3S°. 335. fierste Blad. Zaterdag 15 Mei 1909. BUITENLAND. FEUILLETON. De Motorboot. 7" Jaargang. :OORTSCH DAG ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden voor Amersfoortf l.OO. Idem franco per post1.50. Afzonder.'ij te nummers- 0.05. Deze Courant versohijnt dgelijksbehalve op Zon- en Feest dagen. Advertentiënmededeelinger. enz.gelieve men vóór II urn 's morgens bij de Uitgeven in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF 6 C°. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—5 reg.la f JJ-®®- Elke regel meer - Dienstaanbiedingen en aanvragen 35 cent» bfl vooruitbetaling Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen Ut het herhaald adverteeron m dit Blad, by abonnement. Eeme oirculairobevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Kennisgeving. Burgemeester en Wethouders van Amersfoort, Gelet op artikel 37 dor Drankwet Brengen, ter openlbare kennis: 1. dat bij hen. is ingediend een verzoekschrift om verlof tot verkoop van alcoholhoudenden drank, anderen» dan sterken drank, voor gebruik ter plaatse va.nl verkoop, door Reijer Bloemendal, in de beneden-voorloealiteut van het perceel Vlas- akkerweg no. 9 alhier; 2. dat binnen twee weken na. deze bekendma king ieder tegen het verleenen van het verlof schriftelijk bezwaren bij Burgemeester en Wet houders kan inbrengen. Amersfoort, den 14. Mei 1909. Burgemeester en! Wethouders voornoemd! De Secretaris, De Burgemeester. J. G STHNFERT KROESE. WÜIJTIERS. Politiek Overzicht Monarchen-ontmoetingen. De terugreis van den Duitschen Keizer van Korfu, waar hij met zijne gemalin eenige voor j aars weken heeft doorgebracht, in het Achilleion, het schoone landgoed, waar de overleden Keizerin Elisabeth van Oostenrijk zoo gaarne vertoefde, dat nu in zijn bezit is overgegaan, heeft de gekroonde hoofden der staten van den driebond weer eens persoonlijk met elkaa rin aanraking ge bracht. Gisteren is het Duitsche Keizerpaar te Weenen aangekomen om een dag en een nacht in den hofburg te vertoeven als gas ten van Keizer Frans Jozef. Daar droeg de ontvangst ditmaal een bijzonder hartelijk karakter. Men stelde er prijs op in de wijze van begroeting van het Duitsche Keizerpaar het gevoel van dankbaarheid te doen uitko men over den steun, dien de Duitsche bond genoot aan Oostenrijk-Hongarije heeft ver leend in de maanden van crisis, die het heeft doorgestaan. Dat is te merken aan den inhoud van de gisteren door de beide monarchen gewisselde feestdronken. Ook de pers heeft dat gevoel in hartelijke arti kelen vertolktzoo schreeft de Reichspost „In geheel Oostenrijk weet men en waar deert men het, dat de politiek van krachtige hondstrouw, die het Duitsche rijk jegens de monarchie in de groote Europeesclie crisis na de inlijving van Bosnië in acht nam, voor een belangrijk deel uit de persoonlijke be moeiing van Keizer Wilhelm voortkwam en dat in zijne krachtige geaardheid de zeker heid van de wederzijd'sche verplichtingen en hulpbetoon het best verankerd was. Men weet, dat men op hem vertrouwen kan, en dus sluiten de handen zich vaster. Het groote alliantiewerk van Bismarck is heden het fundament der veiligheid van de Euro- peesche staten. Vast sluiten de Oostenrijk- sche volken zich bij liet bondgenootschap aanen wanneer thans Keizer Wilhelm de Hahsburgsche keizerstad bezoekt, dan kan hij van alle lippen de gelofte meenemen, dat wij niet zullen vergeten wat het Duit sche rijk ons vaderland met zijne trouw heeft aangedaanwij zullen liet met dezelf de gouden munt beloonen". Aan het bezoek in Weenen is de ont moeting met den anderen bondgenoot voor afgegaan het Duitsche Keizerpaar heeft op zijne reis voor Brindisi halt gemaakt, waar heen Koning Victor Emanuel en Koningin Elena zich van Rome uit begeven hadden om hen te ontmoeten. Deze twee op elkaar volgende ontmoetingen illustreeren de tus- schen de beide Midden-Europeesche rijken en Italië bestaande bondsverhouding. De