Donderdag 18 Maart 1909.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
De Motorboot.
1°. 366.
7rte JnargauKt
TSCH DAGBLAD.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Amersfoortf 1.00.
Idem franco per post1.50.
Afzonderiyke nummers0.05.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest
dagen.
Advertentiënmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 uur
'8 morgens by de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C°.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Vu 1-5 regela f 0.50.
Elke regel meer - 0.10.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cents by vooruitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Blad, by abonnement Eene
circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Aan hendie met 1 A.pril
a. s. op dit blad inteekenen,
-worden de nummers die ge
durende de maand Maart nog
zullen verschijnenkoste
loos toegezonden.
Kennisgeving.
KENNISGEVING.
Burgemeester en Wetihoudteirs van Amersfoort.
Gelet op artikel 37 der Drankwet
Brengen -ter apenbare kennis
1. dat bij hen is ingediend! een verzoekschrift
om verlof tot verkoop van alcoluolhoudenden
dlrianlb, anderen dan strken dinanlk, voor gebruik
ter plaatse van verkoop dk>or
J ui r r i e n V asten b u r g,
in <1© benedien voorlOcaliteit van' liet perceel
Bueedestraat no. 1, alhier;
2. 'd!at binnen twee weken na deze bekendma
king ieder tegen het vo.rleenen van 'het verlof
schriftelijk bezwaren bij Burgemeester en Wet
houders kan inbrengen.
Amersfoort, den 17 Maiartt 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
De Secretaris, De Burgemeester,
J G. STENFEIIT KUOESE. WUIJTIEKS.
Politiek Overzicht.
Hervorming in «Ie militaire rechts
spraak in Frankrijk.
De Fransche Kamer houdt zich thans on
ledig met de hervorming van de militaire
rechtsspraak. Sedert verscheidene jaren is
'die zaak aan de orde. De Dreyfuszaak heeft
de oogen geopend voor de schromelijke ge
breken, waaraan de militaire strafrechtsple
ging lijdt. Onder den verschen indruk van
de ontroering, die deze zaak had verwekt,
diende het ministerie-Waldeck-Rousseau
in November 1899 een wetsontwerp in. Dit
werd den 24en Mei 1901* vervangen door
een ander ontwerp, dat eene volledige reor
ganisatie bevatte van de militaire rechts
pleging. De later opgetreden kabinetten
hebben dit ontwerp in hoofdzaak gehand
haafd het heeft een ondei*werp van onder
zoek van verschillende comniissién der Ka
mer uitgemaakt. Laatstelijk is in den zomer
van 1907 een rapport uitgebracht door den
afgevaardigde Labori, den verdediger van
Dreyfus voor den krijgsraad te Rennes. Dit
rapport en het daarin aanbevolen ontwei*p
dienen als grondslag voor de beraadslagin
gen, die nu aan den gang zijn.
De groote verandering, die dit ontwerp
voorstelt in den bestaan den toestand, is dat
de bevoegde rechter een andere wordt. In
plaats van te bepalen, zooals het wetboek
van 1857, dat alle militairen voor hunne
m'sdrijven en overtredingen moeten terecht
staan, behoudens uitzonderingen, voor mili
taire rechtbanken, wordt beslist, dat de
militairen, behoudens uitzonderingen, moe
ten verschijnen voor den burgerlijken rech
ter. De uitzonderingen bestaan in zekere
feiten, die slechts een strafbaar karakter
hebben, omdat een militair ze bedreven
heeft (b.v. insubordinatie of het verlaten
van een post) of die tengevolge van die
kwaliteit een ernstiger karakter hebben
met andere woorden het zijn de feiten, die
inbreuken op de militaire tucht uitmaken.
