Woensdag 9 Juni 1909.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
Voor 't Vaderland.
M°. 349.
7"* Juargani.
AMERSFOORTSGH DAGBLAD.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoortf 1.00.
Idem franco per post - 1.50.
Afzonder, ijte nummers- 0.05.
Deze Courp.at verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest
dagen.
Advertentiönmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 urn
's morgens bg de Uitgeven in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C°.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERXENTIËN:
Van 1—5 regels f 0.50.
Elke regel meer - O.IO.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cento bg vooruitbetaling
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen
het herhaald adverteeren in dit Blad, bfl abonnement. Eeme
circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Kennisgeving.
KIESRECHT.
l)o Burgemeester der gemeente Amersfoort
brengt, met het oog op de aanstaande .item mi rg
tor verkiezing van één lid van de Tweede Ka-
mei der Staten,-Generaal, aan belanghebbenden
ia herinnering het bepaalde bij de artikelen 57,
58 en 154 der Kieswet, luidende
Art. 57. Personen, bij wie en1 bestuurders van
bijzondere ondernemingen oni instellingen, waar
bij mannen, drie den. leeftijd van vijf en twintig
jaren' hebben bereikt), in dienstbetrekking zijn,
zijd voor zoover niet bij algemeenen nvaatrfegel
va'm bestuur vrijstelling is verleend, verplicht
te zorgen, dat ieder van dezen, die bevoegd is
tot de keuze mede te werken, gedurende tern
minste twee achtereenvolgende ivren tussdhen
acht uren des voormidklags en vijf uren <les na
middags daartoe gelegenheid- vinde.
Art. 58. Personen en bestuurders, in het
voorgaand artikel bedoeldzijn, voor zoover ar
beid wordt verricht in fabrieken of werkplaat
sen, verplacht te zorgen, dtat in het arbeidslo-
.kaa't, en zoo er meerdere arbeiddokalen zijn,
in ihet grootste of wel in meer dam één afbeids-
lokaal, gedurende twee werkdagen: vóór en op
den tot stemming bepaalden tijd' op eene zicht
bare wijze is opgehangen' eene door lien of van
hunnentwege onderteekende lijst, de uren in
'het voorgaand artikel -bedoeld), vermeldende,
vodr elk afzonderlijk of groepsgewijze of voor
allen gezamenlijk.
Art. 154. Overtreding van de artt. 57 en 58
dezer wet wordt gestraft met hechtenis van ten
hoogste veertien dagen of geldboeten van ten
hoogste vijf ©n twintig gulden.
Bovenbedoelde algemeen© maatregel van be
stuur, welke is vastgesteld bij Koninklijk be
sluit van 24 Mei 1901 (Staatsblad no. 109) luidt
als volgt.:
Art. 1. V rijst tilling wordt verleend aan de in
art. 57 der Koes wet bedoelde personen en be
stuurders A-an bijzondere -instellingen en onder
nemingen ten aanzien van. bij hen in d.ienstbe-
trdkfcrimg zijnde personen, welke uithoofde van
drie dienstbetrekking op den dag der stemming
tussohen de m vermeld, artikel genoemde tijd
stippen niet gedurende twee achtereenivolgende
uren vertoeven in de gemeente, op welker kie-
zterahjsfc zij voorkomen.
Art. 2. Vrijstelling, als omschreven in het
voorgaand artikel wordt voorts verleend aan ge
neeskundigen eau apothekers ten aanzien van hij
hen in dienstbetrekking zijodle personen', alsmede
•aan. personen en. bestuurders van 'bijzondere in-
stefllimgeni en ondernemingen iten aanzien van bij
hen Ln dienstbetrekking zijnde ziekenverplegers.
Amersfoort, den 8. Ju na 1909.
De Burgemeester voornoemd',
WÜIJTIERR
Politiek* Overzicht
De verhouding van .Staat en Kerk
in Rusland.
