S°. 365. 7"e Jaargang. Woensdag 17 Maart 1909. BUITENLAND. FEUILLETON. De Motorboot. OORTSCH DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden voor Amersfoortf l.OO. Idem franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers0.05. Daze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest dagen. Advertentiënmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 uur 's morgens bjj de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C°. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels f 0.50. Elke regel meer - 0.10. Dienstaanbiedingen en aanvragen 35 cents bij vooruitbetaling. Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad, bjj abonnement. Eene circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Aan hendie met 1 April a. s. op dit blad inteekenen, worden de nummers die ge durende de maand Maart nog zullen verschijnenkoste loos toegezonden. Kennisgeving. De Burgemeester en Weth'oudters van Amers- foort, Gelet op artt. 6 en 7 der Hinderwet, Brengen, ter' beaamde van Éet publiek,, diat een door L. H. Biezebois injgeidltend! verzoek,, miert bij- la:gen, om vergumnring tot, het oprichten] vaai eene Smederij in het penceel' alhier gedegen aan de Beestenmarkt no 4,, bij liet Kadaster bekend onder Sectie E, no. 1-446 op de Secretarie del' gemeente ter visie ligt, en dat op Dinsdag den 30em Maart aanstaandede's voor middags te half elf uren gelegenheid ten' Riaiadlhuize wordt gegeven om. ten' overstaan van. Ibet Gemeente- ibestuur of van een of meer zijner léden, bezwa ren tegen het oprichten' wan de inrichting in' te brengen Tot liet beroep, bedoeld iiv art. 15, le lid. der Hinderwet, zijn volgens de bestaande jurispru dentie, alil'een, zij gerechtigd',, die overeenkomstig «vrtilcel 7 der Hludtenvet voor het Gemeentebe stuur of één' of meer zijner leden zijn versche nen, teneinde hunne bezwaren mondeling toe to lichten'. Amersfoort., den, 16. Maart 1909. Burgemeester en Wethouidlers voormtoemd' De Secretaris, De Burgemeester, J. G. STE.VFRItT KROESE. WüyTTERS. Politiek Overzicht. Oostenrijk en Servië. Aan het antwooi'd van Servië op de Oos- lenrijksche nota van 6 Maart kleeft het zelfde gebrelo^ils aan het rondschrijven, dat 'de Servische regeering, na raadpleging met Rusland, aan de Europeesche mogendheden heeft gezondenwat men allereerst van Ser vië wilde weten, dat vindt men in het ant woord niet. Rusland had het Servische kabi net den raad gegeven uitdrukkelijk af te zien van ,de aanspraken op gebiedscompen- satie voor de inlijving vaai Bosnië door Oos tenrijk. Aan dien raad heeft Servië zich niet gestoordhet heeft verklaard al zijne aan spraken, dus ook die op eene gebiedscom- pensatie, aan de Europeesche mogendheden, als de bevoegde rechtbank om daarover te beslissen, te onderwerpen. Oostenrijk-'Hon- garije heeft door zijn gezant te Belgrado laten verklaren, dat het geen kans zag, ten gevolge van Servië's houding, om het in het vorige jaar met Servië gesloten handelsver drag door de parlementen te Weenen en te Budapest te doen goedkeuren; als onmis bare voorwaarde heeft het gesteld, dat Ser vië den toestand in Bosnië zou erkennen en zijne oorlogstoerustingen staken, en het heeft uitzicht gegeven, dat het wat de rege ling van de economische betrekkingen be treft, voor redeneering vatbaar zou zijn, als aan die voorwaarde werd voldaan. Maar het Servische antwoord zwijgt als het graf over deze door Oostenrijk-Hongarije gestelde voorwaarde en geeft, wat de regeling van de economische betrekkingen betreft, den raad het nog eens te probeeren of de parle menten niet tot bekrachtiging van het han delsverdrag van verleden jaar te bewegen zijn, en, als dat niet lukt, dan den bestaan- den voorloopigen toestand, die, zooals Oos tenrijk uitdrukkelijk had aangeduid, met 31 Maart ophoudt, tot 31 December van dit jaar te verlengen. Op die manier is er niet veel kans om verder te komen. In bittere woorden wordt in Weenen en in Budapest aan de ontstem ming over deze nota uiting