagingen over de begrooting werden in
geleid met een uitvoerig financieel over
zicht van den staatssecretaris van financiën
Sy.dow. Speek (centrum) drong in eene uit
voerige kritiek van de begrooting aan op
langzamer voortgang bij den vlootbouw, het
geen een gunstigen indruk zou maken in het
buitenland, en op een rijkssubsidie voor -e
wereldtentoonstelling te Brussel, die, on
danks de slechte ondervindingen, bij vorige
gelegenheden opgedaan, toch moest worden
toegestaan met het oog op de goede betrek
kingen met België.
Bassermann (nationaal-liberaal) besprak
de rede van Lord Roberts in het Engelsche
Hoogerhuis. Hij keurde dieus beschouwin
gen af als fantasieën, en rectificeerde de
Engelsche voorstelling van de sterkte der
Duitsche vloot in verhouding tot de Engel
sche. Eene contractueele vaststelling van de
wederzij dsche vlootsterkte werd door hem
ontraden. Een dergelijk verdrag zou zijn
eene abdicatie van Duitschland als groote
mogendheid en eene capitulatie voor Enge
land.
Spr. behandelde daarna de buitenlandsche
pers, welker vijandige gezindheid tegenover
Duitschland z. i. te wijten is aan onvol
doende voorlichting van Berlijn uit en door
de Duitsche diplomatie.
Het toegeven van Duitschland in de Casa-
blanca-zaak. achtte hij gerechtvaardigd, om
dat, over de feitelijke toedracht der zaak
red-n tot twijfel bestond; een typisch geval
dus voor een scheidsgerecht.
Verder oefende spreker kritiek op de bui
tenlandsche politiek der regeering. Hij ge
waagde o. a. van de buitengewoon ongun
stige stemming in Nederland, ontstaan na
het bekend worden van het door den keizer
gemaakte veldtochtplan tegen de Boeren. De
zaak is thans wakker te worden en zich te
verweren, niet tegen het buitenland, maar
tegen de onbekwaamheid van de eigen bui
tenlandsche politiek.
Maandag voortzetting van de beraadsla
gingen.
FrankrUk.
In de departementen, die den 3en Januari
1909 nieuwe vertegenwoordigers in den Se
naat zullen hebben te kiezen, hebben verle
den Zondag de gemeenteraden hunne ge
machtigden voor deze verkiezing benoemd.
Van de resultaten wekken inzonderheid de
belangstelling die in het departement Var,
waar minister-president Clemenceau zich
weer candidaat heeft gesteld, en die in het
Seine-departement, dat tien senatoren heeft
te kiezen. De herkiezing van Clemenceau
schijnt reeds verzekerd te zijn, want de
groote meerderheid van de gemachtigden,
die gekozen zijn, heeft zich openlijk ten zij
nen gunste uitgesproken. In Parijs bracht
de verkiezing van de gemachtigde eene voor
de aanhangers van het republikeinsche
„bloc' onaangename verrassing. Tusschen
de radicalen, öe radicaal-socialisten en de
onafhankelijke socialisten was eene afspraak
gemaakt, volgens welke de eersten 15, de
tweeden 7 en de derden 8 mandaten zouden
krijgen. Deze afspraak werd echter niet ge
houdende drie groepen van het ,,bloc"
konden in de drie stemmingen slechts 15
gemachtigden doen verkiezen. 13 mandaten
werden verleend aan de door de nationalis
ten gesteunde lijst en twee gemachtigden
kwamen op de beide lijsten voor. Thans
regent het verwijten van verraad en waar
schijnlijk zal het tot eene scheuring komen
in den boezem van de groep der radicale
leden van den gemeenteraad.
Het aantal der gemachtigden, die verle
den Zondag werden benoemd* bedraagt
22,500. Telt men daarbij de leden van de
Kamer en van de algemeene en de arrondis
sementsraden, die van* rechtswege kiezers
voor den Senaat zijn, dan zullen in 't ge
heel 25,166 kiezers den 3en Januari de 103
senatoren hebben te kiezen, die dan moeten
worden benoemd. Tot dusver hebben 45 le
den van de Kamer hun voornemen te ken
nen gegeven, om zich voor het lidmaatschap
van den Senaat candidaat te stellen.