De rijksdoema houdt zich thans bezig met
een onderwerp, dat de hartstochten van de
leden bijzonder prikkelt. In de avondverga
dering van 6 Juni zijn zóó heftige tooneelen
voorgevallen, dat de voorzitter zich genoopt
voelde den volgenden dag aan het geheele
huis eene ernstige berisping toe te dienen
„wegens het ih de geschiedenis van de derde
rij'ksdoema ongehoorde schandaal."
De verbittering, waarmee de partijen el
kaar bestoken en in letterlijken zin te lijf
gaan, past eigenlijk slecht bij het onder
werp, dat. in debat is. Het is de in het Oc-
tobermanifest aan het Russische volk toege
zegde geloofsvrijheid, dio de gemoederen zoo
zeer in beweging brengt. De rijksdoema
heeft eene wet gevoteerd, die de gods
dienstige vrijheid betreft van de oud-geloovi-
gen, de in Rusland zoo talrijke selrten van
lieden, die voor hunne geloofsovertuiging
geen bevrediging vinden in de orthodoxe
kerk en die tot dasver daarom aan eene on
gelooflijk strenge vervolging en onderdruk
king waren blootgesteld. Dit wetsontwerp
is in vrijzinnigen geest opgesteld. Maar in
het debat is duidelijk gebleken van welke
zijde het verzet kwam tegen de verwezenlij
king van de bij de ukase van 17 April 1905
en bij het manifest van October plechtig dooi
den Czaar gedane toezegging. De heilige sy
node verzette zich tegen de aanneming van
het wetsontwerp in de doema en namens den
procureur der synode werd de verzending
van het ontwerp naar dit lichaam verlangd,
opdat het zou kunnen worden omgewerkt in
den zin van de synode. Maar de oktobristen,
die tot dusver meestal de gewillige dienaren
van de regeering zijn geweest, waren in dit
geval de drijvende kracht, die de regeering
aanspoorde voet bij stuk te houden. Zij ver
bonden zich met de linkerzijde om aan heb
wetsontwerp di meerderheid te verschaffen
en slaagden er in het te doen aannemen, on
danks het verzet van de synode.
Om nog een stap verder te kunnen gaan
op den ingeslagen weg, hebben de oktobris
ten ook doorgezet, dat het wetsontwerp aan
de orde is gesteld, dat de voorwaarden
regelt waaronder men van het eene kerkge
nootschap naar een ander kan overgaan. De
aanhangers van de synóde hebben hun best
gedaan de behandeling tot het najaar te ver-
schuiven, maar zij zijn daarin niet geslaagd.
De beslist afwijzende houding, die de Rus
sische kerk tegen de door den Czaar geprcA-
elameerde gewetensvrijheid heeft aangeno
men, heeft den minister-president Stolypin
genoopt terstond in het begin van het debat
het woord te nemen om het standpunt van de
regeering ten opzichte der verhouding van
staat en kerk duidelijk te maken. Wat hij
heeft gezegd, klinkt als een verweer tegen de
aanmatiging van de kerk, die het tolerantie
edict van den Czaar bedreigt. Stolypin ver
klaarde, dat de kerk alleen in dogmatische
en canonieke vragen geheel zelfstandig kan
optredenin de regeling der betrekkingen
tusschen staat en erk echter moet de staat
voor zijne vrijheid opkomen. Om de rechter
zijde in de doema en <le heilige synode gerust
te stellen, wees wel is waar Stolypin er op,
dat de besluiten van de doema in den rijks
raad nogmaals worden overwogen en ten
slotte onderworpen zijn aan het oordeel van
den monarch, die een verdediger van de
orthodoxe kerk en een bewaarder van hare
dogma's is Dat doet echter geen afbreuk
aan de beteekenis van de door hem afgelegde
verklaring over de volledige vrijheid van den
staat bij de regeling van de betrekkingen tus
schen staat en kerk.
