If'. 204. Tweede blad.'
BINNENLAND.
FEUILLETON.
De Motorboot.
7"" Jaargang:.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoortf l.OO.
Idem franco per post- 1.50-
Afzonderlijke nummer: - 0.05.
IV j Couran verschyrt dagelijks behalv op Zon- en Feest
dagen.
Advertentiënmededoelingen önz.gèlieve men vóór 11 uur
's morgens bij de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C°.
Utrechtschestraat 1. ïntercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels f O.ÖO,
Elke regel moor - O.IO.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cents bij vooruitbetaling
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Blad, bij abonnement Eene
oiroulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Nederland en Venezuela.
Aan een onderhoud dat de Parijsche cor
respondent van de Nieuwe Ct. met Dr.
Paul had, ontleenen wij het volgende:
„Wat me bij Het begroeten van dezen
Venezolaansche staatsman het meest getrof
fen heeft, was het verschil in uiterlijk, en
zeer waarschijnlijk ook in karakter, met
Gastro. Hij is slang en lang. Correct, uiterst
bedaard met zeer zachte stem, drukt hij
zich in het Fransch uit. Hij is helaas reeds
dadelijk het slachtoffer geworden van het
Europeesch klimaat. Het was hem aan te
zien dat de griep hem te pakken had I
Ik begon met te vragen wat aanleiding
gegeven kon hebben tot het bericht dat de
heer Paul té Parijs een onderhoud zou heb
ben mot een vertegenwoordiger der Neder-
landsche regeering en vernam, dat er mis
verstand in het spel is en wel aan den kant
van Havas. De heer Paul beweerde, dat
met den Duitschen zaakgelastigde te Cara
cas gesproken is over de mogelijkheid dat
hij op zijn reis naar Europa persoonlijk met
een vertegenwoordiger der Nederlandsche
regeering zou onderhandelen. In beginsel
is men het daarover eens geworden, doch
de plaats waar is niét nader ter sprake ge
komen. ,,Ik van mijn kant had er geen be
zwaar in gezien dat'het Parijs zou zijn, zei-
de hij, dooh ik zal ook zeergaarne naar Den
Haag gaan, een stad die ik ken, daar ik
reeds ben gewefest als afgevaardigde op de
Conferentie over de Venezolaansche schüld.
Bovendien zAl het me zeer aangenaam zijn
kennis te' maken met Z. E. van Swinde-
ren wiens hoffelijkheid ik reeds de gele
genheid gehad heb te waardeeren in zijn,
nota's aan de regeering van Venezuela". Ik
waagde het daurop^Z.E. een compliment te
maken over de Venezolaansche nota's, die
ik indertijd uiterst handig geredigeerd
achtte. En daarop kreeg ik dit vrij karak
teristieke bescheid, waarvoor ik den minis
ter weder woordelijk' citeer: „Ik ben na
tuurlijk tot reserve en respect gebonden je
gens een vroegere regeering (lees Castro),
waarvan ik zelf deel heb uitgemaakt. Doch
ik kan u toch wél zeggen dat ik in de
door u bedoelde nota's niet altijd vrij was
mijn persoonlijk gevoelen uit te spreken.
Vaak was ik het niet eens met den Presi
dent. Ik verheug me daarom des te meer >p
het uitzicht van een regeling der geschillen
welke onze landen verdeelen, die zooveel
gemeenschappelijke belangen hebben. Reeds
onder president CaStVo had ik trouwens ge
hoopt op een vreedzame regeling der ge
schillen en van mijn kant pogingen daartoe
gedaan. Persoonlijk ben ik met dén heer
De Reus ook altijd op goeden voet ge
weest".
Wat den vróegèrén President aangaat,
zou men deze woorden, van hun diplo
matieke tournure ontdaan, aldus kunnen
omzetten„Ik had gaarne anders ge
wild, maar Castro was ieder de baas".
