2
De heer Plomp. Mijnheer die voorzit
ter, door B. en W. wordt in hunne nota van
beantwoording van het adres gezegd, dat
oelasuiigbetalende ingezetenen geen recht
hebben op werk van tie gemeente. De heer
Melchior ontkent die stelling in zijne nota
van 21 Meithij meent, dat er in dit op
zicht wel een band bestaat tusschen de ge
meente en hare ingezetenen. Ik ben het in
deze eens met B. en W. De gemeente als
zoodanig is eeaie vereeniging van personen,
die aan verschillende verplichtingen moet
voldoen op heb gebied van onderwijs, politie,
'brandweer, enz. Voor al die zaken moet de
gemeente geld hebben, en dat krijgt zij groo-
tendeels door het heffen van belastingen.
Ieder ingezetene is verplicht zijn aandeel in
de belastingen te betalen, maar daaruit kan
voor hem geen ander recht voortspruiten
dan dat hij mee kan genieten van wat door
de gemeente wordt gepresteerd voor de bur
gerij
Wanneer er valt te genieten van de ge
meente als werkgeefster, dan kan daarvoor
geen andere maatstaf gelden dan die welke
geldt voor iederen particulier. De gemeente
koopt daar, waar zij het best terecht kan.
Daarop kan alleen in zóóver eene uitzonde
ring worden toegelaten, als het belang van
de gemeente gebaat wordt door aanschaffing
van good in de gemeente. Het. spreekt van
zelf, als het geld van de gemeente kan wor
den besteed in de gemeente, dan verhoogt
dat de koopkracht van de ingezetenen. Ik
kan mij dus voorstellen, dat men bij de uit
voering van groote werken in de gemeente
rekening houdt met het belang van hen, die
hier hun brood verdienen. Maar B. en W.
moeten bij het doen van bestellingen wel
degelijk het geldelijke belang van de ge
meente beoordeelen. De bevolking van de
gemeente bestaat niet alleen uit menschen,
die zaken doen, maar nog uit velen meer,
die ook belasting betalen, en het belang
van al de verschillende categorieën van in
gezetenen eischt, dat B. en W. alleen dan
kunnen doen wat in deze adressen wordt ge
vraagd, als heb geldelijk belang van de ge
meente daarmee niet in strijd komt. Wan
neer men het groote verschil ziet in den prijs
van de kiezerslijsten, die door de drukkers
in deze gemeente wordt gevraagd in verge
lijking met de firma waaraan de levering is
opgedragen, dan is hetgeen B. en W. hebben
gedaan volkomen, terecht geweest en zou ik
het onjuist vinden, van den raad, als hij
trachtte hierop invloedi uit te oefenen in een
anderen zin. B. en W. hebben hierin volko
men juist gehandeld.
De heer Gerritsen wil, dat een zeker ta
rief zal worden vastgesteld en dat ieder
drukker iu de gelegenheid zal worden ge
steld om naar dat tarief aan de gemeente
te leveren. Ik geloof niet, dat B. en W. in
die richting moeben gaan. In de eerste plaats
omdat zij bij de samenstelling van een der
gelijk tarief op groote moeielijkheden zou
den stuiten. Maar bovendien zou een tarief
niet waarborgen, dat het werk geleverd
wordt door menschen, die de beste arbeids
voorwaarden hebben. Men moet onderscheid
maken bij de werken, die voor rekening van
de gemeente worden uitgevoerd, tusschen
werk, dat geheel onder toezicht van gemeen
tewege kan worden uitgevoerd, en werk, dlat
slechts een klein onderdeel vormt van den
arbeid, die in het bedrijf woruc, verricht.
Als een gebouw wordt aanbesteed, dan kan
men voorschrijven, dat daarvoor bepaalde
werkkrachten moeten worden gebruikt, en
kan men de arbeidsvoor-waarden daarvoor
vaststellen. Maar als de gemeente een klei
nen post drukwerk aanbesteedt, dan kan
zij geen invloed uitoefenen op de wijze
waarop dat werk wordt uitgevoerd, of men
komt tot groote ongerijmdheden. Men kan
geen voorwaarden opleggen omtrent loon en
arbeidstijd voor werk, dat tegelijk met an
der werk wordt verricht. Dat zal althans
- zeer moeielijk zijn. Maar bovendien, als miert
zulke bepalingen moet maken voor d:e druk
kers, waarom zou men 't dan inlet ook voor
anderen moeten doen? Waarom zou alleen de
drukker zeggen: ,,Ik betaal belasting en heb
daarom er aanspraak op, dat mij de leve
ring van het werk, dat voor de gemeente
is te doen, wordt opgedragen." Ieder man
van zaken heeft in dit opzicht hetzelfde
recht. Per slot zouden wij op die manier
komen tot een stelsel, waarvan bescherming
de hoofdvoorwaarde zou zijn. Men moet niet
trachten het gemeentebestuur dien weg te
laten opgaan.
