3
weer 6tijgende inkomsten zfri aanwijzen, dan
(trekt hij een wissel op de toekomst, waar
van wij weinig weten. Dat kan juist zijn,
maai- het i6 even goed mogelijk, dat wij in
«de jaren, die zullen komen, niet eene zoo
groot© toeneming van bevolking uit de klas
sen, die flink bijdragen in de lasten, zullen
hebben als eemige jaren geleden.
Ten aanzien van het voorstel zelf heeft
ide heer Gerritsen weinig nieuws te berde
gebracht. Hij is teruggekomen op de be
schouwingen, die bij vorige gelegenheden
hier zijn gevoerd en heeft enkele plaatsen
genoemd, waar de traktementen hooger zijn
dan hier. Maar men moeit niet uit het oog
verliezen, dlat de levensomstandigheden in de
onderscheidene plaatsen verschillen. Wan
neer op de eene plaat® di© huren laag zijn,
op eene andere hoog, wanneer hier de le
vensmiddelen hooger of lager in prijs zijn
dan e'lders, dan zijn' düjt omstandigheden
die zeker wegen bij de vaststelling van de
trakt«smientenDe heer 'Gerritsen heeft
plaatsen genoemd als Gouda en Leiden. Ik
geloof, dat zulke opgaven niet in eens
zijn te overzien men moet met de omstan
digheden, waarin die plaatsen zich bevin
den. op de hoogte zijn om te kunnen be-
oordoelen of zij «en goeden maatstaf van
vergelijking leveren. Ik geloof, dat de mee
ning van hot dagelijksch bestuur niet op
goede gronden kan worden weersproken, dat
er voor demi raad geen aanleiding is om te-
j rug 't© bonnen, op het besluit, dat een. jaar
geleden is genomen. Wanneer men telkens,
ieder jaar, rcoint met voorstellen tot verhoo
ging van de onderwijzerstraktementen', dan
zal men zoggen, dat liet niet goed is een
zelfde categorie van ambtenaren telkens
meer te geven. Ik geloof, dat het dagelijksch
bestuur zijn afwijzend advies moet handha
ven, en geef in overweging 'he, voorere!van
de heeren Gerritsen, c. s. niet aan te nemen.
De heer Gerritsen. Mijnheer de
voorzitter, ik wil nog een onkel woord ant
woorden op de rede van den heer Celosse.
In de eerste plaats wil ik opmerken, dat
de Hijst )van, de traktementen op and(ore
plaatsen oojt bij den wethouder en ibij de
andere 'heereai bekend' is; men heeft die
lijst met. de adressen thuis gekregen. In de
tweede plaats nog ditDe heer Oelosse
maakt den. raad bang, dat de begrooting
door de aanneming van ons voorstel in de
war gestuurd zal worden. Maar een jaar
geleden heeft de wethouder zelf voorgesteld
den post van de inkomstenbelasting met
f 2000 te versterken. Datzelfde zou nu ook
gedaan kunnen worden. Een verwijt, dat
wij te laat zijn gekomen met ons voorste!,
kan men ons niet makenik blijf bij wat
ik daarover reeds heb gezegd. Ik geef too.
het was beter geweest als hot voorstel er
eerder was geweest. Maar wij hebben daar
toe niet de gelegenheid gehad on men moot
nu do zaak nemen zoo als zij is.
De heer Ceio-sse. Mijnheer de voor
zitter, nog slechts ééne opmerking om er
op te wijzen, dat de omstandigheden in hot
vorige jaar anders waren dan nu. De reden,
waarom ik toen vrijheid gevonden heb mijne
stem te .geven aan het voorstel, dat ton doel
had f 2000 meer uit te trekken voor salaris-
verbetering van de onderwijzers, geldt nu
niet.
De Voorzitter. Ik moet .nog een
enkel woord zeggen naar aanleiding van hot
verwijt van den heer Gerritsen aan B. en
W., dat zij zelf een voorstel hebben inge
diend tot vertliooging van een begrootings-
post na de behandeling van de begrooting
in de afdeelingen.. De heer Gerritsen heeft
daarbij op het oog den post voor inrichting
van een lokaal voor den gemeente-architect.
Ik moet opmerken, dat die twee zaken
niet gelijk staan. In de memorie van toe
lichting is reeds medegedeeld, dat B. en W.
het voorstefl zullen doen tot inrichting van
het perceel naast het stadhuis en daarvoor
een post op de begrooting zullen brengen.