gegeven. Het offieieuse telegraafagentschap te Budapest geeft daarin den toon aan, door te zeggen ,,De Servische nota bewijst, dat men zich in Belgrado alle denkbare moeite geeft om onze pogingen te verijdelen, die er op ge munt zijn, tusschen de monarchie en Servië een duidelijken toestand te verkrijgen en aan de voortgezette toerustingen een einde te maken". De Servische gezant te Weenen heeft zijnerzijds aan een dagbladschrijver ver klaard, dat hij niet gelooft, dat het tot een oorlog zal komen, op grond van wat hem bekend is over de bedoelingen- van de Ser vische regeering en van de toongevende krin gen in Oosteurijk-Hongai'ije. „Men wil noch hier, noch daar den oorlog. Daarom zal het mogelijk zijn de punten van verschil, van welken aard zij ook zijn, te verzoenen en op vreedzame wijze op te lossen." Dat is heel aardig gezegd, maar "men zou er meer aan hebben als er eene vingerwijzing was bijge voegd hoe hij zich voorstelt, dat die op-' lossing zal worden verkregen. Oostenrijk heeft door den stap, dien het zijn gezant te Belgrado heeft laten doen, Servië den weg aangewezen hoe overleg tusschen Wee nen en Belgrado te krijgen is. Maar Servië houdt zich in zijn antwoord blind; het doet alsof het dien weg niet heeft kunnen ont dekken. Intusschon komt de termijn van 31 Maart naderbij, waarop de voorloopig hé- staande regeling op handelsgebied zal ver vallen is die termijn verstreken, dan treedt op economisch gebied de oorlogstoestand in. En de ijver, waarmee Servië zijne oorlogs toerustingen voortzet, doet denken alsof het werkelijk 't op een oorlog wil aansturen. Welk voordeel het daarvan verwacht, is een raadsel, want hier staan inderdaad de beide partijen tegenover elkaar als de reus en de dwerg. Iloe kan de verwachting worden verwezen lijkt, die de gezant öimitsch te Weenon tegenover een dagbladschrijver heeft uitge drukt? Het antwoord is misschien te vinden in de gedachte, die de Frankf. Ztg. aldus uitdrukt: „Servië heeft zich op de mogend heden beroepen en verklaard, dat het zich aan hunne beslissing wil onderwerpen. Daar mee heeft het zich zelf onder hunne voogdij gesteld. De mogendheden hebben echter reeds vooraf verklaard, dat zij Servie's ge- biedsaanspraken evenmin kunnen als willen voorstaan. Het is uitgesloten, dat zij inmid dels hunne meening daarover hebben veran derd. Het votum van de mogendheden is dus eigenlijk aanwezig; maar er staat niets in den weg het nog eens in allen vorm door eene wisseling van nota's vast te stellen. Op dezelfde wijze zou 't ook mogelijk moe ten zijn liet eens te worden over de mate van de economische voordeelen, die Oosten rijk vrijwillig bereid is te verleenen. Daar aan moet wel is waar voorafgaan, dat de mogendheden Servië bewegen zijne vreedza me bedoelingen niet alleen in woorden, maar ook door de daad te bewijzen, Daaraan heeft het tot dusver bij Servie ontbroken, en ook hebben de vier mogendheden, die zich de Servische kwestie hebben aangetrokken, voor zoover men kon zien, niets gedaan om dit gemis goed te maken. Eenige dagen geleden was liet departement van buitenlandscbe za ken te Weenen duidelijk gezind om toe te geven. Van de andere zijde echter gebeurde juist in dezen tijd niets wat de gezindheid om toe te geven had kunnen versterken. Wie van Oostenrijk vernacht, dat het ter wille van den vrede concessiën doet, die raoet het ook toonen, dat liet bij deze be moeiingen ook werkelijk om den vrede te doen is, en niet om diplomatieke, voordeelen van een politieken concurrent." Duitschland. B e r 1 ij n, 16 Maart. De bijzondere gezant uit Venezuela, dr. Paul, is uit Parijs li ier aan gekomen België. Brussel, 15 Maart. De Kamer ging over tot de discussie over de interpel laties van Van der Velde en Roy er in zake het decreet betreffende liet pressen van in boorlingen voor werken van publiek nut, in 't bijzonder voor werken aan den spoor weg en de groote meren. Royer herinnerde aan den loop der discussie over de Kolo niale' wet, waarbij een