Vrijdag 19 Maart 1909.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
De Motorboot.
I". 367.
7"° Jaarjiaac.
CH DAGBLAD.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Amersfoortf l.OO.
Idem franco per post- 1.50.
Afzonderlijke nummers0.05.
Deze Courant verschynt dagelijks, behalve op Zon- en Feest
dagen.
Advertentiönmededeelingon enz.gelieve men vóór 11 uur
'8 morgens by de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C°.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—5 regels f 0.50.
Elke regel meer - 0.10.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 eentft bij vooruitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren m dit Blad, by abonnement. Eene
oirculairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Aan hendie met 1 April
a. s. op dit blad inteekenen,
worden de nummers die ge
durende de maand Maart nog
zullen verschijnenkoste
loos toegezonden.
Kennisgevingen.
Burgemeester cm Wethouders van Amersfoort,
Gelet op artikel 37 der Drankwet
Brengen) ter openbare kennis;
1. dat bij hem is ingediend een verzoekteohndt
om verlof tot verkoop vaan alleu)ïoiihoudeniclien
drank, andoren dan sterken Üranik, voer ge
bruik ter piliaatse vani verikoop door Bheodomis
Jansen in de beneden-voorlocailiteiit van liet per
ceel So os ter weg no. 93 alhier;
2. dat binnen twee weken na deze heken Jdnia-
king ieder tegent het verleenem van bet verlof
schriftelijk bezwaren hij Burgemeester en Wet
houders kan inbrengen,
Amersfoort, 18 Maait 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris. De Burgemeester,
J. G. STENFERT KR0E9E. WUIJTIERS.
Burgemeester en: Wethouders der gemeente
Amlersfoort brengen tor kennis, daifc door Grietje
Klein, weduwe van Tennis Dirk de Gans, een
adres is ingediend', iwudende venzoek om voort
zetting der vergunning voor den verkoop van
sterken drank in. het klein, bedoeld bij artikel
1, 2o lid, letter a der Drankwet, voor het per
ceel aam het Zand no. 26/28 alhier, to bekomen.
Binnen twee weken nla dagteekeming dezer
bekendmaking kam ieder tegen 'liet verleenem van
<le vergunning schriftelijk bezwaren inbrengen.
Amersfoort, 18 Maart 1909.
Burgemeester en Wethöudèrs voornoemd',
De Secretaris, De Burgemeester,
J G. STENFERT KROESE. WUIJTIERS
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Amersfoort bréngen ter kennis, dat door Jo
hanna Catanbjia van Mierlo, weduwe vanl Gor-
.nit vam) Lokhórbt, een adres 'is ingediend', ihou-
dtendle veirzoek oan voorttzettimig dór vergunming
ViCor den verkoop van sterken' d raink in het klein,
bedoelid bij artikel 1, 2e liid, letter a der Drank
wet, voor liet perceel im de Teutetraat, bock
iBreedesteeg no. 41, alhier, te bekomen'.
Binnen twee wekem na dagteekeming dezer
bekendmaking kan ieder togen het verleenen van
de vergunning schriftelijk bezwaren inbrengen.
Amersfoort, 18 Maart 1909
Burgemeester en1 Wethouders voornoemd',
De Secretaris, De Burgemeester,
J G. STEN EERT KROESE. WUIJTIERS.
Politiek Overzicht.
Oostenrijk en Servid.
Onder den indruk an den dreigenden
buitenlandschen toestand, zijn te Weenen de
binnenlandsche partijtwisten tot zwijgen ge
bracht. Niemand, spreekt in het paleis van
den rijksraad over zaken van binnenlandsche
politiek. In do wandelgangen en ook in de
vergaderzaal van het parlement wordt niets
anders besproken dan de mogelijkheid, dat
het tot den oorlog zal komen. De noodzake
lijkheid om zich op den oorlog voor te be
reiden wordt algemeen erkend, al blijft men
de meening toegedaan, dat Servië als het
de taal van een ultimatum hoort, op het
laatste oogenblik zal inbinden.