P a r ij s, 7 Dec. Admiraal Germi-
net is ontheven van het bevel over het Mid-
dellandsche zee-eskader.
Engeland*
Londen, 5 D e c. De kanselier der
schatkist Lloyd George hield heden eene
rede in eene vergadering in de Albert Hall,
uitgeschreven door den liberalen vrouwen
bond. In het begin werd hij zeer gestoord
door suffragettes. Hij deed de belofte, dat
eene bepaling betreffend* het vrouwenkies
recht zou worden opgenomen in een door
de regeering in to dienen wetsontwerp tot
kiesrechthervorming. Wanneer de lords
deze bepaling verwierpen, dan zou zij een
van de punten zijn in het beroep van de re
geering op het land bij de ontbinding van
het lagerhuis, die niet zoo ver af was als
sommigen dachten.
Italië en Oostenrijk.
De rede van minister Tittoni in de Ita
liaansche Kamer van afgevaardigden, heeft
te Weenen in de pers geen eenstemmige
beoordeeling gevonden. Het Neue Wiener
Tageblatt en de Zeit zijn zeer bevre
digd zij leggen den nadruk voorname
lijk op Tittoni's verklaring, dat hij
onwrikbaar blijft vasthouden aan den
driebond, en op zijne afwijzing van de
wenschen naar compensatie van Servië en
Montenegrohet sluiten van eene entente
tusschen Italië en Rusland stellen zij, on
der verwijzing naar eene vroegere entente
van Oostenrijk-Hongarije met Rusland over
de Balkan-politiek, voor als een waarborg
voor de vreedzame bedoelingen van het Cza-
renrijk.
De christelijk-sociale Reichspost begroet
liet, votum van vertrouwen voor Tittoni als
een schoone uitkomst, die ook in Oostenrijk
moet bevredigen, maar wijst er op, dat de
beraadslaging geenszins overal het kenmerk
heeft gehad van groote vriendelijkheid te
genover de monarchie. Inzonderheid heeft
de fijne, stekelige rede van den afgevaardig
de Fortis tegen Oostenrijk-Hongarije den
jubelenden bijval van de gansche Kamer ge
vonden en ook van alle ministers met uit
zondering van Tittoni. Tegenover de ver
klaring van Fortis, dat men niet tot eiken
prijs in den driebond moet blijven, merkt
de Reichspost op, dat Oostenrijk-Hongarije
niet den driebond wil verbreaenhet heeft
in Italië niets te halen.
De Neue Freie Presse oefent op Tittoni's
rede eene scherpe critiek uit. Tittoni heeft
eene afdoende verandering in de Europeesche
politiek medegedeeld, door te berichten, dat
er tusschen Rusland en Italië eene nieuwe
entente gesloten is. Gelijktijdig heeft hij de
onthulling gedaan, dat de Italiaansche be
langen in Macedonië en Albanië ook door
den driebond gewaarborgd zijn. Men moet
daaruit de slotsom trekken, dat de Italiaan
sche Balkanpolitiek naar de beginselen van
de herverzekering gevoerd wordt. Italië heeft
eene politiek aangenomen, die twee ijzers
in het vuur wil hebben. Zijne nieuwe
entente met Rusland sluit Italië juist
op een oogenblia, waarop ernstige moeie-
lijkheden tusschen Oostenrijk-Hongarije
en Rusland nog zijn te verzoenen, en
he. stelt zich daarmee politiek aan de
zijde van een staat, welks versterking rbans
te Weenen als een stoot tegen het bondge
nootschap moet worden gevoeld. Van de rede
van Tittoni blijft slechts de indruk achter,
dat Italië- den misslag van Algeciras her
haal
In de politieke kringen te Weenen toont
men zich over 't algemeen niet onvoldaan
over de beraadslagingen in de Italiaansche
Kamer over de buitenlandsche politiek. Men
is geneigd over de rede van Fortis met hare
uitvallen tegen Oostenrijk niet al te streng
te oordeelen. Men beschouwt haar meer als
eene reactie op de rede van Fusinato, die
misschien met te veel ijver van leer getrok
ken is en te zeer de voor 't oogenblik zeer
geprikkelde volksstemming in Italië heeft
geminacht. Men vraagt zich af of het mis
schien niet meer aanbevelenswaardig zou
zijn geweest, de radicalen eerst te laten uit
razen en zich zoo in positie te laten praten.