In enkele bladen werd de meening uitge
sproken, dat bij de aanstaande onderhande
lingen tusschen dr. Paul en de Nederland-
scbe regeering, deze laatste ook den eisch
*ju stellen tot afschaffing van den bijslag
van -30 op de douarierechten, die de vroe
gere president van Venezuela, Guzman
Blanco voor 36 jaar had ingevoerd, uit
wraak wegens zijn uitzetting uit Curagao.
Dï Netlerlandsche regeering kon hiervoor
rekenen op den steun van Engeland, daar
van goederen uit Trinidad afkomstig de
zelfde bijslag wordt geheven.
De afschaffing van dien bijslag zou, vol
gens de Curagaosche bladen, een groot voor
deel voor die kolonie zijn en tevens een ein-
dn maken aan den ontzettenden smokkel
handel, die op Curasao ook door vele Ve-
nezolanen, onder wie zelfs een zuster van
Castro wordt gedreven.
De correspondent van de Prankf. Ztg.
heeft nu bi- inforiiiatie aan het departe
ment van buitenlandsche zaken te 's Gra-
venhage vernolnen, dat er bij onze regeenng
geen plan bestaat die douanerechten thans
tot een onderwerp van bespreking met dr.
Taul te maken.
Een Wolff''-telegram uit New-York
zegtBerichten uit Willemstad melden, dat
de Nederlandsche regeering het besluit waar
door vrije wapenuitvoer uit Curagao naar
Venezuela veroorloofd werd, weer buiten
werking heeft gesteld.
De Parijsche correspondent der ls'. R. Ct.
meldt van gisferen
Hedenmorgen kennis nemende van de
door De Tijd opgeworpen quaestie van de
dertig procent additioneele rechten op in
voer van de Antillen, ben ik naar dr. Paul
gegaan en heb zijn meening hierover ge
vraagd. Paul scheen verwonderd en zeide
mij, dat dit een quaestie is, geheel buiten
het hangend geschil staande. Ik veronder
stel ook niet, zeide hij, dat de Nederland
sche regeering deze quaestie er in zal men
gen. Deze additionéele rechten bestaan se
dert lange jaren en waren geenszins een
wraakmiddel bijzonderlijk tegen Nederland,
maar een algomeene wettelijke maatregel
van protectie tegen de voortbrengselen van
alle Antillen. Het was een maatregel om
onzen handel en hét verkeer met Europa te
beschermen.
Ik vraag nogZou, indien de Nederland
sche regeering er over spreken wilde eenige
schikking op dit pnnt mogelijk zijn.
Dr. Paul antwoordt glimlachendMen
kan over alles spreken en op dit onder-
maansche kan men alles schikken. Maar ik
herhaald, dat deze zaak geheel buiten
de hangende quaes ties staat. Deze laatste
zullen zeer gemakkelijk en snel te regelen
zijn..
In de Köln. Ztg. komt een corresponden
tie uit Amsterdam voor, waarin e. gezegd
wordt„Het trekt eenigszins de aandacht
dat men de persoonlijkheid van den heer
De Paul zoozeer vertrouwt-, en dat men leeft
in' de hoop, dat deze in een handomdraai
weer goed zal makèn, wat Castro gezondigd
heeft. Het is echter dezelfde heer De Paul
geweest, die als minister van buitenlandsche
zaken, de onbeleefde, bijna met de mestvork
geschreven, depeches naar'Den Haag heeft
geredigeerd of althans onderteekend, en die
uit naieve luiheid op de door de Nederland
sche regeering geuite punten van aanklacht
absoluut niet inging, het althans niét de
moeite waard vond ze te beantwoorden. In
elk geval moet deze plotselinge verandering
van overtuiging tegengevolge waarvan hij
thans veroordeelt wat hij vroeger verdedigd
heeft tot voorzichtigheid manen, want met
de ook door eenige Nederlandsche bladen
geuite meénirig, dal dr. Paul de geweldmaat-
regelen van Castro in perincipe nooit goed
keurde zal men niet ver komen. Dat in Ve
nezuela alles glad van stapel zal loopen is
te wenschen, maar daarop mag men echter
niet zonder meer hopen, want men weet dat
de vice-president Gomez, eerst na herhaalde
vertoogen van den Duitschen gezant Von
Seckendorff overging tot formeele opheffing
van het decreet van 14 Mei, terwijl hij eerst
de concessie „het decreet als in 't geheel niet
uitgevaardigd te beschouwen" voor voldoen
de hield."
