3S°. 335. fierste Blad.
Zaterdag 15 Mei 1909.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
De Motorboot.
7" Jaargang.
:OORTSCH DAG
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Amersfoortf l.OO.
Idem franco per post1.50.
Afzonder.'ij te nummers- 0.05.
Deze Courant versohijnt dgelijksbehalve op Zon- en Feest
dagen.
Advertentiënmededeelinger. enz.gelieve men vóór II urn
's morgens bij de Uitgeven in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF 6 C°.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—5 reg.la f JJ-®®-
Elke regel meer -
Dienstaanbiedingen en aanvragen 35 cent» bfl vooruitbetaling
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen Ut
het herhaald adverteeron m dit Blad, by abonnement. Eeme
oirculairobevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Kennisgeving.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort,
Gelet op artikel 37 dor Drankwet
Brengen, ter openlbare kennis:
1. dat bij hen. is ingediend een verzoekschrift
om verlof tot verkoop van alcoholhoudenden
drank, anderen» dan sterken drank, voor gebruik
ter plaatse va.nl verkoop, door Reijer Bloemendal,
in de beneden-voorloealiteut van het perceel Vlas-
akkerweg no. 9 alhier;
2. dat binnen twee weken na. deze bekendma
king ieder tegen het verleenen van het verlof
schriftelijk bezwaren bij Burgemeester en Wet
houders kan inbrengen.
Amersfoort, den 14. Mei 1909.
Burgemeester en! Wethouders voornoemd!
De Secretaris, De Burgemeester.
J. G STHNFERT KROESE. WÜIJTIERS.
Politiek Overzicht
Monarchen-ontmoetingen.
De terugreis van den Duitschen Keizer
van Korfu, waar hij met zijne gemalin
eenige voor j aars weken heeft doorgebracht,
in het Achilleion, het schoone landgoed,
waar de overleden Keizerin Elisabeth van
Oostenrijk zoo gaarne vertoefde, dat nu in
zijn bezit is overgegaan, heeft de gekroonde
hoofden der staten van den driebond weer
eens persoonlijk met elkaa rin aanraking ge
bracht. Gisteren is het Duitsche Keizerpaar
te Weenen aangekomen om een dag en een
nacht in den hofburg te vertoeven als gas
ten van Keizer Frans Jozef. Daar droeg de
ontvangst ditmaal een bijzonder hartelijk
karakter. Men stelde er prijs op in de wijze
van begroeting van het Duitsche Keizerpaar
het gevoel van dankbaarheid te doen uitko
men over den steun, dien de Duitsche bond
genoot aan Oostenrijk-Hongarije heeft ver
leend in de maanden van crisis, die het
heeft doorgestaan. Dat is te merken aan
den inhoud van de gisteren door de beide
monarchen gewisselde feestdronken. Ook
de pers heeft dat gevoel in hartelijke arti
kelen vertolktzoo schreeft de Reichspost
„In geheel Oostenrijk weet men en waar
deert men het, dat de politiek van krachtige
hondstrouw, die het Duitsche rijk jegens de
monarchie in de groote Europeesclie crisis na
de inlijving van Bosnië in acht nam, voor
een belangrijk deel uit de persoonlijke be
moeiing van Keizer Wilhelm voortkwam en
dat in zijne krachtige geaardheid de zeker
heid van de wederzijd'sche verplichtingen en
hulpbetoon het best verankerd was. Men
weet, dat men op hem vertrouwen kan, en
dus sluiten de handen zich vaster. Het
groote alliantiewerk van Bismarck is heden
het fundament der veiligheid van de Euro-
peesche staten. Vast sluiten de Oostenrijk-
sche volken zich bij liet bondgenootschap
aanen wanneer thans Keizer Wilhelm de
Hahsburgsche keizerstad bezoekt, dan kan
hij van alle lippen de gelofte meenemen,
dat wij niet zullen vergeten wat het Duit
sche rijk ons vaderland met zijne trouw
heeft aangedaanwij zullen liet met dezelf
de gouden munt beloonen".
