S*'" jHiirganit. Dinsdag 12 October 1909. BUITENLAND. FEUILLETON. DE W1SKOTTENS. JS°. 105e AMERSFOORTSGH DAGBLAD. f 1.00. - 1.50. - O.OS. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden voor Amersfoort Idem frauco per poet Afzonder, ijke nummers Dm* Courant rerschynt dagelijks, behalve op Zon- en Feeet- degen. Advertentiênmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 urn 's morgens bty de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C°. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels f 0.50. Elke regel meer - O.IO. Dienstaanbiedingen en aanvragen 85 cents bjj vooruitbetaling. Qroote lettere naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tel het herhaald adverteeren in dit Blad, by abonnement circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvra^ toegezonden. Politiek Overzicht De strijd over de begrooting in Engeland. Het lagerhuis, dat in de vorige week ge reed gekomen is met de „committee stage'' van de wet op de middelen, laat deze week die zaak rusten om in de volgende week haar te hervatten. De „committee stage" komt overeen met de behandeling van de artikelen in ons parlement. Daarop moet, nog volgen de „report stage", eene tweede lezing van de artikelen, en eindelijk zal de derde lezing gelegenheid verschaffen om het volbrachte werk in zijn geheel te overzien en op grond daarvan de eindbeslissing to nemen. Wat er dan zal volgen, ligt nog in het duister. Dan is het oogenblik daar, waarop het hoogerhuis geroepen zal zijn stelling m nemen tegenover de begrooting en de ge wichtige constitutioneele vraag, die daarbij te pas komt. Niet ten onrechte schrijft de Spectator tot kenschetsing van den toestand „De politieke toestand en het verwarde babel van gissingen omtrent hetgeen gebeurt achter de schermen, maken velen, waar onder ook wij zijn te rekenen, geneigd om de zaken te resumeeren in de woorden, die de „Cockney boy"*) bezigde, toen hem ge vraagd werd een theologisch vraagstuk op te lossen Ik weet het niet, gij wéét het niet. geen van ons weet het". In de tegenwoordige phase van den strijd is het woord Compromis de leuze van 'en dag. Of de verdere loop der gebeurtenissen aan deze leuze een reëelen inhoud zal geven, moet nog blijken. Dat Koning Eduard een conflict tusschen de beide huizen, waarvan hij vreest dat het nadeel zal brengen aan het monarchale beginsel, gaarne vermeden zou zien, is bekend en te begrijpen. Dat heeft hem ook bewogen in de vorige week den eersten minister Asquith midden uit het begrootiugsdebat te ontbieden naar Bal moral, het Bchotsche lustslot waar hij nu tijdelijk vertoeft. Maar voorloopig schijnt van het ontbieden van nog andere staats lieden te zijn afgezien; lord Lansdowne, de officieele leider van de oppositie in het hoo gerhuis, van wien werd beweerd dat hij bij den monarch was geroepen, is niet gegaan. Of er werkelijk kans is op het tot stand komen van een compromis, is voor het oogenblik moeilijk te zeggen. Het blijft de vraag of niet de beide partijen te ver gegaan zijn in den strijd om zich nog te kunneu verstaan. De verschilpunten zijn zoozeer op den Voorgrond gebracht, inen staat zoo scherp tegenover elkaar, dat twijfel of toe nadering nog mogelijk is, wel gerechtvaar digd is. Bij een feestmaal, dat in de National Li beral Cluh weTd aangeboden aan den lord- kanselier lord Loreburn, heerschite eene stemming, die tegen een compromis was ge- Een familiare benaming voor den Londeu- schen kleinburger. kaart. De minister Winston Churchill, die den dronk uitbracht op den gast, verklaar de, dat hij nooit had behoord tot hen, die meenden dat de begrooting door het hioo- gerhuis zou worden verworpen. Die verwer ping zou eene consititutioneele gewelddaad zijn en in dit stadium was men niet ge rechtigd aan te nemen, dat die gewelddaad zou worden gepleegd. „Pinancieele macht, is de hoeksteen. Ontneem aan het