Voorts roert de correspondent de quaestie
der additioneel^ rechten aan, waarvan hij
naar men weet ten onrecüte gelooft dat
ze bij de besprekingen tusschen onzen mi
nister van buitenlandsche zaken en den heer
De Paul ter sprake zullen komen.
Heti Vaderland vestigt er de aandacht op,
dat uit een particuliere correspondentie,
die het uit Curagao ontving, bleek, dat de
plundering bij den Nederlander te Caracas,
den heer Thielen, aan andere beweegredenen
werd toegeschreven, dan oorspronkelijk zelfs
te Curagao geschiedde. Zooals trouwens voor
de hand lag, meende men, dat deze Neder
lander werd aangevallen, omdat hij Neder
lander was en dé Venezolaan hem op grond
van zijn nationaliteit dus als vijand be
schouwde.
De briefschrijver echter vertelt precies het
tegenovergesteldede heer Thielen werd als
aanhanger van Castro, als schoonzoon van
een van diens beste vrienden en vooral als
gunsteling van Castro, als houder van een
schatten opbrengend monopolie aangevallen,
toen de kansen voor den dictator waren ge
keerd.
Informaties te juister plaatse door het
blad ingewonnen, bevestigen geheel en $1
deze opvatting. De officioele rapporten spre
ken alle van ontstemdheid der Venezolanen
tegen den heer Thielen, als houder van het
voor hem voordeelige, maar natuurlijk voor
vele ariderey zeer schadelijke monopolie,
waarbij niemand aan de Nederlandsche ori
gine van den betrokkene dacht.
Liberale Unie. Verschenen is
de beschrijvingsbrief voor de buitengewone
algemeene vergadering van de Liberale Unie,
te houden Zaterdag 2/ Februari, 's morgens
11 uur, in de „Eensgezindheid" te Amster
dam.
I. Aanvulling van het hoofdbestuur (de
heer Schaafsma heeft de indertijd op hem
uitgebrachte benoeming niet aangenomen).
Voordracht: I. Mr. P. Rink, oud-minis
ter van Binriénlandsche Zaken.
II. Mr. G. Janriink,- lid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, beiden te
's Gravenhage.
III. Bestuursvoorstel„De Liberale Unie
besluit haar hervormingsprogram te herzien
en draagt de voorbereiding daarvan op aan
eene commissie van. 7 leden, waarvan uit en
door het hoofdbestuur 3, door de algemeene
vergadering 4 leden zullen worden benoemd."
(Afdeelirigen, die carididaat-leden voor deze
benoeming wenschen aan te wijzen, worden
verzocht daarvan uiterlijk 25 Februari schrif
telijk opgave te doen aan den secretaris,
Wattstraat 20, 's Gravenhage).
III. Ingeval voorstel II wordt aangeno
men, benoeming van 4 leden in de commissie
van het hervormingsprogram.
IV. Bestuursvoorstel „Bij de aanstaande
Juni-verkiezingen zal de Liberale Unie vóór
alles krachtig propaganda maken voor Alge
meen kiesrecht na voorafgaande grondwete
herziening en voor eene sociale hervorming,
om te gemoet te komen in de nooden van die
medeburgers, wi&n het niet gelukt is, als zij
ou I geworden zijn in eigen levensonderhoud
te voorzien."