Deze feiten zullen onderzocht worden door
militaire rechterlijke ambtenaren en ver
volgd op klacht van den generaal-korps-
commandant of den maritiemen prefect. De
gewichtigste verandering bestaat hierin, dat
in vnedestijd de krijgsraden voor alle mis
drijven en vergrijpen tegen het gemeene
recht afgeschaft worden. Voor de vergrij
pen tegen het gemeene recht worden de mi
litairen onderworpen aan de burgerlijke
rechtsspraak, terwijl voor de zuiver mili
taire vergrijpen de krijgsraden door ge
mengde rechtbanken vervangen worden, be
staande uit burgerlijke en militaire rech
ters met dien verstande, dat het burger
lijke element de meerderheid uitmaakt. De
samenstelling van deze gemengde rechtban
ken is aldus
Zij bestaan uit zeven leden, vier beroeps-
rechters en drie officieren. In gewone ge
vallen hebben de militaire leden den rang
van kapitein of luitenant ter zeeis de be
klaagde van hoogeren rang, dan Ivebben zij
minstens den rang van den beklaagde. Bur
gerlijke en militaire rechters beraadslagen
gemeenschappelijk, zoowel over de yraag
van schuld als over de op te leggen straf.
Dp stemming geschiedt over ieder punt af
zonderlijk, steeds door middel van stem
briefjes. De vergrijpen tegen het gemeene
recht worden door de burgerlijke rechters
van instructie onderzocht, die echter de
zaak naar eene gemengde rechtbank kan
verwijzen, wanneer hij tot de overtuiging
komt, dat er eene militaire zaak mee ver
bonden is
Eene doortastende hervorming onder-gaan
ook de straffen, die in vredestijd kunnen
werden opgelegd. De doodstraf wordt afge
schaft, voor zoover liet gemeene recht haar
niet kentook de dwangarbeid in de Alge-
rijnsche strafcompagnieën wordt opgeheven.
Bincenlandsche desertie wordt met zes maan
den tot drie jaren, desertie naar het buiten
land met twee tot vijf jaren, verduistering
van wapenen, munitie of militaire goederen,
met drie maanden tot een jaar gevangenis
gestraft, gewapend oproer met vijf tot tien
jaar, smaad of bedreiging tegen een meer
dere in den dienst met zes maanden tot vijf
jaren. De vervallenverklaring van den mili
tairen stand geschiedt niet meer voor de ver
zamelde troepen. Het verdient wel de aan
dacht, dat de verdediging van deze hervor
ming is toevertrouwd aan den minister van
oorlog, generaal Picquart, namens de re-
geerdng, en aan den afgevaardigde Labori
als rapporteur van de commissie. Beiden
hebben in de Dreyfuszaak eene voorname rol
gespeeld en het is voor hen eene persoon
lijke voldoening, dat zij kunnen medewerken
tot d? verbetering van de militaire rechts
pleging, welker gebreken zij uit eigen erva
ring hebben leeren kennen. Zoo werkt de
Dreyfuszaak na als een reinigingsproces.
Alleen Alfred Dreyfus, het ongelukkige
slachtoffer van eeno monsterachtige rechter
lijke dwaling, bespeurt van dit reinigings
proces de werking niet. Hem baat het niet,
dat het hof van cassatie tot twee malen toe
het vonnis van den krijgsraad, dat hem ver
oordeelde, heeft vernietigd en de laatste
maal niet de verwijzing naar een nieuwen
krijgsraad heeft uitgesproken,, omdat van
de beschuldiging schijn noch schaduw was
overgebleven. Voor de elementen, die zich
beschouwen als de hoeders van de eer van
het leger bij uitnemendheid, is hij de land
verrader gebleven. Geen dag bijna gaat
voorbij of hij wordt in bladen van het slag
van de Libre Parole uitgemaakt voor ver
rader, spion in Duitschen dienst, schurk en
judas. Hij heeft dit lang verdragen, totdat
hij zicheindelijk liet bewegen tegen de
Libre Parole en de Action frangaise eene
klacht wegens beleediging (injures) in te
stellen en de veroordeeling van die bladen
te vorderen tot vergoeding van schade, door
hem in eer en goeden naam geleden. De ge
daagden verklaarden echter, dat zij Dreyfus
van een bepaald aangeduid mdsdrijf hadden
beticht, hem dus, van zijn standpunt be
schouwd, gelasterd. Voor laster (dif tarnation)
echter is alleen het hof van assises de be
voegde rechter. De rechtbank heeft zich bij
deze opvatting aangeslotenzij heeft zich
r.iet bevoegd verklaard om van de klacht
van Dreyfus kennis te nemen.