Bij de rede van Tittoni .neemt men ook in
aanmerking, dat hij moest letten op de op
gewonden volksstemming in Italië, die door
de voorstelling, dat Tittoni zich in Salzburg
door baron Achrenthal in de luren heeft la
ten leggen en dat Italië in het Oosten niets
zal krijgen, alsmede door het laatste mei
den: aan de universiteit te Weenen was ont
staan. Maar ondanks deze reserves, schenkt
men a'n deze rede, wat haar zakelijken in
houd betreft, ten volle bijval. Ook naar de
meening van pittoni leidt de annexatie van
Bosnië en Herzegowina niet tot eene even-
wichtsverschuiving die Italië benadeelt, Tit
toni heeft geen reden om zich te beschul
digen, dat hij de beteekenis van Oostenrijks
prijs geven van de artt. 25 en 29 van het
Berlijnsche verdrag voor Italië niet in het
juiste lich: heeft gesteld. Dit prijs geven
beteekent inderdaad een grooten waarborg
voor de rustige ontwikkeling en voor de
handhaving van de Italiaansche belangen
aan den Balkan. Zeer juist is het door Tit
toni gezegde over de waarneming van de
Italiaansche belangen ook door den drie
bond. De driebond verzekert aan Italië
compensation voor het geval eener verande
ring van den territorialen status quo. Met
blijdschap begroet men Tittoni's verklaring,
dat hij aan Servië en Montenegro heeft dui
delijk gemaakt dat een eisch van territoriale
schadevergoeding geen kans van slagen zou
hebben en dat hij zijne hulp slechts voor
diplomatieke handelingen heeft toegezegd.
Deze ruiterlijke verklaring zal aan den Bal
kan bevorderen, dat men den toestand beter
inziet en tot rust komt. Wat de entente
met Rusland betreft, waarover Tittoni heeft
gesproken, merkt men in de politieke krin
gen op, dat dit reeds bekend wasdeze en
tente is tot stand gekomen in verband met
het plan van den Donau-Adriaspoorwcg.
Baron Ahrenthal is er overigens over in
gelicht, dat deze entente niet tegen Oosten-
rijk is gemunt. Tittoni's opmerkingen over
de vraag van eene Italiaansche universiteit
in Oostenrijk zijn volkomen correct geweest.
De beide kabinetten hebben, wanneer de
handhaving van de goede betrekkingen tus
schen de beide staten dit eischte, bij her
haling elkaar wederkeerig opmerkzaam ge
maakt op zekere gebeurtenissen, die op de
volksstemming een ongunstigen invloed zou
den kunnen uitoefenen. De vriendschappe
lijke bemoeiing ten gunste der regeling van
de kwestie van eene Italiaansche universiteit
is dus niets nieuws en is overigens, zooals
bekend is, bij de Oostenrijksche regeering
in goede aarde gevallen. Verblijdend is ook,
dat Tittoni een eind heeft gemaakt aan de
legende van eventueele compensatie van
Italië door den afstand van Oostenrijksch
gebied. Eindelijk begroet men met ingeno
menheid Tittoni's' en meer nog Giolitti's be
toog van de groote voordeelen, die de drie
bond aan Italië heeft gebracht. Alles te za-
inen genomen, heeft men in de politieke
kringen uit Tittoni's rede den indruk ge
kregen, dat er geene geschillen tusschen Oos
tenrijk-Hongarije en Italië zullen op-
DOOR
80 t. R. CROCKETT.
