Woensdag 1 December 1909.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
i de wiskottens7
aa- S'. 153e Eerste Blad.
8"' J nur{(Mii)t.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoortf l.OO.
Idem franco per post- 1.50.
i AfsonderiQtre nummers- 0.05.
Dese Courant rersohflnt dsgeiyks, behalve op Zon- en Feest
dagen.
Advertentitamededeelingec enz., gelieve men vdór 11 uur
's morgens by de Uitgeven ia te senden.
Uilgevers: VALKHOFF 8C°.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER AD VERTEN TlfiN:
Van 1—regels f 0.50.
Elke regel meer - O.AO.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 eents bjj voeruitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedxijf bestaan zeer voordeeliae bepalingen Ut
het herhaald adverteren in dit Biad, bfl abonnement tmr-
circulairebevattende de voorwaarden, werdt op
toegezonden.
Politiak Overzicht
De etrijd tusschen Hoogerhuis
en Lagerhuis ontketend.
De teerling is geworpen. Zij die aanvan-
Ikelijk de hoop voelden rijzen dat het mee-
dendeel der Lords, ofschoon tegen de be
groeting gekant, het oor zou leenen aan re
devoeringen van mannen als Lord Rosebery
en Lord Cromer, die, eveneens tegenstander
van de financieele hervormingen, toch het
Ibt van het Hoogerhuis niet op het spel
j wilden zetten; zij, die dachten dat het Hoo
gerhuis voor de ontzaggelijke verantwoor
delijkheid, welke l>et op zich n'eemt, wel te
rug zou deinzen, zijn bedrogen uitgeko
men. Nog wel met de kolossale meerderheid1
van 275 stemmen heeft het Huis de motie
van Lansdowne aangenomen om de be
grooting aan het oordeel- der kiezers te on
derwerpen. Daarmede is de strijd tusschten
Hoogerhuis en Lagerhuis ontketend.
Drie dangen komen bij dezen strijd)
in beschouwingten eerste de dek
king van een steeds aangroeiend' tekort, dat
voor het loopende jaar op ruim 19 millioen
gulden wie-rd geschat, door de verhooging van
bestaande en in mindere mate door de in
voering van nieuwe belastingen ten tweede
het vraagstuk der staatsrechterlijke bevoegd
heden van het Hoogerhuis tegenover finan
cieele voorstallen, een vraag waarbij het in
werkelijkheid er op aan komt of in de toe
komst het Hoogerhuis bij financieele voor-
stéllen tegenover een overweldigende mleer-
derheid in het Lagerhuis het laatste en te
vens beslissende woord hebben zalten dor
de de dekking van het tekort op een ander©
wijze dan die door het liberate kabinet voor
gesteld, namelijk door over te gaan tot be
schermende rechten.
Aan de beide eerste strijdpunten hebben
wij reeds meermalen beschouwingen gewijd.
Zoo kort mogelijk willen wij ze hier nog
even reoapituleeren. Door de nieuwe be
lastingen zulllen, gelijk men weet, vooral de
meer betaalkrachtige burgers getroffen wor
den. In eerste instantie zal die inkomstenbe
lasting voor de groote inkomens, en voor
deze alleen, verhoogd worden. Volgt een na
dere verhooging der erfenis- en successie
belasting, eten belasting op de waardever
meerdering van grond en ten slotte een
v erbooging van het vergunningsrecht, bene
vens van den dirankaccijns. Deze verschil
lende nieuwe belastingen, met uitzondering
van den drankaccijns, treffen in hoofdlz&ak
onmiskenbaar de bezittende klassen. Doch
de kritiek op dit deel van de middelenwet
is naar verhouding van geen beteekenis te
genover d'e politieke consequenties, waar
toe de verwerping ervan aanleiding zal ge
ven. Het Hoogerhuis Weeft door de aanne
ming van Lansdowne's motie verklaard dat-
het de verantwoordelijkheid van de nieuwe
begrooting niet op zich kan nemen, voor de
kiezers van het Vereenigd Koninkrijk znch
daarover hebben uitgesproken. Het gevolg
zal zijn dat het parlement wordt ont
bonden Van die omstandigheid of het Lager
huis onmiddellijk of eerst tegen Januari zal
ontbonden worden, zal het, zoo is de aJge-
nveene opinie, afhangen of een deel der nieu
we belastingen op grond van het acht maan
den geleden door het Hoogerhuis genomen
besluit, al zoo zondter formeele bekrachtiging,
verder kan worden geheven. In elk geval
zal de aanneming van Lord Lansdbwne's
motie een finantieele warboel van belang ten
gevolge hebben en op het oogenblik kan
niemand nog zeggen hoe de afzonderlijke
vraagstukken op het gebied van begrootings-
techniek zullen worden opgelost.
