nr. siso. Donderdag 1 April 1909. BUITENLAND. FEUILLETON. De Motorboot. 7*e JuarjjH'ig. DAGBLAD. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden voor Amersfoortf l.OO. Idem franco per post- 1.50. Afzonderlijke nummers 0.05. Daze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest- dagon. Advertentiënmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 uur 's morgens by de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C°. Utrechtschestraat I. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels f 0.50. Elke regel meer - 0.10. Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cents by vooruitbetaling. Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordcelige bepalingen tot het herhaald adverteerou m dit Blad, by abonnement. Eene oirculairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Politiek Overzicht. Vorst Biilou in «len Rijksdag. De Duitsche rijksdag heeft deze week twee van zijne groote dagen gehad. Bij de behandeling van de begrooting van de rijks kanselarij verscheen vorst Bülow zelf om zijn beleid te verdedigen. Twee dagen waren daarvoor bestemd; de eerste dag was gewijd aan de behandeling van de buitenlandsche politiek, de tweede dag aan die van de bin- nenlandsche politiek. De eerste dag verschafte den rijkskanse lier een gemakkei ij ken triomf. Een gelukkig toeval deed dit debat samenvallen met het tijdstip, waarop de Balkan-crisis, die de wereld zoo lang in spanning heeft gehouden, geëindigd is met een diplomatiek succes van Oostenrijk en van zijji Duitschen bondge noot. Dit schonk hem een dankbaar gehoor en mankte hem zijne taak gemakkelijk. Hij oogstte daarvoor ook voldoeningin het debat, dat op zijne rede volgde, verklaarden de sprekers van alle oartijen, zelfs de woord voerder van het hem onverzoenlijk vijandige centrum, ja zelfs de spreker van de sociaal democratie, hunne instemming met de hou ding, die de Duitsche po'itiek tegenover Oostenrijk-Hongarije heeft aangenomen. Ook in de vraag der beperking van de toe rustingen ter zee en de daarover tusscheu Engeland en Duitschland gevoerde overleg gingen, die zooals nogmaals bevestigd werd, niet verder gekomen zijn dan tot besprekin gen zonder verbintenis, stelden de sprekers van alle partijen, met uitzondering van de sociaal-democraten, zich op het standpunt van de regeering. In het debat van Maandag was de rede van den rijkskanselier het uitgangspunt, waarbij d>$ sprekers uit de vergadering hun ne beschouwingen aansloten. Anders was het op den tweeden dag. Toen liet hij de spre kers uit de vergadering voorafgaan, die naar het recept, dat er met en om woorden uit muntend kan worden gestreden, beschouwin gen leverden over de hervorming der rijks financiën en over de vraag of het blok nog leeft en levensvatbaar is of wel dood is, althans stervende. Eerst aan het einde van de debatten nam de rijkskanselier het woord. Wij geven het gedeelte van zijue rede, dat slaat op die zaken, die thans in het middel punt staan van den binnenlandse hen politie leen strijd, ©enigszins uitvoerig weer. Tegen over de kritiek van sommig3 leden over het blok, zeide vorst Bülow „De gedachte, die indertijd tot grondslag lag bij de vorming van het blok, was, dat men door verzachting van den partijstrijd de beste krachten van de converatieven en libe ralen, die elkaar in een langen en dikwijls zeer onvruchtbaren strijd wederkeerig' ver nietigden, kou gebruiken en daardoor vrucht baarder kon maken. Ik heb dat in een dik wijls maar zeer ten onrechte en soms op zeer oppervlakkige wijze aangevallen beeld de paring van den liberalen en den conserva tieven geest genoemd. Dat tussclien con servatieven en liberalen, inzonderheid in economische vragen, strijd iestaat, die niet in een oogwenk uit den weg is te ruimen, dat heb ik van het eerste oogenblik af ge weten. De gedachte echter, die aan het blok ten grondslag ligt, was een zoo gezonde en zij heeft volgens mijne overtuiging in het land te zeer post gevat, dan