Neue Freie Presse schijft naar aanleiding daarvan „De ontmoetingen van de hoofden der staten zijn de illustratie» bij den dikwijls wijdloopigen en ingewikkelden tekst van de moderne politieke chrouiek, en het be hoort tot het aanschouwelijke onderwijs, dat zij bieden, dat kort voor het beeld, dat zich in Brindisi vertoonde, in Bajae zich het beeld van eene Italiaausch-Engelsche ont moeting heeft vertoond. De Italiaansche politiek wordt bepaald door de betrekkin gen tot de twee keizerstaten en tot Enge land, en tot verklaring van deze dubbele stelling is er ook eene illustratie vertoond hn indrukwekkende landschapsbeeld van Malta, dat de Keizer en de Keizerin vóór Brindisi hebben gezien. Malta, het onneem bare Malta, vertegenwoordigt te zomen met Gibraltar, waarbij ook Cyprus en Egypte zich hebben aangesloten, de beheerschende stelling, die Engeland in de Zuid-Europee- sche zeer inneemt. Het afgelegen eilanden rijk is in de Middellandsche zee machtiger dan de machtigste van de oeverstaten zelf. Dit is een van de gewichtigste feiten voor het meten van de krachten, en niemand ver wondert zich er over, dat Italië er mee moet rekenen. Het is nog lang niet sterk ge noeg om niet daarmee rekening te houden. „Italië heeft groote belangen in de Mid- dellandsche zee, handelsbelangen en politie ke belangen, en het tracht ze door vriend schappelijke betrekkingen met Engeland en nier Frankrijk te behartigen. Om echter van deze beide staten niet te zeer afhankelijk te zijn, heeft het den driebond, die ont- staau is toen de Franschen zich in Tunis, juist tegenover Sicilië, nestelden, telkens weer vernieuwd. Dezelfde overweging, die tot'dusver heeft gegolden, zal echter naar alle waarschijnlijkheid ook verder werken. Eene schrandere Italiaansche politiek zal daarom ook in de toekomst er op bedacht zijn, met Oostenrijk-Hongarije en Duitsch- land, de machtigste militaire staten in Euro pa, in goede verstandhouding te blijven, te meer omdat zij door hunne gansche struc tuur besliste vredestaten zijn, die zich voor storingen willen beschermen. De hoofdlijn is voor Italië aangewezen, en het kan haar slechts tot zijne schade verlaten; en al is de openbare meening van Italië dikwijls aan 't schommelen geraakt en al heeft ook de officieele politiek zich soms daardoor laten influenceeren, tot dusver heeft toch steeds het inzicht zich doen gedden, dat men in de hoofdzaak niet van die lijn mag afwijken." Duitschland. In de parlementaire kringen te Berlijn gaat het gerucht rond, dat tusschen vorst Biilow en de conservatieven nieuwe onder handelingen gevoerd worden over het tot stand brengen van de financieele hervorming, die veel kans hebben tot overeenstemming te zullen leiden. In overleg met den rijkskan sel er zijn de conservatieven met het centrum in onderhandeling over een gemeenschappe lijk handelen, ten einde het tot stand komen van de hervorming te verzekerenAls be lasting op het bezit, tot vervanging van de oorspronkelijk voorgenomen belasting op de erfenissen, is het oog geslagen op eene be lasting op den omzet van de banken. Ook de rijkspartij is in deze onderhandelingen betrokken. De voorwaarde voor dit compromis moet, naar beweerd wordt, het aft-reden van. den rijks-secretaris van financiën Sydow zijn. In de financieele commissie van den rijks dag is bij de verdere behandeling van de voorstellen betreffende de tabaksbelasting de meerderheid, uit conservatieven en cen trum somengesteld, in botsing gekomen met den voorzitter, den nationaal-liberaal Paa- sche, waardoor deze zich genoopt voelde het voorzittersambL neer te leggen. Het huis van afgevaardigden van den Pruisischen landdag, heeft het besluit ge nomen, tot de regeering het verzoek te rich ten, dat aan de leden van het huis telken voor den duur van eene zitting een biljet zal worden verstrekt, dat hun het recht ver leent van kosteloos vervoer per spoor van Berlijn naar hunne