amendement werd ingediend, daartoe strekken'd, dat niemand kan worden genoodzaakt tot werken ten voordeele van particulieren of handelsmaat schappijen. Dit amendement werd aange nomen, Het decreet; van 6 Januari 1.1. is ir> strijd met letter', en geest der wet en sindsdien is deze geschonden. „Wij zijn", zei/de Royer gekomen tot een onver bloemde voortzetting van de erge misbrui ken van het vroegefe koloniale bestuur. Brussel, 16 Maart. In zijn ant woord op de intevpellatiën over liet besluit betreffende gedwongen arbeid der inboorlin gen in de Congokolonie voor werken van al gemeen nut, in bet bijzonder voor den aanleg van den spoorweg naar de Groote Meren, deelde de minister van koloniën mede, dat het afgekeurde besluit door den Kolonialen Raad was aangenomen met 13 tegen 2 stem men. De koloniale wet zegt wel, dat niemand tot dwangarbeid kan worden genoodzaakt- door een maatschappijmaar zij zegt het tegenovergestelde ten aanzien van werken van a1 gemeen nut. De aanleg nu van den spoorweg is een werk van algemeen nut en de negers werken voor den Staat en niet voor eene maatschappijDe minister zegt niet, dat het besluit van 1906 onaantastbaar is, hij beweert niet, dat het volmaakt is, maar het bestaat en moet geëerbiedigd wor den. Het verdere debat werd daarop verdaagd tot over 14 dagen'. Frankrijk. P a r ij s, 16 Maart. De onderstaats secretaris van oorlog Chero-n zette de hoofd punten uiteen van het wetsontwerp tot wijzi ging van de krijgsraden, dat strekc tot uit breiding van het- gemeene recht en van de toepassing der bepalingen nopens de op schorting van opgelegde >traffen tot de mili tairen. Par ij s, 16 M a a r t. De ministerraad besloot heden admiraal Gemind in den actieven dienst te herstellen. Wat de staking van' de postibeambten be treft, keurde de ministerraad de door den onderstaatssecretaris, hoofd van den post en telegraafdienst, genomen maatregelen goed. Qm 10 uur beden voormiddag waren van de 4000 postbeambten 144 weggebleven. Ook van de commiezen voor den ambulan- ten dienst ontbraken sommigen. P a r ij 8, 16 Maart. In de heden avond gehouden bijeenkomst van de onder beambten van post en telegraaf en de vrou welijke telefonisten .werd tof. de staking be sloten. De beambten te Lyon besloten tot de staking, die te Brest namen de staking in beginsel aan. Het brutale optreden van de Parijsche post- en telegraafbeambten vestigt weder de algemeene aandacht op de verhouding, waar in deze categorie van staatsambtenaren staat tegenover hare dienstgever, den staat. Het onderwerp van den strijd, die nu gevoerd wordt, is Imt dienstreglement, waarin de we- derzijdsche rechten en plichten moeten wor den omschreven. Die strijd heeft zich reeds meermalen naar buiten doen voelenin het vorige jaar waren het de brievenbestellers, die den rl-enst staakten; thans gaven J9 beambten van den amibul anten dienst het sein to-t de beweging. De noodzakelijkheid van eene wettelijke regeling is sints lang er kend een ontwerp van het Statut des fonc- tionnaires is bij de Kamer aanhangig, maar de afdoening stuit op moeielijkheden, omdat de regeering nog niet eene formule heeft kunnen vinden, die aan de staatsbeambten het verenigingsrecht toekent, maar hun te gelijk het. recht om te staken uitdrukkelijk verbiedt. Daarnaast wordt natuurlijk om loonsverhoog.ing gestreden, en de tegen woordige strijd is uitgebroken omdat de onderstaatssecretaris, die aan het hoofd staat van dezen tak van dienst, niet op staan- den voet den edsch wilde inwilligen om 300 francs ioonsverhooging toe te staan. Het publiek ondervindt natuurlijk den last van de storing in den dienst, voortvloeiende niet alleen uit het gemis van de diensten der sta ken den, maar ook uit den toeleg van de an deren om den boel in de war te sturen. Ge heel Parijs is onder den indruk van en ten deele bitter geërgerd over d'e verschijnselen van anarchie, die zich in den post- en tele graafdienst doen gelden. De organen van de dagbladpers bekijken de zaak