Het plan daartoe bestond reeds eenigen tijd,
maar de uitvoering is vervroegd omdat de
architect dit noodig achtte. Die zaak was
du® reeds dn het vooruitzicht gesteld, ter
wijl de heer Gerritsen in de afdeelings-ver
gadering alleen heeft medegedeeld, dat hij
heb voornemen had een voorstel in te die
nen. Dat maakt- verschil. B. en W. hebben
de zaak, waarvoor zij verhooging vragen,
reeds in uitzicht gesteld bij de indiening
van de begrooting, en de heer Gerritsen
heeft zijn voorqtel ingediend na de behan
deling van de begrooting in de afdeelingen.
De heer van Kalken. Mijnheer de
vooratter, een jaar geleden zijn de onder
wijzer® in verbeterde conditie gebracht.
Daarbij heeft voorgezeten de overweging,
dat het wenschelijk is jeugdige krachtjen
bij het onderwijs te krijgen en te behouden,
zooda't is goedgevonden, dal het maximum
eerder ,zou worden bereikt. Nu begrijp ik,
dat de Bond van. Nederlandsche onderwijzers
altijd 6lechts bedacht is op verhooging van-
salaris. Maar de raad dient niet alleen -te
vragen hoelang men onderwijs geeft, maar
ook hoe het wordt gegeven. Het gaat niet
aan te zeggen, dat- ouden van dagen de
beste onderwijskrachten zijn. Het is een
eigenaardige toestand en, naar mijne mee
ning, een fout in d© regeling van de sala
rissen, dat het bedrag van het salaris alleen
afhankelijk is van het aantal jaren, dat
men onderwijs geeft. Het i6 voor mij het
zelfde of .een, onderwijzer oud of jong is;
men moest an. i. heb salaris afhankelijk
stellen van de wijze, waarop heb ondierwijs
gegeven wordt. De onderwijzer moet betaald
worden naar zijn werk. Nu gebeurt heb,
dat A. moer verdient dan B., terwijl toch
B. een betere onderwijskracht is. Dat is
een fout in de regeling van de onderwijzers-
salarissen. Er is wel eens voorgesteld te be
palen, dat de onderwijzer voldoende lust en
ijver moet toonen, om verliooging te kunnen
krijgen. Maar ihier is de grens moeielijk te
vindenwij weten hoe mocielijk het- is er
toe te komen, eene vehhooging niet toe te
staan. De middelmatige krijgt de verhoo-
ging ook, even goed alis de uitmuntende.
Ik zou er veel voor voelen, dat het toeken
nen van de verhooging afhankelijk werd ge
steld van de wijze waarop het onderwijs
wordt gegeven. Nu komt er nog bij, dat de
onderwijzers verhooging krijgen naar mate
van de akten, die zij hebben. Dat maakt
hei nog moeielijker. Het is ook de Vraag
wat wenschelijk dö. Gesteld, dat een onder
wijzer hier blijft wachten om het maximum
te bereiken, dan is het de vraag of dat wen
schelijk is. Is het wenschelijk, dat men de
ouden van dagen behoudt? Men ziet in den
regel, dat jonge onderwijzer® zich verplaat
sen. Konden de ouderen bewogen worden
zicih naar andere plaatsen te begeven, dan
zouden wij hier jolige krachten hebben, oirn
zich aan het. onderwijs te wijden. Dat zou ik
niet ongewenscht vinden, ik zou gaarne wil
len, dat B. en W. een ernstig onderzoek in
stelden of er niet eene scherpere regeling te
maken zou zijn omtrent de verhooging van
de salarissen. Ik vind liet niet goed gezien,
een algemeenen regel toe te passen Ik
zou de mogelijkheid willen verschaffen, uit
zonderingen toe te laten bij de toekenning
van de verhoogingen.
De Voorzitter. Als de salarisrege
ling van de onderwijzers in het algemeen
aan de orde is, dan zal men van de opmer
kingen van den vordgen spreker gebruik
kunnen maken. Bij deze zaak behooren zij
minder thuis.
De heer R ij kens. Mijnbeer de Voor
zitter, straks is door den beer Gerritsen het
verwijt, dat B. en W. hebben gemaakt over
de late indiening van bet voorstel tot ver
hooging van de onderwijzers-salarissen be
antwoord met een tegenverwijt. Daar had bij
gelijk inwie kaatst rroet den bal verwach
ten. Op één punt hebben B. en W. geant
woord, maar niet op een ander punt. Er is
ook nog een klerk bij de afdeel in g Openbare I
werken aangesteld na de indiening van de I
begrooting. Daarop wil ik de aandacht ves
tigen.
