If'. 204. Tweede blad.' BINNENLAND. FEUILLETON. De Motorboot. 7"" Jaargang:. AMERSFOORTSCH DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden voor Amersfoortf l.OO. Idem franco per post- 1.50- Afzonderlijke nummer: - 0.05. IV j Couran verschyrt dagelijks behalv op Zon- en Feest dagen. Advertentiënmededoelingen önz.gèlieve men vóór 11 uur 's morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C°. Utrechtschestraat 1. ïntercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels f O.ÖO, Elke regel moor - O.IO. Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cents bij vooruitbetaling Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad, bij abonnement Eene oiroulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Nederland en Venezuela. Aan een onderhoud dat de Parijsche cor respondent van de Nieuwe Ct. met Dr. Paul had, ontleenen wij het volgende: „Wat me bij Het begroeten van dezen Venezolaansche staatsman het meest getrof fen heeft, was het verschil in uiterlijk, en zeer waarschijnlijk ook in karakter, met Gastro. Hij is slang en lang. Correct, uiterst bedaard met zeer zachte stem, drukt hij zich in het Fransch uit. Hij is helaas reeds dadelijk het slachtoffer geworden van het Europeesch klimaat. Het was hem aan te zien dat de griep hem te pakken had I Ik begon met te vragen wat aanleiding gegeven kon hebben tot het bericht dat de heer Paul té Parijs een onderhoud zou heb ben mot een vertegenwoordiger der Neder- landsche regeering en vernam, dat er mis verstand in het spel is en wel aan den kant van Havas. De heer Paul beweerde, dat met den Duitschen zaakgelastigde te Cara cas gesproken is over de mogelijkheid dat hij op zijn reis naar Europa persoonlijk met een vertegenwoordiger der Nederlandsche regeering zou onderhandelen. In beginsel is men het daarover eens geworden, doch de plaats waar is niét nader ter sprake ge komen. ,,Ik van mijn kant had er geen be zwaar in gezien dat'het Parijs zou zijn, zei- de hij, dooh ik zal ook zeergaarne naar Den Haag gaan, een stad die ik ken, daar ik reeds ben gewefest als afgevaardigde op de Conferentie over de Venezolaansche schüld. Bovendien zAl het me zeer aangenaam zijn kennis te' maken met Z. E. van Swinde- ren wiens hoffelijkheid ik reeds de gele genheid gehad heb te waardeeren in zijn, nota's aan de regeering van Venezuela". Ik waagde het daurop^Z.E. een compliment te maken over de Venezolaansche nota's, die ik indertijd uiterst handig geredigeerd achtte. En daarop kreeg ik dit vrij karak teristieke bescheid, waarvoor ik den minis ter weder woordelijk' citeer: „Ik ben na tuurlijk tot reserve en respect gebonden je gens een vroegere regeering (lees Castro), waarvan ik zelf deel heb uitgemaakt. Doch ik kan u toch wél zeggen dat ik in de door u bedoelde nota's niet altijd vrij was mijn persoonlijk gevoelen uit te spreken. Vaak was ik het niet eens met den Presi dent. Ik verheug me daarom des te meer >p het uitzicht van een regeling der geschillen welke onze landen verdeelen, die zooveel gemeenschappelijke belangen hebben. Reeds onder president CaStVo had ik trouwens ge hoopt op een vreedzame regeling der ge schillen en van mijn kant pogingen daartoe gedaan. Persoonlijk ben ik met dén heer De Reus ook altijd op goeden voet ge weest". Wat den vróegèrén President aangaat, zou men deze woorden, van hun diplo matieke tournure ontdaan, aldus kunnen omzetten„Ik had gaarne anders ge wild, maar Castro was ieder de baas". In enkele bladen werd de meening uitge sproken, dat bij de aanstaande onderhande lingen tusschen dr. Paul en de Nederland- scbe regeering, deze laatste ook den eisch *ju stellen tot afschaffing van den bijslag van -30 op de douarierechten, die de vroe gere president van Venezuela, Guzman Blanco voor 36 jaar had ingevoerd, uit wraak wegens zijn uitzetting uit Curagao. Dï Netlerlandsche regeering kon hiervoor rekenen