4
en nachtdienst met uitzondering op Zon- en i
feestdagen van 9 tot 11| uur dos voormid
dags en van 2 tot 10 uur des namiddag'',
zal d© gemeente eene vergoeding, berekend
naar 500 per jaar, betalen, totdat het aan
tal aansluitingen 250 bedraagt.
De heer Gerritsen. Ik wil alleen
B. en W. dank zeggen voor de royale wijze
waarop zij deze zaak in orde hebben ge
bracht.
D© Voorzitter. Ik dank den heer
Gerritsen voor zijne goede woorden. Ik moet
erkennen, dat het naar aanleiding van een
door hem zelf gegeven wenk is, dat B. en
W. deze zaak hebben aangevat. Het doet
B. en W genoegen, dat zij thans in de ge
legenheid zijn daaraan te voldoen.
Wordt z. h. o. conform het voorstel be
sloten.
11 Voorstel van B. en W. betreffende het
gebruik van bet perceel, grenzende aan het
stadhuis en tot aanstelling van een klerk
ten kantore van den gemeente-architect.
B. en W. vragen machtiging het perceel,
grenzende aan de zuidzijde van het raad
huis, in te richten voor den dienst van open
bare werken en bureau van den inspecteur
van het bouw- en woningtoezicht en bet per
soneel, werkzaam op het bureau van Open
bare werken, uit te breiden met een klerk
op een salaris van; 250
Wordt z. h. o. conform het voorstel be
sloten.
12. Behandeling van de geiqeente-begroo-
ting voor 1910.
De algemeene beraadslagingen worden
geopend
De beer van Kalkon. Mijnbeer de
Voorzitter, in mijne afdeeling zou ik in her-
algemeen hebben gesproken, indien de wet
houder van publieke werken aanwezig was
geweest. Onze voorzitter was de heer Ce-
loss©. Ik zou hem misschien daarmee een
dienst hebben bewezen. Naar aanleiding van
zijn aanvaarding van het wethoudersambt,
heeft die wethouder verzocht om den steun
van de leden van den raad. Dien steun wil
ik hem gaarne verleenen. Ik wijs hem daar
om op eenige zwakke punten, die in Amers
foort blijven voortbestaan. Ik heb daarop
nu en dan gewezen, maar er is nog niet veel
verbetering in gekomen. In het adres van
het bestuur van den r.-k. Volksbond, over
den toestand van den weg voor het gebouw
van dezen bond, dat- heden is ingekomen,
wordt gewezen op een der vele gebreken, die
Amersfoort aankleven. Wanneer men, zoo
als ik, jaren lang in Amersfoort heeft ge
woond, dan bemerkt men, dat er veel is,
dat niet is, zooals het behoort. Men krijgt
den indruk van een gezin, dat een smerige
huishoudster beeft. Het is wel treurig. Als
men door de straten gaat, dan ziet men over
al kuilen en gaten. De toestand van bet
plantsoen is schandelijk. Het is nu aardig
aangelegd in de buurt van hot St. Pieters-
en Bloklandsgasthuis, maar men zal dat wel
spoedig weer verwaarloozen. Langs de Beek,
over de H. B. school, is men nu al bezig
om glijbaantjes te maken. Ziet men boe het
marktwezen gehuisvest is, boe de toestand
van de vischmarkt is, dan is liet ergerlijk.
De stinkende open goten zijn een schande
voor Amersfoort. Een voormalig stadgenoot,
die in jaren bier niet geweest was, beeft
mij, toen hij dat zag, gevraagd: „Spreek
je daar nooit overt" Ik antwoordde hem:
,,Het helpt mij niet," waarop bij hernam
„Dan zou ik liever bedanken als raadslid."
Als ik eenige jaren terug ga om na te gaan,
hoe toen de toestand was, dan moet ik eer
lijk verklarenVroeger was het anders dan
nu.
