nr. siso.
Donderdag 1 April 1909.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
De Motorboot.
7*e JuarjjH'ig.
DAGBLAD.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Amersfoortf l.OO.
Idem franco per post- 1.50.
Afzonderlijke nummers 0.05.
Daze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest-
dagon.
Advertentiënmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 uur
's morgens by de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C°.
Utrechtschestraat I. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels f 0.50.
Elke regel meer - 0.10.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cents by vooruitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordcelige bepalingen tot
het herhaald adverteerou m dit Blad, by abonnement. Eene
oirculairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Politiek Overzicht.
Vorst Biilou in «len Rijksdag.
De Duitsche rijksdag heeft deze week
twee van zijne groote dagen gehad. Bij de
behandeling van de begrooting van de rijks
kanselarij verscheen vorst Bülow zelf om
zijn beleid te verdedigen. Twee dagen waren
daarvoor bestemd; de eerste dag was gewijd
aan de behandeling van de buitenlandsche
politiek, de tweede dag aan die van de bin-
nenlandsche politiek.
De eerste dag verschafte den rijkskanse
lier een gemakkei ij ken triomf. Een gelukkig
toeval deed dit debat samenvallen met het
tijdstip, waarop de Balkan-crisis, die de
wereld zoo lang in spanning heeft gehouden,
geëindigd is met een diplomatiek succes van
Oostenrijk en van zijji Duitschen bondge
noot. Dit schonk hem een dankbaar gehoor
en mankte hem zijne taak gemakkelijk. Hij
oogstte daarvoor ook voldoeningin het
debat, dat op zijne rede volgde, verklaarden
de sprekers van alle oartijen, zelfs de woord
voerder van het hem onverzoenlijk vijandige
centrum, ja zelfs de spreker van de sociaal
democratie, hunne instemming met de hou
ding, die de Duitsche po'itiek tegenover
Oostenrijk-Hongarije heeft aangenomen.
Ook in de vraag der beperking van de toe
rustingen ter zee en de daarover tusscheu
Engeland en Duitschland gevoerde overleg
gingen, die zooals nogmaals bevestigd werd,
niet verder gekomen zijn dan tot besprekin
gen zonder verbintenis, stelden de sprekers
van alle partijen, met uitzondering van de
sociaal-democraten, zich op het standpunt
van de regeering.
In het debat van Maandag was de rede
van den rijkskanselier het uitgangspunt,
waarbij d>$ sprekers uit de vergadering hun
ne beschouwingen aansloten. Anders was het
op den tweeden dag. Toen liet hij de spre
kers uit de vergadering voorafgaan, die naar
het recept, dat er met en om woorden uit
muntend kan worden gestreden, beschouwin
gen leverden over de hervorming der rijks
financiën en over de vraag of het blok nog
leeft en levensvatbaar is of wel dood is,
althans stervende. Eerst aan het einde van
de debatten nam de rijkskanselier het woord.
Wij geven het gedeelte van zijue rede, dat
slaat op die zaken, die thans in het middel
punt staan van den binnenlandse hen politie
leen strijd, ©enigszins uitvoerig weer. Tegen
over de kritiek van sommig3 leden over het
blok, zeide vorst Bülow
„De gedachte, die indertijd tot grondslag
lag bij de vorming van het blok, was, dat
men door verzachting van den partijstrijd de
beste krachten van de converatieven en libe
ralen, die elkaar in een langen en dikwijls
zeer onvruchtbaren strijd wederkeerig' ver
nietigden, kou gebruiken en daardoor vrucht
baarder kon maken. Ik heb dat in een dik
wijls maar zeer ten onrechte en soms op zeer
oppervlakkige wijze aangevallen beeld de
paring van den liberalen en den conserva
tieven geest genoemd. Dat tussclien con
servatieven en liberalen, inzonderheid in
economische vragen, strijd iestaat, die niet
in een oogwenk uit den weg is te ruimen,
dat heb ik van het eerste oogenblik af ge
weten. De gedachte echter, die aan het blok
ten grondslag ligt, was een zoo gezonde en
zij heeft volgens mijne overtuiging in het
land te zeer post gevat, dan dat zij door
voorbijgaande moeielij kleden kan worden
verstikt. Het is, naar -k meen, onbillijk
deze gedachte verantwoordelijk te maken
voor de gebreken, die bij hare uitvoering op
sommige punten aan den dag gekomen zijn.