Nu staat Dreyfus voor eene moeielijke
keuze. Hij kan de klacht verder laten rus
ten. Dan zullen zijne belagers niet in ge
breke blijven van de daken te verkondigen,
dat hij zijn verraad bekent, omdat hij niet
waagt zijne eer voor de jury te verdedigen.
Hij kan ook eene klacht wegens laster in
dienen. Maar dan weet men vooruit hoe 'X
zal gaan. In de gerechtszaal zullen de lei-
dere van de Action frangaiee ten bewijze van
hunne beweringen al de leugens en verval-
schingen van den vroegeren generalen staf
als onomstootelijke waarheden verkondigen,
alsof er geen arrest van het hof van cassatie
van 12 Juli 1906 bestaat, en de met came-
lots du roi gevulde zaal zal dat met gejuich
begroeten. En ten slotte zal de jury een
vrijsprekend vonnis vellen, zooals zij ook
gedaan heeft in het geval van Gregori, wien
straffeloosheid werd toegekend voor zijn op
Dreyfus gepleegde» moordaanslag. Inder
daad het is een droevig lot, dat aan Drey
fus beschoren is, te droeviger omdat het ge
heel onverdiend is.
Frankrijk.
P a r ij s, 17 Maart. Geen enkel tele
gram is heden verzonden. Aan het hoofd
kantoor zijn alle lijnen gestremd, behalve
een enkele draad met Brussel.
P a r ij s, 17 Maart. Militaire telegra
fisten zullen worden ge'-equireerd.
P a r ij s, 17 Maart. Minister-presi
dent Clemenceau heeft eene deputatie van
de Parijsche afgevaardigden ontvangen, die
hem het ernstige van den toestand onder
het oog bracht en vroeg welke maatregelen
de regeering dacht te nemen tot geruststel
ling van de openbare meening, die veront
rust is over een toestand, die een waren
ondergang kan teweeg brengen in de han
dels-, nijverheids- en financieele wereld.
Clemenceau gaf zijn vast besluit te ken
nen om weerstand te bieden aan de bewe
ging. Minister Barthou deelde de meening
van Clemenceauhij is van oordeel, dat de
beambten zonder reden in staking zijn ge
gaan.
De dienst is zoodanig gedesorganiseerd,
dat er onder de dépêches, welker overbren
ging wordt vertraagd, eenigg zijn waaraan
de minister van buitenlandsche zaken het
giootste gewicht hecht. Maar de regeering
zal niet wijkenaan haar zal het laatste
woord blijven.
De Temps bericht, dat er volslagen ver
warring heersoht op de goederenbeurs en
op de effectenbeurs. De zaken zijn met lam
heid geslagen.
De beambten van de uit de provincie ge
komen reserve-brigades verklaarden zich
solidair met de stakers.
Brussel, 17 Maart. Wij zijn se
dert 5 uur zonder -verbinding met Parijs.
De stoornis in het telefonische verkeer
met Parijs wordt hier toegeschreven aan de
aansluiting van de telefonisten bij de sta
king der telegrafisten.
Later telegram. De telefonische
gemeenschap met Parijs is hersteld.
De stakingsbeweging ouder de Parijsche
postbeambten doet zich geducht voelenzij
is overgeslagen op de beambten van telegraaf-
en telefoon. Uit verschillende plaatsen in de
provincie ontvangen de stakers steun.