lagerhuis de financieele macht, ontneem het volledige toezicht op de financieele zaken aan de ver tegenwoordigende vergadering, en ons ge- heele re geer i n g sste Is e 1 zal ineenvallen. De verwerping van de begrooting zou niet alleen eene vraag zijn van de wet op de middelen van de baan te brengen of eenige voor be paalde klassen aanstootelij ke belastingen te weren. Het zou "beteekenen, dat het hooger huis, d. i. eene niet uit verkiezingen voort gekomen en niet vertegenwoordigende ver gadering aanspraak maakt op de macht, om regeeringen te maken en te breken, en de erkenning van die macht zou zonder eeni ge kwestie beteekenen, dat het hoogerhuis de voornaamste bron en oorsprong zou wor den van alle politieke macht onder de Kroon. Dat nu is een ernstige strijd. Een strijd, waaromtrent wij hadden gehoopt en men ons had verzekerd, dat het zwaard voor goed in de scheede was gegaan. En dat is de zaak waarom het gaat. Wij hebben geen plan haar in eenig opzicht te verzachten. De verantwoordelijkheid voor de gevolgen moet blijven bij den aanvaller, die het eerst de cénstltutijoneele traditie van ons land schendt. Wanneer de begrooting het lager huis verlaat, zal de tijd van discussie, voor zoover ons betreft, tot een einde gekomen zijn. De begrooting zal het lagerhuis ver laten in een finalen vorm, en geen amende ment van het hoogerhuis zal worden aange nomen." In zijn antwoord drukte lord Loreburn zijne hoop en zijne verwachting uit, dat er geen parlementaire botsing zou ziju met be trekking tot de wet op de middelen. Hij zeide, dat hij niet zonder kennis van zaken sprakhij geloofde nooit, dat de leiders van de conservatieve partij een stap zouden deen, die tot zulke ernstige gevolgen ztou leiden. Zinspelingen, dat het kabinet niet eenstemmig was ten aanzien van de begroo ting, werden door lord Loreburn afgedaan met de verzekering, dat het kabinet harte lijk eensgezind was, zonder een enkelen dis sident. en wat van nog meer beteekenis was, ook de liberale partij was van harte één van zin. Hij wees daarna uitvoerig op den draug naar sociale hervormingen onder verklaring, dat de eigendom en de instellingen niet 'veilig kunnen zijn zonder eene tevreden be volking. Lord Loreburn is als lord-kanselier van rechtswege de voorzitter in de vergaderin gen van het hoogerhuis. Zijn woord ver dient dus groot gezag, en wanneer hij en zijn ambtgenoot Churchill verklaren, dat men niets zal laten afdingen van de begroo'timg zooals het lagerhuis haar heeft vastgesteld, dan moet men aannemen, dat men aan die zijde tot een compromis niet geneigd is. In- 'tosschen men heeft ook met de andere partij te rekenen en met het gewicht, dat daar aan de verklaringen van de zijde der regeering wordt gehecht. Van grooten in vloed op den verderen l'oop van den strijd kan de verkiezing zijn, die ©erlang moet worden gehouden in het Londensche düs- strict Bermondsey, welke vertegenwoordiger een paar dagen geleden is gestorven. Bij de laatste algemeene verkiezingen werd dat district door de liberalen gewonnen. Maar als nu van socialistische zijde zelfstandig een candidaat werd gesteld, dan zouden de conservatieven groote kans hebben om dezen zetel aan de liberalen te ontnetoen, omdat als er meer dan twee candidaten zijn, de betrekkelijke meerderheid voldoende is om te worden gekozen. Dan izouden de conser vatieven niet alleen een zetel winnen, maar die overwinning ziou hun ook een riem on der het hart steken voor den algemeenen politieken strijd. Spanje. In Barcelona heeft verleden Zaterdag te recht gestaan de directeur van de moderne school Ferrer. De akte van beschuldiging vermeldt, dat onder de bij den beklaagde in beslag genomen papieren stukken zijn, be trekking hebbende op een plan om Spanje tot eene republiek te maken. Verschillende getuigen verklaarden, dat Ferrer een anar chist van de daad is, die de oproerige be woging