Het bewijs, dat iemand, die goedkoopen
arbeid levert, aan slechte arbeidsvoorwaar
den voldoet, schijnt mij door den heer Mel
chior niet geleverd te zijn. Men moet hier
veel meer denken aan beter© inrichting van
het bedrijf. Ik kan mij zeer goed voorstel
len, dat de heer van der Garde, hoewel hij
zijne werklieden goed betaalt, toch goedkoop
werk levert. De heer Melchior is sterk in het
beweren, niet in het bewijzen. Zoo slingert
hij in zijn laatste adres de firma van Cleeff
het verwijt naar het hoofd, dat zij zaken
publiceert voordat B. en W. daartoe mach
tiging hebben gegeven. De aangevallen firma
heeft daarop terecht geantwoord, dat als zij
dit had gedaan, B. en W. wel tegen haar
zouden zijn opgetreden. Maar ik wil toch
vragen: Heeft de firma van Cleeff zich aan
een dergelijk feit schuldig gemaakt? Heeft zij
het gedaan, dan zullen B. en W. zorgen, dat
dit niet weer gebeurt. Heeft zij 't niet ge
daan, wat deed de heer Melchior dan eene
niet juiste 'beschuldiging uit te spreken zon
der haar te bwijzen?
De heer van Duinen. Mijnheer de
voorzitter, naar aanleiding van deze zaak hëb
ik het stuk van 17 November 1905 opge
zocht. Toen is ook een adres van dezelfde
strekking bij den raad ingediend. Dat ging
toen uit van de gezellen der hier bestaande
typografische vereeniging. Ik heb het in die
dagen door B. en W. uitgebrachte prae-ad
vies altijd een meesterstukje gevonden, om
dat het 'hier betreft eene moeilijke en deli
cate kwestie. De toenmalige adressanten zijn
door het antwoord van B. en W. tevreden
gesteld. Zij 'hebben ingezien het groote ge
vaar voor moeilijkheden, dat zou ontstaan
als het verzoek werd ingewilligd. Het bewijs
daarvan is, dat die vereeniging nooit verder
op de zaak ingegaan. Destijds zijn zoowel
de gezellen als de patroons gehoord, en daar
om, wijl de toestanden niet veranderd
zijn, verbaast het mij, waar zoo kort
geleden de zaak zoo grondig is onder
zocht, dat nu de patroonsvereeniging van
het drukkersbedrijf op dezelfde motieven
een adres aan den raad heeft gezonden. Ik
begrijp het motief van dit adres niet. Dat
kan moeielijk gelegen zijn in het gebeurde
met de kiezerslijsten. Wat die heer Plomp
daarover heeft gezegd, daarmee kaan ik mij
vereenigen. De strekking van het geheel©
adres begrijp ik niet.
De heer Celosse. Mijnheer de voorzib-
ter, ik wil alleen een enkel woord zeggen tot
beantwoording van de vraag, die de heer
Plomp aan B. en, W. heeft gedaan. Ik kan
medëdeelen, dat het aan het dagelijksch be
stuur niet bekencl is, dat de firma van Cleeff
in ©enig opzicht ooit in overtreding is ge
weest. Over de zaak zelve behoef ik verder
niet te spreken. Zij is breedvoerig toege
licht. Het komt B. eni W. voor, dat er geen
reden bestaat om op het genomen besluit
terug te komen.
Wordt. z. h. o. conform 'het voorstel van
B. en W. besloten.
6. Voorstel van B. en, W. 'betreffende het
geven van eene schadevergoeding aan een
huurder van land, benoodigd voor dien aan
leg van den weg door de Vlasakkers naar
Birkhoven.
De huurder is bereid! voor 45 afstand te
doen van al zijn© rechten en tevens de af
scheiding van het gehuurde terrein langs den
weg in orde te maken.
Wordt z. h. o. conform het voorstel van
B. en W. besloten.
7. Voorstel van B. en, W. tot het niet hou
den van overgangsexamens aan het gymna
sium.
Op dezelfde gronden als in het vorige jaar
wordt voorgesteld de regeling van de bevor
dering der leerlingen, over te laten aan cura
toren.
Wordt z. h. o. conform besloten.
8. Voorstel van B. en W. betreffende de
uitbetaling van subsidie over 1908 aan de
Amersfoortsehe Tramwegmaatschappij
Op grond van de door het bestuur overge
legde rekening over 1908 stellen B. en W.
voor als subsidie uit te betalen een bedrag
van 1165.01£.
Wordt z. ,h. o. conform besloten.
9. Nader voorstel van B. en W. betreffen
de het aangaan van eene geldleening.
Naar aanleiding van door Ged. Staten ge
maakte opmerkingen, stéllen B. en W. voor
het besluit van 27 April, na intrekking, op
nieuw vast te stellen met deze wijziging, dat
de aanhef van art. 5 gelezen wordt: „Onver
minderd het recht der gemeente Amersfoort
om ten allen tijde tot vervroegde geheel of
gedeeltelijke aflossing over te gaan, zal teni
minste afgelost worden" enz.
Wordt z. h. o. conform besloten.
10. Nader voorstel van B. en W. betref
fende reclames tegen den aanslag in het
vergunningsrecht.
B. en W. stellen voor de aanslagen van de
reclamanten te handhaven.
Wordt z. h. o. conform besloten.
11. Voorstel van B. en W. tot wijziging
der begrooting, dienst 1908, ('betaling uit het
artikel onvoorziene uitgaven, van een bedrag
van 300, bij besluit van 30 Juni 1908 toe
gekend voor een teekencursus).
Wordt z. li. o. conform besloten.
12. Voorstel van B. en W. tot wijziging
der begrooting, dienst 1908.
De inkomsten en uitgaven worden nader
vastgesteld op 683,344,25|.
Wordt z. h. o. conform besloten.
13. Voorstel van B. en W. tot 'het verlee-
nen van afschrijving van inkomstenbelasting
wegens vertrek en overlijden, dienst 1908.
Wordt z. h. o. conform besloten.
Niets meer aan' de orde zijnde, wordt de
vergadering gesloten.
Electrische Drukkerij L. E. BOSCH ZOON.