nr. 153, Vrijdag 26 November 1909. BUITENLAND. FEUILLETON. DE W1SK0TTENS. 8"' jHargaiiK. AMERSFOORTSCH DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden voor Amersfoortf l.OO. Idem franco per post- 1.50. Afzonderiyke nummers- 0.05. Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest dagen. Advertentiënmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 uur 'c morgens t>y de Uitgeven in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C°. (Jtrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1regels f 0.50. Elke regel meer - O.IO. Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cento b# roernitbetalinf. Qroote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeeliae bepalingen tel het herhaald adverteeren in dit B^ad, by abonnement. EetP' circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvr*»» toegezonden. Kennisgevingen. De Burgemeester van Amersfoort, Gezien artikel 41 de rgenieentewet, Brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de Raad dezer gemeènte zal vergaderen op Dins dag. den 30. November aanstaande, des namid dags te 1-i ure Amersfoort, den 25. November 1909. De Burgemeester voornoemd, WUIJTIERS. Politiek Overzicht. He leerboeken op de Fransche scholen. De door de Fransche bisschoppen opge worpen kwestie omtrent die leerboeken op de openbare scholen, wordt dioor de repu- blikeinsche pers levendig besproken en grondig onderzocht. ,,De Temps' heeft een aanmerkelijk aantal schoolboeken doorgele zen en is tot de conclusie gekomen, dat het groote meerendieel ervan aan alle eischen van eenvoud en onzijdigheid beantwoordt. Op de overige heeft het blad wel is waar 't een en ander aan te merken. Zoo op een zedieleer, waarbij de moraal zuiver wereldseh, onafhankelijk en tegen alle critiek be stand is, doch waarin met groot voorbe houd over God wordt gesproken. Het heet daarin: ,,Denk u een wezen, diat ten allen tijde goed is en aan wien wij alles te dan ken hadden; dit wezen zou God zijn, en wanneer het bestond moesten wij het achten en liefhebben." Op eene andere plaats:- „Wanneer God bestaat, dan moeten alle groote gedachten, alle nobele daden hem aangenaam zijn, van wien ze ook uitgaan wanneer hij echter niet bestaat, dan blijven niettemin de plichten, welke op den menscb rusten, dezelfde". Daarop volgen beschou wingen over liet gebed en den eeredienst. Daarbij wordt gevraagd „Gaan degenen, die aan het bestaan van God gelooven, daarom naar de kerk, omdat men God moet liefhebben?" Antwoord: „Ja, doch ze kon den liet zich besparen naar de kerk te gaan, en ze zouden God toch welgevallig zijn". Dan komen de verschillende godsdiensten aan de orde, benevens hot atheïsme en de vrijdenkerij, voorts eene herinnering aan de godsdienstvervolgingen, zonder de weldaden te gedenken, die in het geloof hun oorsprong hebben gevonden. De Temps" vindt dit niet in orde tegenover kinderen van tien tot twaalf jaar. Evenmin is de Temps gesticht over het al te „vredelievende patriottisme" in zekere leerboeken. Zelfs van anti-militairisme zijn daarin sporen te vinden. Een der vragen luidt: „Is krijgsroem wezenlijke roem?"' Anftwoofrd„Wij bewonderen de verove raars en beschouwen ze als groote mannen, doch dikwijls zijn liet slechts groote misda digers, eene schande voor de geschiedenis en een g»eesel voor de menschheid". In een leesopstel worden de kinderen er voor gewaarschuwd „de waarde van een mensch naar den glans zijner tressen of naar de grootte van zijn vederbos te beoor- deelten" en verdler wordt vermaand: „Ver geet niet dat wij voor alles wereldburger zijn". Zelfs de klassenstrijd ontbreekt niet. Daarbij leest men „Beschouw dit geld stuk. Wat beteekent het? Het beteekent de mogelijkheid degenen te laten arbeiden dii© geen geld hebben". En dan wordt de arbeid voorgesteld als een tredmolen, die döor en- gelukkigen zonder ophouden in bewe ging moet worden gebracht, terwijl er be voorrechten