De onderstaatssecretaris Simyan, het in
deze dagen ver van benijdenswaardige hoofd
van dezen dienst, heeft, aan den vertegen
woordiger van een correspondentiebureau
verzekerd, dat het telefonische verkeer in
stand kan worden gehouden in Parijs zelf
en ook met de provincie en met het buiten
land. Die verzekering moet echter niet al te
letterlijk worden opgevat; zoo bericht de
Londensche Daily News, dat de gebruike
lijke telefonische dienst tusschen haar bureau
en de Fransche hoofdstad is gestaakt. Tele
grammen uit Parijs komen over via Brussel.
De voor Parijs bestemde telegrammen uit
Duitschland worden slechts tot aan de grens
geseind en gaan verder per post.
Onderstaatssecretaris Simyan is het mik
punt van heftige persoonlijke aanvallen van
de zijde der stakers. Het bestuur van den
bond van post- en telegraafbeambten heeft
in Parijs een manifest laten aanplakken,
waarin het, onder verklaring dat „liet men-
schelijke geduld zijne grenzen heeft" uitpakt
tegen de heer Simyan, die „zich tot taak
schijnt te hebben gesteld het bestuur te
desorganiseeren"en verklaart, dat het tot
geen prijs zich zal laten vinden om met wer
ken voort te gaan onder de bevelen van een
man, „dien wij beschouwen als onwaardig
om ons te leiden."
Dat loonsverhooging een der hoofdmotie
ven van deze staking is, komt uit in de rede
voeringen, die in de vergaderingen der sta
kers worden gehouden. Veel toejuiching
vond de raad van een der sprekers, dat men
zich moest spiegelen aan het voorbeeld der
parlementsleden, die, van meening zijnde
dat het leven steeds duurder wordt, zich
zeiven eene verhooging van 6000 frs. hebben
toegekend.
De groote vraag is natuurlijkZal de
regeoring er in slagen de beweging meester
te worden? Gelukt dit niet, dan is het voor
uitzicht slecht; als de postbeambten triom-
feeren, dan staat de regeering er aan bloot,
dat in alle takken van dienst de beambten
haar hunne voorwaarden voorschrijven onder
bedreiging anders den boel in 't honderd te
zullen sturen. En in de particuliere nijver
heid zou men den terugslag daarvan onder
vinden. Dan zou men komen tót de anarchie.
De regeering heeft laten verkondigen, dat
zij van geen toegeven wil hooren. Eerst moe
ten de plichtvergeten ambtenaren het werk
hervatten. De Temps steekt hun een riem
onder het hart, door op te merken: „Men
kan zeggen, dat de regeering in het werk
van onderdrukking, waaraan zij zich niet
kan onttrekken, de burgers, die tot naden
ken in staat zijn, eenstemmig achter zich
heeft. En die zijn, Goddank! nog de over
wegende meerderheid in Frankrijk."
P a u, 17 Maart. Koning Eduard is
heden getuige geweest van de verwonder
lijke ovolutiën van Wright met zijn lucht
schip, die met zijne zuster om Z. M. heen-
stuurde, zich voortbewoog Jangs den grond
en daarna opsteeg in het luchtruim.
Engeland.
Londen, 17 Maart. Bij de voort
zetting der algemeene beraadslagingen over
de begrooting van marine drong Lee er op,
aan, dat de regeering terstond zou beginnen
met den bouw van 8 Dreadnoughts. Er was
wel geen aanleiding voor een paniek, maar
wel voor snel en beslist handelen.
Gordon Harvey, die voornemens was ge
weest namens de radicalen, die bezuiniging
voorstaan, eene motie in te dienen tot af
keuring van de verhooging der begrooting
met het oog op de vriendschappelijke betrek
kingen tot de vreemde mogendheden, ver
klaarde, dat hij daarvan afzag omdat de ver
klaringen der regeering het Huis en het land.1
hadden overtuigd, dat eenige uitbreiding van
de zeemacht noodzakelijk was.