De opmerking, dat deze zaak aan de
orde was gesteld, opdat men zou kunnen
zien of de regeering hare richting naar
rechts f naar links veranderde, gaf den
minister-president aanleiding om te zeggen:
Hebt gij dan werkelijk vergeten dat de re
geering noch naar rechts, noch naar links
mag afwijken? De regeering kan slechts één
weg gaan, den rechten, door den Keizer
aangewezen weg, den weg dien de Keizer
onlangs openlijk voor l-°t gansche volk als
onAvrikbaar heeft erkend. Voor ons staat de
vraag der verwezenlijking van de groote be
ginselen der ukase van 17 (30) April en van
het manifest van 17 (30) October. Bij het
bepalen van de middelen tot uitvoering! van
deze taak kan de weg van partij-politieke
beschouwingen niet betreden worden. Hier,
gelijk ook b t de uitvoering van andere her
vormingen, moeten wij ons door andere be
schouwingen laten leiden, door overwegin
gen hoe ons volksleven is te vervormen en
te verbeteren overeenkomstig de nieuwe
begin-elen, maar zonder aan den grondslag
van het leven van onzen staat en van de
ziel des volks, die millioenen Russische
menschen vereenigd heeft en nu nog ver-
eenigt, afbreuk te doen. Een volk, dat, zoo
als et Russische, troost zoekt in het gebed,
zal natuurlijk begrijpen, dat de wet nie
mand wegens zijn geloof en het gebed op
zijne wijze bestraft, maar het zelfde volk
zal eene wet niet begrijpen, die verkondigt,
dat orthodoxie en christendom met het hei
dendom, het mohammedanendom en het
jodendom gelijk gesteld zijn. Belast daarom
het wetsontwerp niet met voor het volk on-
verstaanbax*e, vreemde aanhangsels en be
denk, dat deze wet bij óns, in den Russi-
sohen staat, zal bestaan en dat zij zal wor
den bekrachtigd door den Russischen Czaar,
die voor meer dan 100 millioen van het volk
de orthodoxe Czaar was, is en zijn zal.
Duitschland.
Petersburg, 8 Juni. Een aantal
Russische en vreemde bladen handhaven,
ondanks de mededeelingen die van Duitsche
zijde zijn geschied, de 'bewering, dat de ont
moeting 'tusschen de twee Keizers is terug
te brengen tot het initiatief van den Duit-
schen Keizer.
De vertegenwoordiger van Wolff's bureau
is daartegenover door het Russische ministe
rie van buitenlandsche zaken gemachtigd te
bevestigen, dat, Keizer Nicolaas het initia
tief heeft genomen om "deze ontmoeting uit
te lokken en dal Keizer Wilhelm op uit-
noodiging van den Czaar zich naar de Fin-
sche wateren begeeft.
Over de ontmoeting, die zal plaats hebben
tusschen de Duitsche en Russische Keizers,
schrijft de Temps, dat daarin niets is wat
verontrustend of verrassend kan zijn. De
persoonlijke betrekkingen tusschen Wilhelm
II en Nicolaas II zijn van ouden d'atum,
en de gebeurtenissen van de laatste maan
den hebben ze niiet verbroken. Wel is waar
heeft de Oostersche crisis aan Duitschland
de gelegenheid verschaft, om aan Oosten
rijk diensten te bewijzen, die den Russen
onaangenaam zijn geweest. Maar nu Nico
laas II en zijne ministers hebben gemeend,
dat het in hun belang was den nadrukke-
1 ij ken raad Van Duitschland aan te nemen,
zouden zij verkeerd geïnspireerd zijn geweest
door daarover oen wrok te koesteren tegen
Duitschland. Kwaad humeur is geen poli
tieke gemoedstoestand. Het is dus natuur
lijk dat Nicolaas II, nu hij eene lange
reis doet door Europa en in de Duitsche
wateren komt, met Wilhelm II samenkomt.
Het tegendeel ztóoi verwonderlijk geweest
zijn.
