Donderdag 22 Juli 1909.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
Voor 't Vaderland.
,W°. 2».
8"4 Juargang.
OORTSCH DA
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Amersfoort f l.OO.
Idem frawco per post1.00.
Afzonder, yte nummers- O.OO.
Daze Courant versohjjnt dsgelyks, behalve op Zon- en Feest
dagen.
Advertentiönmededeelin»en enz., gelieve men vóór 11 uur
's morgons bg de Uitgeven in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C°.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—B regels f 0.50.
Elke regel meer - 0.10.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 rents by vooruitbetaling
Qroote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen U/l
het herhaald adverteercn in dit Blad, by abonnement. Eome
circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Kennisgeving.
AANGIFTE VAN VERTREK UIT EN VAN
VESTIGING IN DE GEMEENTE.
De Burgemeester en Wethouders van Amers
foort,
Gelet op het Koninklijk besluit van den 27sten
Juli 1887 (Staatsblad no. 141), regelende de ver
plichting der ingezetenen tot het doen van aan
gifte voor de bevolkingsregisters
Herinneren den ingezetenen do op hen rusten
de verplichting tot het doen van aangifte van
vertrek uit en van vestiging in de gemeente, en
brengen daartoe bij deze te hunner kennis de
bepalingen van gezegd Koninklijk besluit, welke
luiden als volgt
1. Zij, die op don dag der volkstelling in den
•vreemde of in eene der koloniën of overzeesche
bezittingen van het Rijk hebben vertoefd, geven
binnen ééne maand na hunne terugkomst hier
van kennis aan hot gemeentebestuur.
Zij, die bij die telling zijn overgeslagen, geven
binnen ééne maand na don dag voor olke tel
ling bepaald, van dit verzuim kennis aan het
bestuur hunner werkelijke woonplaats. Voor de
leden van huisgezinnon rust de verplichting tot
kennisgeving op het hoofd van elk huisgezin.
2. Zij, die uit eene Nederlandsche kolonie,
eene overzeesche bezitting of uit den vreemde
hunne woonplaats overbrengen in eene gemeente
binnen het Rijk, doen hiérvan eene verklaring
aan het gemeentebestuur, vergezeld van het ge
bruikelijke getuigschrift voor hen die uit de
koloniën of bezittingen, van een paspoort of
reis- en verblijfpas of andere door de politie
deugdelijk erkende bewijsstukken voor hen die
uit den vreemde komen.
Deze verklaring geschiedt binnen ééne maand
na hunne aankomst in de gemeente.
3. Do kennisgeving in de twee vorige punten
vermeld, gaat vergezeld van de noodige opgaven
om in de bevolkingsregisters te worden inge
schreven.
4. Zij, die hunne werkelijke woonplaats bin
nen het Rjjk verlaten om die over te brengen
naar eene Nederlandsche kolonie, eene over
zeesche bezitting of naar den vreemde, doen
hiervan eene verklaring aan het bestuur der ge
meente, welke zij verlaten.
5. Zij die hunne werkelijke woonplaat® uit eene
gemeente van het Rijk naar eene andere ge
meente overbrengen, doen hiervan eene verkla
ring aan het bestuur der gemeente die zij ver
laten en waar zij in het bevolkingregister zjjn
ingeschreven, met opgaaf der gemeente, waar zij
wenschen zich te vestigen.
Zij ontvangen een kosteloos getuigschrift van
verandering van werkelijke woonplaats.
6. Ter plaatse, waar zij hunne werkelijke woon
plaats overbrengen, doen zij uiterlijk binnen
ééne maand na hunne aankomst eene verklaring
aan het gemeentebestuur, met overlegging van
het getuigschrift in het vorige artikel vermeld.
7. Elk hoofd van een huisgezin, geeft uiter
dijk binnen ééne maand kennis aan het ge
meentebestuur van ieder lid dat in het huisge
zin wordt opgenomen of daar uitgaat, inwonende
dienst- en workboden daaronder begrepen. Om
trent die kennisgeving geldt het bij sub 3 be
paalde.