Ook tusschen de Hongaarsche regeering
en de leidende kringen ai Weenen bestaat
volledige overeenstemming. Men sohijnt daal
den toestand nog pessimistischer te be-
oordeelen dan in Weenenvolgens een be
richt aan de Köln. Ztg. uit Post acht men
er de verhouding tot Servië zóó gespannen,
dat de vrede aan een dunne draad hangt.
Terwijl het oorlogsgevaar zich zoo drei
gend vertoont, is door Rusland oen stap
gedaan, die niet kan bijdragen om dat gevaar
te verminderen. Na de onderteekeuing van
liet protokol over de Oostenrijksch-Turksche
overeenkomst betreffende Bosnië en Herze-
gowina, heeft het departement van buiten-
landsche zaken te Weenen aan alle groote
mogendheden mededeeliug gedaan van dit
protokol. Het wilde daarmee te verstaan
geven, dat de Bosnische kwestie, nu zij
tusschen de beide staten, die er 't naast bij
betrokken zijn, is uitgemaakt, geen inter
nationaal karakter heeft. Op deze niededee-
ling is nu van Russische zijde een antwoord
gekomen, waaruit, blijkt, dat Rusland de op
vatting niet laat varen, dat de Bosnische
kwestie ook nu nog eene internationale is,
die moet worden voorgelegd c^an eene confe
rentie van de mogendheden, die het verdrag
van Berlijn hebben onderteekend. Het Rus
sische antwoord wijst er op, dat, zooals
reeds in het Russische rondschrijven van
19 December 1908 was voorgesteld, de recht»
streeksche overeenstemming tusschen Oos-
tenrijk-Hongai-ije en Turkije niet de nood
zakelijkheid uitsluit om de vraag van Bosnië
en Herzegowina aan eene dergelijke confe
rentie voor te leggen. En de Russische re
geering 'voegt de daad bij liet woord, door
zich bereid te verklaren, zich met Oosten-
rij k-Hongarije en met cle andere mogendhe
den over de bijeenroeping van eene confe
rentie te verstaan. Daarmee stelt Rusland
zich op het Servische standpunt, dat de in
lijving van Bosnië eene nternationale kwes
tie is, en verleent op die wijze steun aan
de Servische aanspraken.
Niet door Rusland alleen is de vraag der
bijeenroeping van eene conferentie weder to
berde gebracht. Ook in liet antwoord van de
Engelscbe regeering op de mededeeling van
het Oostenrijksch-Turksche protokol schijnt
te zijn gewezen op de wenschelijkheid om
de inlijving van Bosnië speciaal bij de mo
gendheden aanhangig te maken. Hier schijnt
echter de bedoeling eene andere te zijn
er wordt meer gedoeld op eene vormelijke
sanctie. In eene correspondentie uit Ber
lijn aan de Köln. Ztg. van blijkbaar offi-
cieusen oorsprong wordt gezegd, dat nog
eene derde mogendheid de vraag der bij
eenroeping van eene internationale confe
rentie heeft aangeroerdnamelijk Italië,
dat een voorstel heeft gedaan om de confe
rentie te doen bijeenkomen onder eenige
voorwaarden, te weten dat haar werk zich
slechts zou mogen uitstrekken tot de er
kenning van de onafhankelijkheid van Bul
garije, de erkenning van de Oostenrijksch-
Turksche overeenkomst en de herziening van
het op Montenegro betrekking hebbende art.
29 van het Berlijnsche verdrag.
Van verschillende zijden wordt dus gelijk
tijdig het denkbeeld der bijeenroeping van
eene conferentie weder naar voren gebracht.