De ideeën hebben hun eigen bestaan en hun
eigen recht van bestaan, 611 dat is niet af
hankelijk van de dikwijls veranderlijke ver
schijnselen, die zij in hun bestaan vertoo-
nen. En daarom geloof ik, dal do gedachte,
die aan de stichting van liet blok ten grond
slag lag, niet dood is. Ik ben overtuigd,
dat zij in dezen of een aoderen vorm weder
zal opleven, dat zij ons allen zal overleven.
„En nu zou ik mij nog een enkel woord
willen veroorloven over de hervorming van
de rijksfinanciën. Overal doet zich, daar
over kan geen twijfel bestaan, in dagelijks
stijgende mate de bezorgdheid gelden we
gens het tot stand komen van de hervor
ming der rijksfinanciën. Uwe commissie is
reeds sedert drie maanden aan het werk
en nog is geen resultaat verkregen. Toch
laat de zaak geen uitstel toe. Als wij in
dit opzicht eenigen twijfel koesterden, dan
zou die weggenomen moeten worden door de
stemmen van ongeduld en ontevredenheid,
die uit het land ons dagelijks in het ooi-
klinken. Het is een ramp, dat de beslissing
zoo lang wordt uitgesteld. Het land zou
het als een nationaal ongeluk opvatten, als
het huis niet in staat bleek de hervorming
\an de rijksfinanciën tot stand te brengen
Als de eenstemmige overtuiging van de ver
bonden re^eeringen moet ik liet uitspreken
Wij verlangen in dit huis eene vaste en
ondubbelzinnige definitieve beslissing over
de hervorming van de rijksfinanciën, en
zulks nog iu deze zitting. Ik moet het open
hartig uitspreken, dat de schuld aan de te
genwoordige zoo onbevredigende omstandig
heden min of meer schuilt bij alle partijen.
Als men de heeren hier hoort, dan staat
natuurlijk iedere partij wit en vlekkeloos
als een lam, maar in werkelijkheid zijn zij
allen zondaren. Ook de regeering heeft fou
ten gemaakt, maar lang niet zoo veel als
gij. De rechterzijde is tegen eene behoor
lijke belasting van het bezit, en de linker
zijde kan zich niet verzoenen met den vorm,
waaronder alleen, naar de meening van alle
deskundigen, eene hoogere belasting van
den spiritus mogelijk is. Zoo kan het niet
verder gaan. Wie het goed meent met onze
instellingen, moet front maken tegen deze
verschuivingstaktiek, tegen deze belemme
ring van den wil tot de daad. Eindelijk
moeien de groote gezichtspunten op den
voorgrond gesteld worden, die beantwoor
den aan de groote taak. Er is gezegd, dat
deze of gene afgevaardigde zich in zijne
houding laat beïnvloeden door de bezorgd
heid voor zijn zetel. Daarvan kan toch in
ernst geen sprake zijTiIk kan niet aanne
men, dat een lid van dit huis zijne beslis
sing zal laten belieerschen door het ge
vaar, dat hij zijn mandaat zal verliezen.