Dezelfde kennisgeving geschiedt door afzon
derlijk levende personen, wanneer zij andera
personen in hun huisgezin opnemen.
Bestuurders van instellingen, gestichten en
inrichtingen, niet staande onder het bestuur of
toezicht van het openbare gezag, waar personen
onder eenig bestuur samenwonen, geven maan
delijks aan het gemeentebestuur kennis van
alle personen, die in de samenwoning zijn op
genomen of daarvan zijn uitgetreden.
De verplichting vervalt, wanneer langs een
anderen weg de vereisohte kennisgeving voor
hot bevolkingsregister gedaan is.
8. Onverminderd de bovenstaande voorschrif
ten is een ieder, door het gemeentebestuur
daartoe opgeroepen, verplicht tot het doen der
opgaven, die vereisoht worden om de bevol
kingsregisters in te vullen.
9. Overtreding dezer bepalingen wordt ge
straft met hechtenis van ten hoogste veertien
dagen of geldboete van ten hoogste honderd gul
den.
Gedaan te Amersfoort, den 21. Juli 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris. I>e Burgemeester.
J. G.6TEXFERT KRÖESK. WÜIJTIERS.
Politiek Overzicht.
l)e val van Clemenceau.
Het is niet geheel juist geweest wat wij
hebben medegedeeld, dat -de Fransche Ka
mers verleden Zaterdag naar huis zijn ge
gaan. Alleen de Senaat verdaagde toen zijne
zittingen voor on'hepaalden tijd. De Kamer
bleef nog 'bijeen om de behandeling van het
rapport over de marine-enquête ten einde
te brengen.
E- heeft een sterk vermoeden geheerscht,
dat deze zaak in, de doos zou worden gedaan
en dat de Kamer een besluit zou nemen
tot aanbeveling van hervormingen in het
bestuur van de vloot, om daarna met va-
can'ie te gaan en «lies bij bet oude 'te laten.
Maa- het is anders uitgekomen.
De Kamer heeft den 25en Maart eene
commissie benoemd cwn den toestand van de
marine te onderzoeken. Zij vond tot dit be
slui' aanleiding in de aanhoudende rampen,
warïdoor de marine werd getroffen, en in
■de onthullingen, die werden gedaan over
in het 'bestuur heerscliende misbruiken. De
regeering had wi'llen voorkomen, dat de
Kamer zelve zich met de zaak bemoeide,
door een onderzoek op te dragen aan eene
commissie van' ambtenaren en officieren
maar daarmede stelde de Kamer zich niet
tevreden, en de regeering moest bonne mine
a mauvais jeu maken. Als voorzitter van de
commissie trad op de oud-minister Delcas-
sé. Onder zijne leiding werd er hard en vlug
gewerkt. In een paar maanden was een
lijvig rapport gereed, dat een treurig beeld
ophing van den toestand in alle onderdee-
len van den dienst.
Med dik rapport en zijne conclusiën
heeft de Kamer zich verscheidene dagen
bezig gehouden. De debatten begonnen ta
melijk vreedzaam, maar tegen het einde
werd de toon scherper. De begrootingscom-
missie droeg daartoe bij door haar vijandig
gesteld rapport over een c red-iet van 30
millioen, dat de regeering had gevraagd
voo.' uitgaven ten behoeve van de marine.
Dit rapport constateerde, dat er tot dusver
niets was gedaan om aan de wanorde en de
desorganisatie in het marinebestuur een
einde te maken, en dat de toestand zooda
nig is, dat er ndet de geringste waarborg
bestaat voor de slagvaardigheid van de
Vloot.
Tegen dezen directen aanval op het ka
binet klonk de verdediging van den minis
ter van marine Picard uiterst mat. ÏTij
pleitte verzachtende omstandigheden, be
treurde dat er fouten en dwalingen waren
begaan, maar waarschuwde tegen overdrij
ving. De regeering zou in het najaar met
voorstellen komen, die verbetering zouden
brengen, en de Kamer kon er op rekenen,
dat op den storm weder helder weer zou
volgen voor de Fransche marine.