zijn die niet- behoeven te be wegen. En dat alles om bij kinderen van tien tot twaalf jaren den lust tot werken op te wekken 1 Bijzonder slecht te spreken is de „Temps" over liet leerboek van Bayet en Aulard, dat ook reeds in den Matin door een Katholiek hoogleer aar aan de kaak is gesteld. Daarin wordt Napoleon niet als een groot man recht gedaan, Aulard maakt hem zelfs met een enkelen zin af. Verder heet het daarin „De militaire dienst is een zware en moeite volle plicht. Zij zou lichter en er zouden minder soldaten zijn, wanneer er in Europa geen keizers en koningen meer waren, die er pleizicr in hebben geschillen onder de volkeren uit te lokken en deze dan te doen gelooven dat ze elkaar haten. Langzamer hand zullen de volken gaan begrijpen dat ze broeders zijn en zal de Fransche repu bliek niet meer behoeven te vreezen door koningen en keizers aangegrepen en over vallen te worden." Waaruit de schrijver dan ec liter de conclusie trekt, „dat Frankrijk een sterk leger moet hebben, waarmede het wellicht had moeten begin nen". De Temps maakt dan nog gewag van den volgenden passus uit het leerboek. „De landloopers en vagebonden, die niet werken willen en aalmoezen vragen, zijn schooiers. De rijke lui, d op hunne kasteelen zitten en aan niets aanders denken d,an hoe ze zich zullen amuseeren, zijn schooiers". Waartegenover de Temps den schrijver van dit l'eerboek herinnert aan art. 17 van de „Verklaring van de rechten van den mensch", dat luidt: „De eigendom is een onschendbaar en hieilig recht'. In een schrijven van de Temps protes teerde professor Aulard tegen de vermin king zijner woorden over den krijgsdienst en over den gelukkigen tijd, waarin de vol keren zullen begrijpen dat ze broeders zijn hij heeft hier namelijk nog aan toegevoegd: „Ongelukkig genoeg is die sehoone dag nog zeer verre en zoolang de andere naties zich niet ontwapenen, hebben wij een sterk le ger noodig om de onafhankelijkheid van ons vaderland te verdedigen. Om deze re-den is de krijgsdienst verplicht. Wanneer wij geen leger hadden, zou Frankrijk veroverd en zou het Duiitsch of Russisch worden. Wij willen echter Franscben blijven en boven dien is het bestaan van Frankrijk, voor de menschheid van nut. Vervullen wij alzoo onzen militairen dienst met opgewekten geest, omdat het zoo zijn moet; doen wij ijverig onzen plicht en schikken we ons naar de militaire voorschriften, want dit eischit liet belang van Frankrijk." Door deze aan vulling laat de Temps zich echter niet van zijn.stuk brengen. België. Brussel, 2 5 N o v. Bij de voortgezette behandeling van de legerwet werd een amen dement aangenomen, bepalende dat twee jaren na het inwerkingtreden dezer wet de actieve diensttijd zal worden ingekrompen tot 15 maanden voor de infanterie, 24 maanden voor de cavalerie en 21 maanden voor de bereden artillerieën den trein. In een vergadering der rechterzijde van den Senaat is met groote meerderheid be- I sloten het regeeringsontwerp betreffende de 1 reorganisatie van het leger door invoering van den persoonlijken dienstplicht, aan te nemen. Uit de gehouden redevoeringen bleek, dat de stemming zeer gunstig is voor den mi nister-president, zoodat voor de oude rech terzijde alle kans verkeken schijnt, de leger- hervorming nog door bemiddeling van den Senaat tegen te houden. Frankrijk. Woensdag had te Parijs onder voorzitter schap van den oud-president Loubet een feestmaal plaats van het republikeinsch- democratiscli verbond. In de rede, die mi nister Trouillot bij die gelegenheid hield, bracht hij o. m. den veldtocht der bisschop pen tegen de neutrale school ter sprake, welke veldtocht volgens dezen staatsman, met het oog op de komende verkiezingen op touw is gezet, met het doel onrust te stoken onder de bevolking en aan te sturen op een burgeroorlog. „Maar wij zullen niet dul den", zeide de minister, „dat er oorlog wordt gevoerd tegen de wetten, de