De heer C e 1 o s s e. Mijnheer de Voor
zitter, de heer van Kalken heeft gezegd,
dat hij wenscht, dat bij de toekenning van
de salaris-verliooging werd ir> aanmerking
genomen hoe do onderwijzer werkt en zijn
taak vervult. Ik moet daaromtrent opmer
ken. dat vroeger steeds in de verordening
heeft gestaan, dat de verhooging werd toe
gekend bij gebleken ijver en geschiktheid.
Maar die bepaling is moeten verdwijnen,
omdat nu bij de wet is vastgesteld op welke
wijze de verliooging moet plaats bobben.
Ik zou 't geachte lid wel eens aan 't werk
willen zien om eene verordening te maken,
waarin de bevordering van de onderwijzers
werd geregeld op de wijze zooals door hem
werd 'bepleit. Ik geloof, de heer van Kal
ken zou daarin niet» slagen, al kwanf de
gelieele raad hem te hulp.
De heer Rijkens meent een zwak punt
hierin te zien, dat ik den heer Gerritsen heb
geantwoord op zijne aanmerking over het be
drag, dat wordt voorgesteld voor de inrich
ting van liet perceel naast het stadhuis
voor den dienst van openbare werken, maar
niet heb gesproken over bet voorstel tot aan
stelling van een klerk bij dien tak van dienst.
Maar de heer Rijkens moet niet uit het oog
verliezen, dat dit ter sprake zal komen bij
een afzonderlijk voorstel, dat straks aan de
orde komt. De gemeente heeft de beschik
king gekregen over het gebouw naast het
stadhuis. Dat gebouw zal worden ingericht
voor den dienst van openbare werken en
van het bouw- en woningtoezicht. Met het
oog op de. werkzaamheden, die verbonden
zijn aan het bureau van den gemeente-archi
tect, heeft men het noodig geacht hem een
klerk toe te voegen. Daarom is dat voorstel
gedaan. De omstandigheden in aanmerking
genomen, zal de heer Rijkens het dage
lijksch bestuur zeker wel willen excuseeren,
dat liet thans met dit voorstel bij den raad
is gekomen.
De heer Sanders. Mijnheer de Voor
zitter, ik wil nog een enkel woord toevoegen
aan het antwoord, dat door mijn ambtge
noot gegeven is. De aanwijzing van de be
stemming van het gebouw naast het stad
huis heeft gewacht, totdat de nieuwe wethou
der zou zijn opgetreden. Ik geloof, dat de
raad van dezen niet zou kunnen vergen, dat
deze eerder met dit voorstel had moeten
komen. De nieuwe wethouder is pas opge
treden hij vond 'bij zijn optreden vele zaken
hangéhde en bet is hem onmogelijk geweest
deze zaak eerder in behandeling te brengen,
dan thans in de tweede vergadering na zijne
benoeming. Dat niet eerder een voorstel ge
daan is tot benoeming van dezen klerk,
hangt ten nauwste «amen met het, in liet te
genwoordige bureau van den gemeente-ar
chitect, bestaande gebrek aan ruimte.
De heer-Rij kens. Mijnheer de Voor
zitter, ik wil gaarne het excuus, dat wordt
aangevoerd, laten gelden. Ik beklaag dan al
leen liet dagelijksch bestuur, dat het door
gebrek aan ruimte zich zoolang heeft moe
ten behelpen zonder dat klerkje.
De heer van Duinen. Mijnheer de
Voorzitter, ik wil nog eene mededeeluig doen
tot verduidelijking van de bedoeling van
het voorstel. De bedoeling van de voorstel
lers is, dat de verhoogingen bij 30- en 35-
jarigen diensttijd ook gehandhaafd blijven.
De Voorzitter. Als niemand meer
het woord verlangt, zal ik het voorstel in
stemming brengen.
In stemming gebracht, wordt het voor
stel verworpen met 11 tegen 5 stemmen.
Voor stemden de heeren J. C. Rolandus
Hagedoorn, R. G. Rijkens, D. Gerritsen,
A.M. Tromp van Holst en S. J. v. Duinen,
Daarna wordt z. h. o. afwijzend op de
adressen 'beschikt.
10. Voorstel van B. en W. betreffende uit
breiding van deu dienst van de telephoon.
Voor de invoering van een volledigen dag-