Bij al hare beteekenis raakt intusschen de
financieele kwestie ook gedurende den tijd.,
waarin ze hangende blijft, dat is tot 31
Maart, tegenover d'e staatsrechterlijke op
den achtergrond. Ook db inzichtten die op
dit punt bestaan zijn onze lezters bekend;. Het
Lagerhuis heeft in een eeuwenlange worste
ling het recht verkregen tot het toestaan van
die noodige middtelen aan de regieering en
sinds die 17e eeuw geldt dit recht alls vast
staande.
De Lords plegen in geldzaken zoo weinig
mee te praten, dlat, wanneer ze zélf een
wettelijke bepaling aanbrengen of wijzigen,
waardoor een uitgaafpost wordt bedongen,
liet getal daarvan niet wordt ingevuld op
die aan hot Lagerhuis toegezonden ttekst,
doch daarnaast, eenigszdns als eon wenk voor
liet Lagerhuis, met htoode inkt op die marge
wordt geschreven. Een verder bewijs voor
het uitsluitende recht van het Lagerhuis in
zake dte beslissing over de financiën is zijn
handlel wij ze bij de besluiten over de voor-
loopige heffing dér belastingend» bedde
andere factoren uit htet parlementdie
Kroon en het Hoogerhuis hebben diaarmedte
niets te maken en worden niet geraadpleegd.
Wanneer de Koning bij de opening der zit
ting zijne troonrede houdt en gewag maakt
van de noodiige geldmiddelen voor het ko
mende jaar, richt hij zich met een special©
toespraak tot de leden van het Lagerhuis.
Intusschen deze bevoegdheden berusten op
geen geschreven, doch eerder op een ge
woonterecht, gevormd door onheugelijke par.
lementairte gebruiken.
Thans echter htebben de Lords de om
standigheden van dien aard geacht, diat zij
het wensohelijk vonden van dezen eeuwen
ouden regel af te wijken en hun veto tegen
over het Lagerhuis te doen hooren. Slechts
uit de jaren 1860 en 1861 is een geval aan
te wijzen, dat met liet tegenwoordige ©enige
overeenkomst vertoont. In 1860 had' Glad
stone als kanselier dier schatkist de ophef
fing der papierbelasting voorgesteld., welke
tot dusver de ontwikkeling van het boek
en courantwezen had tegengehouden. Het
Hoogerhuis verwierp het afzonderlijk daar
toe ingediende wetsontwerp. Het volgende
jaar nam Gladstone echter de afschaffing
der papierbelasting in de begrooting op en
de Lords hadden geen lust daarom de ge
heel© begrooting te verwerpen en een con
stitutioneel conflict met het Lagerhuis in
het leven te roepen, vooral dlaar hunne hou
ding in 1860 veel ontevredenheid had ver
oorzaakt Thans echter rijst de vraag of de
opneming in de begroeting van vèr strek
kende wettelijke bepalingen constitutioneel
gerechtvaardigd is-. Volgens den dbor ons
onlangs aangehaalden Sar Thomas Erskine
May, de grootste autoriteit op het gebied
van Britsche parlementaire gebruiken, is
zulk een „verpakking" niet geoorloofd. The
oretisch ié het optreden der Lords evenwel
onaanvechtvaar. Een ander©, en de gewich
tigste vraag is of het politiek correct is, op
deze wijze en ondier dé huidige omstandighe
den van zulk oen in theorie bestaand' recht
gebruik te maken.