onder wijzers en de schoolboeken. Wij zullen mis schien zelfs genoodzaakt zijn nauwlettender te gaan toezien op de scholen onzer tegen standers, op hunne onderwijzers en op hunne leerboeken, die door een scheeve voorstelling der historische feiten trachten onder de burgers haat te zaaien en het vuur van een burgeroorlog aan te blazen". Uit Grenoble wordt gemeldTe Lamou- rette hebben de kinderen 'het bezoek der school gestaakt, omdat de onderwijzers wei gerden met liet gébruik van een door den bisschop verboden leerboek te eindigen. De geestelijkheid van Brest heeft onder de leerlingen van de neutrale scholen aldaar een geschrift verspreid, waarin raadgevingen worden verstrekt aan christelijke ouders en kinderen, in verband met den bekenden her derlijken brief. In dit geschrift wordt er op gewezen, dat in de openbare school niet alleen de neutra liteit, bij de wet van 1882 voorgeschreven, wordt geschonden, maar dat de meesters door middel van het onderwijs afkeer en haat kweeken tegen den godsdienst. „Reeds zijn vele kinderen", zoo wordt verder in de waarschuwing aan de ouders ge schreven, „door dit stelsel ten ondergang gebracht; zij bidden niet meer, doen geen heilige Communie, beleedigen de geestelij ken. Dit alles inziende, hebben de bisschop pen in een gemeenschappelijk schrijven ge poogd deze slechte onderwijzers en onderwij zeressen aan de kaak te stellen en hebben zij hun verboden ongodsdienstige leerboeken te gebruiken en den 'kinderen heiligsobennende platen onder de oogen te brengen." Dan richt het stuk zich rechtstreeks tot de leerlingen zelf, en gelast hen de verboden boeken noch te verbranden, noch weg te werpen, maar bedaard op de lessenaars van hun onderwijzers neer te leggen en dezen mede te deelen, dat ze dergelijke boeken, daar ze verboden zijn, niet kunnen behouden en gebruiken. Het geschrift is bovendien aan de deuren van vier kerken aangeplakt. Engeland. De Engelsche bladen houden zich bij hun besprekingen bijna voornamelijk bezig met de rede van lord Rosebery, welke de unio nistische pers niet kan bevredigen, omdat hij de begrooting, welke hij afkeurt, toch door het Hoogerhuis wil doen aannemen den liberalen niet, omdat, hoewel hij het Hoogerhuis raadt de begrooting aan te ne men, hij die scherp veroordeelt. Al de bladen brengen intusschen hulde aan het redenaarstalent, Woensdagavond door lord Rosebery aan den dag gelegd in het Hoogerhuis. Maar de unionistische bladen verwijten hem zedelijken moed te missen. Hij was de eerste om de begrooting als een socialis tisch schrikbewind voor te stellen, en nu de strijd er is, trekt hij zich terug en laat an deren in het vuur staan. Uit de rede zelf zij aangestipt, dat lord Rosebery na een scherpe veroordeeliug van de begrooling en na te hebben gewezen op de toenemende sommen uitgegeven voor de bewapeningen, zijn standpunt, uiteenzette omtrent de houding der Lords. Zij speel den een te gevaarlijk spel en waagden zolfs het bestaan van het Hoogerhuis. Hij was niet ongerust over de bedreigingen tegen de Lords gericht, maar toch herinnerde hij er aan dat een groot deel van de openbare meening der Lords zeer vijandig gezind was en dat de bedreigingen uit kringen kwamen, die slechts één Kamer wenschten. Met uit stel of terugzending van de begrooting zou den de Lords juist dat doen, wat hun vijan den wenschten. Lord Rosebery gaf toe, dat het Huis de begrooting mocht verwerpen, omdat zij niet in het belang was van het land. Met het oog op de practijk van de constitutie was er echter een onbetwistbare stelling van de con stitutie, n.l. dat er geen belasting was zon der vertegenwoordiging. Door dit uit het oog te verliezen, werden de Ver. Staten ver loren, daarom dacht hij dat het niet ge- wensoht was opnieuw aan te vallen. Volgens zijn meening zou het de ware houding van de vijanden van de begrooting zijn geweest het ontwerp aan te nemen en het volk mogelijk te