heeft goedgekeurd en ondersteund. Ferrer betwistte zijne deelneming aan de on lusten en verklaarde niet te behooren tot eene politieke partijhij ontkent zich met den opstand te hebben bemoeid en maatre gelen van geweld te hebben aangeraden de overwinning verwacht hij alleen van de opvoeding van het volk. De tegen hem in gebrachte beschuldigingen beschouwt hij als het werk van zijne vijanden, die zijne uit geverszaak willen vernietigen, gelijk vroe ger zijne school. Andere getuigen verkla ren, dat Ferrer den alcalde van Premi'a op de hoogte heeft gébracht van de gebeurte nissen in Barcelona én hem heeft aange spoord de republiek uit te roepen. Hierte genover verzekert Ferrer, dat hij zich den ganschen tijd van het oproer schuil heeft ge houden hij weigert echter de familie te noemen en als getuige te laten dagvaarden, waarbij hij verblijf heeft gehouden. Eenige schriftkundigen verklaarden #enige brieven en revolutionaire proclamatiën van Ferrer's hand te zijn; andere getuigen verklaarden, dat van de komst van Ferrer in Preniia af de onlusten een ernstiger karakter hadden aan genomen. De openbare aanklager betoogde, dat Fer rer de aanlegger van de gebeurtenissen in Juli geweest is, de groepen op de Rambla heeft aangevoerd en getracht heeft in Mas- rou en Premia de republiek uit te roepen. De revolutionaire proclamatiën, die zijn ge vonden, bewijzen, dat hij den opstand sints lang heeft voorbereid; ook heeft hij de op standelingen van geld voorzien. Tegen den beklaagde werd de doodstraf geëischt met verlies van de burgerlijke» eererechten en verbeurdverklaring van het vermogen tot schadeloosstelling van de slachtoffers der revolutie. De met de verdediging belaste of ficier las eene rede voor, waarin protest werd aangeteekend tegen de aanklacht, om dat zij steunde op papieren, die twintig ja ren oud zijn, of op ijdele geruchtenhij betoogde voorts, dat de beklaagde niet kan worden veroordeeld wegens feiten, waarvan hij in eeu vroeger prooes reeds is vrijge sproken. Eindelijk nam Ferrer zelf het woord om zijne onschuld te betuigen, die reeds blijkt uit de omstandigheid, dat hij zijn geld niet uit de bank heeft genomen, waar het was belegd, en te verklaren, dat hij in Juli naar Barcelona was gekomen, niet om den opstand te besturen, maar voor zaken. Het vonnis zal eerst bekend gemaakt wor den, nadat het is bekrachtigd door den ka pitein-generaal. Oostenrijk. In den landdag van Neder-Oostenrijk heeft de stadhouder namens de regeering ©ene verklaring afgelegd omtrent de redenen, waarom aan de door den landdag aangeno men wet, waarbij de Duitsche taal als on derwijstaal in Neder-Oostenrijk wordt gepro clameerd, de bekrachtiging der regeeriug is onthouden. Het antwoord, waarover lang durige onderhandelingen hebben plaats ge had, is iets minder scherp afwijzend dan de vroeger in deze zelfde zaak genomen be slissingen; het beroept zich niet meer op art. 19 van de grondwet (handhaving van de nationaliteit van de taal van alle volksstam men), maar nog slechts op art. 6 van de rijksonderwijswet (bepaling van de onder wijstaal door den landsschoolraad na raad pleging van hen, die de scholen onderhou den). De regeeriug verklaart zich bereid over deze vraag een doelmatig overleg te plegen met den landdag; zij wil de rege ling van het openbaar onderwijs op den be- staanden voet handhaven. De landdag heeft eene commissie van 20 leden benoemd tot nadere overweging van deze zaak. Verder werd de behandeling drin gend verklaard van voorstellen om het Duitsch te verklaren tot onderwijstaal aan de inrichtingen tot opleiding van onderwij zer in Neder-Oostenrijk om geene ander© onderwijzers aan te stellen dan die aan Duitsch© inrichtingen zijn opgeleid. Rumenië. Boekarest, 11 Oct. De Kouiimg, welke de plechtige opening van de haven van Con stauza bijwoonde, drukte d<e over tuiging urt dot Constanza in de naaste