Macnamara zeide namens de regeering, dat
Lee onnoodig een toon van ongerustheid had
aangeslagen in zijne rede. De regeering ziet,
den ernst van den toestand in en heeft maat
regelen genomen, in overeenstemming met
dien toestand. Wanneer Duitschland spoed
zet achter den aanbouw van schepen, dan kan
het in April 1912 zeventien Dreadnoughts
hebben. Maar als Groot-Brittannië in April
1910 de vier, slechts in bijzondere omstan
digheden te bouwen schepen, die in dit pro
gram zijn opgenomen, op stapel zet, dan zal
Engeland in Maart 1912 er twintig hebben
tegenover de 17 van Duitschland. Bovendien
bezit Engeland 40 eerste-klasse slagschepen,
die in 1912 nog geen 20 jaren oud zullen
zijn. Groot-Britannië heeft verder eene
prachtige vloot van 35 gepantserde kruisers
en geen combinatie van twee mogendheden
kan deze sterkte evenaren. De zeemacht is
zoo sterk als ooit te voren, zoo niet sterker.
De regeering beeft kalm en bedaard den toe
stand overwogen en datgene voorgesteld,
wat zij beschouwt als het minimum van het
geen mag worden voorgesteld in verband
met de nationale veiligheid. (Toejuichingen).
Eenige nationalisten en leden van de ar
beidsparty kwamen op tegen de verhooging
der begrooting. Er werd aangekondigd, dat
de arbeidspartij zich tegen de aanneming der
begrooting zou verzetten met alle middelen.
In den loop van het debat zeide de mi
nister-president nog in eene interruptie, dat
als deze begrooting werd aangenomen, de
„two-power"-standaard voor 1912 meer dan
gehandhaafd zou zijn. Het zijn niet de
Dreadnoughts alleen, die dezen standaard
bepalen.
Daarna werd een voorstel om over te gaan
tot de behandeling der artikelen van do be
grooting aangenomen met 322 tegen 83
stórmen.
18 Maart. Het debat over de marine-
begrooting heeft in de pers de algemeene
aandacht in beslag genomen. De bladen be
spreken allen de positie van Engeland ter
zee. De Telegraph zegt, dat dit een nog
grooter nationaal belang is" dan de „zwarte
week" van den Boeren-oorlog.
Eenige conservatieve bladen vallen hef
tig den admiraliteitsraad aan, inzonderheid
Sir John Fisher.
De Mail maakt de uitkomsten bekend
van een onderzoek, ingesteld bij de firma's,
die bezitters zijn van scheepswerven, waar
uit* blijkt dat de in het land aanwezige wer
ven zoodanig zijn ingericht, dat zij zestien
Dreadnoughts in één jaar kunnen bouwen.
Lord Rosebery zegt in een brief aan do
Times, dat de eigenlijke uitkomst van wat
omtrent de vloot bekend is geworden, is
de noodzakelijkheid om te onderzoeken of
Naar hel Engelach
53 VAN
N. EN W. M. WILLIAMSON.
Mijne passagiers waren een en al bewon
dering over het middeleeuwsche fort, met
zijne reeks grachten, wallen en ophaalbrug
gen, die aan het omliggende land een soort
van historische merkwaardigheid gaven.
Maar hunne ontroering zou van een geheel
anderen aard geweest zijn, hadden zij ver
moed, welk gevaar wij liepen, toen wij door
de slingerende vestingwerken reden. De risi
co was niet zoo groot, dat het dwaas was er
ons aan bloot te stellendertig a veertig
auto's doen Tiet iederen dag. Maar het erg
ste was, dat wij deze tunnels door moesten
over de rails der tram, met geen ruimte om
uit te wijken, als wij een stoom-monster uit
Hilversum tegenkwamen Ik had mijn tijd
juist berekend, de uren der trams kennen
de ware echter de Gooische tram door iets
vertraagd, dan liepen wij kans van eene
botsing, want onze hoorn kon niet door den
machinist van den stoomtram gehoord wor
den, en evenmin kon hij ons tijdig zien om
te remmen en eene botsing te vermijden.