Aan het bezoek in Weenen is de ont
moeting met den anderen bondgenoot voor
afgegaan het Duitsche Keizerpaar heeft op
zijne reis voor Brindisi halt gemaakt, waar
heen Koning Victor Emanuel en Koningin
Elena zich van Rome uit begeven hadden
om hen te ontmoeten. Deze twee op elkaar
volgende ontmoetingen illustreeren de tus-
schen de beide Midden-Europeesche rijken
en Italië bestaande bondsverhouding. De
Neue Freie Presse schijft naar aanleiding
daarvan
„De ontmoetingen van de hoofden der
staten zijn de illustratie» bij den dikwijls
wijdloopigen en ingewikkelden tekst van
de moderne politieke chrouiek, en het be
hoort tot het aanschouwelijke onderwijs, dat
zij bieden, dat kort voor het beeld, dat zich
in Brindisi vertoonde, in Bajae zich het
beeld van eene Italiaausch-Engelsche ont
moeting heeft vertoond. De Italiaansche
politiek wordt bepaald door de betrekkin
gen tot de twee keizerstaten en tot Enge
land, en tot verklaring van deze dubbele
stelling is er ook eene illustratie vertoond
hn indrukwekkende landschapsbeeld van
Malta, dat de Keizer en de Keizerin vóór
Brindisi hebben gezien. Malta, het onneem
bare Malta, vertegenwoordigt te zomen met
Gibraltar, waarbij ook Cyprus en Egypte
zich hebben aangesloten, de beheerschende
stelling, die Engeland in de Zuid-Europee-
sche zeer inneemt. Het afgelegen eilanden
rijk is in de Middellandsche zee machtiger
dan de machtigste van de oeverstaten zelf.
Dit is een van de gewichtigste feiten voor
het meten van de krachten, en niemand ver
wondert zich er over, dat Italië er mee
moet rekenen. Het is nog lang niet sterk ge
noeg om niet daarmee rekening te houden.
„Italië heeft groote belangen in de Mid-
dellandsche zee, handelsbelangen en politie
ke belangen, en het tracht ze door vriend
schappelijke betrekkingen met Engeland en
nier Frankrijk te behartigen. Om echter van
deze beide staten niet te zeer afhankelijk
te zijn, heeft het den driebond, die ont-
staau is toen de Franschen zich in Tunis,
juist tegenover Sicilië, nestelden, telkens
weer vernieuwd. Dezelfde overweging, die
tot'dusver heeft gegolden, zal echter naar
alle waarschijnlijkheid ook verder werken.
Eene schrandere Italiaansche politiek zal
daarom ook in de toekomst er op bedacht
zijn, met Oostenrijk-Hongarije en Duitsch-
land, de machtigste militaire staten in Euro
pa, in goede verstandhouding te blijven, te
meer omdat zij door hunne gansche struc
tuur besliste vredestaten zijn, die zich voor
storingen willen beschermen. De hoofdlijn
is voor Italië aangewezen, en het kan haar
slechts tot zijne schade verlaten; en al is
de openbare meening van Italië dikwijls
aan 't schommelen geraakt en al heeft ook
de officieele politiek zich soms daardoor
laten influenceeren, tot dusver heeft toch
steeds het inzicht zich doen gedden, dat
men in de hoofdzaak niet van die lijn mag
afwijken."
Duitschland.
In de parlementaire kringen te Berlijn
gaat het gerucht rond, dat tusschen vorst
Biilow en de conservatieven nieuwe onder
handelingen gevoerd worden over het tot
stand brengen van de financieele hervorming,
die veel kans hebben tot overeenstemming te
zullen leiden. In overleg met den rijkskan
sel er zijn de conservatieven met het centrum
in onderhandeling over een gemeenschappe
lijk handelen, ten einde het tot stand komen
van de hervorming te verzekerenAls be
lasting op het bezit, tot vervanging van de
oorspronkelijk voorgenomen belasting op de
erfenissen, is het oog geslagen op eene be
lasting op den omzet van de banken. Ook
de rijkspartij is in deze onderhandelingen
betrokken.