Dat Grondwetsherziening moet vooraf
gaan, behoeft geen betoog meer. Wel wordt
beweerd, dat algemeen kiesrecht mogelijk
is ook onder de bestaande Grondwettelijke
bepalingen, maar eene regeering, die zich
daaraan zou wagen, zou in die mate te
strijden hebben tegen grondwettige bezwa
ren, opgeworpen ook door voorstanders van
algemeen kiesrecht, dat zij niet de minste
kans zou hebben in haar poging te slagen.
In ons kort program een nadere omschrij
ving te geven van „algemeen kiesrecht",
schijnt in dit stadium overbodig. De Libe
rale Unie heeft door hare beslissing in de
vergadering van 8 Februari 1908 het bewijs
geleverd, dat zij wel uitsluitingen wenscht,
maar alleen u tsluitingen, die eene eer
lijke toepassing van het algemeen kiesrecht
niet in den weg staan. Wel is in onze.afdee-
lingen gebleken een verschil van gevoelen
over enkele der door de meerderheid aan
genomen conclusiën, maar dit verschil be
hoeft bij de verkiezingen niet op den voor
grond te treden, omdat bij gemis aan een
stemmigheid over enkele onderdeelen, het
toch tevens gebleken is, dat er geene afge
vaardigden. geen afdeelingen waren, die
meerdere uitelujtipgen wenschten dan in
het bekende rapport van de heeren De Kan
ter, Rink en Fatijn zijn aangegeven. En
dat ook zij, die zich geheel op het stand
punt stellen van dat rapport, het recht heb
ben zich voorstanders van algemeen kies
recht te noeinpn, z.al wel niemand betwisten.
Over het kiesrecht voor vrouwen het
is op de laatste, bovengenoemde vergade
ring van de Liberale Unie duidelijk aan
hei licht gekomen bestaat in onzen
kring nog niet de zoozeer gewensehte een
stemmigheid, maar toch is men het er alge
meen over eens, dat de uitsluiting van de
vrouw niet mag worden gehandhaafd.
„Een sociale hervorming om te gemoet te
komen in de nooden van die medeburgers,
wien hftt niet gelukt is als zij oud gewor
den zijn in eigen levensonderhoud te voor
zien." Met opzet is hier een ruimere om
schrijving gegeven dan gelegen was in de
vroeger gebezigde uitdrukking van ver
plichte verzekering. Eene ruimere" omschrij
ving is noodig, omdat in het stadium, waar
in deze zaak zich thans bevindt, het ver
keerd zou. zijn zich, met uitsluiting van
alle andere sysleyien, vast te klampen aan
het denkbeeld van verzekering met premie
betaling, aan eene regeling, waardoor al
leen de loonarbeiders als zoodanig worden
gebaat. Zelfs de tegenwoordige regeering,
die bij de schriftelijke gedachlenwisseling
over de begrooting van 1909, zich nog ge
heel plaatste op het standpunt, dat behou
dens de noodige afwijkingen het Duitsche
stelsel behoort te worden gevolgd, heeft bij
de mondelinge gedachtenwisseling onder
zoek naar het Engelsche en het Deensche
stelsel toegezegd.