dat zij door voorbijgaande moeielij kleden kan worden verstikt. Het is, naar -k meen, onbillijk deze gedachte verantwoordelijk te maken voor de gebreken, die bij hare uitvoering op sommige punten aan den dag gekomen zijn. De ideeën hebben hun eigen bestaan en hun eigen recht van bestaan, 611 dat is niet af hankelijk van de dikwijls veranderlijke ver schijnselen, die zij in hun bestaan vertoo- nen. En daarom geloof ik, dal do gedachte, die aan de stichting van liet blok ten grond slag lag, niet dood is. Ik ben overtuigd, dat zij in dezen of een aoderen vorm weder zal opleven, dat zij ons allen zal overleven. „En nu zou ik mij nog een enkel woord willen veroorloven over de hervorming van de rijksfinanciën. Overal doet zich, daar over kan geen twijfel bestaan, in dagelijks stijgende mate de bezorgdheid gelden we gens het tot stand komen van de hervor ming der rijksfinanciën. Uwe commissie is reeds sedert drie maanden aan het werk en nog is geen resultaat verkregen. Toch laat de zaak geen uitstel toe. Als wij in dit opzicht eenigen twijfel koesterden, dan zou die weggenomen moeten worden door de stemmen van ongeduld en ontevredenheid, die uit het land ons dagelijks in het ooi- klinken. Het is een ramp, dat de beslissing zoo lang wordt uitgesteld. Het land zou het als een nationaal ongeluk opvatten, als het huis niet in staat bleek de hervorming \an de rijksfinanciën tot stand te brengen Als de eenstemmige overtuiging van de ver bonden re^eeringen moet ik liet uitspreken Wij verlangen in dit huis eene vaste en ondubbelzinnige definitieve beslissing over de hervorming van de rijksfinanciën, en zulks nog iu deze zitting. Ik moet het open hartig uitspreken, dat de schuld aan de te genwoordige zoo onbevredigende omstandig heden min of meer schuilt bij alle partijen. Als men de heeren hier hoort, dan staat natuurlijk iedere partij wit en vlekkeloos als een lam, maar in werkelijkheid zijn zij allen zondaren. Ook de regeering heeft fou ten gemaakt, maar lang niet zoo veel als gij. De rechterzijde is tegen eene behoor lijke belasting van het bezit, en de linker zijde kan zich niet verzoenen met den vorm, waaronder alleen, naar de meening van alle deskundigen, eene hoogere belasting van den spiritus mogelijk is. Zoo kan het niet verder gaan. Wie het goed meent met onze instellingen, moet front maken tegen deze verschuivingstaktiek, tegen deze belemme ring van den wil tot de daad. Eindelijk moeien de groote gezichtspunten op den voorgrond gesteld worden, die beantwoor den aan de groote taak. Er is gezegd, dat deze of gene afgevaardigde zich in zijne houding laat beïnvloeden door de bezorgd heid voor zijn zetel. Daarvan kan toch in ernst geen sprake zijTiIk kan niet aanne men, dat een lid van dit huis zijne beslis sing zal laten belieerschen door het ge vaar, dat hij zijn mandaat zal verliezen. Dergelijke locale overwegingen moeten te genover het gewicht van de laak, tegenover het algemeene belang evenzeer tot zwijgen gebracht worden als het egoïstische opko men voor het eigenbelang van zekere be drijfsgroepen, die zich tegen den wil van de openbare meening met eene stoutmoe digheid zonder voorbeeld op den voorgrond hebben gedrongen. Ik zeg het met den vol len ernst, dien deze groote taak eischtde hervorming van de rijksfinanciën is de ge wichtigste taak, die ooit aan deze vergade ring is gesteld. Zij moet opgelost worden, zij moet vlug opgelost worden, als niet ons aanzien naar buiten, onze kracht naar bin nen zal lijden. Zij moet opgelost worden, wanneer de rijksdag zijne positie wil bewa ren, wanneer hij wil toonen, dat hij ook in staat is eene groote taak uit groote ge zichtspunten op ie lossen, zonder zich te bekommeren om kleine belangen en om klei ne geschillen. Het land en de verbonden regeeringen stellen bet vertrouwen in u, dat gij u berekend zult toonen voor deze groo te taak. Bewijs aan «het land en bewijs aan liet buitenland, dat gij in staat zijt deze taak op te lossen