Over het standpunt, dat de regeering van
Oostenrijk-Hongarije te dezen aanzien in
neemt, wordt aan de Köln. Ztg. bericht,
dat men aan den Ballplatz te Weenen daarte
genover wijst op het vóór Kerstmis door de
mogendheden overeengekomen conferentie
programma, waarin is bepaald, dat aan de
conferentie eene volledige overeenstemming
van de mogendheden over de geschilpunten
moet voorafgaan. De Oostenrijksch-Turk
sche overeenkomst vestigt zulk eene volle
dige overeenstemming tusschen Oostenrijk-
Hongarije en Turkije. Het is echter noodig,
dat vooraf ook alle andere mogendheden
het volledig en uitdrukkelijk erkennen.
Wanneer de nota's van Engeland on van
Rusland deze erkenning bevatten, dan zou
Oostenrijk-Hongarije, behoudens de gelijke
erkenning door de andere mogendheden, be
reid zijn terstond hare gemachtigden voor
de conferentie aan te wijzen. Dan zouden
echter de Servische kwestiën uitgeschakeld
moeten blijven, want de economische voor
deden, die aan Servië in het conferentie
programma zouden worden verzekerd, zou
den* vooraf door overeenkomst tusschen de
mogendheden vastgesteld moeten worden.
Zulk eene overeenkomst is echter nog niet
eens tusschen Oostenrijk-Hongarije en Ser
vië verkregenintegendeel is de tegenwoor
dige verhouding tusschen Oostenrijk-Hon
garije en Servie zeer gespannen. Reeds om
deze reden kan men, volgens de te Weenen
lieerschende opvatting, op dit oogenblik niet
spreken van eene conferentie met kans op
praktisch succes.
Duitschland.
In de memorie van toelichting van het
wetsontwerp op de invoering van rivier tol
len in Duitschland, wordt aan het slot ge
wag gemaakt van de internationale trakta
ten, die aan de heffing van den tol in den
weg staan.
De memorie verklaart dienaangaande
woordelijk,,Het verdrag tusschen den
Noordduitschen Bond en Oostenrijk over
opheffing van den Elbe-tol van 22 Juni
1870, en de Rijnvaartakte van 17 October
1868 bevatten, het eerste in art. 1, de laat
ste in artikel 3, met betrekking tot de hef
fing van riviertollen bepalingen van vrijwel
denzelfden inhoud als het tegenwoordige art.
54 van de rijksgrondwet. Aan de voor Oos
tenrijk en de Nederlanden uit deze verdrags
bepalingen voortvloeiende rechten wordt
door dit wetsontwerp natuurlijk geen af
breuk gedaan."
Frankrijk.
P a r ij s, 18 Maart. In een op het
Elysée gehouden ministerraad maakte de sta
king het onderwerp van bespreking uit.
Talrijke vrouwelijke beambten hebben, ten
gevolge van vreesaanjaging, den dienst moe
ten neerleggen200 barer zijn echter weder
aan het werk gegaan.
De telegrafische dagdienst en de post
dienst zijn geregeld met behulp van militai
ren. Vele indus^rieelen en handelaren heb
ben hun personeel ter beschikking van het
bestuur der posterijen gesteld.
De door de stakers aangeboden hulp bij
het overseinen van diplomatioke telegram
men is geweigerd.
De minister van den arbeid heeft presi
dent Fallières een Deslui't ter teekening
voorgelegd, waarbij den minister het recht
wordt verleend direct disciplinaire straffen
op te leggen wegens collectieve dienst
weigering.
P a r ij s, 1 8 M a a r t. 1500 werklieden
van de posterijen, de telegrafie, de tele
fonie en aanverwante diensten hebben de
algemeene staking gevoteerd.
Brest, 18 Maart. Heden avond
werd besloten tot staking in de verschillende
diensten.
P a r ij s, 18 Maart. De verwarring
in den dienst is volkomen. Vijf millioen
brieven wachten op verzending. De bewe
ging breidt zich uit over alle middelpunten
der bevolking, want de algemeene staking
in de meeste groote steden van Frank
rijk afgekondigd. De militaire telegrafisten
kunnen den dienst niet af. Duizenden tele
grammen zijn naar de grenzen gezonden
ter doorzending.