toe komst een der voornaamste havens van -de Zwarte Zee zou worden en ©en belangrijke factor voor maatschappelijke ontwikkeling. Rutland. Aan de Langdurige onzekerheid of de Czaar naar Italië zal reizen, schijnt nu een einde te zijn giekomen. Er wordt berient, dat dé Czaar over DuitscMand, Zwitserland en vermoedelijk Frankrijk zich zal begeven naar dé Tyrrhieenschie aeo, waar dé ontmoe ting van den Czaar met Koning Victor Ema nuel op zee zal plaats hebben. De definitieve reisroute wordt voorloopig nog geheim gt houden, maar men kan aannemen, dat de Czaar München en Genève zal aandoen. Heb staat vast., dat de Czarina in geen goval den Czaar op zijne reis zal' vergezéllen. De Gazetta di Torino schrijft: Het Ko ningspaar aal zijn verblijf in Raooo-nigi ver lengen tot over half October, om den Czaar te verwachten, die daar drie dagen zal ver toeven Turkije. Het Pruisieohe Miilitar-Wochenblabt be vat de aanstelling van 14 Turksohe officie ren tot luitenant a la suite van het Prui sische leger. Acht zijn ingedeeld bij infan- terie-regi merrtendrie bij de cavalerie en bij dc veld-artillerie, de genietroepen oi de spoorweg-troepen ieder een. Tegelijk werden een aantal Duitscihe officieren op non-acti viteit gesteld, die naar Turkije zullen gaan om daar als instructeur werkzaam te zijn het meest zijn kapiteins of ritmeesters; drie zijn 6taf-officieren. Allen krijgen in den Tuikschen dienst een één-graad hooge- ren rang. Volgens een berichit in de Politische Kor- respondénz maakt de Fransche maatschappij v l den spooi weg SmyrnaKassaba aan spraak op d'e concessie voor eene, van hare lijn bij Sumak, ten noordoosten van Smyr na zich aftakkende lijn naar Panderm» aan de zeer van Marmora. De Fransche maat schappij van de Syrische lijn van Bei roet naar Aleppa vraagt om concessie voor eene lijn van Tripolis ten noorden van Beiroet naar Horns aan de lijn Beiroet- Aleppo. Eene Amerikaansche en eene Bed- gische groep ondernemers doen stappen voor dé concessie van eene lijn in Oostelijk Klein-Azië van d© Middelilandsche zee over Siwas, Diarbekir en Warf naar de Perzi sche grens. De aanleg en exploitatie van eene lijn van de Bulgaarsche grens naar Koemanowa zal waarschijnlijk aan de Orient spoorwegmaatschappij opgedragen worden. Orl*kMil«ad. Athene, 11 Oct. Bij de opening van de zitting van de Kamer verklaarde de mi nister-president, dat nooit eene regeering het bewind heeft aanvaard onder moeielijker omstandigheden. Op een gegeven oogenblik werden wij bedreigd door de engste kwalen de wind der anarchie dreigde alles mee te sleepen. Het verhéugt ons, dat wij de orde hebben kunnen handhaven en kalmte heb ben kunnen terugbrengen in de gemoederen. Wij zijn allen bezield door de vurige be geerte liet land te verheffen door de Ver betering van alle takken van het openbare leven De minister van binnenlandsche zaken stelt eenige wijzigingen in het reglement van orde voor, die strekken om den wetgeveindeni arbeid van de Kamer gemakkelijker te ma ken. De minister van oorlog kondigt aan, dat hij eenige militaire wetsontwerpen zal indienen. Hij verklaart, dat Griekenland] zijn leger in goeden staa't van organisatie wil houden, maar er niet aan denkt iemand te bedreigenhij behoudt zich voor later wetsontwerpen betreffende deze organisatie in te dienen. Hij dient een wetsontwerp in betreffende den dienst van de koninklijke prinsen in het leger, een wetsontwerp tot opheffing van het algemeene legercommando en een wetsontwerp tot opheffing van den- tegen woordlgen generalen staf en tot vor ming van een generalen staf naar het mo del van dien in Frankrijk. Span]* in Marokko. Uit Melilla wordt bericht, dat in Nador een parlementair verschenen is als over brenger van een brief van dé hoofden der Kabykiosbammen van NlaidioT en Blanraka aan generaal Marina. Voor generaal Oi-ozco gebracht, verklaarde dé parlementair, dab dé toestand van dé stammen tengevolge van het gebrek aan Levens midxielén en de verschrikkelijke verliezen m dé Laatste ge vechten onhoudbaar is. In liet geVecht van 30 September hébben die. Moorfen zelfs aan hunne eigen gewomlie-n den genadés Lag moe ten gevenomdat zij hen niét méér irn vei ligheid kondén brengen. Volgens een nader bericht was de bedoeling van het schrijven dé verklaring af te leg gén, dat mén i oh onvoorwaardelijk wilde overgeven. Er werdén maatregelen genomén tot her vatting vam de werkzaamheden op den Spaan schen mijnspoorweg van AtaLayoo naar Nadclr. 