op den steun van Engeland, daar van goederen uit Trinidad afkomstig de zelfde bijslag wordt geheven. De afschaffing van dien bijslag zou, vol gens de Curagaosche bladen, een groot voor deel voor die kolonie zijn en tevens een ein- dn maken aan den ontzettenden smokkel handel, die op Curasao ook door vele Ve- nezolanen, onder wie zelfs een zuster van Castro wordt gedreven. De correspondent van de Prankf. Ztg. heeft nu bi- inforiiiatie aan het departe ment van buitenlandsche zaken te 's Gra- venhage vernolnen, dat er bij onze regeenng geen plan bestaat die douanerechten thans tot een onderwerp van bespreking met dr. Taul te maken. Een Wolff''-telegram uit New-York zegtBerichten uit Willemstad melden, dat de Nederlandsche regeering het besluit waar door vrije wapenuitvoer uit Curagao naar Venezuela veroorloofd werd, weer buiten werking heeft gesteld. De Parijsche correspondent der ls'. R. Ct. meldt van gisferen Hedenmorgen kennis nemende van de door De Tijd opgeworpen quaestie van de dertig procent additioneele rechten op in voer van de Antillen, ben ik naar dr. Paul gegaan en heb zijn meening hierover ge vraagd. Paul scheen verwonderd en zeide mij, dat dit een quaestie is, geheel buiten het hangend geschil staande. Ik veronder stel ook niet, zeide hij, dat de Nederland sche regeering deze quaestie er in zal men gen. Deze additionéele rechten bestaan se dert lange jaren en waren geenszins een wraakmiddel bijzonderlijk tegen Nederland, maar een algomeene wettelijke maatregel van protectie tegen de voortbrengselen van alle Antillen. Het was een maatregel om onzen handel en hét verkeer met Europa te beschermen. Ik vraag nogZou, indien de Nederland sche regeering er over spreken wilde eenige schikking op dit pnnt mogelijk zijn. Dr. Paul antwoordt glimlachendMen kan over alles spreken en op dit onder- maansche kan men alles schikken. Maar ik herhaald, dat deze zaak geheel buiten de hangende quaes ties staat. Deze laatste zullen zeer gemakkelijk en snel te regelen zijn.. In de Köln. Ztg. komt een corresponden tie uit Amsterdam voor, waarin e. gezegd wordt„Het trekt eenigszins de aandacht dat men de persoonlijkheid van den heer De Paul zoozeer vertrouwt-, en dat men leeft in' de hoop, dat deze in een handomdraai weer goed zal makèn, wat Castro gezondigd heeft. Het is echter dezelfde heer De Paul geweest, die als minister van buitenlandsche zaken, de onbeleefde, bijna met de mestvork geschreven, depeches naar'Den Haag heeft geredigeerd of althans onderteekend, en die uit naieve luiheid op de door de Nederland sche regeering geuite punten van aanklacht absoluut niet inging, het althans niét de moeite waard vond ze te beantwoorden. In elk geval moet deze plotselinge verandering van overtuiging tegengevolge waarvan hij thans veroordeelt wat hij vroeger verdedigd heeft tot voorzichtigheid manen, want met de ook door eenige Nederlandsche bladen geuite meénirig, dal dr. Paul de geweldmaat- regelen van Castro in perincipe nooit goed keurde zal men niet ver komen. Dat in Ve nezuela alles glad van stapel zal loopen is te wenschen, maar daarop mag men echter niet zonder meer hopen, want men weet dat de vice-president Gomez, eerst na herhaalde vertoogen van den Duitschen gezant Von Seckendorff overging tot formeele opheffing van het decreet van 14 Mei, terwijl hij eerst de concessie „het decreet als in 't geheel niet uitgevaardigd te beschouwen" voor voldoen de hield." Voorts roert de correspondent de quaestie der additioneel^ rechten aan, waarvan hij naar men weet ten onrecüte gelooft dat ze bij de besprekingen tusschen onzen mi nister van buitenlandsche zaken en den heer De Paul ter sprake zullen komen. Heti Vaderland vestigt er de aandacht op, dat uit een particuliere correspondentie, die het uit Curagao ontving, bleek, dat de plundering bij den Nederlander te Caracas, den heer Thielen, aan andere