Hierover zijn de meeningen verdeeld. Die
der eigenlijke partij-politici kunnen onbe
sproken blijven alleen de deskundigen op
staatrechtelijk gebied mogen hier meespre
ken. En nu staan bij deze crisis, merkwaar-
dig genoeg, twee der meest geziene des
kundigen op het gebied van het staatsreent,
beiden toevallig unionisten, doch vrij h au -
delaars, tegenover elkaar, n.l. prof. Edward
Dicey en Sir Frederik Pollock. De eerste
houdt het optreden der regeering voor revo
lutionair en had gewenscht dat de regee-
ring geen hervormingen van de beteekenis
als de onderhavige had voorgesteld, zonder
vooraf de openbare meening door middel
van verkiezingen te raadplegen. Pollock
daarentegen vindt dat het de werkzaam
heid der regeering en van het Lagerhuis
zou verlagen, wanneer deze voor dingen, die
midden in de wetgevende periode opduiken,
de toestemming der kiezers moesten vragen.
Voor hem is juist het optreden der Lords,
die het zwaartepunt der regeering naar het
Hoogerihuis willen verplaatsen, revolutio
nair. Men ziet dat ook hierin de geleerden
het niet eens zijn. Wanneer wij echter de
uitingen der beide professoren onderzoeken
op hunne onbevangenheid, dan 'behoort aan
Polleek de voorrang, omdat Dicey in het
tegenwoordige liberale ministerie de belicha
ming van een ingrijpen van den staat in
het maatschappelijke leven, met andere
woorden de sociale politiek bestrijdt.
Hiermede komen wij tot de spil waar
om alles draait. De Lords handelen niet
zoozeer uit staatsrechterlijke, dan wel
politieke motievenhet gaat er voor hen
wel om hunne bevoegdheid te doen gelden,
meer nog echter om een liberaal kabinet het
zadel te lichten. Een liberaal kabinet is met
zijn ontwerpen nimmer voor de Lords vei
lig, het kan steeds slechts half wenk doen,
doordat aan de voorstellen, die de gekozen
volksvertegenwoordiging na maandenlangen
arbeid heeft vastgesteld, in het Engelsche
Hoogerhuis vaak binnen weinige dagen de
genadeslag wordt toegebracht, eene erva
ring, die het Lagerhuis zeer dikwijls heeft
opgedaan.
Sedert de hervorming van 1832, toen
zijn hardnekkige tegenstand tegen de
eerste uitbreiding van het kiesrecht
door een sterke volksbeweging werd gestuit,
heeft het Hoogerhuis dikwijls aan de open
bare meening toegegeven en daardoor de
thans (bestaande positie verkregen, ja zelfs
versterkt. De ultima ratio, de aan
vulling met een een groot aantal peers, ten
einde in het Hoogerhuis een meerderheid
in overeenstemming met die in het Lager
huis tot stand te brengen, zou in 1832 wor
den toegepast, doch werd ter elfder ure
door hiet toegeven der Lords onnoodig.
Thans nu de hartstochten minder opge
zweept zijn en men aan beide zijden zelfs met
een soort van onbehagen den strijd aan
vaardt, zal men met dit plompe middel geen
genoegen neonen, want de roep om een gron
dige hervorming van het Hoogeihuis is reeds
dikwijls gehoord en zal niet meer verstom
men. Nu zal de 6trijd tusschen Hoogerhuis
en Lagerhuis ontbrunden, die reeds vcor
twee jaar in het Lagerhuis door de verwer
ping van de onderwijswet een voorspel 'heeft
gehad. De hervorming van het Hoogerhuis
en de beperking van zijn recht van veto zal
een van de inzetten van den verkiezings
strijd zijn.
Vele radicalen schreeuwen al lang over
de afschaffing van het Hoogerhuis, doch
daarmede zullen ze bij de Engelschen geen
geluk hebben. De Engelschman is veel te
trotsch op zijn historischen adel, die in het
openbare leven van den modernen tijd een
heel andere rol speelt dan op het vaste
land. Moge vele peers hun taak als wet
gever niet al te serieus opnemen, en lmn
licht onder den korenmaat houden, een
groot deel klassenbelang beoogon, anderen
dienen het algemeen belang in alle takken
van het openbare leven met alle kracht en
bekwaamheid en hebben ook in-vloed genoeg
de meeloopers onder hunne standgenooten
onder hun leiding te nemen. Wel mogen re
belasting-hervormingen hebben bestreden,
welke den stand der grondbezitters meer
hebben' getroffen dan andere standen, over
het geheel echter hebben zij sinds de groote
tol-hervorming der 40er jaren van de vorige
eeuw kolossale voordeelen ten bate van
het algemeen belang prijsgegeven. Boven
dien houden de Britten niet van overijling
en duizenden kiezers, die het eens zijn met
een beperking van het recht van veto, ach
ten met het oog op de moderniseering van
Engeland door nieuwe, niet altijd politiek
geheel rijpe maatschappelijke kringen en
beroepspolitici, een remblok in de wetgeving
noodzakelijk.