De voorwaarde voor dit compromis moet,
naar beweerd wordt, het aft-reden van. den
rijks-secretaris van financiën Sydow zijn.
In de financieele commissie van den rijks
dag is bij de verdere behandeling van de
voorstellen betreffende de tabaksbelasting
de meerderheid, uit conservatieven en cen
trum somengesteld, in botsing gekomen met
den voorzitter, den nationaal-liberaal Paa-
sche, waardoor deze zich genoopt voelde het
voorzittersambL neer te leggen.
Het huis van afgevaardigden van den
Pruisischen landdag, heeft het besluit ge
nomen, tot de regeering het verzoek te rich
ten, dat aan de leden van het huis telken
voor den duur van eene zitting een biljet zal
worden verstrekt, dat hun het recht ver
leent van kosteloos vervoer per spoor van
Berlijn naar hunne woonplaats en hun dis
trict. Het voorstel daartoe droeg de onder-
teekeniaiig van 364 leden. Bij de behande
ling van dit punt was geen van de ministers
tegenwoordig, waarover het huis zeer ont
stemd was. De vertegenwoordiger van de
regeering, geheimraad von Falhenhayn,
maakt dit naet beter door de opmerking, dat
hij niet zou ingaan op hetgeen over de af
wezigheid van de ministers is gezegd in
het belang van het huis en het aanzien dat
het geniet.
Frankrijk.
P a r ij s, 14 Mei. Bij de behandeling
van het wetsontwerp op de militaire rechts
spraak werd aangenomen art. 2, bepalende,
dat misdaden en vergrijpen tegen het ge-
meene recht, begaan door militairen, behan
deld zullen worden door de gewone recht
banken.
De s'aking van de postbeambten heeft
fiasco gemaakt. Merkwaardig is het verschil
tusschen woorden en daden, dat hierbij valt
te constatoeren. In de groote vergadering
in het Hippodrome te Parijs, waarin de
staking werd afgekondigd, werd verklaard,
dat, te beginnen onet den volgenden dag,
geen brief besteld, geen telegram verzonden
zou worden. De werkelijkheid vertoonde een
geheel ander beeld. Minister Barthou heeft
in de Kamer de volgende cijfers gegeven
van den toestand Van 8227 beambten zijn
1022 in staking gegaan, van 4047 vrouwe
lijke beambten 96, van 9175 bedienden 336
en van 2766 werklieden 911. In 't geheel
kwamen er op een personeel van 24,215
2367 s* akers, dus nog minder dan een tien
de. De overgroote meerderheid van het per
soneel, ook in deprovincie, is in dienst
gebleven. Daarbij was ditmaal de regeering
niet onvoorbereidzij -had hare maatrege
len kunnen nemen. Geheel zonder horten en
stooten is 't niet gegaan. In de bezorging
van de brieven is wel eenige vertraging voor
gekomen. Ook eenige gevallen van vermin
king van toestellen en van afsnijden vaa
draden werden gemeld en in Parijs is een
brievenbus met 150 brieven verbrand. Maar
over 't geheel kan men zeggen, dat de dienst
normaal verloopen is.
In eene eergister gehouden vergadering
werd besloten tot voortzetting van de sta
king. Maar over dergelijke besluiten maakt
men zich nu niet meer ongerust. Eene in
den loop van den avond gehouden vergade
ring, die zeer matig bezocht was, eindigde
zonder dat een besluit genomen werd. Dat
is een bewijs, dat de stakingsbeweging ver
loopt.