Dergelijke locale overwegingen moeten te
genover het gewicht van de laak, tegenover
het algemeene belang evenzeer tot zwijgen
gebracht worden als het egoïstische opko
men voor het eigenbelang van zekere be
drijfsgroepen, die zich tegen den wil van
de openbare meening met eene stoutmoe
digheid zonder voorbeeld op den voorgrond
hebben gedrongen. Ik zeg het met den vol
len ernst, dien deze groote taak eischtde
hervorming van de rijksfinanciën is de ge
wichtigste taak, die ooit aan deze vergade
ring is gesteld. Zij moet opgelost worden,
zij moet vlug opgelost worden, als niet ons
aanzien naar buiten, onze kracht naar bin
nen zal lijden. Zij moet opgelost worden,
wanneer de rijksdag zijne positie wil bewa
ren, wanneer hij wil toonen, dat hij ook
in staat is eene groote taak uit groote ge
zichtspunten op ie lossen, zonder zich te
bekommeren om kleine belangen en om klei
ne geschillen. Het land en de verbonden
regeeringen stellen bet vertrouwen in u, dat
gij u berekend zult toonen voor deze groo
te taak. Bewijs aan «het land en bewijs aan
liet buitenland, dat gij in staat zijt deze
taak op te lossen in het belang van ons
vaderland en in het belang van liet aan
zien en de positie van den rijksdag."
Wat de vraag betreft of de rijkskanse
lier van het lot der hervorming van de
rijksfinanciën zijn aanblijven afhankelijk
maakt, daarovev liet vorst Bülow zich niet
rechtstreeks uit. Wel kan men indirect zijn
meening hieromtrent afleiden uit zijne ver
kering: „Ik blijf zoolang hot vertrouwen
van den Keizer mij ter zijde staat en het
met mijn geweten vereenigbaar is. Parle
mentaire moeielijkheden kunnen mijne taak
verzwaren zij ontslaan mij echter niet van
den plicht, zoo lang mijn moeielijk ambt
waar te nemen, als zulks de wil van den
Keizer is, en ik geloof daarmee de belan
gen van het land te dienen."
Uit de redevoeringen van de woordvoer
ders der partijen heeft de overzichtschrij
ver van de Frankf. Ztg. den indruk ontvan
gen, dat men elkaar flink de waarheid heeft
gezegd. Maar men spreekt niet zoo veel en
zoo lang, als men de scheiding voor on
vermijdelijk houdt. Men heeft uit de lange
redevoeringen niet het „neen" hooren klin
ken, en niet het definitieve afscheid. „Wie
naar de zakelijke kern vraagt van datgene
wat achter de bezorgdheid voor of de lijk
redenen over het blok staat, namelijk of liet
beslist is, dat de blokmeerderheid de her
vorming van de rijksfinanciën niet kan tot
stand brengen, dden biedt het tegenwoordige
debat een antwoord het zal verder beproefd
worden."
Duitachland.
I11 het residentieslot te Karlsruhe ver
toeft thans de Koning van Saksen als gast
van den groothertog van Baden. Aan den
galamaaltijd, die ter eere van den gast ge
geven werd, wisselden de Koning en (ie
groothertog hartelijke feestdronken. De Ko
ning zeide 0. a. „In ons gemeenschappe
lijk groot Duitsch vaderland is het van veel
gewicht, dat wij, bondsvorsten, trouw samen
gaan toti welzijn van het rijk en van onze
landen. Juist in deze dagen doen zich pogin
gen gelden, die in staat zijn onze stelling in
het rijk op eene voor ons ongunstige wijze
•te beïnvloeden. Ons gansche ernstig stre
ven moet er op gericht zijn, deze pogingen
als onmogelijk af te wijzen, opdat wij in
staat zijn, bij de niet geheel wolkelooze bui
tenlandsche toestanden onze volle kracht
aan het vaderland te wijden. Wij voelen ons
in dit opzicht volkomen van ééne meening".
In het geschil over liet familievermogen
van het huis Nassau, dat aön de groother
togelijke familie van Luxemburg betwist
wordt door den graaf van Merenberg, beeft
het Landgericht te Wiesbaden den graaf
zijne vordering ontzegd op grond der bepa
lingen van de Nassausche huiswet van 1822.
Engeland.
Londen, 31 Maar.. In eene mee
ting in de Guildhall werd door eene opge
wonden menigte de onmiddellijke aanbouw
geeischt van acht Dreadnoughts. De verga
dering juichte Balfour stormachtig toe, toen
hij de in het lagerhuis reeds te berde ge
brachte argumenten opnieuw aanvoerde.