Wat de derde factor in den strijd betreft,
het zal de zaak der oppositie zijn, dat doze
naar behooren op den voorgrond treedt en
de beide andere factbren zooveel mogelijk
verduistert. Voor het oogenblik moge ge
zegd worden, dat het aantal aanhangers
eener tariefhervorming langzaam maar zeker
toeneemt, ofschoon dit tot dusver slechts '*n
een beperkt aantal herstemmingen tot uiting
is gekomen. De oppositie 'heeft daarmede
den sprong gewaagd en zal bij den verkie
zingsstrijd ongetwijfeld aanvoeren, dat de
op "binnenlandsche belastingen aangewezen
bègïboting overwegend ééne klasse der be
volking treft, en zulks ver boven haar
krachten, terwijl er, wanneer er een tarief
hervorming komt, alle klassen de lasten zul
len dragen, en de bevolking de gelegenheid
zal hebben om te profiteeren van de meer
dere arbeidsgelegenheid, die door bescher
ming van handel en industrie ontstaat. Zoo
beweren de unionisten.
Zoo laat de de strijd zich van alle kanten
aanzien als een koen waagstuk. Hoe hij ook
moge afloopen, het ptelitieke leven in Enge
land zal van karakter veranderen ten goede
of ten kwade, dat zal de tijd leeren.
Dultsckland.
B r 1 ij n, 3 0 N o v. De troonrede, wel
ke heden door den Keizer is voorgelezen bij
de opening van den Rijksdag, kondigt een
aanvulling van de rijksverzekeringswet aan,
welke de ziekteverzekering zal uitbreiden
en de verzekering van nagelaten betrekkin
gen nieuw zial invoegenbovendien wordt
een wet op den huisarbeid, een wet op de ar
beidsbeurzen, benevens een nieuw ontwerp
de strafprocedure betreffende, aangekon
digd. De troonrede wijst, op de tot blijd
schap stemmende ontwikkeling der overzee-
sohe bezittingen. De Usambaraspoorweg zal
tot Kiliruiandsj&u doorgetrokken worden.
Het spoorwegnet in Zuid-West-Afrika aal
worden uitgebreid, waardoor het mogelijk zal
worden de in de Duitsche bezittingen ver
toevende troepen te verminderen. De troon
rede besluit inet de woorden: „Ten einde
aan het Duitsche volk een rustige en krach,
tige omwikkeling te verzekeren, streeft mijn
regeering voortdurend er naar vredelieven
de betrekkingen met de andere mogendhe
den te onderhouden en te versterken. Met
voldoening zie ik dat de nuet de Fransch©
regcering getroffen overeenkomst omtrent
Marokko in een geest wordt uitgevoerd, die
geheel beantwoordt aan liet doei om de
belangen van bedde rijken met elkaar in
overeenstemming te brengen. In het Duit
sche rijk is evenals in de Oostenrijksch-Hon-
gaarsclie monarchie dankbaar het tijdstip
herdacht, waarop voor een menschenleeftijd
de later door toetreding van Italië tot een
driebond uitgebreide, alliantie van beide
mogendheden in het leven werd geroepen.
Ik koester het vertrouwen dat een aaneen
sluiting der drie verbonden rijken ook ver
der haar invloed op de welvaart van die
onderhoorig© volken en op de handhaving
van den vrede zal blijven behouden."
De opening van den Rijksdag in de Witte
Zaal Werd bijgewoond door de Keizerin,
Prinses Victoria Louise, de kroonprins"2
de prinsessen Friedrich Leopold, Eitel
Friedirich en August Wilhelm, en het diplo
matieke korps. De afgevaardigden versébe
nen in zeer grooten getale.
Rtecht6 van den troon stonden de geza
menlijke generaals, links de rijkskanselier
en de gevolmachtigden bij den bondsraad.
President Stolberg bracht bij het binnen
treden van den Keizer, die door de prinsen
gevolgd in de zaal verscheen, een driewerf
„hoch" uit. De Keizer bedekte het hoofd
met den helm en las de troonrede met luide
stem voor. Bij de woorden over dten drie
bond werd bravogeroep gehoord. D'e Rijks
kanselier verklaarde vervolgens den rijks
dag voor geopend.