woonplaats en hun dis trict. Het voorstel daartoe droeg de onder- teekeniaiig van 364 leden. Bij de behande ling van dit punt was geen van de ministers tegenwoordig, waarover het huis zeer ont stemd was. De vertegenwoordiger van de regeering, geheimraad von Falhenhayn, maakt dit naet beter door de opmerking, dat hij niet zou ingaan op hetgeen over de af wezigheid van de ministers is gezegd in het belang van het huis en het aanzien dat het geniet. Frankrijk. P a r ij s, 14 Mei. Bij de behandeling van het wetsontwerp op de militaire rechts spraak werd aangenomen art. 2, bepalende, dat misdaden en vergrijpen tegen het ge- meene recht, begaan door militairen, behan deld zullen worden door de gewone recht banken. De s'aking van de postbeambten heeft fiasco gemaakt. Merkwaardig is het verschil tusschen woorden en daden, dat hierbij valt te constatoeren. In de groote vergadering in het Hippodrome te Parijs, waarin de staking werd afgekondigd, werd verklaard, dat, te beginnen onet den volgenden dag, geen brief besteld, geen telegram verzonden zou worden. De werkelijkheid vertoonde een geheel ander beeld. Minister Barthou heeft in de Kamer de volgende cijfers gegeven van den toestand Van 8227 beambten zijn 1022 in staking gegaan, van 4047 vrouwe lijke beambten 96, van 9175 bedienden 336 en van 2766 werklieden 911. In 't geheel kwamen er op een personeel van 24,215 2367 s* akers, dus nog minder dan een tien de. De overgroote meerderheid van het per soneel, ook in deprovincie, is in dienst gebleven. Daarbij was ditmaal de regeering niet onvoorbereidzij -had hare maatrege len kunnen nemen. Geheel zonder horten en stooten is 't niet gegaan. In de bezorging van de brieven is wel eenige vertraging voor gekomen. Ook eenige gevallen van vermin king van toestellen en van afsnijden vaa draden werden gemeld en in Parijs is een brievenbus met 150 brieven verbrand. Maar over 't geheel kan men zeggen, dat de dienst normaal verloopen is. In eene eergister gehouden vergadering werd besloten tot voortzetting van de sta king. Maar over dergelijke besluiten maakt men zich nu niet meer ongerust. Eene in den loop van den avond gehouden vergade ring, die zeer matig bezocht was, eindigde zonder dat een besluit genomen werd. Dat is een bewijs, dat de stakingsbeweging ver loopt. In het interpellatiedebat in de Kamer is ditmaal de onderstaatssecretaris Simyan niet opgetreden. Maar natuurlijk heeft- men niet gezwegen over dezen ongelukkigen bewindsman, die in dezen strijd door alle partijen als zondebok schijnt te worden ge bruikt. Hij is ook de oorzaak geweest van het tooneel in de Kamer, dat den voorzitter aanleiding gaf de zitting te schorsen. Dit tooneel- wordt door een dagbladcorrespon dent aldus geschetst Onder de bijvalsbetuigingen van de ge- heele Kamer, waarvan slechts een deel van de radicalen zich uitzonderde, constateerde Jaurès, dat alle afgevaardigden en het ge- heele land onder de belofte van de regee ring om het bestuur van de posterijen ten spoedigste te reorganiseeren, hadden ver staan, dat een ander aan het 'hoofd van den dienst -zou worden geroepen. De radicaal Corabrouze sprak dit tegen, maar werkte daarmee slechts uit, dat drie vierden van de Kamer het antwoord van Jaurès, dat Combrouze dan alleen de regeering niet had begrepen, nogmaals luid toejuichten. Com brouze wendde zich daarop met heftige woor den tegen de het hardst applaudisseerende socialistenden met hulp van de royalisten onlangs in Uzès gekozen afgevaardigde Mo rel sprak hij daarbij aan als „-hertog van Uzès". De pogingen van dezen afgevaardig de om hem te antwoorden, leden schipbreuk op het klimmende rumoer van de Kamer. Plotseling stond de geheele socialistische partij op en hief de Internationale aan. De overige partijen trachtten het gezang door een oorverdoovend rumoer te smoren, maar door het lawaai -heen dreunden de stemmen van de socialisten, die het -eerste couplet