S*'" jHiirganit.
Dinsdag 12 October 1909.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
DE W1SKOTTENS.
JS°. 105e
AMERSFOORTSGH DAGBLAD.
f 1.00.
- 1.50.
- O.OS.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoort
Idem frauco per poet
Afzonder, ijke nummers
Dm* Courant rerschynt dagelijks, behalve op Zon- en Feeet-
degen.
Advertentiênmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 urn
's morgens bty de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C°.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels f 0.50.
Elke regel meer - O.IO.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 85 cents bjj vooruitbetaling.
Qroote lettere naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tel
het herhaald adverteeren in dit Blad, by abonnement
circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvra^
toegezonden.
Politiek Overzicht
De strijd over de begrooting in
Engeland.
Het lagerhuis, dat in de vorige week ge
reed gekomen is met de „committee stage''
van de wet op de middelen, laat deze week
die zaak rusten om in de volgende week
haar te hervatten. De „committee stage"
komt overeen met de behandeling van de
artikelen in ons parlement. Daarop moet,
nog volgen de „report stage", eene tweede
lezing van de artikelen, en eindelijk zal de
derde lezing gelegenheid verschaffen om het
volbrachte werk in zijn geheel te overzien en
op grond daarvan de eindbeslissing to
nemen.
Wat er dan zal volgen, ligt nog in het
duister. Dan is het oogenblik daar, waarop
het hoogerhuis geroepen zal zijn stelling m
nemen tegenover de begrooting en de ge
wichtige constitutioneele vraag, die daarbij
te pas komt. Niet ten onrechte schrijft de
Spectator tot kenschetsing van den toestand
„De politieke toestand en het verwarde
babel van gissingen omtrent hetgeen gebeurt
achter de schermen, maken velen, waar
onder ook wij zijn te rekenen, geneigd om
de zaken te resumeeren in de woorden, die
de „Cockney boy"*) bezigde, toen hem ge
vraagd werd een theologisch vraagstuk op
te lossen Ik weet het niet, gij wéét het niet.
geen van ons weet het".
In de tegenwoordige phase van den strijd
is het woord Compromis de leuze van 'en
dag. Of de verdere loop der gebeurtenissen
aan deze leuze een reëelen inhoud zal geven,
moet nog blijken. Dat Koning Eduard een
conflict tusschen de beide huizen, waarvan
hij vreest dat het nadeel zal brengen aan
het monarchale beginsel, gaarne vermeden
zou zien, is bekend en te begrijpen. Dat
heeft hem ook bewogen in de vorige week
den eersten minister Asquith midden uit
het begrootiugsdebat te ontbieden naar Bal
moral, het Bchotsche lustslot waar hij nu
tijdelijk vertoeft. Maar voorloopig schijnt
van het ontbieden van nog andere staats
lieden te zijn afgezien; lord Lansdowne, de
officieele leider van de oppositie in het hoo
gerhuis, van wien werd beweerd dat hij bij
den monarch was geroepen, is niet gegaan.
Of er werkelijk kans is op het tot stand
komen van een compromis, is voor het
oogenblik moeilijk te zeggen. Het blijft de
vraag of niet de beide partijen te ver gegaan
zijn in den strijd om zich nog te kunneu
verstaan. De verschilpunten zijn zoozeer op
den Voorgrond gebracht, inen staat zoo
scherp tegenover elkaar, dat twijfel of toe
nadering nog mogelijk is, wel gerechtvaar
digd is.