In het interpellatiedebat in de Kamer is
ditmaal de onderstaatssecretaris Simyan
niet opgetreden. Maar natuurlijk heeft- men
niet gezwegen over dezen ongelukkigen
bewindsman, die in dezen strijd door alle
partijen als zondebok schijnt te worden ge
bruikt. Hij is ook de oorzaak geweest van
het tooneel in de Kamer, dat den voorzitter
aanleiding gaf de zitting te schorsen. Dit
tooneel- wordt door een dagbladcorrespon
dent aldus geschetst
Onder de bijvalsbetuigingen van de ge-
heele Kamer, waarvan slechts een deel van
de radicalen zich uitzonderde, constateerde
Jaurès, dat alle afgevaardigden en het ge-
heele land onder de belofte van de regee
ring om het bestuur van de posterijen ten
spoedigste te reorganiseeren, hadden ver
staan, dat een ander aan het 'hoofd van den
dienst -zou worden geroepen. De radicaal
Corabrouze sprak dit tegen, maar werkte
daarmee slechts uit, dat drie vierden van
de Kamer het antwoord van Jaurès, dat
Combrouze dan alleen de regeering niet had
begrepen, nogmaals luid toejuichten. Com
brouze wendde zich daarop met heftige woor
den tegen de het hardst applaudisseerende
socialistenden met hulp van de royalisten
onlangs in Uzès gekozen afgevaardigde Mo
rel sprak hij daarbij aan als „-hertog van
Uzès". De pogingen van dezen afgevaardig
de om hem te antwoorden, leden schipbreuk
op het klimmende rumoer van de Kamer.
Plotseling stond de geheele socialistische
partij op en hief de Internationale aan. De
overige partijen trachtten het gezang door
een oorverdoovend rumoer te smoren, maar
door het lawaai -heen dreunden de stemmen
van de socialisten, die het -eerste couplet
staande ten einde zongen. Te midden van
het algemeen tumult belom de royalist Bau-
dry d'Asson het spreekgestoelte en schreeuw
de z:ch de keel heesch met aanhoudend te
roepen Vive le roy I
l)e voorzitter zette den hoed op en ging
heen, o..i de vergadering gelegenheid te ge
ven tot uitrazen.
Het congres der Pransche mijnwerkers,
dat thans gehouden wordt te Lens, heeft
het voorstel om een algemeene staking uit
fce roepen, niet aangenomen, maar zich er
toe bepaald in een motie adhaesie te betui
gen aan de stakende postbeambten en dezen
de verzekering te geven, dat de mijnwer
kers hen, zooveel hun mogelijk is, zullen
steunen.
Engeland.
Londen, 14 Mei. Het lagerhuis
heeft met 133 tegen 123 stemmen besloten
tot de tweede lezing over te gaan van het
wetsontwerp tot afschaffing van de thans
goldende bepalingen, volgens welke Roomsch
Katholieken de ambten van Lord Kanselier
van GroobBrittannië en onder-koning van
Ierland niet mogen bekleedenvoorts tot
wijziging van den eed, dien de Koning af
legt bij de troonsbestijging, en tot intrek
king van verschillende verouderde wetten
tegen de katholieken. Er bestaat intusschen
geen kans, dat dit wetsontwerp nog in deze
zitting wet zal worden.
Spanje.
Madrid, 14 Mei. In antwoord op
eene vraag verklaarde de minister van jus
titie, dat de onderhandelingen tusschen
Spanje en Marokko niet afgebroken maar
geschorst zijn. Het is onjuist, dat de Spaan-
sche regeering ten aanzien van Marokko
eenige voorzorgen heeft genomen. Er is vol
strekt geen reden tot ongerustheid.
Oostenrijk.
Weenen, 14 Mei. De Duitsche eouve-
reinen zijn heden morgen om 10 uur hier
aangekomen. De beide monarchen omhels
den elkaar hartelijk.
Weenen, 14 Mei. De burgemeester
begroette Keizer Wilhelm en dankte hem
uit naam der bevolking voor zijne trouw aan
het verbond.
De Keizer betuigde den burgemeester dank
voor zijne begroeting en gaf, evenals de
Keizerin, ingenomenheid te kennen met de
grootsclie ontvangst.