Het slotwoord in dit debat had Delcassé,
'de voorzitter van de enquête-commissie, die
de regeering scherp te lijf ging en den
minister-president Clemenceau persoonlijk
verantwoordelijk stelde. Hij gee solde de
ar archie, die alles op losse schroeven stelt.
Do minister-president, die zelf voorzitter
geweest is van eene enquête-commissie bui
ten het parlement, had dit gewichtig be
lang ter hand moeten nemen. Nu de regee-
riing haar plicht niet heeft gedaan, moest
de Kamer den haren doen. Het land zou niet
begrijpen, dat de Kamer zich er toe be
paalde haar jaarlijks 300 millioen francs
te laten betalen voor eene verzekerings
premie, die soliditeit mist. Het zou ook
niet - begrijpen, als de Kamer geen recht
dee Maar het heeft het recht van zijne
marine te eischen, dat aller streven uit
loopt op één doel. Het heeft het recht te
verlangen, dat de Kamer slechts geld en
vertrouwen schenkt aan eene regeering, die
besloten is in die richting te gaan.
Onder den indruk van deze woor
den werden door den voorzitter de ver
schillende me tién voorgelezen, die wa
ren ingediend om door eeue stemming
de Kamer uitspraak te laten doen. Daar
onder waren er twee, die beiden instem
ming betuigden met de couclusiën van het
rapport der enquêtecommissie. Het verschil
tusschon de twee motiën zat echter hierin,
dat de eene het vertrouwen uitdrukte dat de
regeering de marine zou reorganiseeren, ter-
wijl de andere, die Delcassé had voorgesteld,
leedwezen uitdrukte, dat de vegeering tot
dusver niets had gedaan om den toestan dl
van de marine te verbetereu. De eene motie
hield dus een votum van vertrouwen in
de andere bevatte eene scherpe afkeuring
van het beleid der regeering. Clémenceau
kwam op de tribune om te verklaren, dat
de regeering alleen de eerste motie kon
aannemen, maar hij deed zijne zaak geen
goed, door er een persoonlijken uitval tegen
Delcassé aan vast te knoopen, wien hij ver
weet als minister eene politiek te hebben
gevoerd, die Frankrijk had vernederd. Met
deze zinspeling op de zaak van Algeciras,
waarover indertijd Delcassé als minister is
gestruikeld, beging de minister-president
eene groote onhandigheid, die de Kamer
zichtbaar ontstemde en juist het tegen
deel uitwerkte van wat werd bedoeld.
Bij de beslissing van de vraag, welke
motie het eerst in stemming zou ko
men, werd met 212 tegen 176 stemmen de
prioriteit aan de motie, die de regeering
verklaard had te kunnen aanvaarden, gewei
gerd. Dit zei'de voldoende hoe de Kamer
dachtde ministers wachtten dan ook de
eigenlijke uitspraak niet af, maar verlieten
de zaal om hunne portefeuilles ter beschik
king van den president der republiek te
stellen.
Pas verleden Donderdag had de Kamer
met 345 tegen 90 'emmen de algemeene
politiek van de regeering goedgekeurd en
het vertrouwen uitgesproken, „dat zij eene
politiek van democratische hervormingen
met eene uitsluitend republikeinsche meer
derheid zou uitvoeren." En vijf dagen later
volgde daarop een ander votum, dat het
kabinet tot heengaan noopte. Ook in onze
dagen zijn het Capitool en de Tarpejische
rots nog dicht bij elkaar.
President Fallières heeft de ontslagaan
vrage van de ministers aangenomen. Wie zal
heiast worden met de taak om een nieuw
kabinet samen te stellen? In den val van
Clemenceau en zijne ambtgenooten heeft
Dejcassé een groot aandeel gehad. Al9 dat
aanspraak geeft om op te treden in het
nieuwe bewind, dan heeft Delcassé zeker
eene groote kans.