De centrums-afgevaardigde Schaok beeft
eindelijk zijn mandaat neergelegd. Hij had
zich door meer dan dubbelzinnige adver
tenties onder den naam van Tmole onmoge
lijk gemaakt.
De vrijzinnigen zullen nu trachten zijn
district Eisennach-Dermbach dat 40 jaren
lang hun behoorde, te heroveren.
De Duitsche Reichsanzeiger geeft een
tweede memorie der Pruisische regeering be
treffende de scheepvaarttollen't is een na
dere toelichting, gevraagd door Baden en
Saksen, die evenwel ook voor Nederland van
belang is De regeering betoogt in het stuk,
dat de jaarlijksche toeneming van het ver
keer op den Rijn ongeveer acht procent be
draagt. terwijl dat verkeer nog meer zal
gaan toenemen, omdat er aan den beneden-
Rijn zulke groote mijnen zijn gevonden en
omdat RotterSam en Antwerpen zoo veel
moeite doen, het verkeer in hun havens ster
ker te maken. Daarom mag de regeering
gerust op die toeneming van acht procent
blijven rekenen. Wanneer ze slechts zeven
procent rekent dan reeds zullen in 1920 de
scheepvaarttollen voor den Rijn alleen ze
ven millioen mark opbrengen.
De overleden liertog Karl Theodoor van
Beieren was doctor in de medicijnen en een
zeer bekwaam oogarts, die zich met ijver
aan de praktijk wijdde en houderden wel
geslaagde staar-operaties heeft volbracht.
De zeer populaire vorst het hoofd der
Hertogelijke linie van het Huis Wittels-
bach heeft den leeftijd van 70 jaren be
reikt. Hij was eere—doctor aan de universi
teit van Leuven, generaal der cavalerie en
(door het huwelijk zijner dochter Elisabeth)
schoonvader van den Belgischen troonopvol
ger Prins Albert.
Engalaad.
Londen, 30 Nov. De aartsbisschop
van York gaf bij de voortzetting van het
debat over de motae-Lansdowne te kennen,
sooa
KUD0LF H1RZ0G.
„Mevrouw Wiskotten, dengene die u
meent, verhongert ook. Hij ie alleen maar
6terker dan Ewald) en houdt het langer uit."
„Ik ik verhongerl"
„Neen, mijnheer Gustav. Ik weet het
immers Ik zie hem dag aan dag. Hij toont
het alleen maar niet., omdat hij vreest, dat
hij zijne waardigheid te kort zou doen. Maar
'hij dénkt altijd aan u."
Zij zaten tegen elkander gedrukt, op d©
kist, die stoel en sofa voorstelde. Het vuur
in het kacheltje en het lampje wierpen dan
sende schaduwen door het kale vertrek. En
de beid© vrouwen vulden de leegte om zich
heen met gestalten.
„Heeft hij over mij gesproken?"
„De gedachte aan u klinkt altijd door
zijne woorden heen, mevrouw."
„Zeg toch Emilie. Dan kan ik ^e mak
kelijker vragen.''
„Ja, Emilie." Hét meisje drukte zich nog
dichter tegen haar aan.
„En wat wait izegt hij?"
„Dat hij vurig naar de vreugde verlangt.
Maar het moet de echte vreugde zijn."
„En dat zegt hij van mij? Niet van
een ander?"
„Hij komt alleen nog maar bij ons. Ove
rigens leeft hij geheel voor de fabriek.
„Hoe ziet hij er uit, Anna?"
„Thuis stiller, in de fabriek strenger."
„Hoe gaat het met de fabriek?"
„Uw vader, mijnheer Schanwachter, heeft
haar dood willen maken. Het werd hoe
langer hoe erger. Toen heeft mijnheer
Gustav de tanden op élkaar geklemd. Hij
moet er zijn geheel© vermogen aan opge
offerd hebben, zegt vader, opdat zijn broers
geen schade zouden lijden."
„Gustavzeidè Emilie, en staaTde
in net vuur.
„En nu hebben xe de nieuwe dessiu-, die
van Ewald. Daarmede wil mijnheer Gus
tav aan mijnheer Schanwachter den genade
slag geven. Vader zegt, daar kan hij uiet
tegen op."