P a r ij s, 18 Maart. De ambulante
beambten, die in den dienst ParijsDuin
kerken en ParijsCalais moesten voorzien,
hebben Let werk gestaakt. Aan de stakers
vloeien geldelijke ondersteuningen toe van
particulieren of van vereenigingen.
M a z a m e t, 18 Maart. Zes republi-
keinsche en radicale gemeenteraadsleden
hebben hun ontslag ingediend. De gebeur
tenissen volgen elkaar snel op. De stakers
wierpen met steenen naar de gendarmes en
verwondden drie van hen. De prefect is hier
aangekomen. Er is eene wacht georgani
seerd tot bescherming van de fabrieken en
werkplaatsen met medewerking van de gen
darmerie en de troepen.
P a r ij s, 19 Maart. De statistiek van
do stakingsbeweging wijst uit, dat er heden
5528 stakers zijn tegen 3094 eergisteren.
Heden zal in de Kamer een debat plaats
hebben over den toestand, die tengevolge
van de staking in de post- en telegraaf
dienst is ontstaan. Er zijn interpellatiën
aangekondigd en de regeering heeft zich be
reid verklaard hare gedragslijn toe te lich
ten en te verdedigen.
Onder de staking lijden de regeeringsbu-
reau's even goed als de minste particulier.
Den minister van builenlandsche zaken wor
den de telegrammen onthouden, die de diplo
matieke vertegenwoordigers zenden over de
Balkancrisis. Eergisteren werden niet meer
dan drie telegrammen daarover ontvangen.
De gelieele pers, zonder onderscheid van
richting, met uitzondering van de socialisti
sche Humanité, kiest tegen de stakers partij
en keurt hunne handelingen af, zelfs al geeft
men toe, dat de onderstaatssecretaris Simyan
fouten heeft begaan.
Het grootste kwaad zit niet alleen in de
stakenden, maar misschien nog meer in den
steun, dien de wegblijvers vinden bij hunne
in dienst gebleven kameraden, die elkaar
trachten te overtreffen in sabotage (leveren
van knoeiwerk), en débauchage (verleiding
tot plichtsverzuim), mooie woorden voor
allerleelijkste dingen. Een beeld van den
toestand levert het volgende schetsje:
De telegrafisten verrichtten vandaag niet
hun dienst. Zij luierden met humor. Zij tik
ten namelijk rhytmisch met hunne toestellen,
zoodat men van verre kon denken dat zij
ijverig aan het werk waren. Maai* toen de
ploeg, die om 7 uur was opgekomen, om 11
uur werd afgelost, bleek, dat de aangeno
men telegrammen tot bergen waren opge
hoopt en geen enkel was verzonden. De tele
grafisten hadden al den tijd voor de leus
getikt. De ploeg van 11 tot 3 uur herhaalde
hetzelfde spel, en zoo was Parijs vandaag
weer uit het telegrafische wereldverkeer uit
geschakeld. Buiten Rusland is een derge
lijke bespotting van de regeering en van het
volk, een dergelijke verachting van de be
langen van hht algemeen en van de indivi
duen nog niet voorgekomen.
Wij staan overigens eerst aan het begin
van de stremming van den post- en telegraaf
dienst. Tot dusver hebben alleen nog de
telegrammen te lijden gehad. De brieven en
de gedrukte stukken werden nog vervoerd
en besteld. Als echter eerst de bestellers met
de telegrafisten geraeene zaak maken, dan
zullen zich de aangename dingen herhalen,
die wij reeds voor vier jaren beleefd hebben.
Toen vervingen soldaten de stakende bestel
lers met het resultaat, dat de Parijzenaars
hunne post met 5 a 8 dagen vertraging of
in 't geheel niet ontvingen. Toen bepaalde
de straf van de plichtvergeten ambtenaren
zich tot eenige overplaatsingen en enkelen
werden ontslagen, maar later werd het ont
slag weer ingetrokken. Dit voorbeeld kon
niet afschrikken, maar slechts aanmoedigen.