De opvatting, dat deze ontmoeting iets
aan de bestaande statengroepeeringen zou
kunnen veranderen., is geheel ongerecht
vaardigd. Het doel van den politieken ar
beid van Europa ban er niet op zijn ge
munt, de bestaande politieke groepeeringen
uiteen te doen gaan of te verzwakken. De
beide groepeeringen, die de wereld onder
elkaar verdoelen, zijn zoodanig, dat zij vol
doende zijn om het evenwicht te handhaven.
Dit evenwicht zou geheel stabiel zijn, wan
neer de Russisch-Fransch-Engelsche groep
voor hare militaire krachten eene meer ver
lichte zorg had. Maar de vooruitgang, die
in dit opzicht moet worden verkregen, beeft
niets diplomatieks. In de orde van de con-
tractueele verbintenissen is geen verande
ring te wenschen, en de vrede zou door zul
ke verbintenissen niet beter kunnen worden
verzekerd dan zij nu is. „Wij koesteren dus
den wensch, waarbij men zich, naar onze
meening, in ieder land zou kunmen aanslui
ten, dat de ontmoetingen tusschen monar
chen en andere incidenten van het inter
nationale leven ophouden de gelegenheid
van gewaagde speculatiën te zijn. Wilhelm
II kan den Czaar ontmoeten, zonder dat
men den tweebond bedreigd acht. Eduard
VII kan den Koning van Italië ee«n bezoek
brengen, zonder dat de driebond in gevaar
is. Het zou goed zijn, als iedereen daarvan
overtuigd was."
Uit Petersburg wordt bericht, dat de
Duitsche Keizerin niet aan de ontmoeting
zal deelnemen en de Keizerin-weduwe van
Rusland evenmin. De Czarina en hare kin
deren zullen aan boord van de Standart
zijn.
Frankrijk.
De Parijsche bladen maken uitvoerig ge-
Avag van de feesten tot herdenking van den
slag van Magenta te Milaan, waarvan een
der (hoofdfiguren is generaal Espinusse,
de zoon van den bij Magenta gevallen Fran-
schen generaal. De Figaro schrijft: „Wan
neer twee volken, die door eene sterke grens
gescheiden zijn en wier belangen nergens
tegenover elkaar staan, zulk eene gemeen
schap van strijd en van herinneringen heb
ben, dan kan slechts de levendigste vriend
schap hen vereenigen. Zelfs als de boosheid
van sommige menschen en toevallige om
standigheden er in slaagden hen tijdelijk te
scheiden, dan moet de kracht der feiten hen
spoedig weer tot elkaar doen naderen".
Engeland.
Gisteren is in het lagerhuis de tweede le
zing begonnen van de ontwerp-begrooting
van den kanselier der schatkist Lloyd
George, het hoofdonderwerp van deze zit
ting. Men verwacht de stemming den lOeii
Juni. In de volgende week zal dan de be
handeling beginnen van de onderdeelen, die
in 74 artikelen zijn samengevat.
Uit naain van de regeering van het Austra
lische gemeen ebest, heeft de nieuwe eerste-
minister aan de regeering te Londen tele
grafisch aangeboden een nieuwe Dreadnought
aan de rijksmarine te schenken. De rijks-
regeering is vrij om, als zij daaraan de voor
keur geelt, het daarvoor bestemde geld ook
von* den aanbouw van andere schepen te
besteden
Londen, 8 Juni. In de rijks pers
conferentie zeide lieden de minister van bui
tenlandsche zaken Sir Edward Grey, dat de
handhaving van de vloot de allereerste zorg
was. Zijne eenige buitenlandsche politiek
was het rijk te versterken en te ontwikke
len en zoo weinig mogelijk met- andere men
schen te kibbelen. Hij onderschreef ieder
woord, dat lord Rosebery Zaterdag had ge-
zegd.