Dultschland.
Een parlementair correspondentieburean
heeft uit welingelichte kringen verno
men, dat men in den bondsraad eerst het
voornemen had, den rijksdag te verdagen.
De sluiting van de zitting is geschied op
direct initiatief van den Keizer.
De gezamenlijke vereenigingen van de
werklieden bij de hoogovenindustrie hebben
aan vorst Biilow een in hartelijke bewoor
dingen vervat afscheidstelegram gezonden.
In het antwoord wordt o. a. gezegd „De
door u uitgesproken overtuiging, dat de be
langen van de werklieden en de werkgevers,
van nijverheid en landbouw niet vijandig
maar gemeenschappelijk zijn, beeft mij bij
mijn arbeid voor den socialen vrede en voor
de bescherming van den internationalen ar
beid geleid. Moge zij steeds meer in ons volk
doordringen, opdat het ook zijn gevaarlijk
sten aartsvijand, den partijtwist, kunne
overwinnen".
Vorst Bülow heeft schriftelijk afscheid
genomen van de leiders van de buitenland-
sc'he politiek in de beide andere staten van
den driebond, baron Aehrenthal en Tit-
toui. De Romeinsche Tribuna doet uitko
men, dat bet iets nieuws is, dat een staats
man in dezen vorm afscheid neemt van den
ambtgenoot van een verbonden staal en den
levendigen wensch uitspreekt, dat de goede
betrekkingen van het bondgenootschap zul
len blijven bestaan. Dit maakt een des te
dieperen indruk, omdat 11a Bismarck geen
rijkskanselier bij het scheiden een zoo ein-
delooze reeks getuigenissen van leedwezen
en vriendschap ontvangen beeft dan Bülow.
Met zijn bartel ijken wensch, dat de be
staande goede betrekkingen tusschen
Duitschland en Italië nooit zullen ophou
den, heeft de kanselier daarom de meest
gepatste formule gevonden' om het voort
duren te verkondigen van eene politiek, die
tot dusver voor Italië niet minder clan voor
Duitschland nuttig is geweest. Met de ver
zekering, dat de oprechtheid van zijne waar
deering voor Italië hem daar de hartelijkste
ontvangst verzekert, heet de Tribuna vorst
Bülow welkom op zijne 'bezitting te Rome.
I11 de Oostenrijkse he pers wordt een be
zoek van den nieuwen Duitschen rijkskan
selier bij Keizer Frans Jozef aangekondigd.
Het is juist, dat vou Bot liman 11 Hollweg
plan heeft zulk een bezoek ten uitvoer te
brengen. Over bet tijdstip der uitvoering
echter is nog niets bepaald en evenmin is
vastgesteld, wanneer de rijkskanselier zijn
wensch «al uitvoeren om zich aan den Ko
ning van Italië voor te stellen. Vermoede
lijk zullen de beide bezoeken in het najaar
geschieden.
De nieuwe minister van onderwijs en
eeredienst in Pruisen von Trott zu Solz
wordt met groote warmte begroet door de
Kölnische Volkszeitung, oen hoofdorgaan
van het centrum. Terwijl de benoeming van
de nieuwe mannen in de rijksregeering niet
te beschouwen is als eene concessie aan de
meerderheid, d;ie baar stempel heeft gedrukt
op de fmancieele hervorming, en veeleer
het streven verraadt om in de oude politieke
lijn te blijven, schijnt de nieuwe Pruisische
minister van eeredienst eene uitzondering
daarop te maken. De vroegere opper presi
dent van de provincie Brandenburg is poli
tiek conservatief, staat als staatsman op
positief christelijk standpunt en is als evan
gelisch christen van de positief geloovige
richting. Het blad meent, dat men de be
noeming van dezen minister nog eonige gra
den warmer mag begroeten, omdat het be
kend is, dat ondr Bülow met den liberalen
Frankforüschen burgemeester Adiches is
onderhandeld over -de aanvaarding van deze
portefeuille.