Bij een feestmaal, dat in de National Li
beral Cluh weTd aangeboden aan den lord-
kanselier lord Loreburn, heerschite eene
stemming, die tegen een compromis was ge-
Een familiare benaming voor den Londeu-
schen kleinburger.
kaart. De minister Winston Churchill, die
den dronk uitbracht op den gast, verklaar
de, dat hij nooit had behoord tot hen, die
meenden dat de begrooting door het hioo-
gerhuis zou worden verworpen. Die verwer
ping zou eene consititutioneele gewelddaad
zijn en in dit stadium was men niet ge
rechtigd aan te nemen, dat die gewelddaad
zou worden gepleegd. „Pinancieele macht,
is de hoeksteen. Ontneem aan het lagerhuis
de financieele macht, ontneem het volledige
toezicht op de financieele zaken aan de ver
tegenwoordigende vergadering, en ons ge-
heele re geer i n g sste Is e 1 zal ineenvallen. De
verwerping van de begrooting zou niet alleen
eene vraag zijn van de wet op de middelen
van de baan te brengen of eenige voor be
paalde klassen aanstootelij ke belastingen te
weren. Het zou "beteekenen, dat het hooger
huis, d. i. eene niet uit verkiezingen voort
gekomen en niet vertegenwoordigende ver
gadering aanspraak maakt op de macht,
om regeeringen te maken en te breken, en
de erkenning van die macht zou zonder eeni
ge kwestie beteekenen, dat het hoogerhuis
de voornaamste bron en oorsprong zou wor
den van alle politieke macht onder de
Kroon. Dat nu is een ernstige strijd. Een
strijd, waaromtrent wij hadden gehoopt en
men ons had verzekerd, dat het zwaard voor
goed in de scheede was gegaan. En dat is
de zaak waarom het gaat. Wij hebben geen
plan haar in eenig opzicht te verzachten.
De verantwoordelijkheid voor de gevolgen
moet blijven bij den aanvaller, die het eerst
de cénstltutijoneele traditie van ons land
schendt. Wanneer de begrooting het lager
huis verlaat, zal de tijd van discussie, voor
zoover ons betreft, tot een einde gekomen
zijn. De begrooting zal het lagerhuis ver
laten in een finalen vorm, en geen amende
ment van het hoogerhuis zal worden aange
nomen."
In zijn antwoord drukte lord Loreburn
zijne hoop en zijne verwachting uit, dat er
geen parlementaire botsing zou ziju met be
trekking tot de wet op de middelen. Hij
zeide, dat hij niet zonder kennis van zaken
sprakhij geloofde nooit, dat de leiders van
de conservatieve partij een stap zouden
deen, die tot zulke ernstige gevolgen ztou
leiden. Zinspelingen, dat het kabinet niet
eenstemmig was ten aanzien van de begroo
ting, werden door lord Loreburn afgedaan
met de verzekering, dat het kabinet harte
lijk eensgezind was, zonder een enkelen dis
sident. en wat van nog meer beteekenis was,
ook de liberale partij was van harte één van
zin. Hij wees daarna uitvoerig op den draug
naar sociale hervormingen onder verklaring,
dat de eigendom en de instellingen niet
'veilig kunnen zijn zonder eene tevreden be
volking.
Lord Loreburn is als lord-kanselier van
rechtswege de voorzitter in de vergaderin
gen van het hoogerhuis. Zijn woord ver
dient dus groot gezag, en wanneer hij en zijn
ambtgenoot Churchill verklaren, dat men
niets zal laten afdingen van de begroo'timg
zooals het lagerhuis haar heeft vastgesteld,
dan moet men aannemen, dat men aan die
zijde tot een compromis niet geneigd is. In-
'tosschen men heeft ook met de andere
partij te rekenen en met het gewicht, dat
daar aan de verklaringen van de zijde der
regeering wordt gehecht. Van grooten in
vloed op den verderen l'oop van den strijd
kan de verkiezing zijn, die ©erlang moet
worden gehouden in het Londensche düs-
strict Bermondsey, welke vertegenwoordiger
een paar dagen geleden is gestorven. Bij
de laatste algemeene verkiezingen werd dat
district door de liberalen gewonnen. Maar
als nu van socialistische zijde zelfstandig
een candidaat werd gesteld, dan zouden de
conservatieven groote kans hebben om dezen
zetel aan de liberalen te ontnetoen, omdat
als er meer dan twee candidaten zijn, de
betrekkelijke meerderheid voldoende is om
te worden gekozen. Dan izouden de conser
vatieven niet alleen een zetel winnen, maar
die overwinning ziou hun ook een riem on
der het hart steken voor den algemeenen
politieken strijd.