De Keizers van Oostenrijk en van
Duitschland hebben gezamenlijk het volgen
de telegram aan den Koning van Italië ge
zonden „Onze samenkomst biedt ons eene
nieuwe gelegenheid om onzen verheven bond
genoot te begroeten en tot hem de warme
uitdrukking te richten van onze onverander
lijke vriendschap".
De Koning van Italië antwoordde hierop
met het volgende telegram: „Ik ben Uwe
Majesteit er zeer erkentelijk voor, dat gij
mij mét onzen gemeenschappelijken bondge
noot en vriend, de uitdrukking hebt willen
zenden van uwe onveranderlijke vriendschap,
die mij zeer dierbaar is. Ik koester eene op
rechte en volledige wederkeerigheid van ge
voelens."
Aan het feestmaal bracht Keizer Frans
Jozef een dronk uit op zijne gasten, waarin
hij zei-de, dat het hem verheugde den vol
hardenden voorstander van den vrede te
kunnen begroeten op een tijdstip, waarop de
vrede, na in den loop van den winter aan
gevaar te hebben blootgestaan, wederom ver
zekerd schijnt te zijn. „Ik herinner mij
met- dankbaarheid de houding van trouw aan
het bondgenoot-schap van Duitschland en den
steun, door Duitschland mij geschonken,
dat steeds bereid was mij hulp te brengen
en de vervulling te vergemakkelijken van
mijn vurigen wensch om de moeielijkhoden
te vereffenen zonder oorlogsver wikkelingen.
Hoewel alle mogendheden in een loyaal
6treven vereenigd waren, hebben wij aan de
hondstrouw van den Duitschen Keizer en den
Koning van Italië dat verkregen succes te
danken. Ik heb het vertrouwen, dat de vrede
ook in de toekomst een waarborg zal vin
den in de betrekkingen, die ons en onze
volken verbinden".
Keizer Wilhelm betuigde dank voor deze
woorden en ging daarna voort: „Een men-
schenleeftijd is voorbijgegaan sedert de
stichting van ons verbond, dat sedert door
de opneming van Italië is uitgebreid. Ieder
weet met welk goed gevolg het verbond in
de laatste maanden heeft bijgedragen tot de
handhaving van den vrede. Het verbond
sloeg wortel in do harten der volken. Uwe
Majesteit weet hoe spontaan de instemming
in Oostenrijk en in Duitschland was, tel
kens wanneer ons stevig en trouw verbond
zich naar buiten deed gelden. Toen wij
heden in de residentie van Uwe Majesteit
kwamen, hadden wij eene ontvangst, die een
diepen weerklank vond in onze harten. Ik
kan mij er op beroemen hier geen vreem
deling te zijn".
De Keizer herinnerde aan de goedheid en
de onveranderlijke vriendschap, die hij
steeds bij Keizer Frans Jozef gevonden
heeft, en eindigde met de woorden: „Dfl
ontvangst, die mij is bereid, is voor mij
onvergetelijk. Mogen deze gevoelens van
vriendschap steeds een onverbreekbarer
band vormen tusschen ons en onze volken
Naar het Engelsch
100 van
C. N. en W. M. WILLIAMSON.
„Ga naar benedon en zeg aan Hendrik
zorg te dragen, dat er overvloed van water
in voorraad is," zeide Rudolf. „De motor,
mag thans in geen geval warm loopen. Zeg
hem, dat wij een wedstrijd houden."
„Ik kan hem dat niet verstaanbaar ma
ken," jammerde ik.
„Dat vergat ik. Nu dan, neem eene mi
nuut het roer over."
„Ik durf niet. Als ik het doe, zal er stel
lig iets verkeerd gaan, of breek ik het nog."
„Je bent een onhandige 'kerel 1"
„Dat zou jij ook zijn, als ik je vroeg een
van mijne schilderstukken, te voltooien."
„Dat is zoo. Welnu, zeg hem dit," en hij
zeide mij eene reeks Hollandscbe woorden
voor, 'die ik herhaalde tot ik ze van buiten
kende.