in het belang van ons vaderland en in het belang van liet aan zien en de positie van den rijksdag." Wat de vraag betreft of de rijkskanse lier van het lot der hervorming van de rijksfinanciën zijn aanblijven afhankelijk maakt, daarovev liet vorst Bülow zich niet rechtstreeks uit. Wel kan men indirect zijn meening hieromtrent afleiden uit zijne ver kering: „Ik blijf zoolang hot vertrouwen van den Keizer mij ter zijde staat en het met mijn geweten vereenigbaar is. Parle mentaire moeielijkheden kunnen mijne taak verzwaren zij ontslaan mij echter niet van den plicht, zoo lang mijn moeielijk ambt waar te nemen, als zulks de wil van den Keizer is, en ik geloof daarmee de belan gen van het land te dienen." Uit de redevoeringen van de woordvoer ders der partijen heeft de overzichtschrij ver van de Frankf. Ztg. den indruk ontvan gen, dat men elkaar flink de waarheid heeft gezegd. Maar men spreekt niet zoo veel en zoo lang, als men de scheiding voor on vermijdelijk houdt. Men heeft uit de lange redevoeringen niet het „neen" hooren klin ken, en niet het definitieve afscheid. „Wie naar de zakelijke kern vraagt van datgene wat achter de bezorgdheid voor of de lijk redenen over het blok staat, namelijk of liet beslist is, dat de blokmeerderheid de her vorming van de rijksfinanciën niet kan tot stand brengen, dden biedt het tegenwoordige debat een antwoord het zal verder beproefd worden." Duitachland. I11 het residentieslot te Karlsruhe ver toeft thans de Koning van Saksen als gast van den groothertog van Baden. Aan den galamaaltijd, die ter eere van den gast ge geven werd, wisselden de Koning en (ie groothertog hartelijke feestdronken. De Ko ning zeide 0. a. „In ons gemeenschappe lijk groot Duitsch vaderland is het van veel gewicht, dat wij, bondsvorsten, trouw samen gaan toti welzijn van het rijk en van onze landen. Juist in deze dagen doen zich pogin gen gelden, die in staat zijn onze stelling in het rijk op eene voor ons ongunstige wijze •te beïnvloeden. Ons gansche ernstig stre ven moet er op gericht zijn, deze pogingen als onmogelijk af te wijzen, opdat wij in staat zijn, bij de niet geheel wolkelooze bui tenlandsche toestanden onze volle kracht aan het vaderland te wijden. Wij voelen ons in dit opzicht volkomen van ééne meening". In het geschil over liet familievermogen van het huis Nassau, dat aön de groother togelijke familie van Luxemburg betwist wordt door den graaf van Merenberg, beeft het Landgericht te Wiesbaden den graaf zijne vordering ontzegd op grond der bepa lingen van de Nassausche huiswet van 1822. Engeland. Londen, 31 Maar.. In eene mee ting in de Guildhall werd door eene opge wonden menigte de onmiddellijke aanbouw geeischt van acht Dreadnoughts. De verga dering juichte Balfour stormachtig toe, toen hij de in het lagerhuis reeds te berde ge brachte argumenten opnieuw aanvoerde. Eene motie werd aangenomen, voorgesteld door lord Rothschild, waarin financieele hulp wordt toegezegd voor de uitvoering van een uitgebreider vlootprograin. Italië. Rome, 31 Maart. De Kamer zette heden de behandeling voort van het adres van antwoord op de troonrede. Nadat ver schillende sprekers het woord hadden ge voerd, onderzocht de minister-president Gio- litti de tegen de regeering gevoerde critiek. In de eerste plaats beantwoordde hij de 'bezwaren tegen het werk van den staat bij gelegenheid van de aardbevingen. Hij merk te op, dat men stond tegenover eene ramp zonder voorbeeld in de geschiedenis. Het werk kon dus niet geheel zonder leemten zijn. Hij rechtvaardigde de afkondiging van den staat van beleg en weerlegde de verder gevoerde critiek. De minister verklaarde dat Italië de vei ligheid van zijn gebied moet verzekeren. Hij verklaarde zich ten gunste van eene her vorming van de legerkrachten op den grond slag van den tweejarigen dienst en van eene sociale wetgeving, strekkende om den strijd tusschen kapitaal en arbeid te beëindigen. Wat de betrekkingen tusschen staat en kerk