Met de jonge dame, die ik liefheb, naast
mij en drie andere passagiers om nog niet
eens te spreken van dén chauffeur, was het
een spanning der zenuwen door dit laby
rinth te rijden en ik was blij, toen wij Mui
den achter den rug hadden. Nu kwam Naar- f
den dat tragische Naarden, waarvan de
inname en de moord door de Spanjaarden
Alva aanmoedigde om Haarlem aan te vallen
daarop, zonder dat iemand van het gezel
schap iets van liet gevaar vermoed had, kwa
men wij op den Larenschen weg, een weg
door pijnbossclien en heide, die de echte
Lady Mac Nairn© aan haar Schotsch vader
land zou herinnerd hebben. Nu en dan ver
toonde zicli een heuvel, dien de vreemdelin
gen niet in Holland verwacht hadden, en zij
wilden mij nauwelijks gelooven, toen ik
zeide, dat, zoodra wij Gelderland bereikten,
ik hun een HollandSchen berg zou laten
zien, tweehonderd voet lioog, te midden van
eene verzameling van lagere hoogten, waar-
been balf Nederland zich in den zomer be
geeft.
In tusschen waren zij tevreden met wat zij
zagen en het is een bekoorlijke weg, die
straatweg tusschen Amsterdam en Laren.
Eerst hadden wij de vaart met hare slape
rige trekschuiten, waarop geheele gezinnen
huisden en getrokken door kinderen, die
achter elkander liepen in 'een zeelt aan het.
einde van een lang touw; dan de kleine
schaduwrijke rood en groen geverfde land
huisjes, met Melk-Salon, uitlokkend boven
de deur geschilderd. Wij hadden lanen van
boomen gehad, die hier en daar kleine
boschjes vormdenwij waren mooie boerde
rijen voorbij gereden met blinkende melk
kannen en pannen aan roodo muren hangen
de, als geschilderde hordij es in een salon;
wij hadden tuinen gezien vol heerlijke ro
zen, en uitgestrekte waterpartijen met witte
en gele leliën overdektdaarop kwamen wij
aan dennenbosschen en heide en aldoor had
den wij stevige klinkers gehad, die, ofschoon
niet zoo fluweelachtig voor motor-wagens als 1
asphalt, toch stofvrij zijn, zelfs bij droog j
weder. Wij hadden bijna voortdurend met
een viertijdige snelheid gereden, en zelfs te
Laren verminderde ik die tot een tweetij di-
ge, slechts zoolang, dat mijne reisgenooten
de schoonheid van het land van Mauve kon
den bewonderen. Starr kent Anton Mauve's
schilderijen en zijne geschiedenis; maar de
dames hadden slechts een paar heerlijke 1
landschappen in het Rijks-Museum gezien.
Toch deed het haar genoegen te hooren,
dat de groote leerling van Corot door de na
tuur van Laren geïnspireerd was. Nergens
in Nederland vindt men zulke mooie schu
ren, elk er van kan tot achtergrond1 dienen
van een schilderij der geboorte van Jezus
en Larensche boeren, Larensche koeien en
de weiden van Laren zoowel in het zonlicht
als bij bewolkten hemel, hielden Mauve s
penseel jarenlang bezig.
Na de bekoorlijke voorsteden van Haar
lem, stelde Hilversum, waar Amsterdamsche
kooplieden doen alsof zij op hunne buiten
plaatsen zijn, mijn. reisgezelschap teleur;
maar nadat wij in de open lucht geluncht
hadden en onzen weg naar Amersfoort ver
volgd hadden, kwamen wij in een streek,
waar men verscheidene bekoorlijke villa's
vindt, te midden van platanon, afgewisseld
door accacia-boomen en eik-boplantingen.