beweegredenen werd toegeschreven, dan oorspronkelijk zelfs te Curagao geschiedde. Zooals trouwens voor de hand lag, meende men, dat deze Neder lander werd aangevallen, omdat hij Neder lander was en dé Venezolaan hem op grond van zijn nationaliteit dus als vijand be schouwde. De briefschrijver echter vertelt precies het tegenovergesteldede heer Thielen werd als aanhanger van Castro, als schoonzoon van een van diens beste vrienden en vooral als gunsteling van Castro, als houder van een schatten opbrengend monopolie aangevallen, toen de kansen voor den dictator waren ge keerd. Informaties te juister plaatse door het blad ingewonnen, bevestigen geheel en $1 deze opvatting. De officioele rapporten spre ken alle van ontstemdheid der Venezolanen tegen den heer Thielen, als houder van het voor hem voordeelige, maar natuurlijk voor vele ariderey zeer schadelijke monopolie, waarbij niemand aan de Nederlandsche ori gine van den betrokkene dacht. Liberale Unie. Verschenen is de beschrijvingsbrief voor de buitengewone algemeene vergadering van de Liberale Unie, te houden Zaterdag 2/ Februari, 's morgens 11 uur, in de „Eensgezindheid" te Amster dam. I. Aanvulling van het hoofdbestuur (de heer Schaafsma heeft de indertijd op hem uitgebrachte benoeming niet aangenomen). Voordracht: I. Mr. P. Rink, oud-minis ter van Binriénlandsche Zaken. II. Mr. G. Janriink,- lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, beiden te 's Gravenhage. III. Bestuursvoorstel„De Liberale Unie besluit haar hervormingsprogram te herzien en draagt de voorbereiding daarvan op aan eene commissie van. 7 leden, waarvan uit en door het hoofdbestuur 3, door de algemeene vergadering 4 leden zullen worden benoemd." (Afdeelirigen, die carididaat-leden voor deze benoeming wenschen aan te wijzen, worden verzocht daarvan uiterlijk 25 Februari schrif telijk opgave te doen aan den secretaris, Wattstraat 20, 's Gravenhage). III. Ingeval voorstel II wordt aangeno men, benoeming van 4 leden in de commissie van het hervormingsprogram. IV. Bestuursvoorstel „Bij de aanstaande Juni-verkiezingen zal de Liberale Unie vóór alles krachtig propaganda maken voor Alge meen kiesrecht na voorafgaande grondwete herziening en voor eene sociale hervorming, om te gemoet te komen in de nooden van die medeburgers, wi&n het niet gelukt is, als zij ou I geworden zijn in eigen levensonderhoud te voorzien." Dat Grondwetsherziening moet vooraf gaan, behoeft geen betoog meer. Wel wordt beweerd, dat algemeen kiesrecht mogelijk is ook onder de bestaande Grondwettelijke bepalingen, maar eene regeering, die zich daaraan zou wagen, zou in die mate te strijden hebben tegen grondwettige bezwa ren, opgeworpen ook door voorstanders van algemeen kiesrecht, dat zij niet de minste kans zou hebben in haar poging te slagen. In ons kort program een nadere omschrij ving te geven van „algemeen kiesrecht", schijnt in dit stadium overbodig. De Libe rale Unie heeft door hare beslissing in de vergadering van 8 Februari 1908 het bewijs geleverd, dat zij wel uitsluitingen wenscht, maar alleen u tsluitingen, die eene eer lijke toepassing van het algemeen kiesrecht niet in den weg staan. Wel is in onze.afdee- lingen gebleken een verschil van gevoelen over enkele der door de meerderheid aan genomen conclusiën, maar dit verschil be hoeft bij de verkiezingen niet op den voor grond te treden, omdat bij gemis aan een stemmigheid over enkele onderdeelen, het toch tevens gebleken is, dat er geene afge vaardigden. geen afdeelingen waren, die meerdere uitelujtipgen wenschten dan in het bekende rapport van de heeren De Kan ter, Rink en Fatijn zijn aangegeven. En dat ook zij, die zich geheel op het stand punt stellen van dat rapport, het recht heb ben zich voorstanders van algemeen kies recht te noeinpn, z.al wel niemand betwisten. Over het kiesrecht voor vrouwen het is op de laatste, bovengenoemde