betreft, bleef hij trouw aan zijne oude he- ginselennamelijk volstrekte sonvereiniteit van den staat en volstrekte vrijheid van ge weten voor allen. "Wat de echtscheiding betreft, heeft de Kamer vroeger een wetsontwerp, dat de re geering had ingediend, verworpen, hetgeen beteekent, dat het land de echtscheiding niet wil. Persoonlijk is de minister een Voor stander van de echtscheiding, maar hij kan niet verklaren aan de Kamer, dat men Ita lië niet kan regeeren zonder de echtschei ding. De regeering zal aan de Kamer deugde lijke maatregelen voorstellen, om de regel matigheid van de verkiezingen te waarbor gen, maar gelooft dat het voorbarig is het kiesrecht toe te kennen aan de analphaheten. De regeering is voor verbetering en voor uitgang en voor ontwikkeling van de vrij heid, maar er moet geleidelijk te werk ge gaan worden. Over eene motie, voorgesteld door Mar- sengo en Bastia, strekkende om, akte ne mende van de verklaringen der regeering, het adres van antwoord aan te nemen, wordt gesplitst gestemd. Het eerste gedeelte, waarbij Giolitti de kwestie van vertrouwen stelde, werd bij hoofdelijke stemming aan genomen met 276 tegen 74 stemmen, het tweede gedeelde zonder hoofdelijke stem ming. Portugal. Lissabon, 31 Maart. De Koning I bedankte Campos de Henriquez er voor dat I hij de kabinets-kwestie had gestel:1 zonder I de ontbinding der Kamer te vragen. Oottenrijk-Hongarlje. Weenen, 3 1 Maart. De gemeen- teraad heeft dr. Lueger als burgemeester herkozen. Budapest, 31 Maart. De bladen j berichten, dat de crisis in de regeerings- I meerderheid zal uitbreken. De coalitie van partijen, waaruit het kabinet-Wekerle is vcor'gekomen, zou uiteen vallen ten ge volge van de meeningsverschillen in het bnnkvraagstuk. Budapest, 31 Maart. De Corres pondence Hongroise spreekt met nadruk het gerucht van het ontslag van den minister van handel Kossuth tegen. In de politieke kringen zegt men, dat Kossuth hei plan koestert eene nieuwe partij op te richten met de elementen, die zijn programma on derschrijven. Deze nieuwe partij zou de groote meerderheid van het parlement om vatten. Rusland. Petersburg, 3 1 Maart. Er is eene groote revolutionaire samenzwering ontdekt in Petersburg, in verband staande met de Kaukasus. Er zijn 70 personen ge vangen genomen, waaronder eenige officie ren en mohammedanen. De politie nam tal van geweren en revolvers, duizenden pakjes patronen en groote sommen geld in beslag. De Balkancrisis. Belgrado, 31 Maart De Skoepschtina hield sinds héden morgen 10 uur een geheime zitting, waarin de regee- ring verslag uitbracht van den stap der mo gendheden. De discussie schijnt zeer leven dig te zijn geweest. Tweede telegram. De zitaing duurde 2^ uur, daarna werd de openbare vergadering geopend. De minister van bui tenlandsche zaken las de nota der mogend heden voor, welke in diepe stilte werd aan gehoord. Vervolgeus werd de zitting opge heven. Belgrado, 31 Maart. De nota dei groote mogendheden, die lieden in de Skoepschtina werd voorgelezen, noodigt de Servische regeering uit aan de Oosten- rij ksch-Hongaarsche regeering de reeds be kende nota ter hand te stellen. Zij zegt, dat 'Vet noodig is, dat de nota ten spoedigste overgeschreven en verzonden wordt. De gezanten van Engeland, Frankrijk, Italië en Rusland hebben opdrachtgekregen aan de Servische regeering mede te deelen, dat baron Aehrenthal, in gesprekken met de vertegenwoordigers van die mogendheden te Weenen, verklaard heeft, dat Oostenrijk- Hongarije geenerlei pressie op Servië zal uitoefenen en de normale ontwikkeling van het Servische leger niet wil belemmeren, er voorts, dat Aehrenthal de uitdrukkelijke verzekering heeft gegeven, dat Oostenrijk- Hongarije niet het plan heeft Servië aan te vallen, wanneer dit land zich zal ontwa penen. Weenen, 31 Maart. De Servische gezant overhandigde heden ni\n baron Aehrenthal eene nota, waarvan de inhoud overeen komt met de gisteren in de Hon- gaarsehe Kamer gedane mededeelingen. In den aanhef wordt gezegd, dat de nota ten doel heeft, alle misverstand, waartoe do Servische nota van 14 Maart aanleiding zou kunnen geven, te doen verdwijnen. Weenen, 31 Maart De bladen bevatten een bericht uit Belgrado, inhou dende dat Servië plan heeft nog eene cir culaire aan de mogendheden te zenden. Als dit 'bericht juist is, dan hoopt men in Wee nen, dat die nota niet zoodanig zal zijn, dat de goede indruk van do nota, die heden door den gezant Simitsch is overhandigd, er door zou worden verzwakt. Belgrado, 31 Maart. 