Londen, 8 Juni. In het vervolg van
zijne rede kwam minister Grey er voor op,
dat bij alle geschillen met andere volken de
beste oplossing zou zijn die door middel van
een compromis. Hij kwam op tegen de mea
ning, dat de regeering eerder bereid is een.
compromis met een of ander land aan te
gaan, als de belangen der koloniën op het
spel staan, dan wanneer het de eigen be
langen van het'moederland betreft. Wij moe
ten houden'wat wij hebben, doch gematigd1
zijn in het stellen van eischen, waar het
niet ons bezit geldt. Anders zou er geen
ruimte voor anderen overblijven iu de we
reld.
Nogmaals gewagende van Rosebery's rede,
merkte minister Grey op, dat er thans in de
buitenlandsche politiek eene betrekkelijke
kalmte heerscht, maar dat de buitensporige
uitgaven voor bewapening de atmosfeer druk
kend maken. Het ernstige van de zaak was,
dat men in de uitgaven niet te ver kan
gaan, maar dat er te veel op het spel staat
om toe te laten, dat de uitgaven voor de
vloot achterwege blijven.
De rijkspersconferentie, van welker bijeen
komen melding worde gemaakt, heeft ten
doel eene betere organisatie te verkrijgen
van den overzeeschen berichtendienst voor
de dagbladen en de agentschappen in moe
derland en koloniën. De Engelsche post
meester-generaal neemt aan de beraadslagin
gen deel. Verschillende besluiten van deze
conferentie zullen tot grondslag dienen voor
voorstellen, die bij het parlement zullen
worden ingediend.
Italië.
Voor de paviljoens van de tentoonstelling
van 1911, inzonderheid het paviljoen van
de ethnografische tentoonstelling, heeft do
gemeenteraad van Rome een bedrag van
1,800,000 lire toegestaan.
Oostenrijk.
Weenen, 8 Juni. Het huis van af
gevaardigden bracht heden de discussie over
de motie-Sustersic omtrent de concessie van
de Landbouwbank voor Bosnië ten einde.
Met 242 tegen 237 stemmen werd verworpen
het eerste gedeelte van deze motie, waarin
afkeuring wordt uitgesproken over het ver-
leenen van de concessie aan deze bank. De
rest van de motie werd eveneens verworpen.
Met algemeene stenumen werd vervolgens
aangx omen eene motie-Rediioh, die aan
vaard was door de regeering, en eveneens
eene motie-Morsey, Avaarmede de commissie
had verklaard zich te kunnen vereenigen,
waarin de handelwijze van den gemeen-
schappelijken minister van financiën Burian
ter zake van de Landbouwbank werd afge
keurd.
Rusland.
Vrijdag j.l. was het in de Russische doema
buitengewoon woelig. Bisschop Eulogius,
van de rechterzijde, had n.l. de Kadetten
voor „huichelachtige Fazizeërs" uitgemaakt
en gezegd, dat zij zich moesten schamen
over hun gedrag. De voorzitter, baron
Meyendorff, riep den bisschop tot de orde
onder levendige toejuichingen van de lin
kerzijde. Dit prikkelde de woede van de le
den der rechterzijde, die met de deksels van
hunne lessenaars begonnen te klepperen en
den voorzitter toeriepen„beul van de
Oostzee", „Duitsche aap" en nog ergere
grofhedeneen priester sprak den vloek over
hem uit. De voorzitter trachtte vergeefs de
orde te herstellen en ging heen, toen hem
dat niet gelukte. De ledén bleven nog een
poos en scholden elkander wederkeerig on
der helsch geschreeuAv voor alles uit wat
leelijk is. Eene algemeene vechtpartij, waar-
Naar hit Fransch v on Ednwnd Lepellitier.
10 DOOR
J. L. VAN DER MOER.
De beul kwam naar voren om ,,'tzoodje",
dat liij in de vlammen ging werpen, in ont
vangst te nemen.
„Excellentie, we zijn niet schuldig,"
waagde een der veroordeelden op te merken.
Het was een bakker, Aviens open, goedig ge
laat. meer zeide dan. zijn protest.