Spanje.
In Barcelona heeft verleden Zaterdag te
recht gestaan de directeur van de moderne
school Ferrer. De akte van beschuldiging
vermeldt, dat onder de bij den beklaagde in
beslag genomen papieren stukken zijn, be
trekking hebbende op een plan om Spanje
tot eene republiek te maken. Verschillende
getuigen verklaarden, dat Ferrer een anar
chist van de daad is, die de oproerige be
woging heeft goedgekeurd en ondersteund.
Ferrer betwistte zijne deelneming aan de on
lusten en verklaarde niet te behooren tot
eene politieke partijhij ontkent zich met
den opstand te hebben bemoeid en maatre
gelen van geweld te hebben aangeraden
de overwinning verwacht hij alleen van de
opvoeding van het volk. De tegen hem in
gebrachte beschuldigingen beschouwt hij als
het werk van zijne vijanden, die zijne uit
geverszaak willen vernietigen, gelijk vroe
ger zijne school. Andere getuigen verkla
ren, dat Ferrer den alcalde van Premi'a op
de hoogte heeft gébracht van de gebeurte
nissen in Barcelona én hem heeft aange
spoord de republiek uit te roepen. Hierte
genover verzekert Ferrer, dat hij zich den
ganschen tijd van het oproer schuil heeft ge
houden hij weigert echter de familie te
noemen en als getuige te laten dagvaarden,
waarbij hij verblijf heeft gehouden. Eenige
schriftkundigen verklaarden #enige brieven
en revolutionaire proclamatiën van Ferrer's
hand te zijn; andere getuigen verklaarden,
dat van de komst van Ferrer in Preniia af de
onlusten een ernstiger karakter hadden aan
genomen.
De openbare aanklager betoogde, dat Fer
rer de aanlegger van de gebeurtenissen in
Juli geweest is, de groepen op de Rambla
heeft aangevoerd en getracht heeft in Mas-
rou en Premia de republiek uit te roepen.
De revolutionaire proclamatiën, die zijn ge
vonden, bewijzen, dat hij den opstand sints
lang heeft voorbereid; ook heeft hij de op
standelingen van geld voorzien. Tegen den
beklaagde werd de doodstraf geëischt met
verlies van de burgerlijke» eererechten en
verbeurdverklaring van het vermogen tot
schadeloosstelling van de slachtoffers der
revolutie. De met de verdediging belaste of
ficier las eene rede voor, waarin protest
werd aangeteekend tegen de aanklacht, om
dat zij steunde op papieren, die twintig ja
ren oud zijn, of op ijdele geruchtenhij
betoogde voorts, dat de beklaagde niet kan
worden veroordeeld wegens feiten, waarvan
hij in eeu vroeger prooes reeds is vrijge
sproken. Eindelijk nam Ferrer zelf het
woord om zijne onschuld te betuigen, die
reeds blijkt uit de omstandigheid, dat hij
zijn geld niet uit de bank heeft genomen,
waar het was belegd, en te verklaren, dat
hij in Juli naar Barcelona was gekomen,
niet om den opstand te besturen, maar voor
zaken.
Het vonnis zal eerst bekend gemaakt wor
den, nadat het is bekrachtigd door den ka
pitein-generaal.
Oostenrijk.
