I'. 202. 7"* Jaargangt Vrijdag 15 Januari 1909. BUITENLAND. FEUILLETON. De Motorboot. AMERSFOORTSCH DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden voor Amersfoortf l.OO. Idem franco per post1.50. Afzonderlijke nummers0.05. Deze Courant veraohijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest dagen. AdvertentiSnmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 uur 's morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C°. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—5 regels f 0.50. Elke regel meer - 0.10. Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 eents b(j vooruitbetaling. Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen iet het herhaald adverteeren in dit Blad, bjj abonnement. Eene circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Kennisgevingen. Burgemeester en Wethouders, van Amersfoort dbeu te weten, dat de Raad dier gemeente in zijne openbare vergadering van! 12 Januari 1909 tot leden van de commissie van bijstand in het beheer van liet landgoed BLrkhoven benoemd heeft de heeren Herm. Kroes. A. M. Tromp van Holst. A. H. vani Kalken C. J. Plomp. Amersfoort, 13 Januari 1009. Burgemeester en Wethouders voornoemd. De Secretaris, De Burgemeester, J. G. STENFERT KROESE. WÜIJTIERS. Burgemeester en Wethouders van Amersfoort brengen ter kennis van belanghebbenden1, dat ten bureel© van den Inspecteur van het Bouw en Woningtoezicht, gevestigd in liet Raadhuis, gratis verkrijgbaar zijn1: Formulieren, waarop zij hun verzoek om te bouwen moeten indienen. Amersfoort, 14 Januari 1909. Burgemeester en Wethouders voornoemd De Secretaris, De Burgemeester, JG STEN FERT KROESEWU IJ TIERS. Burgemeester en Wethouders der gemeente Amersfoort brengen ter algemeen© kennis, dial bij Koninklijk Besluit van 1909, no. 90, inge volge de Hinderwet, aan den Raad van Admi nistratie der Hollandeche IJzeren Spoorweg maatschappij te Amsterdam, vergunning is ver leend tot de uitbreiding der alhier gevestigde wagen werkplaats niet a. eene nieuwe smederij; b. een droogoven voor hout; e. een werkplaats voor liou tbewerking d. ©en werkplaats voor het uitvoeren van kleine herstellingen aan voertuigen; e. een nieuwe Ivoutloods, op de terreinen der HolLandsohe IJzeren Spoorwegmaatschappij al hier, kadastraal bekend gemeente Amersfoort, sectie D, no. 2913. Amersfoort, den 14. Januari 1909. Burgemeester en Wethouders voornoemd,, De Secretaris. N)e Burgemeester, JGSTENFEIRT KROESE. WUI JTIERS. Politiek Overzicht. Hei Oostenrijkscli-Turksche accoord. De nadere berichten, die over de aan neming door Turkije van de geldelijke scha devergoeding, welke Oostenrijk-Hongarije heeft aangeboden voor Bosnië en Herzego- wina, zijn ontvangen, bevestigen, dat daar mee de eerste en gewichtigste stap, om tot overeenstemming te komen, is gedaan. Wel wordt uit Konstantinopel er nadruk op ge legd, dat met de aanneming van de mil- lioen Turksche ponden nog slechts eene prin- eipieele basis verkregen is voor verdere on derhandelingen en dat over de verdere pun ten eerst nog gesproken moet worden. Maar als men het hoofdpunt van het geschil tot eene geldkwestie heeft gemaakt, dan kan, als die geregeld is, er geen twijfel over zijn, dat de geheele regeling zoo goed als klaar is en dat men verder nog slechts met formali teiten heeft te doen. Dat blijkt ook uit het exposé van Kiamil Pacha in liet Turksche parlement, waarin de Oostenrijksch-Hon- gaarsche voorstellen gekenschetst worden als bijna overeenkomende met het Turksche ge zichtspunt. De Temps zet in een zakelijk gesteld ar tikel uiteen, waarom het noodig was voor de oplossing van de crisis, dat Oostenrijk en Turkije tot elkaar kwamen, al is de ge heele oplossing daarmee nog niet verkregen. Het was niet alleen de doelmatigste weg, dat dr kabinetten van Weenen en Konstantinopel door eene rechtstreeksche onderhandeling het met elkaar eens trachtten te worden over de kwestie van Bosnië en Herzegowina, maai de geschiedenis zelve van de verdragen, waarvan