Frankrijk
De meerderheid bij de stemming ia de
Kamer van eergisteren, die bet kabinet
Clemenceau ten val heeft gebracht, bestand
uit 62 radicalen, 6 linker-republikeinen, 18
onafhankelijke socialisten, 45 vereeuigde
soc-ialisteu, 30 gematigde republikeinen em
51 nationalisten eu conservatieven. Do
minderheid bestand uit 133 radicalen, 23
linker-ropubliketoen, 8 onafhankelijke so-
cialtisten en 1 conservatief26 lieden ont
hielden zich van de stemming, 175 waren
afwezig.
De Figaro kenschetst <le stemming als
een coup de theatre. ,,0p het oogeinblik,
waarop men wildie gaan slom-men, sprak) dte
heer Clemenceau, misschien overspannen
of vermoeid en verlangende naar het ein
de. eenige woorden, die eoue golieol andere
uitwerking hadden dan hij had gedacht. De
algeimeeaie indruk bij 't verlaten van de
zitting was dóe van eene zonldlerlinge gril
de heer Clemen cetatu op den dag- voor de
vac anti e, kort voor de verkiezingen en. ter
wijl zijne meerderheid aani hem verknocht
scheen, heeft zich zelf ten val gebracht."
Hetzelfde oordeel veflt de rneit het kabi-njet
bevriende Pe.tit Parisian, die zegtGeorge
Clemenceau is niet gevallen, hij heeft zich
zelf ten val gebracht. Een gril van den
debater Clemiencoau, een geheel ortooocfige,
onbillijke en onvoorzichtige grill sloeg in
weinige minuten het ministerieel© schip te
pletter, dat sedert 33 maanden dreef.
Chalons sur Marne, 21 Juli.
Som nier verklaarde, dat, daar hij verschei
dene malen'den grond had geraakt, zijne
vlucht van 45 minuten niet moest worden
geregistreerd.
Engeland.
I11 het Lagerhuis heeft de afgevaardigde
Pike Pease de vraag gedaan, of het plan
tot het 'houden eener internationale confe
rentie over het Balkan-vraagstuk thans
voorgoed was opgegeven. Namens de regee
ring werd geantwoord, dat nu de moeilijk
ste vragen, die in de eerste plaats aanlei
ding konden geven tot ernstige geschillen,
opgelost zijn, er nog slechts onderhandelin
gen worden gevoerd over eenige punten van
ondergeschikt belang, verband houdende
met art. 29 van het verdrag van Berlijn.
De Miners Federation of Great Britani
heeft, zooals reed6 werd bericht, na eene be
raadslaging vau twee dagen ,het besluit ge
nomen om alle leden van dezen bond, die
ruim 900,000 mijnwerkers omvat, de vraag
ter beslissing voor te leggen of uit sym
pathie met de Schotsche mijnwerkers eene
algemeene staking van alle arbeiders dn
steenkolenmijnen van Engeland, Schotland
en Ierland zal plaats hebben. Te oordeelen
naar de in de arbeiderskringen Ibeeischende
stemming, zal de stemmiug vermoedelijk uit
vallen in den zin van de algemeene stakiug,
als het niet aan de bemoeiingen van de re
geering gelukt deze «staking af te wenden,
doordat door hare bemiddeling overeenstem
ming verkregen wordt tusschen de eigenaars
van de Schotsche mijnen cn hunne werk
lieden over de loonkwestie. De minister van
handel heeft vertegenwoordigers van de
f
Naar het Fransch van Eihnond Lepelletier.
46 DOOR
J. L. VAN DER MOER.
TWEEDE DEEL.
Hot Verraad van Dolorès.
HOOFDSTUK I.
De Fransche Gevangene.