Waar hier te lande opvolgende Regeerin
gen reeds zoovele jaren bezig zijn met het
ontwerpen van een regeeringsstelsel, zon
der dat de zaak nog iets verder is gevor
derd dan acht jaren geleden, on waar in
Engeland iy enkele maanden voor de ouden
van dagen eene voorziening is tot stand
gebracht, die dqor alle kringen der bevol
king met instemming, is begroet en door alle
partijen als een voorloopig bevredigende op
lossing van het zoo moeilijke vraagstuk is
aanvaard, daar is het niet te verwonde
ren dat allengs door meerderen twijfel
wordt geopperd, of wij, Nederlanders, door
uitsluitend heil te zoeken in de verplichte
verzekering zij het dan ook met finan-
cieelen steun van den Siaat wel op den
goeden weg zijn Daarom zouden wij echter
nog niet durven beweren, dat elke regeling
die niet ligt in de lijn van het Engelsche
of van het Deensche stelsel, per se te ver
oordeel en is. Hoofdzaak is dat er voorzien
wordt in de nooden v$n den ouden dag. Die
voorziening wordt van jaar tot; jaar meer
dringend noodig, ,en is reeds bij' meer dan
épne verkiezing door alle partijen in uit
zicht gesteld, zonder dat de gedane toezeg-,
ging in vervulling kwam. Dit wekt terecht,
ontevredenheid en wantrouwen. Op welke
wijze die' voorziening zal plaats vinden, is
zeker geen onverschillige zaak, maar ook
hier kunnen meerdere wegen tot hetzelfde
doel leiden. Op spoedige voorziening moet
krachtig wordep aangedrongen, maar de
wijze waarop, moet voor alles in de kabir
netten der regeering en in de Volksverte
genwoordiging worden beslist. Natuurlijk
moet als eisch worden gesteld, dat de ko--
rpende regeling, op welken stam ook geënt
de rechten van de ouden van dagen voldoen
de verzekert. Maar is aan dien eischvol
daan, dan zou, waar de nood zóó groot is,
het onverantwoordelijk zijn een voorstel tot
herziening af te wijzen, alleen omdat een
ander stelsel de voorkeur zou verdienen.
Hier geldt voor allesdie spoedig helpt,
helpt dubbel.
V. Huishoudelijke besprekingen in Co
mité-Generaal.
V r ij z.-D e m. Bond. Aan de af
deelingen en personeel e leden van (Jen Vrij.'
zinnig-democratischen Bond is, namens het
hoofdbestuur, medegedeeld, dat de gewone
algemeene vergadering van den Bond in
April of Mei wordt gehouden en volgens
riooster als hoofdbestuursleden aftreden
mevr. W'. Wijnaendts FranckenDyse-
rinck s Gravenhage) en de heeren mr. S.
J. L. van Aalten, (Rotterdam), P. Hofstra
(Wijnaldum) en Th. M. Ketelaar i(Amster-,
dam), welke vier leden niet dadelijk her
kiesbaar zijn.
- Naar het Vad. verneemt wordt 22 deser
een algemeeqe vergadering van de Vrij zin
nig-Democratische Kiesvereeniging te 'sGra-
venhage gehouden in zake de houding oer
raadsleden Treub en Van der Kemp na het
aannemen der motie-De Meester.
De twist in de 8. D, A. P.
In een noot bij zijn artikelen „Op den uit
kijk" schrijft mr Troelstra in „Het Volk":
Daar het mij is gebleken, dat de verschij
ning eener brochure van mijn hand over de
aanhangige partijgeschillen, in dit stadium
der debatten, ,cloor aanhangers der andere
richting, hoezeer dan ook ten onrechte, als
een poging tot overrompeling wordt be
schouwd en ik de heerschende stemming
door het voedsel geven aan misverstanden
niet. wil bederven, zal ik mijn brochure niet
doen verschijnen en in plaats daarvan enkele
artikelen in „Het Volk" aan de zaak wijden.
Naar het Engelsch
VAN
C. N. en w. M. WILLIAMSON.
HOOFDSTUK III.
„Is u mijnbeer Paasma?" vroeg ik van
de kade.
De okkernoot knikte.
„Spreekt gij EngelschV'
Hij nam de pijp uit den mond. „Ja, a
leetle."
„Wij zijn de dames Rivers en Van Buren
uit Engeland. Ik ben Miss Van Buren. Gij
hebt zeker vernomen dat kolonel Noble mij
zijne motorboot vermaakte."
„No, I not heerfd," een 'donkere blos ver
anderde het bruine gelaat in mahoniehout.
„Hoe vreemd! Ik meende dat de notaris
u geschreven zou hebbenmaar misschien
was dat niet noodig In elk geval heb ik
alle papieren bij mij, die bewijzen dat de
boot mij toebehoort. Gij wist toch zeker
dat de arme kolonel Noble overleden was
„Ja, I heSr that. But no more."