die twee provinciën het onderwerp waren, gaf dien weg aan. „Het eerste verdrag is de conventie van Reichstadt, in Juli 1876 overeengekomen tusschen de Kei zers van Oostenrijk en Rusland en den 15en Januari 1877 onderteekeud. Bij deze over eenkomst beloofde Oostenrijk aan Rusland, dat het onzijdig zou blijven gedurende den oorlog. -Rusland daartegenover onttrok zijne belangstelling, ten bate van Oostenrijk, aan Bosnië, Herzegowina en zelfs het geheele westelijke Balkangebied. Achttien maanden later, op het congres van Berlijn, stelde lord Beaconsfield, dien de vrees voor het Rus sische gevaar ontvankelijk maakte voor alle inblazingen van Bismarck, voor dat de beide provinciën „zonder elementen van een goed bestuur" werden overgegeven aan het bestuur van een „naburigen, krachtigen en bij de handhaving van den vrede belang hebbenden staat". Vorst Bismarck viel hem aanstonds bij; hij verklaarde: „Het is niet alleen een Oostenrijksch-Hongaarsch belang, maar een algemeene plicht". Italië trachtte te protes teeren, maar dat was te vergeefs. Gortscha- kow, door de verbintenissen van Reichstadt gebonden, kon slechts berusten. De zaak was uitgemaakt, ondanks de wanhopige pogingen van de Turksche gevolmachtigden om een pleitbezorger te vinden. De eenige voldoening, die zij ver wierven was dat een geheim artikel werd opgesteld (13 Juli 1878) onder teekend door de vertegenwoordigers van Oostenrijk-Hongarije en Turkije. Het con gres had gezegd: „De beide provin ciën zullen bezet en bestuurd worden door Oostenrijk", zonder eenige omschrijving. Het geheime artikel hield in, dat de souve- reiniteitsrechten van den sultan door het feit der bezetting niet zouden worden gedeerd dat die bezetting voorloöpig zou zijn en dat terstond ria liet congres men zich tusschen Weenen en Konstantinopel zou verstaan over de bijzonderheden. Art. 25 van het Berlijn sche verdrag voorzag zijnerzijds, betreffende het sandjak Novibazar een rec'htstreeksch overleg tusschen Oostenrijk en Turkije, dat in het volgende jaar. plaats had. Het is overeenkomstig de bepalingen van 1878, verduidelijkt in 1879, dat Oostenrijk en Turkije met hun béiden het Bosnische vraagstuk hebben geregeld, voordat dit aan het onderzoek van de mogendheden werd on derworpen. De waarborgen, die Turkije kon inroepen tegen den nieuwen staat van zaken, kwamen voort niet uit het Berlijnsche ver drag, waarvan de tekst uiterst vaag was, maar uit het geheime artikel van 13 Juli 1878, dat eene belofte registreerde niet van Europa, maar van Oostenrijk alleen. En Oostenrijk moest zijnerzijds, om zich van zijne verbintenissen te bevrijden, zich aller eerst wenden niet tot de mogendheden, maar tot de Porte, omdat het geheime artikel aan zijne bezetting beperkingen oplegde, die men verzuimd had in te schrijven in het verdrag van Berlijn. Baron Aehrenthal zou er mis schien voordeel bij gehad hebben die onder handeling te voereneenerzijds het sandjak eerst te ontruimen na het sluiten van de overeenkomst, anderzijds zich vrijgeviger te toonen in financieel opzicht en de veiligheid, die hij behoefde om zich vrij tot Europa te wenden, vlug en ruim te betalen. Hij zou zonder twijfel zoo den boycot vermeden heb ben, die veel aan zijn land heeft gekost. Hoe dit zij, het accoord is gesloten, en daarop komt het aan. Oostenrijk heeft, door zich vrij te maken van de Turksche bezwaren, het moeielijkste gedeelte gewonnen, want, sterk door de toe stemming van Turkije en door de onduide lijkheid van het Berlijnsche verdrag, kan het nu met oen troef meer in de hand Europa vragen dit accoord te registreeren. Die aan do beginselen van de Londensche conferentie van 1871 gegeven voldoening zal het vol strekt geen schade doen, en zij zal aan Rus land aangenaam zijn, dat, daar het den oor log niet wil beginnen, klaarblijkelijk slechts concessiën van vorm kan vragen. Turkije zou zijnerzijds thans slecht geïnspireerd zijn, als het zich tegenover de Bulgaren veel eischender toonde dan tegenover