Vóór het paleis van den gouverneur, waar
een soort van kamp is opgeslagen, dat door
Spaansche musketiers bewaakt wordt, wach
ten de mannen, die bij een laats ten: uitval
zijn gevangen genomen, hun lot af. Er zijn
brugers, boeren en Geuzen bij, gereed om
oogenblikkelijk te worden afgeleverd' aan
den beul, die als een ijverig ambtenaar
voortdurend zitting houdt bij zijn galgen;
en. andieren, personen van meer beteekenis,
edellieden of kerkleeraars, die eerst vóór
den Raad van Bëroerte moeten verschijnen.
Onder de laatsten een flinke stevige man,
met vroolijk gelaat, dragend het kuras van
de Burgerwacht. Hij wordt juist opgebracht,
ontwapend natuurlijk, waarbij twee lanske-
«ets hem brutaal-weg met de stokken van
hun lansen in den rug stooten. Achter hem
loopt een kranige edelman, die den hoed
niet veeren, den korten mantel en het sier
lijke wambuis van de heeren van het Hof
van Karei IX draagt. Hij is zijn degen
kwijt, maar steunt op een stok met vergul
den knop, versierd met kostbar© edelgesteen
ten.
„Die twee mannen moeten gescheiden, en
hier gehouden worden," beveelt een der offi
cieren, de luitenant Miguel, op ruwen toon.
De groote kerel in het kuras, gaat vrijwil
lig vooruit, zonder de uitvoering van het be
vel af te wachten. Maar de edelman, die
met volle aandacht het tooneel in oogen-
schouiv neemt, dat zich aan hem voordoet,
beweegt zich niet.
„Vooruit jij 1" schreeuwde de luitenant
Miguel hem toe, hem bij den schouder vat
tend.
„Pardon, vriendje," zegt de edelman, die
zich bedaard omkeert, „men heeft mij m'n
degen ontnomen, maar ik heb m'n stok nog
over, en indien go mij nog eenmaal op die
wijze aanraakt, zal 'k m'n stok op uw schou
ders stuk slaan."
De verbaasde officier trekt met een „wat
blief-je, vagebond?' zijn degen, maar de
edelman ontwapent hem met een enkelen
slag, terwijl hij hem toevoegt„zie daar,
vlegel 1"
„Ik zal je in stukken houwen!" schreeuwt
de officier woedend, terwijl hij zijn. degen
opraapt.
„Pardon, zou 'k eerst eens mogen weten'
wie go zijt?" vroeg de edelman met de groot
ste koelbloedigheid.
„Ik ben luitenant Miguel van de Muske
tiers."
„E11 ik ben markies de la Trémouille, ge
trouw onderdaan cn vriend van Zijne Majes
teit Koning Karei van Frankrijk. Ofschoon
ik op 't oogenblik gevangene ben, zal 'k aan.
de heeren Spanjaarden toch nimmer toestaan
mij met '11 hand aan te raken. En, nu zou
'k wel eens wjjjen weten, waar men hier 'n
oogeublikje zitten kan."
„Men'eer de markies ik was met uw
qualiteit niet bekend," antwoordde Miguel,
plotseling bijzonder beleefd geworden. „Ik
heb orders u met de meeste voorkomendheid
te behandelen. U is Franschmati, en Zijne
Majesteit Koning Philips wenscht niet an
ders dan groote hoffelijkheid tegenover de
onderdanen van zijn schoonbroer. Wilt u op
dit bankje plaats nemen?"
De officier verwijderde zich, 11a gegroet te
hebben.
La Trémouille nam 't bankje, en aange
zien er nog eon over was, bood hij dit zijn
metgezel aan, den man met het kuras, die
zeer vermoeid scheen, alsof hij een langen
marsch achter den rug had.
„Wilt u dezen zetel aannemen, meneer?"
vroeg de markies, zeer beleefd, aldus de
honneurs op deze wapenplaats, den voorhof
van de gevangenis cn van het schavot, met
dezelfde gratie waarnemend, alsof hij zich
in het Louvre bevond, wanneer de Koning
's morgens zijn particuliere vertrekken ver
liet.