vergade ring van de Liberale Unie duidelijk aan hei licht gekomen bestaat in onzen kring nog niet de zoozeer gewensehte een stemmigheid, maar toch is men het er alge meen over eens, dat de uitsluiting van de vrouw niet mag worden gehandhaafd. „Een sociale hervorming om te gemoet te komen in de nooden van die medeburgers, wien hftt niet gelukt is als zij oud gewor den zijn in eigen levensonderhoud te voor zien." Met opzet is hier een ruimere om schrijving gegeven dan gelegen was in de vroeger gebezigde uitdrukking van ver plichte verzekering. Eene ruimere" omschrij ving is noodig, omdat in het stadium, waar in deze zaak zich thans bevindt, het ver keerd zou. zijn zich, met uitsluiting van alle andere sysleyien, vast te klampen aan het denkbeeld van verzekering met premie betaling, aan eene regeling, waardoor al leen de loonarbeiders als zoodanig worden gebaat. Zelfs de tegenwoordige regeering, die bij de schriftelijke gedachlenwisseling over de begrooting van 1909, zich nog ge heel plaatste op het standpunt, dat behou dens de noodige afwijkingen het Duitsche stelsel behoort te worden gevolgd, heeft bij de mondelinge gedachtenwisseling onder zoek naar het Engelsche en het Deensche stelsel toegezegd. Waar hier te lande opvolgende Regeerin gen reeds zoovele jaren bezig zijn met het ontwerpen van een regeeringsstelsel, zon der dat de zaak nog iets verder is gevor derd dan acht jaren geleden, on waar in Engeland iy enkele maanden voor de ouden van dagen eene voorziening is tot stand gebracht, die dqor alle kringen der bevol king met instemming, is begroet en door alle partijen als een voorloopig bevredigende op lossing van het zoo moeilijke vraagstuk is aanvaard, daar is het niet te verwonde ren dat allengs door meerderen twijfel wordt geopperd, of wij, Nederlanders, door uitsluitend heil te zoeken in de verplichte verzekering zij het dan ook met finan- cieelen steun van den Siaat wel op den goeden weg zijn Daarom zouden wij echter nog niet durven beweren, dat elke regeling die niet ligt in de lijn van het Engelsche of van het Deensche stelsel, per se te ver oordeel en is. Hoofdzaak is dat er voorzien wordt in de nooden v$n den ouden dag. Die voorziening wordt van jaar tot; jaar meer dringend noodig, ,en is reeds bij' meer dan épne verkiezing door alle partijen in uit zicht gesteld, zonder dat de gedane toezeg-, ging in vervulling kwam. Dit wekt terecht, ontevredenheid en wantrouwen. Op welke wijze die' voorziening zal plaats vinden, is zeker geen onverschillige zaak, maar ook hier kunnen meerdere wegen tot hetzelfde doel leiden. Op spoedige voorziening moet krachtig wordep aangedrongen, maar de wijze waarop, moet voor alles in de kabir netten der regeering en in de Volksverte genwoordiging worden beslist. Natuurlijk moet als eisch worden gesteld, dat de ko-- rpende regeling, op welken stam ook geënt de rechten van de ouden van dagen voldoen de verzekert. Maar is aan dien eischvol daan, dan zou, waar de nood zóó groot is, het onverantwoordelijk zijn een voorstel tot herziening af te wijzen, alleen omdat een ander stelsel de voorkeur zou verdienen. Hier geldt voor allesdie spoedig helpt, helpt dubbel. V. Huishoudelijke besprekingen in Co mité-Generaal. V r ij z.-D e m. Bond. Aan de af deelingen en personeel e leden van (Jen Vrij.' zinnig-democratischen Bond is, namens het hoofdbestuur, medegedeeld, dat de gewone algemeene vergadering van den Bond in April of Mei wordt gehouden en volgens riooster als hoofdbestuursleden aftreden mevr. W'. Wijnaendts FranckenDyse- rinck s Gravenhage) en de heeren mr. S. J. L. van Aalten, (Rotterdam), P. Hofstra (Wijnaldum) en Th. M. Ketelaar i(Amster-, dam), welke vier leden niet dadelijk her kiesbaar zijn. - Naar het Vad. verneemt wordt 22 deser een algemeeqe vergadering van de Vrij zin nig-Democratische Kiesvereeniging te 'sGra- venhage gehouden in