Oostenrijk. Men zou niet begrijpen, dat, nu het geschip perd heeft op den aard en op het bedrag van de schadevergoeding, die het in Weenen heeft gevraagd, het onhandelbaar zou zijn te Sofia op een juridisch identiek terrein. Het is dus niet vermetel te hopen, dat het Turksch- Bulgaarsch accoord spoedig zal volgen op het Oostenrijksch-Turksche accoord. Het is to wenschen, dat het zoo zal zijn. Want het zou onvoorzichtig zijn het voorjaar te laten komen zonder voor het Bulgaarsche volk en voor Ferdinand I de oplo-sing te hebben ver zekerd, die zij sinds drie maanden met klimmende spanning verwachten. Dan zouden nog te regelen blijven de Ser- visch-Montenegrijnsche kwestie, de Kreta- kwestie en de Europeesche kwestie. Die vra gen zijn moeielijk, maar niet onoplosbaar, als Europa tot eenstemmigheid komt om aan de belanghebbenden in Weenen en Petersburg, in Belgrado en Ceitinpe, in Konstantinopel en Athene, koelbloedigheid en gematigdheid aan te raden." Frankrijk, De Fransche regeering is van plan de Fransche patentwet van 1844 zoo te wijzigen, dat een patent, in Frankrijk verkregen, ver valt, wanneer de uitvinding niet binnen de drie jaar na de aanvrage in Frankrijk of zijn koloniën i:. bedrijf wordt gebracht, of zij drie jaren achtereen daarin niet in bedrijf is gebracht, tenzij er rechtmatige verklaring voor het verzuim bestaat. Ook zal het ko men te vervallen, als blijkt, dat de uitvin ding voor het overwegende deel buiten het Fransche gebied, of dat ze niet voldoende binnen dat gebied wordt bedreven. Binnen kort zal een wetsontwerp met die strekking bij de Kamers worden ingediend. De wet van 1844 eischt ook wel toepassing van de uitvinding in Frankrijk, maar haar .bepalin gen ten deze zijn te rekbaar bevonden. P a r ij s, 14 Jan. De Senaat heeft Antonin Dubost tot voorzitter herkozen. In de Kamer aanvaardde Brisson het voorzitterschap met eene toespraak, waarin hij gewaagde van de ramp, die Italië ge troffen heeft en van het algemeene gevoel van solidariteit, dat bij die gelegenheid in de gaijsche wereld tot uiting kwam. .Zijne verklaring, dat de menschhcid zich bewust Wordt van hare moreele eenheid onder een hevigen schok, werd door de linkerzijde langdurig toegejuicht, evenals de hulde die hij daarna bracht aan de ingeboren edelmoedigheid van Frankrijk. De Kamer besteedde verder haren tijd aan de vaststelling van hare agenda. De zitting van morgen blijft bestemd voor de interpellatiën over Marokko. Minis ter Barthou verzocht de Kamer, namens de regeering Woensdag eene vergadering te houden tot behandeling van het wetsont werp op de concessie voor de mijnen van Ouenza. Hij verklaarde„Bij afwezigheid van mijn ambtgenoot voor landbouw, wien dit ontwerp meer in het bijzonder aangaat, moet ik er op aandringen, dat de.Kamer het ontwerp Woensdag in behandeling neemt." Dit voorstel werd verworpen met 772 te gen 205 stemmen. De heer Barthou zeide daarna, dat de regeering overtuigd blijft van de urgentie der behandeling van het Ouenza-ontwerp. Hij verzocht de Kamer derhalve te bepalen, dat liet ontwerp zal worden behandeld on middellijk na aanneming van het wets ontwerp op de inkomstenbelasting. (Ver schillende leden riepen „Maandag".) Minis ter Barthou antwoordde: „Neen, Maandag niet, want dat zou beschouwd kunnen wor den als een manoeuvre tegen de wet op de inkomstenbelasting. Het is de eerste maal, dat ik een debat zie uitstellen, waarbij de persoon van den gouverneur-generaal van Algerië en de verantwoordelijkheid van de regeering betrokken zijn". (Weder wordt ge roepen „Maandag!") Minister Barthou handhaafde zijn tweede voorstel om het Ouenza-ontwerp te behandelen na aanneming van het wetsontwerp op de inkomstenbelas ting. De gouverneur van Algerie, Jonnart, drong er op aan, dat de Kamer een dichtbij gelegen datum van behandeling zou vast stellen. De minister van financiën Caillaux ver klaarde, dat, daar de zitting van Donderdag besteed moet worden aan de behandeling van de inkomstenbelasting, de