Daarna ging ik naar omlaag en bracht ze
aan Hendrik over, die ze scheen te verstaan.
Ik bleef slaan kijken naar den werkenden
motor, -biddende dat hij zijn best mocht
doen.
Het was warm in de machinekamer, zóó
warm dat het geen wonder is zoo het dek,
■dat er de zoldering van (uitmaakt-, vaak als
een stoof onder de Voeten voelt. Chump
Chump I 'bromde de machine, mot een echt
Hollandschen, stijfhoofdige^ klank, alsof
niets in hemel of op aar-de haar zou kun
nen bewegen sneller te gaan dan zij ver
koos. Terwijl ik daar stond toe te kijken,
kw,am het mij zelfs voor, dat wij onzen
1 spoed vertraagden. Was het mogelijk dat
i Van Brederode van plan veranderd was en
besloten had mij te verraden? Neen, liét
moest een spel zijn mijner verbeelding als
I oningewijde.
Ik overtuigde mij hier nog een keer of
drie vanmaar toen Hendrik met een era-
i mer water terugkeerde, zag ik aan -zijn ge-
laat dat ik -mij niet vergist 'had. Er ging
iets verkeerd.
Het zou niet gebaat hebben hem te on
dervragen, aangezien hij geen Engelsch
kent en ik geen Hollandsch .machtig ben.
Hij vloog op den motor toe, zijn roode wan
gen waren rooder 'dan ooit. Ik storm'de naar
dek, waar Rudolf juist bezig was hét wiel
aan Nell over te geven.
I Hij duwde mij ter zijde met een haastig
„Houd mij niet op; ik moet zien wat er
aan scheelt," on ik voegde mij bij Nell, die
er heel trtotsc'h uitzag als kapitein.
Allen op het dok waren thans in bewe
ging, -begrijpende dat or voor het eerst ge
durende onze vreedzame weken op het wa
ter, iets voorgevallen was. Niemand wist
nog van den zeeroover, die ons achtervolg
de, noch dat dit de eenige dag was, waarop
de motor ons tot geen prijs in den steek
mocht latenmaar allen zagen in, dat, na
om de eene of andere reden bijzonder hard
te hebben geloopen, de machine plotseling
weerspannig geworden was on dreigde stil
te staan.
„Vervolgt het Noodlot mij?" vroeg ik
mijzelven af. „Héb ik hot ellendige ding
ofigeluk aangebracht, toen ik haar daar
straks zoo aanstaarde?"
„Wat is er gaande?" vroeg ik aan Nell,
er eene zekere verlichting in vindende haar
toe te spreken. Zij zag er zoo mooi en zoo
vertrouwbaar uit.
„Spreek niet met don man aan het roer,"
antwoordde zij glimlachend, maar de oogen
voor zich uit gericht 'houdende.
„Mijnheer Van B réd erode zegt, dat het
niets ernstigs is en dat wij ons niet onge
rust behoeven te maken," sprak tante Fay
van uit haar dekstoel. „Ik vind het wel
aardig als wij eens een klein, ongeval héb
ben het verbreekt de eentonigheid -en op
zee 'brengt hét altijd de gemoederen in be
weging."
„Ja, dat doet het," mompelde ik, naar
onzen vervolger omziende, imot eene uit
drukking, die te kennen gaf, dat ik wel
degelijk aan gevaar dacht.
Of zij mijne bedoeling vatte of niet, Ro
bert van Buren kreeg toevallig juist het
thans duidelijk zichtbare vaartuig in bét oog.
„Welzoo!" zeide hij op vrij' onverschilli
gen toon, die mij lust deed krijgen hem om
de ooren te geven, „daar is nog een tweede
motorixiot, geloof ik. Zij komt recht op ons
aan, alsof zij ons volgt."
Ik zag tante Pay opschrikken. Zij keek
mij aan en zonder de blauwe glazen zou ik
haar blik hébben ontmoet; maar zij begreep
nu alles en ook hoe „aardig' dit kleine on
geval zou kunnen worden.