Uft h*t Sehoteah vertamid
DOOR
J. P. W ■••BLIEK—VA ff ROSSÜM.
„Carus," zei de heer Borrowman, zijn
handen opheffende, „hoe dikwijls heb ik je
al gezegd niet twee onvereenighare verkla
ringen in een zin te gebruiken. Indien je
Hester gaat trouwen, zooals je zonder eenig
voorbehoud mij verklaart te zullen doen,
dan dient het nergens toe mijn toestemming
te vragen, zelfs al had ik het recht zulk een
toestemming te geven of te weigeren."
„O, ja," riep Carus, voor wien deze fines
se weggeworpen was, „het komt er voor.
Hester op aan. Zij zegt, dat ze mij niet wil
trouwen, tenzij u uw toestemming geeft."
„Uw verklaringen zijn onvereenigbaarder
dan ooit," zei de heer Borrowman ernstig,
„ga zitten Carus, en ik zal het je bewijzen.
In de eerste plaats?
„Maar mag ik?" zei de voortvarende j<A-
geling, die niet den geheelen weg van Mo-
niaive, nadat hij op de Rig van Ben nan-
brack „goeden nacht" tot Hester had ge
zegd, had afgelegd om oen les in de logika
te ontvangen.
„Moogt gij wat?"
„Mag ik Hester trouwen?"
„Ik veronderstel, dat jij je vader's toe
stemming reeds gevraagd en verkregen
hebt?"
„Neen," zei Carus, in het geheel niet uit
j het veld geslagen, „ziet u, het dient ner-
gens toe, dat te doen. Hij beval mij, den
I laatsten keer dat ik hem ontmoette, niet
meer onder zijn oogen te komen. Hij wil mij
geen enkele toelage geven
„Zoo dacht je er dus over om een andere
dwaas, een mooi meisje tot je te ne-
men om je te helpen van niets te leven!"
riep de predikant, in zijn handen klappende,
„en je sprak tot je zelf, „het helpt niet de
I toestemming van mijn vader te vragen
moet die vragen aan iemand anders ge
lukkige inval laat ons die vragen van
den ouden Anthony Borrowman I"
„O, neen," zei Carus levendig, recht op
zijn doel afgaande, „ik wilde het u niet vra
gen, het was Hester."
De uitdrukking in de oogen van dominee
j Borrowman werd zachter, de scherts ver- 1
j dween er uit.
„Dat was juist iets voor haar," zeide hij
kalm. „De vogel, die in bitter winterweer
in de oude pastorie kwam, moet in het voor-
j jaar wel met een maat wegvliegen
„Dus mag ik," vroeg Carus. Deze jonge
man wist wat hij wilde, hetgeen in het le-
ven de naaste schrede is om het te krijgen.
„Ik heb het zien aankomen," zei de pre- i
dikant opstaande. „Ik zag het, toen ik in
Londen kwam, toen ik hoorde, dat ze het
eerst aan jou had gedacht, toen die
„Laat ons nu niet over hem spreken," zei
Carus, „zeg mij maarfc dat het u gerilegen
i doet, en u ons wilt inzegenen
Maar het was niet de gewoonte van den
heer Borrowman iets te doen zonder om
schrijving.
„Ik zou haar liever aan u Jan aan een
atuder toevertrouwen," zei de predikant. „In
dien het gebeuren moet, dan moet het ge
beuren. Ik ben er de man niet naar bezwa- j
ren die niets uitwerken, op te werpen. Maar
waarom zijn jelui niet tevreden zooals jelui
zij t f zie naar mij!"
„Toen u zoo jong waart als Hester en ik,
hoorde ik vertellen, dat gij
Dit was een oorlogsverklaring aan het
vijandelijk kamp.
„St-St-St." zei de predikant haastig; hij
stond op en liep de kamer op en neer.
„Niets dan praatjes, ik verbaas mij, dat je
er -aandacht aan schenkt. Indien de oude,
praatzieke Megsy. Maar ik zie, dat je je
tijd gebruikt hebt. Sinds hoe lang ben je
al iederen dag naar de Rig van Bennan-
brack gegaan
„Ongeveer zes weken."