Eene motie werd aangenomen, voorgesteld
door lord Rothschild, waarin financieele
hulp wordt toegezegd voor de uitvoering van
een uitgebreider vlootprograin.
Italië.
Rome, 31 Maart. De Kamer zette
heden de behandeling voort van het adres
van antwoord op de troonrede. Nadat ver
schillende sprekers het woord hadden ge
voerd, onderzocht de minister-president Gio-
litti de tegen de regeering gevoerde critiek.
In de eerste plaats beantwoordde hij de
'bezwaren tegen het werk van den staat bij
gelegenheid van de aardbevingen. Hij merk
te op, dat men stond tegenover eene ramp
zonder voorbeeld in de geschiedenis. Het
werk kon dus niet geheel zonder leemten
zijn. Hij rechtvaardigde de afkondiging van
den staat van beleg en weerlegde de verder
gevoerde critiek.
De minister verklaarde dat Italië de vei
ligheid van zijn gebied moet verzekeren. Hij
verklaarde zich ten gunste van eene her
vorming van de legerkrachten op den grond
slag van den tweejarigen dienst en van eene
sociale wetgeving, strekkende om den strijd
tusschen kapitaal en arbeid te beëindigen.
Wat de betrekkingen tusschen staat en kerk
betreft, bleef hij trouw aan zijne oude he-
ginselennamelijk volstrekte sonvereiniteit
van den staat en volstrekte vrijheid van ge
weten voor allen.
"Wat de echtscheiding betreft, heeft de
Kamer vroeger een wetsontwerp, dat de re
geering had ingediend, verworpen, hetgeen
beteekent, dat het land de echtscheiding niet
wil. Persoonlijk is de minister een Voor
stander van de echtscheiding, maar hij kan
niet verklaren aan de Kamer, dat men Ita
lië niet kan regeeren zonder de echtschei
ding.
De regeering zal aan de Kamer deugde
lijke maatregelen voorstellen, om de regel
matigheid van de verkiezingen te waarbor
gen, maar gelooft dat het voorbarig is het
kiesrecht toe te kennen aan de analphaheten.
De regeering is voor verbetering en voor
uitgang en voor ontwikkeling van de vrij
heid, maar er moet geleidelijk te werk ge
gaan worden.
Over eene motie, voorgesteld door Mar-
sengo en Bastia, strekkende om, akte ne
mende van de verklaringen der regeering,
het adres van antwoord aan te nemen, wordt
gesplitst gestemd. Het eerste gedeelte,
waarbij Giolitti de kwestie van vertrouwen
stelde, werd bij hoofdelijke stemming aan
genomen met 276 tegen 74 stemmen, het
tweede gedeelde zonder hoofdelijke stem
ming.
Portugal.
Lissabon, 31 Maart. De Koning
I bedankte Campos de Henriquez er voor dat
I hij de kabinets-kwestie had gestel:1 zonder
I de ontbinding der Kamer te vragen.
Oottenrijk-Hongarlje.
Weenen, 3 1 Maart. De gemeen-
teraad heeft dr. Lueger als burgemeester
herkozen.
Budapest, 31 Maart. De bladen
j berichten, dat de crisis in de regeerings-
I meerderheid zal uitbreken. De coalitie van
partijen, waaruit het kabinet-Wekerle is
vcor'gekomen, zou uiteen vallen ten ge
volge van de meeningsverschillen in het
bnnkvraagstuk.
Budapest, 31 Maart. De Corres
pondence Hongroise spreekt met nadruk het
gerucht van het ontslag van den minister
van handel Kossuth tegen. In de politieke
kringen zegt men, dat Kossuth hei plan
koestert eene nieuwe partij op te richten
met de elementen, die zijn programma on
derschrijven. Deze nieuwe partij zou de
groote meerderheid van het parlement om
vatten.
Rusland.