Nu hoop ik dat de nieuwe wethouder een
echte straatlooper zal' worden en zelf zal
gaan zien wat hier ontbreekt. Ik wil hem
gaarne daarbij behulpzaam zijn en hem aan
wijzen wat er valt te doen. Van de voorstel
len op het gebied van openbare werken op
deze begrooting zijn een paar belangrijke
posten in den slag gebleven. Ik hoop echter,
flat nu de plannen tot vernieuwing van de
bestrating van den Hof en tot rioleering van
don Hof en eenige andere stralen niet door
gaan, het geld, dat daarvoor was bestemd,
althans gedeeltelijk zal besteed worden voor
verbetering van den toestand. Ik hoop, dat
men eenmaal Amersfoort zoo ver zal bren
gen, dat de vreemdelingen, die bier komen,
zeggen: „Het ziet er hier netjes uit," en
dat Amersfoort zal kunnen wedijveren met.
andere steden. Ik vertrouw, dat ik den wet
houder een dienst heb bewezen, door dit
te zeggen. Ik hoop, dat ik bij een volgende
begTOoting mijn compliment zal kunnen ma
ken aan den wethouder, want dat is stree-
lend voor liet menschelijk hart.
De Voorzitter. Het kan zijn, dat
de heer van Kalken een dienst bewezen heeft
aan den nieuwen wethouder, maar ik moet
mij zijne beschouwingen over den toestand
van Amersfoort ook aantrekken. Wat hij me
dedeelt in de openbare zitting is werkelijk
erg. Van de plantsoenen b.v. heb ik steeds
gehoord, dat zij er netjes uitzien en met zorg
worden onderhouden. Ik heb toevallig giste
ren nog iemand gesproken, die eene heel
andero meening was toegedaandie was in
geen twintig jaren hier geweest en sloeg de
handen in elkaar over den belangrijken voor
uitgang, dien hij had bespeurd. Het spijt mij
dat de indruk van den heer van Kalken
over het plantsoen zoo ongunstig wasik
vermoed, dat hij weinig in het plantsoen
komt en het daardoor niet kent. Ook de
open goten heeft de heer van Kalken afge
keurd. Als wij riolen hadden, dan zou het
zeker beter zijn, maar de kosten daarvan zijn
zóó groot, dat geen middelen daarvoor in
eens te vinden zijn. Het oog is intnsschen
daarop gevestigd. Het spijt mij, dat
de heer van Kalken zulk een ongun-
stigen indruk van Amersfoort gekregen
heeft. Intusschen vertrouw ik, dat de
raad B. en W. zal steunen in hunne pogin
gen om zoo mogelijk, als de financiën
het toelaten, verbeteringen aan te brengen,
opdat Amersfoort zal kunnen wedijveren
met andere gemeenten.
De heer Gerritsen. Mijnheer de
voorzitter, ik wil beginnen met eene tegen
stelling te geven van wat de heer van Kal
ken heeft gezegd. Als geboren Amersfoorter
vind ik het jamnier, dat hij die woorden
heeft gebruikt. Dat beeft mij gegriefd. Wan
neer men. bet Amersfoort van heden ziet en
men vergelijkt dat met den toestand van
vroeger, een jaar of twintig geleden, dan is
er een hemelsbreed verschil. Ik wil aan
nemen, dat de heer van Kalken het goed
bedoelt, en wanneer hij klaagt over het ge
mis van riolen, dan is daarin zeker wel wat
te verbeteren, maar hij had niet behoeven
te zeggen, dat de toestand zoo slecht is.
Het spijt mij, dat hij dit heeft gedaan.
Ik heb straks bij mijne toelichting boe
het geld zou kunnen gevonden worden om
de salarisverhooging van de onderwijzers te
bekostigen, reeds met een enkel woord ge
wezen op den gunstigen financieelen toestand
van de gemeente. Ik behoef daarop nu niet
verder terug te komen. Ik hoop, dat B. en
W. hunne 'bijzondere aandacht zullen wij
den aan de vraag of niet ten behoeve van
de kleine burgers, de menschen met een in
komen van 1000 a 1500, het schoolgeld
belangrijk kan worden verlaagd of een pro
gressief schoolgeld ingevoerd. Die stadge-
uooten worden door de tegenwoordige rege
ling van de schoolgeldheffing te zwaar be
last. In eene vorige vergadering heeft de
wethouder van onderwijs toegezegd, dat die
vraag zal worden overwogen. Ik hoop, dat
hij dit met den meesten spoed zal doen,
want deze kleine burgers mogen wel ge
holpen worden om aan hunne kinderen eene
behoorlijke opvoeding te geven. Dat moet
op de eene of andere manier gevonden wor
den.