Op dat oogenblik kreunde de motor en
bleef liggen. Bijna gelijktijdig stond ik ver
stomd over de verschijning van een geheel
onbekenden Rud'olf. Hoogstens twee minu
ten te voren was hij verdwenen als een keu
rig gekleed sportman. Thans vertoonde hij
zich in een der lange blauwe kielen van Hen
drik en op bloote voeten, met een hamer en
een bijtel in de hand.
„De motor is iu orde. Er moet iets hape
ren aan de schroef, ik ga er mij van over
tuigen," zeide hij, zonder een spoor van op
gewondenheid op zijn gelaat, of eenige ge
jaagdheid in zijn stem. Rudolf blijft zich
zelf altijd meester en nooit heb ik grooter
vastberadenheid of moed gezien dan bij hem.
Nu de Mascotte stopte, 'kwam de Water
spin naast ons dobberen. Toon, die er bijna
even bedaard uitzag als zijn chef, belette
haar tegen de motorboot aan te stooten,
door 'deze met eon 'boomstbk op een/ afstand
te houden. Van Brederode had een touw om
den gordel gebóhden en klauterde nu over
de verschansing heen, om met zijne vrije
hand onder de waterlijn rond te tasten.
„Er zit i-ofcs om de schroef," riep hij Ro
bert en mij toe. „Zonderling! Het voelt als
een ijzeren kabel. Wij moeten dat opgedaan
hébben in 'hét kanaal 'bij Dordrecht en sedert
heeft 'het zich langzaam om de schroef ge
wikkeld, tot het nu zoo vast zit, dat deze
niet meer werken kan."
„Dan is alle hoop voorhij," zeide ik, op
iets doelende, dat hij alleen, of misschien
ook tante Fay begreep. „Wij zitten in de
val."
..Deze hamer en beitel zullen er ons uit
redden," antwoordde hij, „het spel is nog
niet verloren. Vaarwel, ik ga onder zee ar
beiden."
En na diep adem te hebben gehaald, ver
dween hij onder liet water, dat zich als een
dak van dik, grijs glas boven hem sloot en
een paar seconden later hoorden wij ergens
onder dat glazen dak, een dof, geheimzinnig
geklop.
Na verloop van een oogenblik, dat iédor
lang en mij een eeuw toescheen, kwam Ru
dolfs hoofd, druipnat, zwart en glinsterend
weer boven.
-Tk wilde, dat ik een duikerhelin bezat,"
zeide hij, na adem te hebben gehaald en al
spoedig dook hij weer.
Nogmaals hoorden, wij heb gehamer. Van
Brederode werkte hard -en trouw in mijn be
lang voort en ik kon geen oogenblik verge
ten, dat hij daardoor zijn eigen kansen be
nadeeldc; maar in dien tusschentijd drevei
wij daar doelloos rond, den kostbaren tij<
verliezende, dien de zeeroover op ons won
Nog vijftien minuten oponthoud en hij zot
ons hébhen ingehaald. Ik wenschte bijna da
hij inderdaad een vrijbuiter geweest ware ei
dat er een gevecht met messen en dolken it
plaats van met woorden en uitvluchten. ha<
moeten volgen. In dat geval zou i'k dappei
ge neeg zijn geweest; maar als een leugen
achtige neef betTapt te woéden in het bozi
eener valsche tante, dat brak mij het hart.
Nog tweomaal kwam Rudolf boven on
adem te scheppen en dook hij opnieuw. D
laatste maal bleef alles onder water stil ei
werd ik aangegrepen door de vrees dat hi
zich daar omlaag het hoofd had gestootei
of de kramp had gekregen. Maar hij ver
scheen weer proestend en zeide dat hij he
ijzerdraad mefzijn beitel had stuk gekregen
Hij hield het in de handoen dik, leelij
ding, gevaarlijk als een zeeslang.
Wordt vervolgd.