zake de houding oer raadsleden Treub en Van der Kemp na het aannemen der motie-De Meester. De twist in de 8. D, A. P. In een noot bij zijn artikelen „Op den uit kijk" schrijft mr Troelstra in „Het Volk": Daar het mij is gebleken, dat de verschij ning eener brochure van mijn hand over de aanhangige partijgeschillen, in dit stadium der debatten, ,cloor aanhangers der andere richting, hoezeer dan ook ten onrechte, als een poging tot overrompeling wordt be schouwd en ik de heerschende stemming door het voedsel geven aan misverstanden niet. wil bederven, zal ik mijn brochure niet doen verschijnen en in plaats daarvan enkele artikelen in „Het Volk" aan de zaak wijden. Naar het Engelsch VAN C. N. en w. M. WILLIAMSON. HOOFDSTUK III. „Is u mijnbeer Paasma?" vroeg ik van de kade. De okkernoot knikte. „Spreekt gij EngelschV' Hij nam de pijp uit den mond. „Ja, a leetle." „Wij zijn de dames Rivers en Van Buren uit Engeland. Ik ben Miss Van Buren. Gij hebt zeker vernomen dat kolonel Noble mij zijne motorboot vermaakte." „No, I not heerfd," een 'donkere blos ver anderde het bruine gelaat in mahoniehout. „Hoe vreemd! Ik meende dat de notaris u geschreven zou hebbenmaar misschien was dat niet noodig In elk geval heb ik alle papieren bij mij, die bewijzen dat de boot mij toebehoort. Gij wist toch zeker dat de arme kolonel Noble overleden was „Ja, I heSr that. But no more." „Nu, als gij een plank wilt uitleggen, komen wij aan boörd en zal ik u de stukken toonen." „Ik zal aan wal komen," zeide mijnheer Paasma. „Néén', wij willen liever Maar ik had die woorden gerust kunnen sparen. Paasma was een Hollander en had zijn besluit genomen; de rest spreekt van zelf. Hij greep een der touwen waaraan de boot vastlag, trok haar dichter naar de kade toe en sprong aan wal. Er lag eene zonderlinge flikkering in zijne oogen. Meenende dat deze aan achterdocht toe te schrijven was, haastte ik mij den goe den man gerust te stellen door hem mijne papieren te toonen. „Gij ziet," zeide ik eindelijk, „dat alles in orde is. Gij behoeft niet te aarzelen mij de boot af te staan." Paasma trék aari zijn pijp, die hij heel dicht tusschen de tanden hield geklemd. Hij bleef .zonder op te zién op de papieren sta ren. „Als u wilt, kunt u ze gerust door een advocaat na laten zien," zeide ik, bemer kende dat hij lang niet op zijn gemak was, „ik ben bereid hem te woord te staan. Bui tendien," ik was plotseling op een schitte renden inval gekomen, „heb ik familieleden te Rotterdam. Zij dragen denzelfdên naam als ik Van Buren. Misschien 'hebt gij wel hooren spreken van mijnheer Robert van Buren?" „Ja," antwoordde Paasma, nog harder op zijn pijp bijtende. Zijn gelaat kreeg zulk een bekommerde uitdrukking, dat ik mij af vroeg of ik verkeerd had gedaan die onbe kende bloedverwanten van mij te noemen misschien .had een mijner familieleden kort geleden eene misdaad gepleegd. Phyllis gaapte mij intusschen aan. Ik had er mijne redenen voor gehad tot hiertoe zelfs tegen over haar over mijne betrekkingen te zwij gen. Door de noodzakelijkheid gedrongen had ik thans over hen gesproken maar wie zij waren en of zij nog te Rotterdam woon den, was mij even onbekend als haar. „Mijnheer Van Buren is algemeen be kend," hernam de bootbewaker. „U behoeft hem niet te laten halen. De boot zal wel van u zijn, dames. Wat is u van plan te doen?" „Om te beginnen, willen wij aan boord gaan, en haar eens bekijken," antwoord de ik. Tot mijne verbazing, stribbelde hij dit maal niet tegen. Een donker floers van on derwerping- scheen over hem neergedaald te zijn. Hij trok de boot aan de kade, legde een plank uit en met eene trilling van hoog moed stapten wij aan boord. Enkele steile treden leidden van het dek naar de kajuit en Phyllis en ik daalden die af, terwijl mijnbeer Paasma ons, met eene raadselachtige uitdrukk'ng volgde. Zijn ge laat drukte niet bepaald wanhoop, uitda