In den landdag van Neder-Oostenrijk
heeft de stadhouder namens de regeering
©ene verklaring afgelegd omtrent de redenen,
waarom aan de door den landdag aangeno
men wet, waarbij de Duitsche taal als on
derwijstaal in Neder-Oostenrijk wordt gepro
clameerd, de bekrachtiging der regeeriug is
onthouden. Het antwoord, waarover lang
durige onderhandelingen hebben plaats ge
had, is iets minder scherp afwijzend dan
de vroeger in deze zelfde zaak genomen be
slissingen; het beroept zich niet meer op
art. 19 van de grondwet (handhaving van de
nationaliteit van de taal van alle volksstam
men), maar nog slechts op art. 6 van de
rijksonderwijswet (bepaling van de onder
wijstaal door den landsschoolraad na raad
pleging van hen, die de scholen onderhou
den). De regeeriug verklaart zich bereid
over deze vraag een doelmatig overleg te
plegen met den landdag; zij wil de rege
ling van het openbaar onderwijs op den be-
staanden voet handhaven.
De landdag heeft eene commissie van 20
leden benoemd tot nadere overweging van
deze zaak. Verder werd de behandeling drin
gend verklaard van voorstellen om het
Duitsch te verklaren tot onderwijstaal aan
de inrichtingen tot opleiding van onderwij
zer in Neder-Oostenrijk om geene ander©
onderwijzers aan te stellen dan die aan
Duitsch© inrichtingen zijn opgeleid.
Rumenië.
Boekarest, 11 Oct. De Kouiimg,
welke de plechtige opening van de haven
van Con stauza bijwoonde, drukte d<e over
tuiging urt dot Constanza in de naaste toe
komst een der voornaamste havens van -de
Zwarte Zee zou worden en ©en belangrijke
factor voor maatschappelijke ontwikkeling.
Rutland.
Aan de Langdurige onzekerheid of de
Czaar naar Italië zal reizen, schijnt nu een
einde te zijn giekomen. Er wordt berient,
dat dé Czaar over DuitscMand, Zwitserland
en vermoedelijk Frankrijk zich zal begeven
naar dé Tyrrhieenschie aeo, waar dé ontmoe
ting van den Czaar met Koning Victor Ema
nuel op zee zal plaats hebben. De definitieve
reisroute wordt voorloopig nog geheim gt
houden, maar men kan aannemen, dat de
Czaar München en Genève zal aandoen. Heb
staat vast., dat de Czarina in geen goval den
Czaar op zijne reis zal' vergezéllen.
De Gazetta di Torino schrijft: Het Ko
ningspaar aal zijn verblijf in Raooo-nigi ver
lengen tot over half October, om den Czaar
te verwachten, die daar drie dagen zal ver
toeven
Turkije.
Het Pruisieohe Miilitar-Wochenblabt be
vat de aanstelling van 14 Turksohe officie
ren tot luitenant a la suite van het Prui
sische leger. Acht zijn ingedeeld bij infan-
terie-regi merrtendrie bij de cavalerie en bij
dc veld-artillerie, de genietroepen oi de
spoorweg-troepen ieder een. Tegelijk werden
een aantal Duitscihe officieren op non-acti
viteit gesteld, die naar Turkije zullen gaan
om daar als instructeur werkzaam te zijn
het meest zijn kapiteins of ritmeesters;
drie zijn 6taf-officieren. Allen krijgen in
den Tuikschen dienst een één-graad hooge-
ren rang.
Volgens een berichit in de Politische Kor-
respondénz maakt de Fransche maatschappij
v l den spooi weg SmyrnaKassaba aan
spraak op d'e concessie voor eene, van hare
lijn bij Sumak, ten noordoosten van Smyr
na zich aftakkende lijn naar Panderm» aan
de zeer van Marmora. De Fransche maat
schappij van de Syrische lijn van Bei
roet naar Aleppa vraagt om concessie voor
eene lijn van Tripolis ten noorden
van Beiroet naar Horns aan de lijn Beiroet-
Aleppo. Eene Amerikaansche en eene Bed-
gische groep ondernemers doen stappen voor
dé concessie van eene lijn in Oostelijk
Klein-Azië van d© Middelilandsche zee over
Siwas, Diarbekir en Warf naar de Perzi
sche grens. De aanleg en exploitatie van
eene lijn van de Bulgaarsche grens naar
Koemanowa zal waarschijnlijk aan de Orient
spoorwegmaatschappij opgedragen worden.