maken haar te beoor- deelen volgens haar werking. Dergelijke handeling zou voor de oppositie een over winning zijn geweest, en zij had dan voor de financiën van het land kunnen zorgen volgens een methode, die kon overeenstem men met haar beginselen en gezond ver stand. Aan het slot van zijn rede zeide lord Rosebery, dat hij een hervorming wensebte van het Hoogerhuis, volgens de lijnen, door hemzelf uiteengezet, en verklaarde hij dat het hem buitengewoon veel leed deed, dat hij niet tegen de begrooting kon stemmen, omdat hij zijn hoop op het voordeel van een toekomstige hervorming van het Hooger huis niet op het spel wilde zetten, zooals noodzakelijk zou gebeuren bij de onzeker heid van den uitslag van algemeene verkie zingen. Londen, 25 Nov. Een betooging, op tou wgezet door den „Bond tegen het Hoo gerhuis", had hedenavond plaats. Zesduizend betoogers, onder welke heel wat gespuis, trokken naar het parlementsgebouw, flo ten eenige voorbijgaande Lords uit en werden toen door de politie zonder eenige moeite uiteengejaagd. De betoogers trachtten later ten tweeden male het politie-cordon om het parlements gebouw te verbreken, maar werden weder verdreven Verschillende arrestaties werden gedaan. Oostenrijk. W e e n e n 2 5 Nov. In het Huis van Afgevaardigden noodigde de minister-pre sident alle partijen uit zich te vereenigen. ten einde de basis voor een overeenkomst te vinden en de nationale geschillen te doen ophouden. Servië. Belgrado, 25 Nov. De Koning» van Bulgarije is alhier aangekomen en door Koning Peter hartelijk ontvangen. De me nigte juichte hem levendig toe. Belgrado, 25 Nov. Een wetsont werp is ingediend tot het uitschrijven van eene nieuwe leening van tien millioen, ten einde tegemoet te komen aan de behoefte van het leger. Rusland. De Czainina is volgens de Times nog altijd, zeuuwlijdende. Dientengevolge is het ver trek der keizerlijke familie uit Livadia ver traagd. Heden zou de minister van Financiën Ko- koftzef zich naar Livadia begeven om bij den Czaai verslag uitte brengen ovor zijn reis in het Veo-re Oosten. Petersburg 24 November. In h t verdere verloop van de avondtzi'tting der Rijks cloema beraadslaagde de Doem a over een voorstel een interpellatie te richten aan den minister van handle 1 omtrent het ont- ginningereebt van de, met de thans geldige paohtregelen in strijd zijnde, concessies van napthahoudende grond aan den generaal-ana- jo r Ssenjawin, den jagermees ter Mamon- tow, de opperjagermeester Golenislew, Koelosof, Tolstoi en de Kaukakiscbe indu strieel o maatschappij Het voorstel werd met algemeenen stem men aangenomen. Timersajef, die gisteren voor de laatste maal als minister van han del optrad, trachtte in een rede welke een uur duurde aan te toonen dat de regeering niet in strijd met de wet had gehandeld. Wat de drie eerste gevallen aangaat wees hij er op diat de verpachting was geschied op eene keizerlijke verklaring waarin gezegd werd dat deze gervallen als geen preceden ten zouden kunnen worden beschouwd. De minister van handel voegde er aan toe dat hij slechts noodgedrongen een gebied1 aanroerde dat zelfs van het standpunt van orthodoxe aanhangers der volksvertegenwoordigers on aantastbaar behoort tot de gratie van den monarch en een der schoonste prerogatie ven is van het allerhoogste gezag. De Doema besloot dé uiteenzettingen dés ministers onmiddellijk te bespreken. Daar de volgende redenaar, de Octobrist Dimit- sjoekof op de keizerlijke Ibesiluiten inging viel de president hem in de rede met het verzoek deze kwesties niet aan te roeren. ir.Nt debat zal aanstaande Woensc' xg worden voortgezet. Omtrent de reeds medegedeelde knoeie rijen bij de intendance te Moskou wordt nog gemeld, dat de beambten jaarlijks meer dan 13 millioen gulden verduisterden. In de ja ren van den Russisch-Japauschen oorlog be reikten de verduisterde sommen wel het be drag van 33 millioen gulden. Het Rijk ver loor jaarlijks bij de verschillende administra ties in de stad Moskou ruim 132 millioen gulden. Op de meeste koopwaren werd 10 gelegd, soms 30 en een aantal quitan- t-ies werden ingediend en door het Rijk be taald voor waren, welke nooit waren afge leverd Tot nu toe heeft men ontdekt dat er 130 beambten betrokken zijn in deze zaak. Reeds zijn er meer dan zestig gearresteerd. 