Petersburg, 3 1 Maart. Er is
eene groote revolutionaire samenzwering
ontdekt in Petersburg, in verband staande
met de Kaukasus. Er zijn 70 personen ge
vangen genomen, waaronder eenige officie
ren en mohammedanen. De politie nam tal
van geweren en revolvers, duizenden pakjes
patronen en groote sommen geld in beslag.
De Balkancrisis.
Belgrado, 31 Maart De
Skoepschtina hield sinds héden morgen 10
uur een geheime zitting, waarin de regee-
ring verslag uitbracht van den stap der mo
gendheden. De discussie schijnt zeer leven
dig te zijn geweest.
Tweede telegram. De zitaing
duurde 2^ uur, daarna werd de openbare
vergadering geopend. De minister van bui
tenlandsche zaken las de nota der mogend
heden voor, welke in diepe stilte werd aan
gehoord. Vervolgeus werd de zitting opge
heven.
Belgrado, 31 Maart. De nota
dei groote mogendheden, die lieden in de
Skoepschtina werd voorgelezen, noodigt de
Servische regeering uit aan de Oosten-
rij ksch-Hongaarsche regeering de reeds be
kende nota ter hand te stellen. Zij zegt, dat
'Vet noodig is, dat de nota ten spoedigste
overgeschreven en verzonden wordt. De
gezanten van Engeland, Frankrijk, Italië
en Rusland hebben opdrachtgekregen aan
de Servische regeering mede te deelen, dat
baron Aehrenthal, in gesprekken met de
vertegenwoordigers van die mogendheden te
Weenen, verklaard heeft, dat Oostenrijk-
Hongarije geenerlei pressie op Servië zal
uitoefenen en de normale ontwikkeling van
het Servische leger niet wil belemmeren,
er voorts, dat Aehrenthal de uitdrukkelijke
verzekering heeft gegeven, dat Oostenrijk-
Hongarije niet het plan heeft Servië aan te
vallen, wanneer dit land zich zal ontwa
penen.
Weenen, 31 Maart. De Servische
gezant overhandigde heden ni\n baron
Aehrenthal eene nota, waarvan de inhoud
overeen komt met de gisteren in de Hon-
gaarsehe Kamer gedane mededeelingen. In
den aanhef wordt gezegd, dat de nota ten
doel heeft, alle misverstand, waartoe do
Servische nota van 14 Maart aanleiding zou
kunnen geven, te doen verdwijnen.
Weenen, 31 Maart De bladen
bevatten een bericht uit Belgrado, inhou
dende dat Servië plan heeft nog eene cir
culaire aan de mogendheden te zenden. Als
dit 'bericht juist is, dan hoopt men in Wee
nen, dat die nota niet zoodanig zal zijn,
dat de goede indruk van do nota, die heden
door den gezant Simitsch is overhandigd,
er door zou worden verzwakt.
Belgrado, 31 Maart. 102 afge
vaardigden onderteekenden heden een ver
zoekschrift aan de tegenwoordige coalitie-
Naar het Engel sch
VAX
C. N. EN W. M. WILLIAMSON.
„Ik zal nu wel niet zoo ver gaan te be
weren, dat 'hij werkelijk verliefd op Phyllis
is." ging Lady Mac Nairne voort (zij noemt
ons thans Phyllis" en „Nell") maar hij
was zoo door haar bekoord, dat hij kennis
mei haar wilde inakeu. Thans hangt het al
leen van Phyllis af, of hij verliefd op haar
zal worden of zijne bewondering staken."
Zij zeide dit in Nell's tegenwoordigheid en
ofschoon Nell hem zoo onaangenaam behan
deld 'had (pas sedert een paar dagen gaat
dat beter), scheen zij volstrekt niet zoo ver
licht, als ik mij in hare plaats gevoeld zou
hebben Zij riep alleen lachend uit„Lieve
hemel! Wat zul je doen, Phil?"