Orl*kMil«ad.
Athene, 11 Oct. Bij de opening van
de zitting van de Kamer verklaarde de mi
nister-president, dat nooit eene regeering
het bewind heeft aanvaard onder moeielijker
omstandigheden. Op een gegeven oogenblik
werden wij bedreigd door de engste kwalen
de wind der anarchie dreigde alles mee te
sleepen. Het verhéugt ons, dat wij de orde
hebben kunnen handhaven en kalmte heb
ben kunnen terugbrengen in de gemoederen.
Wij zijn allen bezield door de vurige be
geerte liet land te verheffen door de Ver
betering van alle takken van het openbare
leven
De minister van binnenlandsche zaken
stelt eenige wijzigingen in het reglement van
orde voor, die strekken om den wetgeveindeni
arbeid van de Kamer gemakkelijker te ma
ken. De minister van oorlog kondigt aan,
dat hij eenige militaire wetsontwerpen zal
indienen. Hij verklaart, dat Griekenland]
zijn leger in goeden staa't van organisatie
wil houden, maar er niet aan denkt iemand
te bedreigenhij behoudt zich voor later
wetsontwerpen betreffende deze organisatie
in te dienen. Hij dient een wetsontwerp
in betreffende den dienst van de koninklijke
prinsen in het leger, een wetsontwerp tot
opheffing van het algemeene legercommando
en een wetsontwerp tot opheffing van den-
tegen woordlgen generalen staf en tot vor
ming van een generalen staf naar het mo
del van dien in Frankrijk.
Span]* in Marokko.
Uit Melilla wordt bericht, dat in Nador
een parlementair verschenen is als over
brenger van een brief van dé hoofden der
Kabykiosbammen van NlaidioT en Blanraka
aan generaal Marina. Voor generaal Oi-ozco
gebracht, verklaarde dé parlementair, dab
dé toestand van dé stammen tengevolge
van het gebrek aan Levens midxielén en de
verschrikkelijke verliezen m dé Laatste ge
vechten onhoudbaar is. In liet geVecht van
30 September hébben die. Moorfen zelfs aan
hunne eigen gewomlie-n den genadés Lag moe
ten gevenomdat zij hen niét méér irn vei
ligheid kondén brengen. Volgens een nader
bericht was de bedoeling van het schrijven
dé verklaring af te leg gén, dat mén i oh
onvoorwaardelijk wilde overgeven.
Er werdén maatregelen genomén tot her
vatting vam de werkzaamheden op den
Spaan schen mijnspoorweg van AtaLayoo
naar Nadclr. 500 werklieden zulbdi daar
hun werk verrichten onder bedekking van
gendarmerie.
De minister vam buitenlandeche zaken
Allen de Salazar heeft vdrklaard, dat de
uitingen vam genie-raai d'Amadé niiet beant
woorden aan de correct» houding van het
Parijsche kabinet. De offensieve beweging
van de Spaansohe troepen kan als geëindigd
beschouwd worden het is alleen nog maar
te doem om de bevrediging vah het gebied.
Of alle bezette stellingen blijvend zullen
wordén bezet, is voor 't oogenblik 'nog niet
28 »oe*
RUDOLF HERZOG.
„Kent u Parijs, mijnheer Korten
„Parijs? Dat i® te zeggen uit d'e maga-
zij «boeken. Df firma, waarbij ik vijftig jaar
in dienst was, werkte in hoofdzaak voor Pa
rijs. Dan leert men den smaak kennen en
door dén smaak het gansche volk."
„Als ik een paar jaar in Dusseldorf ge
weest ben, zal ik naar Parijs gaan."