500 werklieden zulbdi daar hun werk verrichten onder bedekking van gendarmerie. De minister vam buitenlandeche zaken Allen de Salazar heeft vdrklaard, dat de uitingen vam genie-raai d'Amadé niiet beant woorden aan de correct» houding van het Parijsche kabinet. De offensieve beweging van de Spaansohe troepen kan als geëindigd beschouwd worden het is alleen nog maar te doem om de bevrediging vah het gebied. Of alle bezette stellingen blijvend zullen wordén bezet, is voor 't oogenblik 'nog niet 28 »oe* RUDOLF HERZOG. „Kent u Parijs, mijnheer Korten „Parijs? Dat i® te zeggen uit d'e maga- zij «boeken. Df firma, waarbij ik vijftig jaar in dienst was, werkte in hoofdzaak voor Pa rijs. Dan leert men den smaak kennen en door dén smaak het gansche volk." „Als ik een paar jaar in Dusseldorf ge weest ben, zal ik naar Parijs gaan." „Ach ja, naar Parijs! Met hare bedwel mende tradities 1 U weet toch, dat op het kerkhof Montmartre Heinrich Heine begra ven ligt „Ik wil naar de levenden, mijnheer Kor ten 1" „En daar hebt u gelijk aan. Wij zijn een volk van denkers en. dichters. Ieder onzer moet zijn tijd benutten. Dan wordén ook wij onsterfelijk." „Bent u ver de wereld' in geweest?" „Ver? Wat heet tegenwoordig ver? Ik was tweemaal in het Zevengebergte, op den met sagen omhulden Drachenfels aan dén Rijn, eneens ben ik tot Antwerpen geweest tot Antwerpen, toen de groote Vlaamsche dich ter Hendrik Conscience zijn jubileum vierde en ik hem in het laag-Duitsch dén groet dér Wupperthaler dichters overbracht. Want m ons dal bevindt zich sinds de Spaansche troonsopvolgingsoorlogen veel Vlaamech bloed. Toen weken de wegens hun Evange lisch geloof vervolgden naar hier uit en brachteni tegelijk met het geheim der zijde weverij en der kant'fabricage de industrie in het dal. Ja, j-a, ja, toen was ik zelfs in liet bu'ten-land." „En al die diploma's, mijnheer Korten I Wat bent u gedurende uw lerven geeëerd De grijsaard lachte. „Te veel wellicht. Te veel voor mijne be scheiden krachten. Maar 'het maakte mij toch trotsc,h en gelukkig. Deze diploma's vormen als het ware mijne getuigschriften. Dat ik mijn licht niet onder een korenmaat verbor gen heb. Dat ik rn dienst der Muzen arbeid de. In plaats va» aardsche schatten wenkt ons de lauwerkrans. Ziet u, mijnheer Wis- kotten, de mensclien im het dal houden ons dichters voor hoogere wezen». Als- ze een proloog of een feestlied wenschen, wagen ze het niet e-r gemeen geld voor te bieden. Ik boud dat voor een zeer fijne karaktertrek, hoewel mijne voortreffelijke vrouw er haar leven lang anders over gedacht heeft. En in plaats van geld verleenen ze de grootste eer welke ze te vergeven hebben, het ©erelid maatschap hunner ver ©omgingen. Er is bijna geene vereeniging in het Wupperdal, die mij die hooge eer niet heeft geschonken." Ewald Wie kotten stond op. „Ik zal u nu niet lan>g?r ophouden." „Ja, m'n besrte jonge vriend, ga de vrij heid tegamoetMijn néodlot wilde, dat ik aan mijn geboortegrond! gekluisterd was. M-aar juist daarom voel ik des te krachtiger wat het beteek ent: de vrijheid tegemoet te gaan Ga, haast ui En vergeet ons niet, die slechts van de vrij held drooir.en." Met gloeiend hoofd stond Ewald Wiskot- ten op de straat. „Ga, haast u!" klonk hem, in de ooren, jubelde in. zijn hart, deed hem met