regeering haar voorstel handhaaft om het Ouenza-ontwerp te behandelen terstond na de aanneming van de wet op de inkomstenbelasting. Bij de stemming werd dit aangenomen met 303 tegen 244 stemmen. Italië. Genua, 14 Jan. Generaal Stefan Canzio, de schoonzoon van Garibaldi, is ern stig ziek. Hij werd heden bezocht door den Franschen staatsman Léon Bourgeois. Tweede telegram. Generaal Can zio is heden nacht om kwart na elf over leden. Oostenrijk. Weenen, 14 Jan. De Zeit spreekt tegen, dat de kosten van de gedeeltelijke mobilisatie in Oostenrijk een bedrag van 500 millioen kronen hebben bereikt. Z.j zijn niet hooger geworden dan 200 millioen. In den landdag van Neder-Oostenrijk deed de afgevaardigde Silberer een aanval op de censuur, die in de schouwburgen Ber rie beschermde tegen eene onschuldige be spotting, terwijl de Keizer van Oostenrijk in Servie allerschandelijkst uitgescholden wordt. Onder de bijvalsbetuigingen van zijno christelijk-social geestverwanten, noemde de spreker den Koning van Servie een „gemeenen moordenaar" en den kroon prins een „schurftigen snotjongen". De landniaarschalk riep der spreker hier voor tot de orde en constateerde, dat deze uitdrukkingen eene schending van het vol kenrecht beteekenen, die don- allen in den landdag ten diepste betreurd werd. RMfaad. Petersburg, 14 Jan. Vice-admi- raal Rosjdjestwenski is heden morgen ge storven De Balkancrisis. Nu voor de schikking tusschen Oosten rijk en Turkije de weg geëffend is, blijft de Servische kwestie nog open. Uit Weenen wordt aan de Frankf. Ztg. bericht, dat Oos tenrijk bereid is, ondanks alle Servische uitdagingen, ook hier tegemoetkoming te toonen door een gunstig handelsverdrag en door eene spoorwegverbinding, maar op Oostenrijkscli gebied. De correspondent schrijft: „Deze concessiën zouden econo misch van hooge waarde zijn voor Servië, dat goed zal doen daarop in te gaan. Het zou eene vruchtelooze hoop zijn, als men in Servië meende eenigen afstand van ge bied van Oostenrijk te krijgen of door een onbezonnen streek te kunnen afdwingen. De te Belgrado verschijnende Politika schrijft over de onderhandelingen tusschen Turkije en Oostenrijk-HongarijeDe sym pathie, die Turkije tegenwoordig in de ge heele beschaafde wereld geniet, zal ver dwijnen, wanneer Turkije het bekende aanbod van Oostenrijk-Hongarije aanneemt. Dezelfde beschaafde wereld, die thans de ont wikkeling der hervorming van Turkije on dersteunt, zou ontzet staan, te meer omdat de koopprijs zou moeten betaald worden door de verkochte landen Bosnië en Herze gowina in dier voege, dat de eene heer aan den ander een stuk goed verkoopt, waarvan de slaaf den prijs betaalt. Wij gelooven niet, dat Turkije in liet aanbod zal toestemmen. Voor 60 millioen francs verkoopt geen land zijne waardigheid, zijne eer en zijn gebied. Indien echter de Turken in strijd met het gezond verstand en het eergevoel toch moe ten toestemmen in dezen schandelijken han del, dan zullen wij niet toestemmen. Ja, wij Serven geven daartoe niet onze toestemming wij zullen niet toegeven, dat ons bloed, ons volk verkocht wordt. Oostenrijk kan ons niet door geld koopen, niet door oorlog ver schrikken voordat het Bosnië neemt, moet het ons allen te zamen ombrengen, hetgeen het niet vermag, omdat niemand in staat is een volk te overwinnen, dat bereid is te ster ven. Bosnië zal een Oostenrijkscli kerkhof zijn. Konstantinopel, 14 Jan. De Servetefunum verneemt uit authentieke bron, dat de ministerraad Zondag de grond slagen zal bespreken van eene overeenkomst met Oostenrijk. Op den vriendschappelijken raad van de mogendheden zal men trach ten de zaak te regelen in overeenstemming met de belangen en de waardigheid van de Porte. Voorts zullen compensation voor Bulgarije worden vastgesteld. Nadat de beide regeeringen tot overeenstemming zijn geko men, zal men de mogendheden verzoeken, zoo spoedig mogelijk het ijdstip van het bijeenkomen der conferentie te bepalen. Markies Pallaricini heeft zich met Kiamil