102 afge vaardigden onderteekenden heden een ver zoekschrift aan de tegenwoordige coalitie- Naar het Engel sch VAX C. N. EN W. M. WILLIAMSON. „Ik zal nu wel niet zoo ver gaan te be weren, dat 'hij werkelijk verliefd op Phyllis is." ging Lady Mac Nairne voort (zij noemt ons thans Phyllis" en „Nell") maar hij was zoo door haar bekoord, dat hij kennis mei haar wilde inakeu. Thans hangt het al leen van Phyllis af, of hij verliefd op haar zal worden of zijne bewondering staken." Zij zeide dit in Nell's tegenwoordigheid en ofschoon Nell hem zoo onaangenaam behan deld 'had (pas sedert een paar dagen gaat dat beter), scheen zij volstrekt niet zoo ver licht, als ik mij in hare plaats gevoeld zou hebben Zij riep alleen lachend uit„Lieve hemel! Wat zul je doen, Phil?" „Hem toonen dat ik zijne vriendin ben," antwoordde ik vastberaden. „Ik bewonder hem uit den grond van mijn hart en hoop altijd zijne vriendschap te behouden." „Da' is een aardig begin van wat een mooie roman kan worden, niet waar, lieve Tibe?" vroeg tante Fay. Ik trachtte niet te blozen, maar dan bloost men des te erger Ik had hetzelfde gevoel, als toen iedereen bij onze tereugkomst in de haven van Volendam tot Nell zeide: „Daar is je neef Robert!" of „Hoe komt je neef Robert hier?" Ik was maar blij, dat ik mij bukken kon «-n Ti'be streelen, die de aardigste hond is, dien ik ooit gezien heb. 't Is waar, zooals Nell zegt, dat hij belachelijk laag op de poo ien is, en daar hij zulk een korten neus heeft en zijn onderkaak zoover vooruit steekt, nioet 'hij feitelijk, als hij iets eten of ruiken wil, op zijn kop gaan staan. Wat er onder zijn kin doorgaat, ziet hij niet. Zij beweert ook, dat als hij in verlegenheid is, en een aantal rimpels in zijn voorhoofd te zamen komen, zijn uiterlijk veel heeft van Clap'ham Junctionen zij heeft gelijk. Toch is het een beeld, en heeft hij de soort van trekken, die de oude meesters op hunne schilderijen aan hunne hon'den gaven, trek ken, die meer van een meusvh dan van een dier hadden ook legden zij een mensche- lijke uitdrukking in hunne oogen. Het is vreemd, Nell en ik zeiden elkander vroeger alles, maar sedert dat gesprek ver mijden wij het beiden zorgvuldig, zoodra wij alleen 'zijn, den naam van Van Brederode te noemen Ik weet niet wat er gebeurd is, dat zij plotseling te Amsterdam zoo aardig tegen hem was, maar dat er iets gebeurd is, is zeker, en zij is sedert aardig gebleven, alleen j maar is haar manier geheel anders. Eerst toen wij naar Spakenburg en die andere plaatsen gingen, eer Lady Mac Nairne dat gezegd had, was zij aardig tegen den Jonk heer op eene bekoorlijke, coquette wijze, als of zij bovenal wenschte hem te boeien. Maar sinds dien avond in het Hotel Spaander, te Volendam. is zij geheel onderworpen. Jonk heer Van Brederode is stil en houdt zich ook op een afstand en soms vind ik, dat hij op koelen toon tegen Nell spreekt, als wan trouwde 'hij zulke bedeesde teekenen van vriendelijkheid, als zij nu toont. Nu vind ik ook, dat. hij en mijnheer Van Buren en mijnheer Starr drie vrienden zijn, welke men op prijs moet stellen. Niet zulke toevallige vrienden (Nell noemt -ze „ken nisjes") die uwe vrienden zijn, omdat ge hen toevallig ergens ontmoet, en die men niet erg mist, als zich de wegen des levens weer scheiden. Zij schijnen zulke te zijn, die men bestemd is te ontmoeten, juist zooals men bestemd is 0111 geboren te worden en te ster ven vrienden, die -bij