„Nu, als gij een plank wilt uitleggen,
komen wij aan boörd en zal ik u de stukken
toonen."
„Ik zal aan wal komen," zeide mijnheer
Paasma.
„Néén', wij willen liever
Maar ik had die woorden gerust kunnen
sparen. Paasma was een Hollander en had
zijn besluit genomen; de rest spreekt van
zelf. Hij greep een der touwen waaraan de
boot vastlag, trok haar dichter naar de
kade toe en sprong aan wal.
Er lag eene zonderlinge flikkering in zijne
oogen. Meenende dat deze aan achterdocht
toe te schrijven was, haastte ik mij den goe
den man gerust te stellen door hem mijne
papieren te toonen.
„Gij ziet," zeide ik eindelijk, „dat alles
in orde is. Gij behoeft niet te aarzelen mij
de boot af te staan."
Paasma trék aari zijn pijp, die hij heel
dicht tusschen de tanden hield geklemd. Hij
bleef .zonder op te zién op de papieren sta
ren.
„Als u wilt, kunt u ze gerust door een
advocaat na laten zien," zeide ik, bemer
kende dat hij lang niet op zijn gemak was,
„ik ben bereid hem te woord te staan. Bui
tendien," ik was plotseling op een schitte
renden inval gekomen, „heb ik familieleden
te Rotterdam. Zij dragen denzelfdên naam
als ik Van Buren. Misschien 'hebt gij wel
hooren spreken van mijnheer Robert van
Buren?"
„Ja," antwoordde Paasma, nog harder op
zijn pijp bijtende. Zijn gelaat kreeg zulk
een bekommerde uitdrukking, dat ik mij af
vroeg of ik verkeerd had gedaan die onbe
kende bloedverwanten van mij te noemen
misschien .had een mijner familieleden kort
geleden eene misdaad gepleegd. Phyllis
gaapte mij intusschen aan. Ik had er mijne
redenen voor gehad tot hiertoe zelfs tegen
over haar over mijne betrekkingen te zwij
gen. Door de noodzakelijkheid gedrongen
had ik thans over hen gesproken maar wie
zij waren en of zij nog te Rotterdam woon
den, was mij even onbekend als haar.
„Mijnheer Van Buren is algemeen be
kend," hernam de bootbewaker. „U behoeft
hem niet te laten halen. De boot zal wel van
u zijn, dames. Wat is u van plan te doen?"
„Om te beginnen, willen wij aan boord
gaan, en haar eens bekijken," antwoord
de ik.
Tot mijne verbazing, stribbelde hij dit
maal niet tegen. Een donker floers van on
derwerping- scheen over hem neergedaald te
zijn. Hij trok de boot aan de kade, legde
een plank uit en met eene trilling van hoog
moed stapten wij aan boord.
Enkele steile treden leidden van het dek
naar de kajuit en Phyllis en ik daalden die
af, terwijl mijnbeer Paasma ons, met eene
raadselachtige uitdrukk'ng volgde. Zijn ge
laat drukte niet bepaald wanhoop, uitda
ging, toorn of verwarring uit, maar een
mengelmoes van dat alles.
Ik vergat hém en zijne gewaarwordingen
echter spoedig in mijne bewondering voor
de Lórelei. Van de machine verstond ik
nietszij was alleen een groot monster in
mijne oogerimaar de kajuit was zoo betoo-
verend, dat ik op den drempel bleef staan
en slechts: „0!" kon zeggen.
„Zij is nog mooier als onze zitkamer!"
riep Phil uit, en mijne geliefkoosde kleuren
daarbij, groen en wit. Men zou haar kun
nen houden voor een boudoir. Wie zou ooit
gedacht hebben dat kolonel Noble zooveel
smaak bezat?