Pacha en met Tewfik Pacha onderhouden over de bijzondere punten van le regeling. Hij heeft ook met de Porte gesproken over het lossen en laden van de Oostenrijksche schepen. De Porte beloofde, dat zij daar over bevelen zou uitvaardigen, en liet de hoop doorschemeren, dat de boycot weldra geëindigd zou zijn. Naar het EngeUch VAN C. N. EN W. M. WILLIAMSON. In het eerst schenen de inlichtingen van den rugerigenaar ons slechts eene oeleediging te meer toe. Hoe durfde hij ons uitleggen wat hij ons tegen wil ,en dank noodzaakte te zien? Maar eindelijk begon zelfs Phyllis te lachen en haar kuiltjes zijn ten opzichte van haar humeur wat een regenboog voor on weersbuien is als zij zich eenmaal ver- toonen, zijn de donderslagen voorbij. „Het is mij alsof ik exemplaren van heel Holland heb gezien en jdat wij gereed staan naar onze vreedzame woning terug te kee- ren," zeide zij, nadat wij door lange winkel straten, langs schaduwrijke kanalen, veel kleurige miniatuurhuisjes tusschen bloemen tuinen, vijvers met bloemeneilandjes, groote parken en plechtig draaiende windmolens gekomen waren en in de verte weiden met witte en zwarte koeien hadden bewonderd. ,,Wij konden best weer naar huis gaan en met kennis van zaken over Holland meepra ten." Ik sloeg geen acht op die woorden en eindelijk hielden wij tot onze verlichting stil voor een ouderwetsch, laaggebouwd hotel, dicht bij een park. Voor zoover wij konden oordeelen lag het mijlen ver van alles af maar wij waren te dankbaar voor het voor recht uit te mogen stappen, om critiek uit te oefenen. Het huis zag er zoo stil en orden telijk uit, dat dit Plpl goed de^d en zonder tegenstribbelen liet zij toe, dat men onze bagage van den bak nam. Toen het aankwam op betalen, bleek het dat onze koetsier ons niet uit louter edel moedigheid met alle geheimen van Rotter dam had bekend" gemaakt. Wij zagen ons ge noodzaakt te scheiden van bijna alle door ons aan boord voor Engelsch geld ingewis selde guldens en Phyllis zag ze met wan hoop gaan. „Op die manier zullen wij spoedig in het Armenhuis zijn", zuchtte zij. „Als het zoover met ons komt, kunnen wij in verschillende plaatsen met onze boot aanleggen en -aalmoezen gaan vragen," ei- de ik. Alles wel beschouwd had de „Rug" toch eenige methode in zijn waanzin want toen wij Paasma's adres aan den portier toonden, bleek het dat de man slechts tien minuten loopens van het logement woonde. Wij wei gerden bedaard kamers te bespreken voor dat onze plannen zouden vastgesteld zijn en onze bagage bleef in de vestibule, terwijl wij thee en naar Hollandsche gewoonte geroos terd brood nuttigden in een tuin, -dien wij met een schilpad deelden. Herhaaldelijk, sedert ik Phyllis overhaal de tot dien tocht, hadden wij op half onbe stemde wijze bepaald, wat wij bij onze aan komst te Rotterdam zouden doen. Het pro gramma scheen op een afstand eenvoudig genoeg wij willen er heengaan, onze boot afhalen en er mede wegvarenmaar toen wij ons inderdaad op weg begaven, met een kleinen hoteljongen tot gids, om ons eigen dom in bezit te nemen, ontzonk zelfs mij den moed en gevoelde ik, dat „er iets ging gebeuren." De tien minuten loopens groeiden tot twintig aan en toen zagen wij een pont over eene breede, snelvlietende bruine rivier. Wij gingen hiermede naar een kleinen inham der rivier, waar een of twee kleine plezier jachten en andere vaartuigen bijeen lagen. „Kijk eens!" riep ik met eene plotselinge opwelling van ontroering uit, „daar is zij!" „Wie?" riep Phyllis opschrikkend. „Iemand, dien wij kennen?" „Onze boot, domoor, de Lorelei. Jij denkt waarschijnlijk dat zij „de witte Olifant" moest heeten." Ja, daar lag zij, met den naam Lorelei in gouden letters op haar achtersteven geschil derd, die schoone sirene, die ons de Noord zee had overgelokt en in plaats van over dekt te zijn of er gehavend uit te zien, na een langen winter veronachtzaamd te zijn geworden, scheen zij geheel en al gereed, wanneer wij maar wilden, een kruistocht te beginnen. Hare