De ambtenaren zijn overtuigd, dat zij niets
wagen als zij het gansche levèn van de natio
stil zetten. Wat kan hun worden aangedaan]
Als de regeering hen mocht willen bestraffen,
dan zijn zoovele ellendige demagogen als zij
maar kunnen wenschen bereid in de Kamer
voor hen op te komen om de regeering to
lij'l te gaande radicale meerderheid beeft
voor de gedachte, dat zij de stemmen van de
talrijke postbeambten zullen verliezen, en
het einde van het lied is, dat de oproerlin
gen over de regeering triomfeeren. De be
ambten ver geiten geheel, dat zij openbare
diensten hebben te verrichten. Zij beschou
wen zich als gewone loonarbeiders, die met
de strijdmiddelen van de vakvereenigingen
loonsverhoogingen en verdere voordeeleu
kunnen afdwingen van den staat. Niemand
licht hen in omtrent hunne dwaling. Nie
mand wijst hen er op, dat zij niet gedwongen
zijn den staat te dienen, dat het hen vrij
staat zich elders betere voorwaarderen te
verzekeren, maar dat zij, zoolang zij hun
ambt niet hebben neergelegd, tegenover het
algemeen hun plicht moeten doen. Zij den
ken, voelen, handelen volkomen anarchis
tisch en er schijnt geen gezag te zijn, dat
den moed en de kracht heeft, het algemeen
belang tegen hunne aanslagen in bescher
ming te nemen.
Engeland.
Londen, 18 Maart. Het debat over
de begrooting van marine is heden voort
gezet langs dezelfde lijnen als bij de vooraf
gegane discussiën. In antwoord op verschil
lende opmerkingen, die te berde waren ge
bracht, zeide minister-president Asquitk, dat
hij bleef bij de vroeger afgelegde verklaring,
dat de regeoring eventueel nog vier Dread-
nougths z. u laten bouwen, wanneer de nood
zakelijkheid daarvan bleek, namelijk als
Duitschl: ad spoed zette achter den nieuwen
aanbouw. Hij zeide verder, dat niemand!
beter dan hij inziet, hoe noodzakelijk het
voor Groou-Brittannië was om een voorsprong
in het bouwen van Dreadnoughts te hebben
op iedere andere mogendheid en in het bij
zonder zondier daarbij onvriendschappe
lijke gevoelens te kenmen te geven - op die
mogendheid, die door hare ontwikkeling in
'den jongs ten tijd de middelen tot hare be
schikking heeft om op hetzelfde peil te ko
men als Engeland en dit scheepstype te bou
wen met dezelfde snelheid als Engeland.
(Toejuichingen). Dat had niets te maken met
de'n tweemachtsstandaard, maar was een bij
zondere omstandigheid ten opzichte van dit
scheepstype, dat binnen 5, 7 of misschien 8
jaar het domineerende scheepstype zou wor
den. De Dreadnoughts zullen geleidelijk
buiten den effectieven strijd stellen onze
prachtige vloot van meer dan 40 slagschepen,
de schoonste vloot die de geschiedenis der
wereld ooit heeft gezien. Maar op het einde
van 1912 of het begin van 1913 zal deze
vloot nog zijn de machtigste, krachtigste en
meest geduchte oorlogsmachine.
Naar het Engelsch
54 VAN
N. EN W. M. WILLIAMSON.
Het scheen nu alsof de oude profetes met
de appelwangen den weg betooverd had. De
woudreuzen verdwenen en lieten ons op een
vlakte achter, 't Was een smal rijpad, met
een kanaal vol waterlelies aan den eenen
kant en laagliggende weiden aan de andere
zijde. Het landschap was bekoorlijk, en de
heerlijke zomerlucht wekte ons opmaar het
eerste paard, dat wij tegenkwamen, bedierf
ons alle genot.