„Helaas arme, mensohelijke natuur, mijn
laatste afgodsbeeld ligt verbrijzeld!" riep de
Keer Borrowman. „Iederen Maandag ben ik
er geweest en niemand heeft mij ooit iets
verteld."
„Ik hoop niet dat u zult denken, dat het
Hester's schuld was," zei Carus glim
lachend.
„Hester Hester," riep de heer Borrow
man met zijn handen in de lucht slaande,
„alles is Hester! Het is alsof de geheele
wereld tot haar eind moet komen, omdat
een ondankbaar, klein, meisje zich heeft
voorgenomen den eenigen beproefden vriend,
dien zij in de wereld heeft, te verlaten, ten
einde heen te gaan met een jongen man van
wien ze niets weet
„Men kan heel wat kennis opdoen in zes
weken," zei Carus lachende, overtuigd dat
het pleit gewonnen was. U wilt ons dus in
zegenen? Ik mag het aan Hester vertellen.
Wanneer zal het zijn?"
„Dat kan je met de jonge vrouw over
leggen," mompelde de heer Borrowman. „Ik j
kan niet weigeren een paar te trouwen waar-
tegen geen wettige bezwaren zijn verrezen. I
G-j zijt beiden meerderjarig, zooals een
blik in het doopregister kan toonen. De ge- I
wone belooning is een wit zijden zakdoek en
een stuk van den bruidskoek. 8oms, maar
dat gebeurt zelden, wordt een parapluie ge
schonken."
„Goeden avond, dominee," zei Carus, zijn
hand uitstekende.
„Wat nu, waarom heb je zoo'n haast, je
gaat van avond toch niett terug naar de Rig
van Bennanbrack?"
..Neen. dominee, ik rijd door naar Niddis-
dale Castle om mijn grootmoeder op te zoe-
ken."
„Vanavond onzin 1" riep de predikant.
„Het zijn vier en twintig mijlen! Wacht tot
morgenochtend. Ik kan je herbergen. Je zult
de kamer van Hester hebben. Ik zal je
sluitredenen voor je verbeteren."
„Het spijt me, dat het mij niet mogelijk
is, ik maakte een schikking met Jen herber
gier te Moniaice om een ander paard voor
mij gereed te houden."
„Dus was je al zeker van mijn toestem
ming."
„Ik vrees, dat ik ja moeit zeggen! Maar
ziet u, Hester drong er op aan
Maar het overige van don zin ging verlo-
I
ren in hoefgetrappel, waarboven helder als
trompetgeschal het vroolijk „Goedennacht"
klonk van dien heerzuchtigen jongen man,
"■•rus, toekomstig eigenaar van Darroch.
Het was een vermoeid dier, bereden door
een jonge man, een beetje bleek rondom
den neus, dai de lange oprijlaan van Nid-
disdale ing-'ng. Zoo vermoeid was het paard,
dat Carus afstapte en bij de eerste splitsing
van den weg, het dier naar de stallen ge
leidde. Om het voornaamste stalplein te be
reiken, waar de klok hing, moest een hoek
van den tuinmuur voorbijgaan Een deur
stond open en Carus hoorde zich bij den
naam noemen. Hij keerde zich om en daar
zag hij haar genade, de hertogin van Nid-
disda'e, zonder iemand bij zich, in eon rood
flane'len ochtendjapon, met een purperen
strik een breeden doek om haar hoofd, hou
ten klompen aan de voeten.
„Kan je paard staan, Carus," riep zij,
zonder eenige merkbare verwondering.
„Ja, grootje, dat is te zeggen als hij niet
neervalt. Wacht even, dan zal ik hem tegen
den muur houden."
Den teugel loslatende, snelde hij naar zijn
bloedverwanc toe om haar te omhelzen,
maar onmiddellijk trok hij terug met een
licht gekreun en zijn vingers dreigend op
heffend.
Wordt vervol fa