„Ik zal 't niet weigeren, meneer de mar
kies. Die schavuiten hebben ons onbarmhar
tig hard laten loopen van de stadsgevangenis
naar hier... zonder zelfs de beleefdheid to
hebben ons bij aankomst '11 kleine verfris-
selnng aan te bieden. Gelukkig," vervolgde
hij met een zucht van voldoening, „heb 'k
eenige kleine voorzorgen kunnen nemen.
Zou. de markies misschien zoo beleefd wil
len zijn me even te helpen om m'n kuras los
te gespen?"
„Wel zeker,meneer.
„Hilarion, om u te dienen, sergeant van
de Burgerwacht. Vroeger was 'k monnik in
Spanje, nu ben ik soldaat van de stad Brus
sel, vriend en kameraad van den graaf
van Rijsoor, den oud-burgemeester..."
„Ik ken den graaf... een dapper man met
'n warm hart. Hij is 't hoofd van al die
moedige zonen van Vlaanderen, edellieden
zoowel als burgers, die de wapens voor hum
onafhankelijkelijkheid hebben opgevat."
„Stil, stil toch, markies," zei Hilarion,
„deze plaats leent zich in 't geheel niet voor
zulke gesprekken... Hebt ge lust uw dorst
eens te lesschen? Men zou hier '11 droge keel
krijgen in dit bivak, al zou 't alleon maar
zijn door 't zien van al die kerels."
E11 Hilarion haalde een kalebas honigwa
ter van onder zijn kuras te voorschijn, die
hij La Trémouille aanbood. Deze dronk er
een paar teugjes uit en gaf haar daarna weer
aan den ex-monnik terug, met de woorden
„Dank u zeer, meneer Hilarion. 't Is
frisch in de lucht, zoo'n slok doet goed. Dat
verwarmt 'n beetje en is oorzaak dat men
«iet behoeft te rillen van kon. Die kerels
konden anders denken, dat we van angst
beefden..*."
Op dit oogenblik hoorde men een doffen
knal achter het paleis.
„Wat is dat?" vroeg de markies.
„GewoJngenen zooals u en ik, die worden
doodgeschoten.ketters I"
„God zij hun ziel genadig!" zei La
Trémouille ernstig, het hoofd oivtblootend.
Hilarion had zijn kruikje weer opgebor
gen en zijn kuras dicht gegepst. Hij haastte
zich 't voorbeeld van den markies te vol
gen en salueerde.
Deze keek hem verwonderd aan
„Nedm me niet kwalijk," sprak hij.
„maar ik moet u opmerk-ein dat 'k calvinist
ben."
„Ik ook... ik heb gebroken met Rome en
ben er trot9ch op, evenals m'n vriend Rijs
oor, den (nieuwen godsdienst te hebben aan
genomen. Vroeger was 'k 'n onwetende,
luie mom nik, tot niets nut dam' tot 't op
dreunen van eenige oremus en tot liet blus-
schen van 'n brandje, in m'n hoedanigheid
van Capucijner. Tegenwoordig draag 'k 't
kuras, als 't te pas komt maak 'k 'n heel
handig (gebruik van 'in snaphaan, ik leg '11
paar -ruiters of lanskenets neer, wanneer ze
ze ibi'nnen schot zijn, en bovendien heb 'k
den troost de Schrift te kunhnen lezen c-n
de echtgenoot te «zijn van Juanita, '11 lieve
vroolijke vrouw, meneer de markies."
„Ik wensch u gieluk met die verand'ering
en verzoek m'n beleefde groeten laan uw
vrouw..."
„Arme Juanita," zuchtte Hilarion, ,,'t ia
juist om harentwille dat 'k bier als gevau-
gene be.11,, wel is wiuur in aangenaam gezel
schap, en dat 'k op 't punt jAa opgeknoopt
te worden, tenzij Noircarmes er de voor
keur aan -geeft me te doeci doodae bieren,
oimkit de galg nog al wat tijd ophoudt
Wordt vervul yd