„Ach ja, naar Parijs! Met hare bedwel
mende tradities 1 U weet toch, dat op het
kerkhof Montmartre Heinrich Heine begra
ven ligt
„Ik wil naar de levenden, mijnheer Kor
ten 1"
„En daar hebt u gelijk aan. Wij zijn een
volk van denkers en. dichters. Ieder onzer
moet zijn tijd benutten. Dan wordén ook
wij onsterfelijk."
„Bent u ver de wereld' in geweest?"
„Ver? Wat heet tegenwoordig ver? Ik was
tweemaal in het Zevengebergte, op den met
sagen omhulden Drachenfels aan dén Rijn,
eneens ben ik tot Antwerpen geweest tot
Antwerpen, toen de groote Vlaamsche dich
ter Hendrik Conscience zijn jubileum vierde
en ik hem in het laag-Duitsch dén groet dér
Wupperthaler dichters overbracht. Want m
ons dal bevindt zich sinds de Spaansche
troonsopvolgingsoorlogen veel Vlaamech
bloed. Toen weken de wegens hun Evange
lisch geloof vervolgden naar hier uit en
brachteni tegelijk met het geheim der zijde
weverij en der kant'fabricage de industrie
in het dal. Ja, j-a, ja, toen was ik zelfs in
liet bu'ten-land."
„En al die diploma's, mijnheer Korten I
Wat bent u gedurende uw lerven geeëerd
De grijsaard lachte.
„Te veel wellicht. Te veel voor mijne be
scheiden krachten. Maar 'het maakte mij toch
trotsc,h en gelukkig. Deze diploma's vormen
als het ware mijne getuigschriften. Dat ik
mijn licht niet onder een korenmaat verbor
gen heb. Dat ik rn dienst der Muzen arbeid
de. In plaats va» aardsche schatten wenkt
ons de lauwerkrans. Ziet u, mijnheer Wis-
kotten, de mensclien im het dal houden ons
dichters voor hoogere wezen». Als- ze een
proloog of een feestlied wenschen, wagen ze
het niet e-r gemeen geld voor te bieden. Ik
boud dat voor een zeer fijne karaktertrek,
hoewel mijne voortreffelijke vrouw er haar
leven lang anders over gedacht heeft. En in
plaats van geld verleenen ze de grootste eer
welke ze te vergeven hebben, het ©erelid
maatschap hunner ver ©omgingen. Er is bijna
geene vereeniging in het Wupperdal, die mij
die hooge eer niet heeft geschonken."
Ewald Wie kotten stond op. „Ik zal u nu
niet lan>g?r ophouden."
„Ja, m'n besrte jonge vriend, ga de vrij
heid tegamoetMijn néodlot wilde, dat ik
aan mijn geboortegrond! gekluisterd was.
M-aar juist daarom voel ik des te krachtiger
wat het beteek ent: de vrijheid tegemoet te
gaan Ga, haast ui En vergeet ons niet, die
slechts van de vrij held drooir.en."
Met gloeiend hoofd stond Ewald Wiskot-
ten op de straat. „Ga, haast u!" klonk hem,
in de ooren, jubelde in. zijn hart, deed hem
met gevleugel'den tred voorwaarts gaan. De
avond daalde over het dal. Als vlammen-
teekenen gloeiden: de vaderLandscke bergen.
Hij legde deze teekens op zijne eigen manier
uit. Wie ze nu eene andere beteekenis ge
geven had, zou hij uitgelachen hébben.
Zoo reed hij huiswaarts uoor de zuster
steden, die van de stemmen eener opgewon-
dieji menigte vervuld waren, en in zijn bin
nenste was het even rumoerig en strijdlustig
als rondom hem. Verhit, niettegenstaande
den koelen Maartsclien avond, betrad hij het
ouderlijke huis.
„Waar ben je den geheelen dag toch ge
weest?" vroeg juffrouw Wiskotteu geërgerd,
nam den bril af, welke ze bij liét lezen droeg
en schoof krant en petroleumlamp naar het
midden der tafél. „Twee uur lang heeft -die
dominee hier gezeten. Degene die hem zit
ten liet, «m jij."