uw leven be'hooreu, en er niet uitgaan. I11 het begin onzer ken nismaking wist ik nauwelijks welken van de drie ik de voorkeur geefen nu ik het weet, ben ik even aardig tegen alle drie, om'dat men anderen behandelen moet, zooals men zelf behandeld wil worden, en ik gaarne heb, dat de menschen lief tegen mij zijn. Mijnheer Van Buren heeft de laatste twee Jagen met ons doorgebracht en ik merk dui delijk dat hij zijn vriend en mij bestudeert, zoodra wij samen zijn. Ik zou zoo gaarne weten of ook hij denkt, dat Jonkheer Van Brederode om mij geeft, en zoo ja, of ook hij er verbaasd over is, dat iemand mij meer bewondert, dan Nell, die zoo mooi en geestig en amusant is? 't Kan niet anders of ik voel mij gevleid dat zulk een belangwekkend per sonage als de Jonkheer mijn gezelschap bo ven dat van Nell stelt, ofschoon ik het nau welijks gelooven kan. Maar het zou toch wel aardig zijn. als mijnheer Van Buren het ook "geloofde, dan zou hij mij een innemend meisje vinden, al was het ook vroeger niet hij hem opgekomen daar hij zelf geënga geerd is, en zoo voort mij uit eigen be weging i.n dat licht te beschouwen. Zoo gaarne zou ik al deze dingen op de J oude vriendschappelijke wijze met Nell be praten, maar dat schijnt op geheel onver klaarbare wijze onmogelijk geworden te zijn j en ik mis eene vertrouwelinge. Lady Mac Nairne is een schat van een vrouwtje; zij regeert ons allen zonder uitzondering en wij zouden alles te wereld geven, om haar ple zier te doenmaar toch zou het nooit bij mij opkomen haar iéts toe te vertrouwen. Ik weet zelf niet waarom, behalve dat men nooit kan zien hoe iemand over je denkt achter blauwe brilleglazen. En als je niet zien kunt, wat de menschen denken achter hunnen bril, of zij zuchten over je beproe vingen of er oni lachen, hoe kun je hun dan je zielsgeheimen openbaren. Soms spijt het mij, dat mijnheer Starr een man is. Ware hij slechts een meisje, dan zoude men geen heerlijker vertrouweding kunnen vinden. In weerwil van zijne ondeu gende invallen, of jongensstreken, is hij bij zonder sympathiekIk voel, "dat hij mij en Nell volkomen begrijpt, en hij heeft een mooi uiterlijk en is heel knap, terwijl hij be- tooverende manieren heeft, wanneer hij dat verkiest. Het verbaast mij, dat noch Nell noch ik ons hart aan 'hem verloren. Maar misschien deed Nell dat wel. Indien dit het geval is, was zij vreeselijk coquet tegenover hem. HOOFDSTUK XXII Mijnheer Van Buren had ons bij ons weer zien verteld, dat Freule Menela te Brussel bij eene vriendin was gaan logeeren en hij van die gelegenheid gebruik had gemaakt, om eens te komen zien hoe zijn nicht-je zich vermaakte. Na den terugkeer zijner aan staande. zou bij haar en zijne zusters eens bij ons brengen. Wij «zagen Volendam in het lioht der on dergaande zon. Alles was toen zoo mooi en ik was zoo blij, naar het hotel te wandelen, waar wij zouden logeeren, dat i'k had kun nen zingen. Groote wolken waren in het Westen komen opzetten, maar daaronder werd de zee door een wonderbaar bijna bo vennatuurlijk licht (beschenen. De hemel was donker-blauw, en het water had een doffe loodkleur; maar langs den horizon gloeide een gordel van goud en de zeilen op een vissc'hersvloot waren rood gekleurd, als een bed geraniums, dat in zee bloeide. In dit vreemde licht wandelden wij van de haven de hoofdstraat van het dorp op, die een lange dijk van zwart Noorkeegsch gra niet is, welke de huisjes met hunne puntige daken beschermt. De onderste verdiepingen zijn van een sobere kleur, de bovenste met den puntigen gevel licht-groen of blauw en de klompen van het gezin staan aan de deur. Ilier en daar was wat porselein voor een raam ter verkoop uitgestald, of hing er een klomp boven de voordeur, ten teeken, dat daar een schoenwinkel wasmaar wij keken ternauwernood naar de huizen, zoo belang wekkend waren de bewoners, die allen op straat schenen te zijn. Wordt 1 erwlgd

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1909 | | pagina 1