staande ten einde zongen. Te midden van het algemeen tumult belom de royalist Bau- dry d'Asson het spreekgestoelte en schreeuw de z:ch de keel heesch met aanhoudend te roepen Vive le roy I l)e voorzitter zette den hoed op en ging heen, o..i de vergadering gelegenheid te ge ven tot uitrazen. Het congres der Pransche mijnwerkers, dat thans gehouden wordt te Lens, heeft het voorstel om een algemeene staking uit fce roepen, niet aangenomen, maar zich er toe bepaald in een motie adhaesie te betui gen aan de stakende postbeambten en dezen de verzekering te geven, dat de mijnwer kers hen, zooveel hun mogelijk is, zullen steunen. Engeland. Londen, 14 Mei. Het lagerhuis heeft met 133 tegen 123 stemmen besloten tot de tweede lezing over te gaan van het wetsontwerp tot afschaffing van de thans goldende bepalingen, volgens welke Roomsch Katholieken de ambten van Lord Kanselier van GroobBrittannië en onder-koning van Ierland niet mogen bekleedenvoorts tot wijziging van den eed, dien de Koning af legt bij de troonsbestijging, en tot intrek king van verschillende verouderde wetten tegen de katholieken. Er bestaat intusschen geen kans, dat dit wetsontwerp nog in deze zitting wet zal worden. Spanje. Madrid, 14 Mei. In antwoord op eene vraag verklaarde de minister van jus titie, dat de onderhandelingen tusschen Spanje en Marokko niet afgebroken maar geschorst zijn. Het is onjuist, dat de Spaan- sche regeering ten aanzien van Marokko eenige voorzorgen heeft genomen. Er is vol strekt geen reden tot ongerustheid. Oostenrijk. Weenen, 14 Mei. De Duitsche eouve- reinen zijn heden morgen om 10 uur hier aangekomen. De beide monarchen omhels den elkaar hartelijk. Weenen, 14 Mei. De burgemeester begroette Keizer Wilhelm en dankte hem uit naam der bevolking voor zijne trouw aan het verbond. De Keizer betuigde den burgemeester dank voor zijne begroeting en gaf, evenals de Keizerin, ingenomenheid te kennen met de grootsclie ontvangst. De Keizers van Oostenrijk en van Duitschland hebben gezamenlijk het volgen de telegram aan den Koning van Italië ge zonden „Onze samenkomst biedt ons eene nieuwe gelegenheid om onzen verheven bond genoot te begroeten en tot hem de warme uitdrukking te richten van onze onverander lijke vriendschap". De Koning van Italië antwoordde hierop met het volgende telegram: „Ik ben Uwe Majesteit er zeer erkentelijk voor, dat gij mij mét onzen gemeenschappelijken bondge noot en vriend, de uitdrukking hebt willen zenden van uwe onveranderlijke vriendschap, die mij zeer dierbaar is. Ik koester eene op rechte en volledige wederkeerigheid van ge voelens." Aan het feestmaal bracht Keizer Frans Jozef een dronk uit op zijne gasten, waarin hij zei-de, dat het hem verheugde den vol hardenden voorstander van den vrede te kunnen begroeten op een tijdstip, waarop de vrede, na in den loop van den winter aan gevaar te hebben blootgestaan, wederom ver zekerd schijnt te zijn. „Ik herinner mij met- dankbaarheid de houding van trouw aan het bondgenoot-schap van Duitschland en den steun, door Duitschland mij geschonken, dat steeds bereid was mij hulp te brengen en de vervulling te vergemakkelijken van mijn vurigen wensch om de moeielijkhoden te vereffenen zonder oorlogsver wikkelingen. Hoewel alle mogendheden in een loyaal 6treven vereenigd waren, hebben wij aan de hondstrouw van den Duitschen Keizer en den Koning van Italië dat verkregen succes te danken. Ik heb het vertrouwen, dat de vrede ook in de toekomst een waarborg zal vin den in de betrekkingen, die ons en onze volken verbinden". Keizer Wilhelm betuigde dank voor deze woorden en ging daarna voort: „Een men- schenleeftijd is voorbijgegaan sedert de stichting van ons verbond, dat sedert door de opneming van Italië is uitgebreid. Ieder weet met welk goed gevolg het verbond in de laatste maanden heeft bijgedragen tot de handhaving van den vrede. Het verbond sloeg wortel in do harten der volken. Uwe