gevleugel'den tred voorwaarts gaan. De avond daalde over het dal. Als vlammen- teekenen gloeiden: de vaderLandscke bergen. Hij legde deze teekens op zijne eigen manier uit. Wie ze nu eene andere beteekenis ge geven had, zou hij uitgelachen hébben. Zoo reed hij huiswaarts uoor de zuster steden, die van de stemmen eener opgewon- dieji menigte vervuld waren, en in zijn bin nenste was het even rumoerig en strijdlustig als rondom hem. Verhit, niettegenstaande den koelen Maartsclien avond, betrad hij het ouderlijke huis. „Waar ben je den geheelen dag toch ge weest?" vroeg juffrouw Wiskotteu geërgerd, nam den bril af, welke ze bij liét lezen droeg en schoof krant en petroleumlamp naar het midden der tafél. „Twee uur lang heeft -die dominee hier gezeten. Degene die hem zit ten liet, «m jij." „Ik had hem toch ndet uitgenoodigd." „Je hoeft volstrekt, geen brutalen mond op te zétten. Als dominee Schirrmacher ons zijn raad schenkt, mag je daar dankbaar voor zijn." „Wat heeft een dominee nu voor verstand! van mijne aangelegenheden?" „Vader, ik geloof, dat. de jongen dol is. Heb je het gehoord? Wat een dominee voor verstand van zijne aangelegenheden, heeft I Waar ben je geweest? Heb je het een of het ander gedronken?" „Hetgeen ik gedronken heb, kent u toch niet." „Grootere lof liadt ge je moeder onmoge lijk toe-kunnen zwaaien. Dat zal anders niet je bekloeiing geweest zijn." „Ach, ik bedoel natuurlijk geen. jenever of bier, -ik 'bedoel geestdrift." „Wat zegt dé jongen, vader?" „Geestdrift." „Geestdrift? We hebben, vandaag toch geen Sedan? Het is werkelijk hoog tijd, dat je van de straat weg komt. Over veertiem dagen ga je naar Halle." „Naar Halle? Wat moet ik dan in Halle doen, moeder?" „De dominee heeft gezegd, dat voor jou en je studies Halle het beste is." „Laat nu toch eindelijk den domineo eens er buiten. Waar bemoeit die zich al niet mee? Die moest tegenwoordig toch gewich tiger zaken te doen hebben, dan juist bij ons te zitten; kletsen." „Weet je wat je bent? Je bent een on beschaamde bengelEn zoo iéts wil geeste lijke worden „Dat wil ik juist niet." „Wat wil je niet Juffrouw Wiekot- ten boog zich naar voren. „Wat heeft-ie ge zegd, vader?" „Hij heeft gezegd, dat hij niet wil." „Maar wat dan? Wat wil hij niet?" hield z© hardnekkig vol. „Moeder, laat mij nu eens uitspreken. Het gaat toch om mij. Ik weet, dat u het goed meent. Maar waarom wilt u mij dan tot een beroep dringen, waar ik niet den mansten lust in heb?" „Omdat 'dat. zoo afgsproken, is en omdat dat tot jouw bestwil en ons allen eene troost volle gedachte is. Daarom." „Daarom? Wij zijn toch geen Joden, dat er een -geofferd wordt, en, ook niet katholiek, dat ik eeue gelofte na moet komen." „God vergeve hém de zonde. Zulk een. lastertong." „Waar vchtig moeder, ik wildé u niet be- leedigen. Maar ik kan werkelijk geen. theo loog worden. Zie, ik voel daar niet dé min ste roeping toe. En men mag toch geen do minee worden, zooals men sjouwer of kleer maker wordt. Waarom wilt u mij toch met alle geweld dwingen?" „Omdat het zoo vastgesteld ds." „Maar er is niets vastgesteld 1" stoof de jongen op. „Vader, zeg u het toch eens. Heb ik den laatsten Lijd: niet voortdurend Verklaardik wil raiet." Den ouden Wiskotten verstoorde dit ge sprek zijne gewone vreedzame stemming. Vergoelijkend keek hij van den een naar den ander. „Zullen we niet liever wachten tot Gustav komt?" „Ik zou wel eens willen weten wat Guatav daarmede te maken heeft?" „Of August, moeder?" „Ook August niet. Het is al erg genoeg, dat de geest van verzet zoo krachtig gewor den is. Hij waart rond' als een brieschemde leeuw, zoekend wien- hij zal verslinde®." „Laat hem dan ten minste toch zeggen, moeder, wat hij zou willen worden." „Schilder, vaderI" „Watklonk het dreigend van de lippen der oude vrouw. „Wat is dat schil der?" Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1909 | | pagina 1