64 DOOR RUDOLF HERZOG. „Ik luister naar u dominee, onudht u er nu eenanaal bent en omdat u het goed meent. En daarom antwoord ik u ook. Het kan zijn, dat het de egoïst i6, die uit mij spreekt. Maar dan moet men mij toch aan do andere zijde die l'iefdle toonen, 1 Emilie heeft zich döor mij veronachtzaamd: gevoeld. Ik hond niet van verstoppertje spelen. WéU'cht va! ik te ruw met de deur in huis. Dan is het toch de taak eener verstandige vrouw, de fijne lijnen te herstellen, zoodat wij geloo ven, dat zij ons bovendien nog wat schenkt, en beschaamd en dubbel verliefd zoete brcodjes bakken. Doch in 't geheel geen 'lijn? Geen in elkander loopende? Wat blijft er dan over, dan iedler voor zich in afzon derlijke werelden rond te dwalen, totdat men süchzelf .tot 'last wordt? En dezen last heeft Emilie ondervonden, tengevolge van dezen last van zichzelf is ze heengegaan. Niet, omdat ik een paar maal een 'beetje wild ge weest ben. Zoo iets bemerkt eene verstan dige vrouw in het .geheel niet. En als ze het bemerkt, neomt ze er een lesje aan. Uit .puren oVerlast van zichzelf en wegens ge brek aan energie zich (daartegen te verbet, ten 1 D'at is de heele ziaak." „Je gelooft dus, dat je vrouw anders voelft dan ze handelt „Mijn hemel, ze is toch eene vrouw en geen phonomeen „En jij? Ben jij een. phenomeen?" - „Daar heb i'k nooit aanspraak op ge maakt. Ook niet, dat ik onfeilbaar ben. Tegenover Emilie wel het allerminst. Maar wat voor den duivel neem me nia! kwa lijk, dominee, dat flapte ik er zoo uit wat geeft haar hel recht, hare fouten meer aan te kweeken, dan ik de mijne? Mij te be straffen en zichzelf te beloonen, door mij de kinderen een 'tijd lang te onttrekken Ilk wil aannemen, dat onnadenkendheid het ge brek aan energie de hand gereikt heeft. Deze onnadenkendheid kan ik weder goed maken, en als ik het nog niet deed, ge schiedde het, om den. kinderen! geen onaan- genomne herinnering aan hunne jeugd' te verschaffen. Haar gebrek aan energie ech ter moet ze zelf meester worden, of we ko men uit de ziekenhuisstemming niet meer uit. Vrouwen zijn als .kinderen. Als men hen. beklaagt, komt er |Oan het huilen geen einde." „Wat dus moet men met haar doen?" „Haar meed' bewonderen. Dan zijn ze in haar knollentuin. Niet als kinderen." „Ik heb daarin geen ervaring," merkte dominé Schirrniacher op. „Maar wellicht kan je mij wel zeggen, welken moed je be doelt." „Den moed der vrouw, het flinkweg met den man dfien, ze lief heeft, ,te wagen. Niet uit een molshoop een berg te maken. En vertoont zicb toch eens een berg, dat net te doen alsof het een molshoop i6. Vóór alles echter de liefde tot haar man hooger te stellen dan de grondregelen 'harer opvoe ding. Daarom is ook hare liefde geheel ver keerd. Omdat ze niet den moed had tot een fonkelnieuw leven ie besluiten, zooaTs een huwelijk het verlangt, en God. alles ten beste te laten schikken. Een vrouw, die t».j de wijsheid liaars vaders zweert, heeft haar echtgeneot slechte in onderpand. „Maar je zeide* toch, Gustav, diat j© vrouw zichzelf te -veel gewonden was? Dan moet er toch een zelferkenning voorafge gaan zijn." „Ik weet immers, dat ze bloed heeft", mompelde Gustav Wiskotten. „Als het eens 'n keer opgewekt was, liep het over. Slechts hare opvoeding verbood haar, het op te laten wekken. Naderhand was het dan altijd alsof ze iets verkeerds gedaan had. Dominee," hij lachte even „men noemt dat andere „uit de school klappen Dominee Schirrniacher wiegde het hoofdi heen en weer. „Laten wij deze opvattting' aan menschen