Majesteit weet hoe spontaan de instemming in Oostenrijk en in Duitschland was, tel kens wanneer ons stevig en trouw verbond zich naar buiten deed gelden. Toen wij heden in de residentie van Uwe Majesteit kwamen, hadden wij eene ontvangst, die een diepen weerklank vond in onze harten. Ik kan mij er op beroemen hier geen vreem deling te zijn". De Keizer herinnerde aan de goedheid en de onveranderlijke vriendschap, die hij steeds bij Keizer Frans Jozef gevonden heeft, en eindigde met de woorden: „Dfl ontvangst, die mij is bereid, is voor mij onvergetelijk. Mogen deze gevoelens van vriendschap steeds een onverbreekbarer band vormen tusschen ons en onze volken Naar het Engelsch 100 van C. N. en W. M. WILLIAMSON. „Ga naar benedon en zeg aan Hendrik zorg te dragen, dat er overvloed van water in voorraad is," zeide Rudolf. „De motor, mag thans in geen geval warm loopen. Zeg hem, dat wij een wedstrijd houden." „Ik kan hem dat niet verstaanbaar ma ken," jammerde ik. „Dat vergat ik. Nu dan, neem eene mi nuut het roer over." „Ik durf niet. Als ik het doe, zal er stel lig iets verkeerd gaan, of breek ik het nog." „Je bent een onhandige 'kerel 1" „Dat zou jij ook zijn, als ik je vroeg een van mijne schilderstukken, te voltooien." „Dat is zoo. Welnu, zeg hem dit," en hij zeide mij eene reeks Hollandscbe woorden voor, 'die ik herhaalde tot ik ze van buiten kende. Daarna ging ik naar omlaag en bracht ze aan Hendrik over, die ze scheen te verstaan. Ik bleef slaan kijken naar den werkenden motor, -biddende dat hij zijn best mocht doen. Het was warm in de machinekamer, zóó warm dat het geen wonder is zoo het dek, ■dat er de zoldering van (uitmaakt-, vaak als een stoof onder de Voeten voelt. Chump Chump I 'bromde de machine, mot een echt Hollandschen, stijfhoofdige^ klank, alsof niets in hemel of op aar-de haar zou kun nen bewegen sneller te gaan dan zij ver koos. Terwijl ik daar stond toe te kijken, kw,am het mij zelfs voor, dat wij onzen 1 spoed vertraagden. Was het mogelijk dat i Van Brederode van plan veranderd was en besloten had mij te verraden? Neen, liét moest een spel zijn mijner verbeelding als I oningewijde. Ik overtuigde mij hier nog een keer of drie vanmaar toen Hendrik met een era- i mer water terugkeerde, zag ik aan -zijn ge- laat dat ik -mij niet vergist 'had. Er ging iets verkeerd. Het zou niet gebaat hebben hem te on dervragen, aangezien hij geen Engelsch kent en ik geen Hollandsch .machtig ben. Hij vloog op den motor toe, zijn roode wan gen waren rooder 'dan ooit. Ik storm'de naar dek, waar Rudolf juist bezig was hét wiel aan Nell over te geven. I Hij duwde mij ter zijde met een haastig „Houd mij niet op; ik moet zien wat er aan scheelt," on ik voegde mij bij Nell, die er heel trtotsc'h uitzag als kapitein. Allen op het dok waren thans in bewe ging, -begrijpende dat or voor het eerst ge durende onze vreedzame weken op het wa ter, iets voorgevallen was. Niemand wist nog van den zeeroover, die ons achtervolg de, noch dat dit de eenige dag was, waarop de motor ons tot geen prijs in den steek mocht latenmaar allen zagen in, dat, na om de eene of andere reden bijzonder hard te hebben geloopen, de machine plotseling weerspannig geworden was on dreigde stil te staan. „Vervolgt het Noodlot mij?" vroeg ik mijzelven af. „Héb ik hot ellendige ding ofigeluk aangebracht, toen ik haar daar straks zoo aanstaarde?" „Wat is er gaande?" vroeg ik aan Nell, er eene zekere verlichting in vindende haar toe te spreken. Zij zag er zoo mooi en zoo vertrouwbaar uit. „Spreek niet met don man aan het roer," antwoordde zij glimlachend, maar de oogen voor zich uit gericht 'houdende. „Mijnheer Van B réd erode zegt, dat het niets ernstigs is en dat wij ons niet onge rust behoeven te maken," sprak tante Fay van uit haar dekstoel. „Ik vind het wel aardig als wij eens een klein, ongeval héb ben het verbreekt de eentonigheid -en op zee 'brengt hét altijd de