De heer Sanders. Mijnheer de voor
zitter ik heb met het meeste pleizicr nota
genomen van de verzekering, dié de heer
van Kalken op zoo joviale en cordiale manier
beeft gegeven, dat bij mij in den voor mij
nog nieuwen werkkring zijn steun toezegt.
De woorden van den heer van Kalken heb
ben mij aangenaam aangedaan, en ik ben
het niet met u en met den heer Gerritsen
eens, dat het niet goed was die woorden te
spreken. De opvatting van den heer van
Kalken is echter, in hoofdzaak, eene subjec
tieve opvatting. Ik geloof niet, dat het noo-
dig is om dat duidelijk te maken, piaar
bet is goed om bet duidelijk te zeg
gen. Want dat er veel te verbeteren
is in Amersfoort, daarover zijn wij allen
het eens. Ik wil gaarne den beer van Kal
ken, wat zijne zakelijke opmerkingen be
treft, de verzekeriug geven, dat als er mis
standen zijn op het gebied van openbare
werken, ik als wethouder er naar zal streven
om daarin systematische verbetering te bren
gen. De heer van Kalken beeft zich bereid
verklaard die misstanden aan te wijzen. Wi]
kunnen hem dankbaar zijn voor zijne
'belofte en voor zijne critiek in deze ver
gadering. Want wat is eene vergadering zon
der oppositie? Alle charme gaat dan weg.
De prettige toon in de debatten is te wijten
aan goede en eerlijke oppositie.
De beer It ij kens. Mijnbeer de voor
zitter In hun nota, die B. en W. aan de
ontwerp-begrooting hebben toegevoegd, zeg
gen zij o. a.
„Wij meenen daarom deze nota niet te
mogen eindigen zonder de opmerking, dat
ten aanzien van het toestaan van nieuwe
uitgaven een groote mate van behoedzaam
heid in acht genomen zal moeten worden".
Dat is een waarschuwing, die telken jare
uit den mond van het Dagelijksch bestuur
wordt vernomenmen zou er ten stadhuize,
ter besparing van drukkosten, een cliché *van
kunnen laten maken.
In 1907 heette het
„De onzekerheid, dat deze saldo's in vol
gende jaren even hoog zullen zijn, maakt
het inderdaad noodzakelijk, met bet votee-
ren vau nieuwe uitgaven voorzichtig te
zijn".
In 1908 met een kleine wijziging in de
woorden, precies hetzelfde.
Dergelijke waarschuwingen, mijnheer de
voorzitter, zouden zeer begrijpelijk zijn, als
de Raad verkwistend was aangelegd, wat
m. i. volstrekt niet het geval is.
Geven wij hier, om iets te noemen, te veel
uit aan bestrating? Wandelen we hier op
asphalt? Baden we ons des avonds in een
zee van licht? Besteden we te veel aan onze
straatreiniging? Maken we dat onze amb
tenaren en onderwijzers hun kinderen in
weelde kunnen opvoeden?
Immers neen. We geven niet meer uit.
dan bet boogSt noodzakelijke. Maar dan
komt mij ook die telkens wederkeerende
waarschuwing ongegrond voor.
Niet van ons is een gelukkig nu weer
ingetrokken voorstel uitgegaan tot
mooiere bestrating van den Hof. Ik kom hier
in de verzoeking liet Dagelijksch bestuur to&
te roepen„medicijnmeester, genees uzel-
ven"
Dat onze uitgaven voortdurend stijgen,
is niet meer dan natuurlijk. Die stijging
houdt verband met den groei en ontwikke
ling onzer gemeente.
Dat die uitgaven in de laatste jaren iets
sneller stijgen dan vroeger, is wellicht een
gevolg van achterstand. Men is vroeger al
te zuinig geweest, en wij mogen thans be
talen wat vroegere Amersfoorters in den zak
hebben gehouden.
Maar dat mag voor ons geen reden zijn
om hetzelfde te doen ten opzichte van wie na-
ons komen.
Willen wij Amersfoort, dat door ligging
voorbeschikt is tot een aantrekkelijke plaats,
zijn aantrekkelijkheid doen behouden, dan
moeten we met onzen tijd meegaan.
B. en W. sommen in hun memorie vaa