fraaie witte kleedij zag er fonkel nieuw uit. Wij behoefden niet te vreezen dat zij eerst nog zou moeten worden opge schilderd of hersteld. Een keurige looper van kokosnoot lag over haar voor- en achter dek uitgespreid de koperen leuning blonk ons tegen de vensters der overdekte kajuit waren glansrijker dan de Koh-i-noor, den dag, waarop ik hem in den Tower was gaan bekijken rieten leuningstoelen met kussens van rose, blauwe en gele zijde stonden op dek, als noodigden zij ons uit plaats te ne men. Er was ook een tafeltje te zien, dat geknipt scheen voor een theetafel. Het was waarlijk ongeloofelijk. „01 Nell, welk een mooie boot!" Die woorden van bewondering ontsnapten Phyl lis tegen wil en dank. „Het blijft daarom even gewaagd van ons op reis te zijn gegaan en ik begrijp nog niet, waardat op uitloo- pen moet; maar... maar het ziet er uit of wij genoegen zullen hebben. Stel je voor, thee te drinken op ons eigen dek. Ze ziet er bijna uit als een jachtWat zou Lady Hutchinson wel .zeggen, als zij ons in die stoelen zag zitten? Zij zou zeker eene maand lang beleefd tegenover mij wezen." Lady Hutchinson is Phil's eenige adel lijke klant. Ilaar echtgenoot was vroeger kruidenier. Zij dicht sentiinentoele verzen en haar begrip van waardigheid is haar se cretaris af te snauwen. Maar ik kon voor het oogenblik mijne gedachten niet bij haar bepalenik was slechts een en al bewonde ring voor zulk een voortreffelijk bootbe waarder als Jan Paasma. „Plichtgetrouw" was een te koud woord voor hem Het was bijna een jaar geleden sedert kolonel Noble de Lorelei het laatst had gebruikt en wij hadden *niet geschreven, dat wij haar kwamen opeischen en toch lag zij daar en fête voor onze ontvangst. Mis schien 'had onze lieve oude vriend bevel ach tergelaten haar altijd gereed te houden dat zou juist iets voor hem wezen In elk geval zouden wij het spoedig weten, want mijnheer Paasma bewoonde een klein groen huisje, vlak bij die dwergachtige kade. Wij zagen zijn naam op de deur «taanwant hij lioudt er ook een winkel op na, van aller- lei onbeschrijfelijke dingen voor het ééne smalle, maar blinkende venster dingen I alleen voor zeelieden geschikt. Wij wisten niet beter of hij moest aan boord van de boot zijn, die een paar meter van den wal lag vastgemeerd, nrnar wij vin den het gepaster den heer Paasma onder zijn dak op te zoeken. Wij begaven ons dus naar zijn woning en rolden bijna over een dik kind, dat den vloer van den winkel opdweilde. „Wat 'n gekke tijd van den dag elf uur om schoon te mAken," mompelde Phil, die bijna gevallen was. Ik vond het ookmaar wij waren nog slechts een paar uur in Holland. Wij 'begrepen nog niet goed helt betrekkelijke gewicht van zekere alle- daagsche dingen, in de oogen eener Hol landsche vrouw. Wij staarden verwijtend naar het dikke kind, als wilden wij zeggen, „waarom dweil je den vloer niet op een geschikter uur?" En zij keek ons aan, als wilde zij ons vragen „voor den drommel, wat beteekent het toch, hier te komen binnenstormen en mij in mijn werk te storen?" Maar met vijandige blikken kwamen wij niet verder, ik zette dus mijn trots maar op zijde en vroeg haar naar baar baas. „Boot," antwoordde liet logge schepsel. „Boot", en zij wees naar de kade. Wij maakten daaruit op, dat de bewaker op zijn post was en keerden terug naar de Lorelei, om zijn naam uit te galmen, in het eerst zonder gevolgmaar na verscheidene krampachtige pogingen,' werd een blauw zij den gordijntje voor een der 'kajuitavensLers weggeschoven en vertoonde zich voor de opening, eenklein, oud, bruin gelaat met een franje van baar om de kind, een gelaat als een okkernoot, met een paar sluwe, glinsterende oogen en een pijp in een hoek van den mond. Toen mijnheer Paasma daar na op dek verscheen, bleek zijne gestalte geheel en al bij zijn gelaat te passen. Hij zag er uit als een 'kaboutermannetje, maar moest toch de bewaarder van de boot zijn. Wurdt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1909 | | pagina 1