van gewone gezindheid over. Als wij beginnen, ons voor het eenvoudig menschel ij ke in ons te schamen, heeft -het geen zin meer op de aarde te wandelen, en begrijpen, wij God niet meer, die on.s aldiis schiep." Hij 6tond op. „En nu wil het mij toeschijnen, alsof jouw geval volstrekt niet zoo hopeloos is. Waar hel bloed een maal gesproken heeft, hi ij ft de herinnering:. En de herinnering verfraait, veredelt en - vereffent. Hij reikte den heer des huizes de hand. „De vrouw is het zwakkere deel. Niet tegenstaande al hare emencipattte pogingen. Zonder de liefde vindt ze nooit de harmoni sche regelmaat, waarnaar ze s:reeft. Slechts in eenzame vrouwen ontwaakt de verbitte ring vani haar geslacht. Zorg er voor Gustav, dat Emilie van deze verbittering be vrijd wondt, doordal je haar hare eenzaam heid ontneemt. „U beschouwt de zaken met eene toege vendheid, dominee, welke ik bij u wel het allerminst gezocht zou hebben." Dami'nee Schirrniacher lachte. „Het klinkt mooi, wat ik je ,nu zeg, Gustav, maar een dom-ae© moet een soort diplomaat we zen. Je kent mij als den kanseldonderaar, als den ze loot-. Kijk eens om je heen. Ge loof je, dat met- dit volk hier iets begonnen zou kunnen worden zonder geweld Als wij dominees de menscheen in Jieb dal niet toedondterden, zouden zo niet tevreden aijn. Hiier liggen, de bewijzen vlak voor de 'hand. De onverschilligen moeten opgeschrikt en meegesleurd, en aan de vromen moet de inbeelding ontnomen worden, diat ze vromer dan de dominee .zijn. Dit laatste is namelijk een hoofddeugd der Wuppertha]ors, en ale men an de buitenwereld tegen de W upper- tha'lcr predikanten auoord en brand schreeuwt-, vergeet men, dat hier te lande de herder slechts de eclio zijner kudide is. Jij echter, mijn zoon, bent op jouw manier zelf een persoonlij ikheid. Daarom kunnen, wij kalm met elkander redeneeren als men schen, die van deze arde zijn." „Nu, dominee", zei Gustav Wiskocten, „uw stelregel ie ook de mijne. In sommige gevallen. Ook ik moet gewelddaden gebrui ken, om mij achting en gehoorzaamheid te verschaffen. Zoo lang 'het kinderen of dom koppen geldt. Buigen of breken. Men flinke menschen echter spreek ik openhartig. Wel licht komt ook Emilie daar eens achter." „Ik zal er eens over denken," merkte dominee iSchirrmacher peinzend op, „hoe de hefboom hier overgehaald kan worden." „Heel vriendelijk, dominee. Maar breek er uw hoofd niet mee. Er zijn dingen, die slechts tusschen twee menschen uitgemaakt kurnen worden. Vrijwillig beter inzicht- van binnen uit 1 Bemiddeling maakt den ver momden strijd slechts des te langduriger. Dat maakt de menschen ellendiger dan een openlijke strijd, dominee, en ik heb geen inschrikkelijke natuur." „Adieu, Gustav,^ik kom nog eens weer." „Maar dan met een ander onderwerp van gesprek, dominee." Op straat 'liep dominee Schirrniacher Anna Kölsch tegen het lijf. „Ga je op reis, kind?" En hij klopte op de tasch, welke zij in de hand droeg. „Naar Düsseldorf maar," antwoordde ze snel. „Maar dit is toch niet de weg naar het station." „Ik moet nog even m-nheer Gustav spre ken." „Zoo, zoo. Die is nog thuis. Luister eens Düsseldorf, zeg je? Hm, Anna dan kan je daar wel iets voor mij doen. Als je eens naar mevrouw Emilie Wiskotten toeging „Wat moet ik daar doen?" vroeg ze op af weren den toon. „Slechts haar bezoeken, kijken hoe ze het maakt, met haar praten en baar van mijn heer Gustav vertellen." „Ik weet niets goeds." „Zacht wat, zacht wat Om je tot be oordeelaarster op te werpen, daartoe ont breekt het je aan een goed inzicht-. Maar zoo zijn de vrouwen. Wat bij hen gemoed, verstand of ingeving van het oogenblik is, weten zij dikwijls zelf niet te onderscheiden. Ga maar eens bij mevrouw Emilie Wiskotten aan. Ook door wederzijdsche overdrijving kan men het verstand nader komen. Goede reis, m'n kind." Wordt vervolgds

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1909 | | pagina 1