„Hem toonen dat ik zijne vriendin ben,"
antwoordde ik vastberaden. „Ik bewonder
hem uit den grond van mijn hart en hoop
altijd zijne vriendschap te behouden."
„Da' is een aardig begin van wat een
mooie roman kan worden, niet waar, lieve
Tibe?" vroeg tante Fay.
Ik trachtte niet te blozen, maar dan bloost
men des te erger Ik had hetzelfde gevoel,
als toen iedereen bij onze tereugkomst in de
haven van Volendam tot Nell zeide: „Daar
is je neef Robert!" of „Hoe komt je neef
Robert hier?"
Ik was maar blij, dat ik mij bukken kon
«-n Ti'be streelen, die de aardigste hond is,
dien ik ooit gezien heb. 't Is waar, zooals
Nell zegt, dat hij belachelijk laag op de poo
ien is, en daar hij zulk een korten neus
heeft en zijn onderkaak zoover vooruit
steekt, nioet 'hij feitelijk, als hij iets eten of
ruiken wil, op zijn kop gaan staan. Wat er
onder zijn kin doorgaat, ziet hij niet. Zij
beweert ook, dat als hij in verlegenheid is,
en een aantal rimpels in zijn voorhoofd te
zamen komen, zijn uiterlijk veel heeft van
Clap'ham Junctionen zij heeft gelijk. Toch
is het een beeld, en heeft hij de soort van
trekken, die de oude meesters op hunne
schilderijen aan hunne hon'den gaven, trek
ken, die meer van een meusvh dan van een
dier hadden ook legden zij een mensche-
lijke uitdrukking in hunne oogen.
Het is vreemd, Nell en ik zeiden elkander
vroeger alles, maar sedert dat gesprek ver
mijden wij het beiden zorgvuldig, zoodra wij
alleen 'zijn, den naam van Van Brederode te
noemen
Ik weet niet wat er gebeurd is, dat zij
plotseling te Amsterdam zoo aardig tegen
hem was, maar dat er iets gebeurd is, is
zeker, en zij is sedert aardig gebleven, alleen
j maar is haar manier geheel anders. Eerst
toen wij naar Spakenburg en die andere
plaatsen gingen, eer Lady Mac Nairne dat
gezegd had, was zij aardig tegen den Jonk
heer op eene bekoorlijke, coquette wijze, als
of zij bovenal wenschte hem te boeien. Maar
sinds dien avond in het Hotel Spaander, te
Volendam. is zij geheel onderworpen. Jonk
heer Van Brederode is stil en houdt zich ook
op een afstand en soms vind ik, dat hij op
koelen toon tegen Nell spreekt, als wan
trouwde 'hij zulke bedeesde teekenen van
vriendelijkheid, als zij nu toont.
Nu vind ik ook, dat. hij en mijnheer Van
Buren en mijnheer Starr drie vrienden zijn,
welke men op prijs moet stellen. Niet zulke
toevallige vrienden (Nell noemt -ze „ken
nisjes") die uwe vrienden zijn, omdat ge hen
toevallig ergens ontmoet, en die men niet
erg mist, als zich de wegen des levens weer
scheiden. Zij schijnen zulke te zijn, die men
bestemd is te ontmoeten, juist zooals men
bestemd is 0111 geboren te worden en te ster
ven vrienden, die -bij uw leven be'hooreu,
en er niet uitgaan. I11 het begin onzer ken
nismaking wist ik nauwelijks welken van de
drie ik de voorkeur geefen nu ik het weet,
ben ik even aardig tegen alle drie, om'dat
men anderen behandelen moet, zooals men
zelf behandeld wil worden, en ik gaarne
heb, dat de menschen lief tegen mij zijn.