En zie toch eens die heerlijke oud-Hol-
landsche klok boven hét buffet, met al die
scheepjes, die op de golven schommelen,
zoo vaak zij tikt."
Wij waren beiden thans zoo opgewonden.
dat wij dooreen begonnen te praten, zonder
naar elkaar te luisteren. Wij openden de
deur van wat Phyllis „het buffet" noemde
en vonden stapels blauw porcelein. Ook
mooie tafellakens en servetten, messen, vor
ken en lepels. Op een der banken, (die
's nachts in kooien veranderd konden wor
den) stond een keurig theeblaadje met kop
jes van wit en verguld en glinsterend nik
kel en zilver. In de kast lagen lakens en
dekens. Bij de klok stond een boekenkast
met glazen deuren, gevuld met verleidelijke
romans.
„Hoe roerend!" riep ik uit. „Die arme
kolonel Noble! Wat moet hij er van geno
ten hebben al deze mooie dingen bijeen te
garen en nu zijn voor ons!"
„En hieroch! het ds al te droevig!
Eene collectie hemden en andere zaken!"
zuchtte Phil, terwijl wij onze ontdekkings
tocht in eene aangrenzende hut voortzetten.
„Laden vol daarvan. Stel je eens voor dat
hij ze hier den heelen winter achterliet.
en zij schijnen niets vochtig."
Het was een allerliefst vertrekje, groen
en wit geschilderd en eerder geschikt voor
een kunstenaar dan voor een ouden zeerob.
„Wat zullen wij er mede uitvoeren?"
vroeg Phil. „Wij zouden ze misschien alle
kunnen behouden als eene herinnering aan
hemmaar het zouden zulk rare gedachte
nissen zfjn voor meisjes... en... 01 lieve
hemel, Nell, wie had zich kolonel Noble
ooit kunnen voorstellen in... in wat hel dan
ook zij?"
Wat het dan ook zijn mocht, het was van
lichtblauwe zijde, met mooie rose strepen
van verschillende tinten en Phil nam juist
een nachtjasje bij de schouders, om het te
bewonderen, toen een lichte kuch ons het
hoofd deed omwenden.
Het is vreemd hoeveel karakter er in een
kucli kan liggen Ook al waren wijalleen
met mijnbeer Paasma opgesloten geweest dn
eene donkere cel, wij zouden geweten heb
ben dat hij niet zoo had kunnen kuchen.
Voordat wij ons omwendden, wisten wij dus
dat er een vreemde op de Lorelei was, maar
wij waren zeer verrast toon wij zagen, hoe
hij er uitzag.
Hij stond in het smalle gangetje tusschen
kajuit en hut, ons aanblikkende mot leven
dige, donkere oogen en gekleed in een mooi
flanellen pak, met hoogen boord.
„Ik vraag u om verschooning," zeide hij
met eene aangename, temende stem, die mij
overtuigde, dat hij het levenslicht aan
schouwd had in een der Zuidelijke Staten
van Amerika.
„Vraag wel excuus." zedde ik.
(Phil verwacht altijd van mij dal ik het
eerst zal spreken in moeilijke gevallen, of
schoon zij een jaar ouder is dan ik.) „Zoekt
u iemand den be%vaarder onzer boot, mis
schien."
Zijne oogen dwaalden van mij naar Phil
en van ,Phil naar hot blauwe kleedingstuk
dat zij nog steeds in de hand hield, van dat
azuurkleurige voorwerp naar den stapel ge
steven overhemden in eene open lade.
„Ne...en, ik zocht niet bepaald iemand,"
gaf hij langzaam ten antwoord. „Ik kwam
aan boord om
„Om wat, als ik u vragen mag?" ik be
gon wat hooger toon aan te slaan. „Ik heb
het recht dat te weten, aangezien dit onze
boot is. Zoo u oen dagbladreporter of iets
dergelijks zijt, wees dan zoo goed heen t«
gaan; maar indien u voor zaken komt...'
Wordt vTvolfd.