ging, toorn of verwarring uit, maar een mengelmoes van dat alles. Ik vergat hém en zijne gewaarwordingen echter spoedig in mijne bewondering voor de Lórelei. Van de machine verstond ik nietszij was alleen een groot monster in mijne oogerimaar de kajuit was zoo betoo- verend, dat ik op den drempel bleef staan en slechts: „0!" kon zeggen. „Zij is nog mooier als onze zitkamer!" riep Phil uit, en mijne geliefkoosde kleuren daarbij, groen en wit. Men zou haar kun nen houden voor een boudoir. Wie zou ooit gedacht hebben dat kolonel Noble zooveel smaak bezat? En zie toch eens die heerlijke oud-Hol- landsche klok boven hét buffet, met al die scheepjes, die op de golven schommelen, zoo vaak zij tikt." Wij waren beiden thans zoo opgewonden. dat wij dooreen begonnen te praten, zonder naar elkaar te luisteren. Wij openden de deur van wat Phyllis „het buffet" noemde en vonden stapels blauw porcelein. Ook mooie tafellakens en servetten, messen, vor ken en lepels. Op een der banken, (die 's nachts in kooien veranderd konden wor den) stond een keurig theeblaadje met kop jes van wit en verguld en glinsterend nik kel en zilver. In de kast lagen lakens en dekens. Bij de klok stond een boekenkast met glazen deuren, gevuld met verleidelijke romans. „Hoe roerend!" riep ik uit. „Die arme kolonel Noble! Wat moet hij er van geno ten hebben al deze mooie dingen bijeen te garen en nu zijn voor ons!" „En hieroch! het ds al te droevig! Eene collectie hemden en andere zaken!" zuchtte Phil, terwijl wij onze ontdekkings tocht in eene aangrenzende hut voortzetten. „Laden vol daarvan. Stel je eens voor dat hij ze hier den heelen winter achterliet. en zij schijnen niets vochtig." Het was een allerliefst vertrekje, groen en wit geschilderd en eerder geschikt voor een kunstenaar dan voor een ouden zeerob. „Wat zullen wij er mede uitvoeren?" vroeg Phil. „Wij zouden ze misschien alle kunnen behouden als eene herinnering aan hemmaar het zouden zulk rare gedachte nissen zfjn voor meisjes... en... 01 lieve hemel, Nell, wie had zich kolonel Noble ooit kunnen voorstellen in... in wat hel dan ook zij?" Wat het dan ook zijn mocht, het was van lichtblauwe zijde, met mooie rose strepen van verschillende tinten en Phil nam juist een nachtjasje bij de schouders, om het te bewonderen, toen een lichte kuch ons het hoofd deed omwenden. Het is vreemd hoeveel karakter er in een kucli kan liggen Ook al waren wijalleen met mijnbeer Paasma opgesloten geweest dn eene donkere cel, wij zouden geweten heb ben dat hij niet zoo had kunnen kuchen. Voordat wij ons omwendden, wisten wij dus dat er een vreemde op de Lorelei was, maar wij waren zeer verrast toon wij zagen, hoe hij er uitzag. Hij stond in het smalle gangetje tusschen kajuit en hut, ons aanblikkende mot leven dige, donkere oogen en gekleed in een mooi flanellen pak, met hoogen boord. „Ik vraag u om verschooning," zeide hij met eene aangename, temende stem, die mij overtuigde, dat hij het levenslicht aan schouwd had in een der Zuidelijke Staten van Amerika. „Vraag wel excuus." zedde ik. (Phil verwacht altijd van mij dal ik het eerst zal spreken in moeilijke gevallen, of schoon zij een jaar ouder is dan ik.) „Zoekt u iemand den be%vaarder onzer boot, mis schien." Zijne oogen dwaalden van mij naar Phil en van ,Phil naar hot blauwe kleedingstuk dat zij nog steeds in de hand hield, van dat azuurkleurige voorwerp naar den stapel ge steven overhemden in eene open lade. „Ne...en, ik zocht niet bepaald iemand," gaf hij langzaam ten antwoord. „Ik kwam aan boord om „Om wat, als ik u vragen mag?" ik be gon wat hooger toon aan te slaan. „Ik heb het recht dat te weten, aangezien dit onze boot is. Zoo u oen dagbladreporter of iets dergelijks zijt, wees dan zoo goed heen t« gaan; maar indien u voor zaken komt...' Wordt vTvolfd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1909 | | pagina 1