naarmate van hun verschillend standpunt. De radicale bladen zeggen, dat men 't den beambten niet kwalijk kan ne men, dat zij eischen stellen, die zij gerecht vaardigd achtenhet kan echter volstrekt niet worden toegelaten, dat zij ter wille daarvan in staking gaan, en de belangen van het land op zoo ernstige wijze benadee- len. Een deel van de schuld aan deze voor vallen dragen echter ook het parlement en de regeering, 'die sedert jaren aan deze be ambten oen statuut beloven, waardoor hunne vechten en plichten nauwkeurig zullen wor den bepaald. Als zulk een statuut nu be stond, dan zou deze stakingsbeweging ver meden kunnen worden. De gematigde, republikeinsche en conservatieve bladen stel len de regeering verantwoordelijk voor de beweging. Al zijn ook een enkele maal eenige raddraaiers ontslagen, die maatregelen zijn steeds na eenigen tijd weer ingetrokken. Slechts door algemeene, definitieve straf maatregelen kan de tucht onder deze beamb ten hersteld worden. La Revolution, het on langs opgerichte orgaan van de syndicaten, spoort de postbeambten aan te volharden in den strijd en verzekert hun, dat zij kunnen rekenen op de sympathie van alle arbeiders. Engeland. Londen, 16 Maart. In eene druk bezochte, vergadering diende de minister van marine Mc. Kenna de begrooting van marine dn. Hij erkende, dat de begrootiings- posten volledige toelichting en rechtvaar diging eischen, voordat het parlement ze goedkeurt; maar er zijn gevallen, waarin zelfs hij, die het meest tot spaarzaamheid geneigd is, tot opofferingen bereid moet zijn. De veiligheid van heb land moet verzekerd worden, onverschillig wat het kost. Engeland moet zijne vloot op eene sterkte houden, die de kusten vrijwaart te gen een inval en het rijk tegen een aantal. Wij moeten de sterkte onzer marine bepa len naar de vorderingen, die de vlootsterkte van vreemde staten maakt. Verschillende staten breiden snel hunne vloten uit, maar geen enkele, die te vergelijken is met die van Duitschland. De minister merkte op, dat hij slechts naar Duitschlanid verwees bij wijze van een rekenkunstig voorbeeld, als een standaard, waarnaar de Engelsche zeemacht d'ende te worden gemeten, en voegde daaraan toe, dat de moeilijkheid, waarin de regeering zich bevindt, is, dat' zij de snelheid kent, waarmede de Duitsche vlootbouw plaats heeft. De minister ging in bijzonderheden bet Duitsche vlootprogram na en wees er op, dat in Duitschland de aanbouw van nieuwe schepen" wordt bespoedigd. Daarna ging hij voort: „Wij kunnen het er niet op aan laten komen, dat wij in gevaar zullen ko men. (Toejuichingen). Zullen wij de zeker heid hebben, dat wij ons overwicht hand haven wat het aantal Dreadnoughts betreft, dan moet de admiraliteit, zoo noodig, in staat zijn de noodige bevolen te kunnen ge ven ter verzekering van den bouw van nog vier Dread noughts. Tegen Maart 1912 zul len wij dan tegemoet kunnen zien, dat. Duitschland 17 Dreadnoughts bezit, om dat wij in hetzelfde voorjaar er 20 zullen hebben." De eerste minister Asquiibh deed uitko men, dat vergelijkingen tusschen de Engel- sche en de^ Duitsche vlootprogranima's geenszins insloten, dat de betrekkingen met Duitschland onbevredigend waren of waar schijnlijk zouden worden. Hij verklaarde, dat de van Engelsche zijde gedane voorstel- lei tot wederzijdsche beperking van den vlootbouw herhaaldelijk en uitdrukkelijk van de hand waren gewezen, omdat Duitsch land besloten was zijn programma ten uit voer te leggen, onafhankelijk van het Brit- sche program. Hij verzekerde den radica len, dat het voorgestelde de minimum-eisch was, dien de admiraliteit kon stellen als be staanbaar met. de nationale veiligheid. Men moet niet onderstellen, dat de met zeer veel zorg tusschen de Engelsche en Duitsche vloten gemaakte vergelijkingen eenigsziois waren ingegeven door de gedach te, dat onze diplomatieke betrekkingen met Duitschland onbevredigend waren of dat mogelijk zouden worden. Integendeel, het verheugde hem van harte te kunnen