Overal volgden onze oogen lango lanen, die
zich als de stralen eener ster uitstrekten, vol
trillend groenachtig licht, afgowisseld' door
gouden vlekken.
Midden in dit bosch kwamen wij aan
Soest dijk, waar de Koningin-Moeder woont,
dat bekoorlijke paleis, met zijn roman van
een geheimzinnige kamer; daarop kwamen
wij langzamerhand aan Amersfoort, dat mid
den in een park ligt, en Nell was zoo ver
rukt over zijn Gothischen kerktoren, dat het
haar verheugde te hooren dat hij de mooiste
uit heel het noordelijk gedeelte van Neder
land was. Ik had een marktdag gekozen voor
ions bezoek en op het oogenblik dat wij het
vierkante plein opreden, zagen mijne passa
giers meer karakteristiek Hollandsche klee
derdrachten, dan zij nog sedert hun verblijf
in Nederland hadden aanschouwd.
Het was reeds te laat voor het beste ge
deelte van het tafereel.maar toch glinster
de het marktplein nog van gouden en zilve
ren kappen en van fijne spiraalvormige
hoofdtooisels. Oorringen en groote massief
gouden broches en gespen flikkerden in de
zon. Er was een ware bewegelijke regenboog
van kleuren en een gekletter van sneeuwwit
te klompen, terwijl de marktvrouwen hare
waren inpaktenmaar wij hadden geen tijd
daarvan te blijven genietenwant ik wilde
Spakenburg bereiken voordat de duisternis
inviel. Wij spoedden ons daarom voort, tot
dat wij aan den eerstvolgenden tcvl kwamen,
waar een aardig oud' vrouwtje met appeltjes
tot wangen, onder het aannemen mijner
stuivers, haar witte muts tegen de auto
schudde. Zij was er wel ndet heel zeker van,
maar geloofde dat de weg oeen zeer
slechte weg naar Spakenburg voor auto
mobielen verboden was.
Om de waarheid te zeggen, was ik nog
nooit met een auto naar Spakenburg ge
weest, maar altoos op mijn rijwiel. Ik dacht
dat er op den smallen weg wel plaats zou
zijn voor twee voertuigen, al was dan ook
de één eon auto en de andere een hooiwagen.
Het verwonderde mij niet, dat het oude
vrouwtje geen zekerheid had, die hare mee
ning kon staven. Het was nog een wonder,
dat zij wist, dat er een Spakenburg bestaat,
waarvan menig wielrijder, die zich nog wel
op zijne aardrijkskundige kennis beroemt,
nooit gehoord heeft.
Natuurlijk besloten wij door te gaan en,
nadat zij begonnen te vreezen er van beroofd
te zullen worden, werden mijne tochtgenoo-
ten meer dan ooit verlangend een bezoek aan
het visschersdorp te brengen, waar zij voor
liet eerst de Zuiderzee zouden zien.
„Maar wat zullen wij doen, als wij ont
dekken dat de weg waarlijk verboden is en
heb nog te ver is om er heen te wandelen?"
vroeg Nell, met bijna kinderlijke bezorgd
heid. „Het zou wreed zijn te moeten om
keer en."
„Wij zullen niet omkeeren," sprak ik, ge
ruststellend„maar öf een wagen huren en
daarmede verder gaan, öf wel het bord, dat
ons verbiedt door te rijden, zoo snel voorbij
vliegen, dat wij het niet zien."
„Weet gij dat ik blij ben dab gij een Hol
lander zijt," zeide zij.
„Waarom Omdat ik zulke kunstjes ver
sta?"
„Neon. Omdat gij liever zoudt sterven dan
iets op te geven, dat gij u voorgenomen
hebt."
IVordt rervolgd.