De dieren in deze streek hadden nooit
grooter stad dan Amersfoort gezien. Een
motor-wagen was voor hen even angstwek
kend, alsof een leeuw in een circus uit zijne
kooi kwam.
Paarden steigerden, hooiwagens slinger
den, boeren vloekten en dreigden ons met de
vuist; maar met een slakkengangetje kwa
men wij er toch zonder ongelukken voorbij.
Soms schrokken de koeien van onsen een
span groote gele honden, die een karretje
trokken, waarin twee boerenmeisjes in hun
eigenaardig costuum zaten, blaften ons woe
dend aan.
„O, genade! wij reden daar net een bord
voorbij Motor-wagons verboden!" riep
Nell
„Welnu, we zijn er voorbij," zeide ik.
„Misschien werd wel die zijweg bedoeld, die
is smaller dan de onze. We zullen 't er ten
minste maar voor houden."
Wij vlogen voort en bereikten nog binnen
het uur een visschersdorp„Spakenburg en
de Zuiderzeeriepen allen als uit één
mend. Maar.daar het Spakenburg nog niet
was, gaf ik hun slechts even een kijkje van
masten en donkerblauw water.
Nog een rit van een halven mijl langs een
kanaal en wij bereikten het doel van onzen
tocht. Het eerste, wat wij van Spakenburg
zagen, was een mast-bosch met bruine net
ten, die zeiion geleken, maar doorschijnend
als spinnewebben waren. Er lagen wel een
vijftig flinke botters in een vlucht-haven in
hei, gezicht der Zuiderzee, die eiken helde
ren nacht de mannen toeroept, „de visschen
wachten op je".
Ik hield stilen terwijl wij de booten tel
den, kwam de geheele bevolking uit huisjes
met punt-daken om te zien, welk monster
toch zoo'n raar leven maakte. Zij kwamen
bij twintig en dertig te gelijk, en de lucht
weergalmde van het geklikklak der klompen
op de klinkers.
Jonge vrouwen, die mollige zuigelingen
droegenoude vrouwen, die genoeg aan
zichzelven hadden kleine meisjes, die heel
deftig kousen voor hun broertjes bi'eiden;
en kleine kruipende schepseltjes, van wie
men niet wist, of er meisjes of jongens uit
zouden groeien. Er kwamen mannen ook,
maar daaronder weinig jongeliedenwel een
groote menigte. dikkoonige knapen.
De vrouwen en meisjes droegen, de hemed
weet. hoeveel rokken zeven of acht op
zijn minst, Zij hadden veel van die ouder -
wc-tsche dames met hoepelrokken, en wie
niet genoeg onderrokken bezat, vulde haar
eigen heupen en die harer kinderen op, om
hetzelfde effect te weeg te brengen.
Eenige hadden zwarte mutsjes op met
bonte randen, die haar blank gelaat met de
blozende wangen omlijstten, andere ver
hoogden haar prachtige teint door nauwslui
tende witte kappen, dit hing van liare ge
loofsbelijdenis af; of zij katholiek of pro
testant waren. Het grappigste zagen er nog
de kleine kindertjes uit. met lrunne zwarte
mutsjes, halsdoekjes en ballon-vormige lan
ge jurkjes. Het voorkomen der mannen en
jongens in hunne donker-blauwe kielen was
zoo schilderachtig niet, als dat der vrouwen,
behalve wanneer zij met de heMer-blauwe
j tikken (waaraan groene-met-rood-afgezette
emmers vol schuimende melk bengelden) van
het melken der koeien terug kwamen. Deze
zwart-bonte koeien had4en blauwe dekklee-
den om.
Het vreemdelingen-verkeer had hen nog
niet bedorvende eenvoudige lieden om
ringden ons, niet om wat to hebben, maar
om wat vreemds te zien. "Wij kwamen bun
zonderlinger voor, dan zij ons, en Tibe leek
in hun oog een monster. Zijne'meesteres be
weerde, dat men geloofde, dat het geraas
van den motor, die nu stil was, uit zijn
zwart-fluweolcn snoet was gekomenen toen
wij met ons allen, de goedhartige bull-dog
niet uitgezonderd, do huisjes van het dorp
gingen bekijken, omzwermde men hem zoo,
dat het arme dier er bang van werd.