zeggen, dat de loop van de internationale zaak van dien aard was, dat mogelijke slagboomen tus schen Duitschland en Engeland eerder waren weggenomen dan opgericht. De diplomatieke gedachtenwisseling tusschen de beide landen was openhartig en vriendschappelijk en hij zag geen reden waarom dat niet zoo zou blijven. Het was de wensch en de zeer ern stige bedoeling van de Engelsche regeering, dat dit zou voortgaan. Minister Asquith ging voort met te betoo- gen, dat de weigering van Duitschland om van gedachten te wisselen over de wederzij d- Naar het Engelscli 52 van e. N. en W. M. WILLIAMSON. HOOFDSTUK XVII. Nooit was iemand in betere stemming voor de vliegende vaart en de emotie van een auto dan ik, na de overwinning op Miss Van Buren behaald. Het was maar een schijn-zegepraal, een storm in een glas wa ter, toch was 'het zulk een gelukkig voortee ken eener verdere overwinning, waarop ik in "de toekomst hoopte, dat de vreugde mij dronken maakte en dat ik gaarne hoera hadi geroepen, als ik alleen op eene eenzame plaats ware geweest, met niemand in de na bijheid, die zien kon, dat een Hollander zich zoo dwaas aanstelde. Het was de eerste maal, 'dat ik met een auto door Amsterdam reedl; want de stadi met haar netwerk van elektrische trams en druk verkeer, is alles behalve een ideaal, om er met een auto te rijden, en mijn gezelschap moest bedaard blijven om alles te zien en op te merken. Daarom was de automobiel op zwart zaad gezet in een garage, terwijl wij in aapjes rondreden; bestuurd door bespotte- lijk-deftige oude koetsiers, met groote baar den en kale afgedragen jassen. Met de Lorelei naar al de plaatsen te gaan, d'ie ik hen vandaag wilde laten be zichtigen, zon ons een. halve week gekost hebben, ofschoon ze alle in de onmiddellijke nabijheid van Amsterdam lagenmaar de omliggende wateren zijn niet overal geschikt voor een boot van de grootte der Lorelei, al hadden wij ook de Waterspin achtergelaten. Daarom steldé ik voor, tban's per auto te gaan, en iedereen had schik in het plan. Geen enkele van ons gezelschap, die thans niet voldoende de reisgidsen had bestudeerd, om iets van Muiden, Laren, Baarm, Hilver sum en Amersfoort te wetenmaar zij had den Baedeker en zijne concurrenten van A tot Z kunnen napluizen, zonder zelfs den naam Spakenburg te vinden en het kleine, verborgen, eigend'ommelijke Spakenburg zou de Clou van onze expeditie zijn. Het was tien uur, toen ik allen Tiibe meegerekend in de auto had. Het schijnt inderdaad altjjd tien uur te zijn, wanneer wij ons voor den een of anderen tocht op weg begeven, ook al sprak men, den avond te voren p'og. zoo vast af, dat dit om klok slag negéh geschieden zou. Maar Starr, die beweert de vrouwen door en door te ken nen, verklaart dat wij ons onder de gegeven omstandigheden nog gelukkig mogen reke nen ooit vóór elven op weg te gaan, aange zien op heit laatste oogenblik een der dames zich steeds herinnert nog een brief van ge wicht te moeten schrijven, die slechts vijf minuten van haar vorderen zal, of wel ont dekt haar beurs in een lade van het hotel vergeten te hebben, en terstond terug moet keeren om die te halen. Ook verbeeldt zij zich herhaaldelijk het te koud of te warm te zullen hébben of, 'behoeft er niets aan haar toilet te worden veranderd, dan heeft men' Tibe uit het oog verloren en is het dier ver dwenen tot het aanknoopen van nieüwe vriendschapsbanden met menschen of hon den. Men moet hem dan niet alleen opspo ren, waar gewoonlijk twintig minuten mede verloren gaanmaar hij wordt nog d'e vol gende tien minuten op hartstochtelijke wijze geliefkoosd door zijne meesteres, die nim mer nalaat alle hoop op te geven hem ooit weder te zien, zoodra hij maar even uit het geziclit is verdwenen. Bij deze gelegenheid wil'de ik beproeven in hoeverre het ernst was met Nell's goedé voornemens, en vr'oeg ik haar of zij de plaats naast clen bestuurder wilde innemen. Ik ver wachtte dat zij eene uitvlucht zou vinden maar zij kwam zoo- gedwee als een lam en