„Snijd dezen de tong uit, voordat je hem
verbrandlt," was het eenig antwoord van
Alva.
De achttien ongelukkigen bogen het hoofdi,
zonder een woord te uiten, "bleek en sidde
rend, gingen ze heen, steeds omringd door
de woeste lanskenets.
„Laat ons gaan, heeren," sprak de Her
tog. „Ik denk dat die schurken ons voor-
loopig wel met rust zullen laten."
Zijn paard; trippelde op de steenen, de
vonken vlogen uit de hoefijzers.
Noircarmes en de anderen volgden zwij
gend. Zij waren kalm en tevreden. De orde
Avas thans weer voor eenige dagen hersteld.
Gedurende een uur was het plein als uit
gestorven, en toen besloten de burgers lang
zamerhand hun dooden op te halen.
Tijdens het treurig zoeken naar en heb
herkennen van de lijken, klonk in de verte
het somber gelui van de doodsklok op dbn;
wachttoren.
De klokluider Jonas, die vroeger alle fees
telijkheden zoo vroonjk inluidde, kende zijn
tegenwoordig droevig Averk maar al te zeer,
sinds de vreemdelingen bezit hadden, geno
men van de stad.
Een kreet van ontzetting, geuit door een
vrouw, verbrak onverwacht de doodsche stil
te van al die menschen, die diep vooi'overge-
bogen het als met bloed overgoten plaveisel
aanschouwden.
En men zag een jeugdige Spaansche met
marmerbleek gelaat, die op den hoek van
een .straat uit haar draagkoets was gespron
gen.
„Dona Rafaële," riep dokter Alberti, haar
willende terughouden. „Och. och, we hadr
den 't klooster niet moeten verlaten. Waar
om hebt u ook in dè stad willen wandelen?"
„Wat is er toch gebeurd?" fluisterde het
jonge meisje, zich de bevende handen tegen
de borst drukkend.
„Wat er gebeurd is," antwoordde een man.
die zich in zijn volle lengte oprichtte en
vrijmoedig op haar toetrad, „vraag dat aan
al deze huizen, aan al die straten, waarvan,
er niet een is welke niet met bloed is be
spat! Vraag 't aan de takken van de boo-
men, waarvan men galgen maakt; aan de
slooten waarin men ons verdrinkt, aan 't
hout dat de menschen verbrandt! Vraag h,
juffrouw, dan zult ge vernemen hoe hier al
les de Spanjaarden en hun chef vervloekt!"
„Hun chef... m ij n vader 1" sprak Ra
faële, onwillekeurig een pas terugtredend, en
het was of de vurige woorden van den pa
triot voor haar oogen de zielen hadden op
geroepen van een gansch gemarteld volk.
De man zweeg. Maar anderen waren na
derbij gekomen en hun Jippen noemden den
naam van den Hertog van Alva met een
haat, Avelke op dezen verschrikkelijken dag
zelfs diens dochter niet meer spaarde, dat j
zachte, lieve schepseltje, voor hetwelk de
vader de terechtstellingen en den schrik,
dien hij alom A'erspreidde, zorgvuldig verbor- 1
gen hield.
„Maar ik... ik heb toch niets gedaan 1"
riep zij ontsteld uit.
„Alles wat uit Spanje komt is misdadig,"
hernam de patriot, wiens ooren nog suisden
van het geknal der schoten... „Ik ben Jan
Haring, de schuitenvoerder... Onthoud m'ii
naam goed, juffrouw... Jan Haring heeft ge- I
zworen z'n bijl, die hij drommels goed weet
te hanteeren, op den nek van de Spanjolen
te zullen beproeven
En de jonge kerei, de onversaagde Water
geus, wiens naam reeds goed bekend was,
zwaaide zoo geweldig met zijn bijl, dat men
zou gedacht hebben dat hij het meisje den
schedel wilde inslaan.
„Ja, elke Spanjool is 'n misdadiger," rie
pen de burgers, terwijl ze do na Rafaële
steeds nauwer insloten.