Hoe luieraan te ontkomen? Nell en Phyl
lis kregen op eens een gelukkigen inval. Zij
liepen gauw een winkeltje binnen, waar
otnige prentbriefkaarten en flesschen met
snoepgoed voor een venster stonden. Het
volgende oogenblik baanden zij zich met
moeite een weg door de menigte „wande
lende poppen' en strooiden bont gekleurde
zuurtjes onder de jongens en meisjes.
Dadelijk hield £het geklikklak .der hou
ten klompjes op De kinderen aan het grab
belen, als even zoovele omgeslagen para-
pluies. En wij maakten ons uit de voeten.
Wij hadden de Zuiderzee gezienwij had
den de koeien met hare blauwe dekkleeden
gezienwij hadden Spakenburg gezien en
Spakenburg ons.
HOOFDSTUK XVIII.
Door het schoone, lommerrijke Baarn
keerden wij naar Amsterdam terug, terwijl
violette schaduwen zich over gulden weiden
uitstrekten en een mistsluier boven de vaart
hing, die door de ondergaande zon verzil-
^erd werd.
Het was te laat geworden, om nog iets
anders te doen dan dineeren, en onze plan
non te maken voor den volgenden dag. Ik
had bij mijzelf het programma reeds vastge
steld, maar liet hen praten, zooals i'k dik
wijls doe, zonder iets te zeggen, alvorens
zij mijne opinie vragen.
„Er is een eiland, waarvan men wonde
ren vertelt, en dat- moet gij niet verzuimen
tt zien," merkte de chaperonne op. „Maar
ik ben den naam vergeten."
„Waarom is het zoo bezienswaard?' vroeg
Miss Rivers.
„Dat herinner ik mij niet. Maar het moet
geheel anders zijn, dan wat men overal el
ders ziet."
„Wel, dat is nu al heel ongelukkig. Hoe
zullen wij het dan vinden?"' zuchtte Phyllis.
„Vraag AH» eens al de eilanden van Hol
land op te noemen, misschien valt het u
dan in," riekl de Zeeman. „Begin maar
met A, Alb."
„Niet noodig al de letters van het alpha
bet te vermorsen," zeide ik, „Lady Mac
Nairne (de naam wil mij haast niet over de
lippen) bedoelt Marken."
„Juist 1'? riep de chaperonne uit. „Hoe
'heeft u dat zoo kunnen raden?"
„Er is maar één eiland, waarover men
op die wijze spreekt," antwoordde ik. „Het
is een groote kijkkast en met gaat er heen
zooals men naar een schouwburg gaat. Het
gordijn wordt opgehaald, zooidra een reis
gezelschap'arriveert en wordt na hun ver
trek weer neergelaten. Dat zult u morgen
zien."
„Morgen?"
„Mijn plan was u daar morgen heen te
brengen, tenzij u aan eene andere plaats de
voorkeur geeft."
Ik kedk naar de eigenares der boot en er
kwam geen strenge uitdrukking in haar
oogen. Het verschil tusschen haar manier
van gisteren en die van vandaag was zoo op
vallend, dat liet mij eerder bezorgd' maakte,
dan verheugde. Het schijnt al te mooi om
waar te zijn, dat hare gevoelens zouden ver
anderd zijn, en dat de zon zou blijven
schijnen.
„Wel ja, laat ons naar Marken gaan,"
zeide zij. „Ik dacht aan Broek-in-Water
land, daar ik gelezen heb, dat het dichtbij
ligt en de bekoorlijkste plaats van Holland
móet wezen, maar daar kunnen wij latei' wel
eens heen gaan, als..."
Wordt vervolgd