nooit was de zegepraal mij zoeter geweest. Te Haarlem 'hadden allen zich zoo goed gehouden in mijn auto, dat ik, ondanks de tallooze A ms ter dam sell e trams, niet voorbe reid was op de ontroering, welke binnen in den tonneau, begon te lieerschen, van liet oogenblik af, waarop wij afreden en de chauffeer zijne plaats aan mijne voeten in genomen had. Ik ben van oordeel, dat men geen moed, slechts zelfzucht en andere nog minder beminnelijke hoedanigheden aan den dag legt door gevaarlijk snel te rijden daarom ben ik altijd voorzichtig op plaat sen van druk verkeer. Dat nam mét weg, dat wij geen slakkengang kozen, toen wij den Ainstel verlieten en ons in het woelige leven der stad mengden. „Lieve hemel, liij gaat ons vermoorden!" hoorde ik tante Fay kermen. „Ronald, zeg hem op te houden. Je moet hem zeggen stil te staan 1" Ook Miss Rivers verhief een wanhopig ge kerm. Tibe brulde tegen elke tram, die op ons afkwam en Starr poogde mij over mijn schouder heen aan het verstand te brengen, dat de dames mij dankbaar zouden zijn als i'k wat langzamer reed. Tot mijn vreugde keek Nell om en lachte zij ze uit. „Wij loopen niet harder dan zeven mij! in 'het uur," zeidé zij. „Laat ons er dan in 's hemels naam één per uur afleggen," smeekte tante Fay, „ik heb nooit van iets zoo ontzettends ge hoord." Ik vertraagde den spoed om haar plezier te doen. ,,'Zijt gij aan motorritten ge woon?" vroeg ik aan mijn buurvrouwtje. „Ik had nooit in een automobiel gezeten vóór dien rit onlangs met mijn neef," ant woordde zij, „en ik ben vreeselijk bang in mijne handen en voetenmaar de rest van mij vindt het heerlijk. Ik had echter nooit gedacht dat trams er zoo groot, of bruggen zoo smal uit konden zien, behalve in nacht merries. En... en gij kunt uw horen n,iet goed laten uitklinken boven dat akelig ge- druiscth op de steenen, is het wel? Oldaar kwamen wij -bijna tegen die kar aan, niet waar? Ik voelde mij van hoofd tot voeten sidderen als een angstig stekelvarken!" Het was een genot haar tot mij te hoo- ren spreken en te gevoelen dat, omdat zij, misschien half onbewust, op mij vertrouw de, zij eigenlijk gezegd niet bang was, maar slechts opgewonden genoeg, om hare vroegere stijfheid te vergeten. „Misschien is Amsterdam niet de plaats om cihauffeuring te leeren," zeride ik, „maar het gaat best, als men het maar eenmaal kent." „Het is maar goed," ging zij voort, „dat de auto's niét uitgevonden werden, door den een of anderen machtigen leenheer in de middeleeuwen, toen de rijken de arme lui nog minder telden dan wij een vlieg, of zij zouden iedereen overreden hebben, die niet spoedig genoeg uit den weg ging. Zij zou den een soort van stootborden aan hun wa gen gemaakt hebben, om ziéhiaélven te be schermen, en zouden iedereen op zijde heb ben geworpen. Tegenwoordig, hoe hard vochtig men ook is, moet men meer of min zijne persoonlijke neigingen aan de beta melijkheid opofferen. Ik beweer, dat de wagen van Juggernaut een auto was... Oh! wat een groote stad 1 Zullen wij ooit uit het Pandemonium in de vrije natuur ko men?" Wij kwamen er eindelijk uit en dat wel plotseling, want in laag land is de lijn tus schen stad en land scherp getrokkende stad gaat niet eerst in een voorstad en deze weder in weilanden over. Het eene oogen blik waren wij* in het gewoed, te Amster dam het volgende vlogen wij over eén straatweg zoo recht als een liniaal, langs teen stille vaart. De paarden, die wij tegen kwamen, waren aan het verkeer in Amster dam gewoon, en volstrekt niet-' bang voor de auto, hetgeen gelukkig was. Want op zulk een smallen weg, met een vaart aan de eene zijde, en een ddep-liggen)de weide aan de andere, zou een avontuur alleron aangenaamste gevolgen hebben gehad. Maar alles ging niet op een zandiwoggotje. Een maal buiten het stadsgewoel nam ik een vaart om den ver léren tijd in te halen en de auto legde zeer snel den afstand tus schen Amsterdam en Muiden af. Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1909 | | pagina 1