gemoederen in be weging." „Ja, dat doet het," mompelde ik, naar onzen vervolger omziende, imot eene uit drukking, die te kennen gaf, dat ik wel degelijk aan gevaar dacht. Of zij mijne bedoeling vatte of niet, Ro bert van Buren kreeg toevallig juist het thans duidelijk zichtbare vaartuig in bét oog. „Welzoo!" zeide hij op vrij' onverschilli gen toon, die mij lust deed krijgen hem om de ooren te geven, „daar is nog een tweede motorixiot, geloof ik. Zij komt recht op ons aan, alsof zij ons volgt." Ik zag tante Pay opschrikken. Zij keek mij aan en zonder de blauwe glazen zou ik haar blik hébben ontmoet; maar zij begreep nu alles en ook hoe „aardig' dit kleine on geval zou kunnen worden. Op dat oogenblik kreunde de motor en bleef liggen. Bijna gelijktijdig stond ik ver stomd over de verschijning van een geheel onbekenden Rud'olf. Hoogstens twee minu ten te voren was hij verdwenen als een keu rig gekleed sportman. Thans vertoonde hij zich in een der lange blauwe kielen van Hen drik en op bloote voeten, met een hamer en een bijtel in de hand. „De motor is iu orde. Er moet iets hape ren aan de schroef, ik ga er mij van over tuigen," zeide hij, zonder een spoor van op gewondenheid op zijn gelaat, of eenige ge jaagdheid in zijn stem. Rudolf blijft zich zelf altijd meester en nooit heb ik grooter vastberadenheid of moed gezien dan bij hem. Nu de Mascotte stopte, 'kwam de Water spin naast ons dobberen. Toon, die er bijna even bedaard uitzag als zijn chef, belette haar tegen de motorboot aan te stooten, door 'deze met eon 'boomstbk op een/ afstand te houden. Van Brederode had een touw om den gordel gebóhden en klauterde nu over de verschansing heen, om met zijne vrije hand onder de waterlijn rond te tasten. „Er zit i-ofcs om de schroef," riep hij Ro bert en mij toe. „Zonderling! Het voelt als een ijzeren kabel. Wij moeten dat opgedaan hébben in 'hét kanaal 'bij Dordrecht en sedert heeft 'het zich langzaam om de schroef ge wikkeld, tot het nu zoo vast zit, dat deze niet meer werken kan." „Dan is alle hoop voorhij," zeide ik, op iets doelende, dat hij alleen, of misschien ook tante Fay begreep. „Wij zitten in de val." ..Deze hamer en beitel zullen er ons uit redden," antwoordde hij, „het spel is nog niet verloren. Vaarwel, ik ga onder zee ar beiden." En na diep adem te hebben gehaald, ver dween hij onder liet water, dat zich als een dak van dik, grijs glas boven hem sloot en een paar seconden later hoorden wij ergens onder dat glazen dak, een dof, geheimzinnig geklop. Na verloop van een oogenblik, dat iédor lang en mij een eeuw toescheen, kwam Ru dolfs hoofd, druipnat, zwart en glinsterend weer boven. -Tk wilde, dat ik een duikerhelin bezat," zeide hij, na adem te hebben gehaald en al spoedig dook hij weer. Nogmaals hoorden, wij heb gehamer. Van Brederode werkte hard -en trouw in mijn be lang voort en ik kon geen oogenblik verge ten, dat hij daardoor zijn eigen kansen be nadeeldc; maar in dien tusschentijd drevei wij daar doelloos rond, den kostbaren tij< verliezende, dien de zeeroover op ons won Nog vijftien minuten oponthoud en hij zot ons hébhen ingehaald. Ik wenschte bijna da hij inderdaad een vrijbuiter geweest ware ei dat er een gevecht met messen en dolken it plaats van met woorden en uitvluchten. ha< moeten volgen. In dat geval zou i'k dappei ge neeg zijn geweest; maar als een leugen achtige neef betTapt te woéden in het bozi eener valsche tante, dat brak mij het hart. Nog tweomaal kwam Rudolf boven on adem te scheppen en dook hij opnieuw. D laatste maal bleef alles onder water stil ei werd ik aangegrepen door de vrees dat hi zich daar omlaag het hoofd had gestootei of de kramp had gekregen. Maar hij ver scheen weer proestend en zeide dat hij he ijzerdraad mefzijn beitel had stuk gekregen Hij hield het in de handoen dik, leelij ding, gevaarlijk als een zeeslang. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1909 | | pagina 1