„Weg met de dochter van den despoot!"
riep er een, die ongetwijfeld niet veel meer
dan zijn leven te verliezen had.
Rafaële week angstig terug voor de man-
nen wier houding steeds meer dreigend werd!
en op wier gelaat de .wraakzucht duidelijk j
te lezen was.
Reeds vlogen een paar steenen door de
luciht. Alberti, de kameniers en de koets-
dragers omringden het jonge meisje. Maar
de kring der burgers werd nauwer, hun
houding dreigender. Enkelen hieven hun
knuppels omhoog.
Doodsbleek, wachtte Rafaële gelaten af
of men haar dooden zou, toen de kring van
burgers om haar 'heen plotseling verbroken
werd.
Een jonge man was, met den degen in
de hand, uit een der naburige'straten ko
nten toesnellen, en met een paar sprongen
stond hij vóór het bedreigde meisje, dat hij
met zijn lichaam dekte. Hij weerde met
zijn wapen eer stokslag af en- dwong de
aanvallers terug te treden.
„Maar dat is Karlool" riep iemand uit
het volk.
De stokken zakten, men scheen plotseling
bedaard.
„Hoe is 't mogelijk," riep Karloo, pro-
fiteerend van het oogenblik, „dat Ncder-
landsche mannen 'n weerlooze vrouw aan
vallen?"
„Hoor 's, Karloo," zei de jonge man
met de bijl, „je moet 't ons niet kwalijk
nemen. Men doodt zonder reden, zoo velen
van de onzen, dat men ten slotte zelf met
eer en medelijden geen rekening meer
houdt.
„Jan Haring," antwoordde Karloo, op
den schipper toetredend en -hem de hand
drukkend, „je weet hoe ik je moed waar
deer, maar geloof me, patriotten als Avij
trekken 't zwaard niet tegen 'n vrouw. In
naam van den Bedelzak verzoek ik je dit
jonge meisje niet te bemoeilijken."
De oA'erigen luisterden naar dit kort ge
sprek. Karloo en Jan Haring waren bij het
Volk bekend en stonden goed aangeschre
ven. Van den laatste wist men dalt hij een
van de mannen was in wien Willem van
der Mark, ,.'t Zwijn der Ardennen", vloot
voogd van do Watergeuzen, groot vertrou
wen stelde. Eerstgenoemde was tot comman
dant van de Burgerwacht gekozen. Hij was
de vriend van den graaf Van Rijsoor, ver
trouwde en vertegenwoordiger van den
Prins van Oranje te Brussel. Beiden waren
dus mannen var invloed.
De een eischte het leven van de dochter
van Alva, om de onsdhuldigen te wreken,
die door den vader gemarteld waren, de an
der wilde het jeugdige, bevallige slachtoffer
redden, dat smeekend de handen vouwde en
reeds bij voorbaat vergiffenis scheen te
schenken aan de mannen, die haar mishan
delen wilden.
„Je moet medelijden hebben, Jan!" zei
Karloo.
„Heoft de Hertog van Alva medelijden ge
toond?" was de sombere wedervraag.
„Wij behooren meer rechtvaardig en men-
schelijk te zijn dan onze beulen, en de vrou
wen te sparen
„Wéét-je dan niet, Karloo, dalt zo Gudule,
mijn verloofde, geweld hebben willen aan
doen, na haar vader te hebben vermoord?
't Is nog geen vier en twintig uren geleden."
„Met die misdaad heeft dit jonge meisje
in elk geval niets te maken. Laat haar stil
naar haar vader terugkeerenW ij hebben
't alléén tegen de mannen. Tegenover hen
geldt "*t oog om oog, en tand om tand"...
Is 't niet zoo, vrienden, dat wij aan de
Spaansdh© monster» de schanide moeten la
ten, kinderen te martelen en vrouwen le
vend te begraven?"
Wordt vitrvolfd.