„Ik had hem toch ndet uitgenoodigd."
„Je hoeft volstrekt, geen brutalen mond
op te zétten. Als dominee Schirrmacher ons
zijn raad schenkt, mag je daar dankbaar
voor zijn."
„Wat heeft een dominee nu voor verstand!
van mijne aangelegenheden?"
„Vader, ik geloof, dat. de jongen dol is.
Heb je het gehoord? Wat een dominee voor
verstand van zijne aangelegenheden, heeft I
Waar ben je geweest? Heb je het een of het
ander gedronken?"
„Hetgeen ik gedronken heb, kent u toch
niet."
„Grootere lof liadt ge je moeder onmoge
lijk toe-kunnen zwaaien. Dat zal anders niet
je bekloeiing geweest zijn."
„Ach, ik bedoel natuurlijk geen. jenever
of bier, -ik 'bedoel geestdrift."
„Wat zegt dé jongen, vader?"
„Geestdrift."
„Geestdrift? We hebben, vandaag toch
geen Sedan? Het is werkelijk hoog tijd, dat
je van de straat weg komt. Over veertiem
dagen ga je naar Halle."
„Naar Halle? Wat moet ik dan in
Halle doen, moeder?"
„De dominee heeft gezegd, dat voor jou
en je studies Halle het beste is."
„Laat nu toch eindelijk den domineo eens
er buiten. Waar bemoeit die zich al niet
mee? Die moest tegenwoordig toch gewich
tiger zaken te doen hebben, dan juist bij
ons te zitten; kletsen."
„Weet je wat je bent? Je bent een on
beschaamde bengelEn zoo iéts wil geeste
lijke worden
„Dat wil ik juist niet."
„Wat wil je niet Juffrouw Wiekot-
ten boog zich naar voren. „Wat heeft-ie ge
zegd, vader?"
„Hij heeft gezegd, dat hij niet wil."
„Maar wat dan? Wat wil hij niet?" hield
z© hardnekkig vol.
„Moeder, laat mij nu eens uitspreken. Het
gaat toch om mij. Ik weet, dat u het goed
meent. Maar waarom wilt u mij dan tot een
beroep dringen, waar ik niet den mansten
lust in heb?"
„Omdat 'dat. zoo afgsproken, is en omdat
dat tot jouw bestwil en ons allen eene troost
volle gedachte is. Daarom."
„Daarom? Wij zijn toch geen Joden, dat
er een -geofferd wordt, en, ook niet katholiek,
dat ik eeue gelofte na moet komen."
„God vergeve hém de zonde. Zulk een.
lastertong."
„Waar vchtig moeder, ik wildé u niet be-
leedigen. Maar ik kan werkelijk geen. theo
loog worden. Zie, ik voel daar niet dé min
ste roeping toe. En men mag toch geen do
minee worden, zooals men sjouwer of kleer
maker wordt. Waarom wilt u mij toch met
alle geweld dwingen?"
„Omdat het zoo vastgesteld ds."
„Maar er is niets vastgesteld 1" stoof de
jongen op. „Vader, zeg u het toch eens.
Heb ik den laatsten Lijd: niet voortdurend
Verklaardik wil raiet."
Den ouden Wiskotten verstoorde dit ge
sprek zijne gewone vreedzame stemming.
Vergoelijkend keek hij van den een naar den
ander. „Zullen we niet liever wachten tot
Gustav komt?"
„Ik zou wel eens willen weten wat Guatav
daarmede te maken heeft?"
„Of August, moeder?"
„Ook August niet. Het is al erg genoeg,
dat de geest van verzet zoo krachtig gewor
den is. Hij waart rond' als een brieschemde
leeuw, zoekend wien- hij zal verslinde®."
„Laat hem dan ten minste toch zeggen,
moeder, wat hij zou willen worden."
„Schilder, vaderI"
„Watklonk het dreigend van de
lippen der oude vrouw. „Wat is dat schil
der?"
Wordt vervolgd.