Mijnheer Van Buren heeft de laatste twee
Jagen met ons doorgebracht en ik merk dui
delijk dat hij zijn vriend en mij bestudeert,
zoodra wij samen zijn. Ik zou zoo gaarne
weten of ook hij denkt, dat Jonkheer Van
Brederode om mij geeft, en zoo ja, of ook
hij er verbaasd over is, dat iemand mij meer
bewondert, dan Nell, die zoo mooi en geestig
en amusant is? 't Kan niet anders of ik voel
mij gevleid dat zulk een belangwekkend per
sonage als de Jonkheer mijn gezelschap bo
ven dat van Nell stelt, ofschoon ik het nau
welijks gelooven kan. Maar het zou toch wel
aardig zijn. als mijnheer Van Buren het ook
"geloofde, dan zou hij mij een innemend
meisje vinden, al was het ook vroeger niet
hij hem opgekomen daar hij zelf geënga
geerd is, en zoo voort mij uit eigen be
weging i.n dat licht te beschouwen.
Zoo gaarne zou ik al deze dingen op de J
oude vriendschappelijke wijze met Nell be
praten, maar dat schijnt op geheel onver
klaarbare wijze onmogelijk geworden te zijn j
en ik mis eene vertrouwelinge. Lady Mac
Nairne is een schat van een vrouwtje; zij
regeert ons allen zonder uitzondering en wij
zouden alles te wereld geven, om haar ple
zier te doenmaar toch zou het nooit bij mij
opkomen haar iéts toe te vertrouwen. Ik
weet zelf niet waarom, behalve dat men
nooit kan zien hoe iemand over je denkt
achter blauwe brilleglazen. En als je niet
zien kunt, wat de menschen denken achter
hunnen bril, of zij zuchten over je beproe
vingen of er oni lachen, hoe kun je hun dan
je zielsgeheimen openbaren.
Soms spijt het mij, dat mijnheer Starr een
man is. Ware hij slechts een meisje, dan
zoude men geen heerlijker vertrouweding
kunnen vinden. In weerwil van zijne ondeu
gende invallen, of jongensstreken, is hij bij
zonder sympathiekIk voel, "dat hij mij en
Nell volkomen begrijpt, en hij heeft een
mooi uiterlijk en is heel knap, terwijl hij be-
tooverende manieren heeft, wanneer hij dat
verkiest. Het verbaast mij, dat noch Nell
noch ik ons hart aan 'hem verloren. Maar
misschien deed Nell dat wel. Indien dit het
geval is, was zij vreeselijk coquet tegenover
hem.
HOOFDSTUK XXII
Mijnheer Van Buren had ons bij ons weer
zien verteld, dat Freule Menela te Brussel
bij eene vriendin was gaan logeeren en hij
van die gelegenheid gebruik had gemaakt,
om eens te komen zien hoe zijn nicht-je zich
vermaakte. Na den terugkeer zijner aan
staande. zou bij haar en zijne zusters eens
bij ons brengen.
Wij «zagen Volendam in het lioht der on
dergaande zon. Alles was toen zoo mooi en
ik was zoo blij, naar het hotel te wandelen,
waar wij zouden logeeren, dat i'k had kun
nen zingen. Groote wolken waren in het
Westen komen opzetten, maar daaronder
werd de zee door een wonderbaar bijna bo
vennatuurlijk licht (beschenen. De hemel was
donker-blauw, en het water had een doffe
loodkleur; maar langs den horizon gloeide
een gordel van goud en de zeilen op een
vissc'hersvloot waren rood gekleurd, als een
bed geraniums, dat in zee bloeide.
In dit vreemde licht wandelden wij van de
haven de hoofdstraat van het dorp op, die
een lange dijk van zwart Noorkeegsch gra
niet is, welke de huisjes met hunne puntige
daken beschermt. De onderste verdiepingen
zijn van een sobere kleur, de bovenste met
den puntigen gevel licht-groen of blauw en
de klompen van het gezin staan aan de deur.
Ilier en daar was wat porselein voor een
raam ter verkoop uitgestald, of hing er een
klomp boven de voordeur, ten teeken, dat
daar een schoenwinkel wasmaar wij keken
ternauwernood naar de huizen, zoo belang
wekkend waren de bewoners, die allen op
straat schenen te zijn.
Wordt 1 erwlgd