„Wie kan door niet tegen op?" stoof ze
°V-
„Mijnheer Schartwachter," zeide liet m«os
je angstig.
„Ahniét Gustav,'' en zij haalde
verlicht adem en hief het hoofd op.
„Ik ibogrijp je niet."
„Ik begrijp me zelf niet. Maar dat moet
wel zoo zijn. Ik heb altijd partij voor mijn
vader getrokken, altijd altijd 1 En voor Gus
tav vreesde ik' Anna, hij mag niet verlie
zen I"
„Hij zal ook niet verliezen. Maar mijn
heer ScharwacBter."
„Spreek toch over Gustav 1 Hier ziet nie
mand het, dlat ik mij schaam. Maar mijn
vader, zie je, anijn vader zou mij volstrekt
niets meer zijn, als hij Gustav er onder
I kreeg. Geen menscli mag iboven hem zijn,
niemand I"
j Emilie, als je dat tegen hem zeide."
„Als ik alleen (ben, kan ik het zeggen.
Deze lange, vreeëelijfce eenzaamheid. Dan
staat men geheel naakt voor zichzelf, en ziet
zichzélf, en bekent aan zichzelf dat ach
ja, dat al dlat flauwe verzet en de vrees,
dat dé ander ons ook zoo zou kunnen zién,
in den grond toch slechts iets gekunstelds
is. Juist omdat do vrouwelijke zwakheid
slechts dan eene onteering ie, als men er
kleingeestig! aan tornt en plukt. Ik heb dat
'altijd gedaan, en omdat ik me zelf niet' be
kennen wildé, dat ik one zelf bedroog en
liem er bij, werd ik prikkelbaar en verbit
terd jegens iedereen. Toen ging ik heen.
En het was toch slechts toorn over mij zelf, j
dat ik hem mets oneer was. Dat bemerkte
ik pas gedurende de eentonige dlagon en de
slapeloaze nachten, en ook wie de schuldige
was. Want mij mij heeft de scheiding j
riek gemaakt."
Ze zat mét ineengestrengelde vingers en j
verstrooiden - blik.
„Als jij eenmaal vrouw wordt, Anna, zal
je dat begrijpen. Men weet niet hoe men
met zijn geheel© wezen aan den man hangt.
Kon ik het hem toch toonenMaar dan
schaam ik me voor me zelf."
„Emilie, ik ziou mij niet schamen."
Toen keek Emilie Wiskotten hét meisje,
dat -zulk een schaamtegevoel niet kende, ver
baasd aan, en ze zag in plaats van schaamte,
onschuld. Heel stil zaten ze naast elkan
der,, en d'e nacht verstreek.
En als na een diep gepeins zeide Emüie
Wiskotten en ze wisten geen van beiden
of er minuten of uren verstreken waren
„Toen je vanavond bij mij kwam, oon
mij te halen, maakte de vrees zich van mij
meester, dat Gustav iets overkomen zou
kunnen zijn, zoo erg, dat ik er bijna gek
van werd. En toen ik hoorde, dat het
Ewald betrof, heb ik gewenscht dat Gustav
het geweest ware Ie dat niet verschrik
kelijk?"
„Emilie, omdat je heimwee naar hem
hebt Zieken kunnen we helpen.'' -r—
HOOFDSTUK V.
Opzichter Kolsch schreed met gerimpeld
voorhoofd door de fabriek naar do haspel-
kamer, waar hij wis't dat de oude juffrouw
Wiekotten izich ophield. Het waé ochtend-
sebaftftijd. De werklieden zaten in groepjes
bijeen, dronken uit blikken melkkannen of
kleine sfceeinen kruikjes hun morgendranK
en pravtten onderwijl met gedempte stern.
In de onmiddellijke omgeving van juffrouw
Wiskotten was hét stiller. Hier klonk
slechts een stem, langgerekt en met nadruk.
Juffrouw Wiskotten hield morgenoefening.
In haar schoot lag opgeslagen de honderd-
achttiende psalm.
„Opent mij de .poorten der gerechtigheid
opdat ik inga en den Heer dankc. Dat is
de poort des Heeren de recht vaardigen zul
len daar ingaan. Ik dank U, dat Gij mij
vernedert en mij helpt. De steen, dien de
bouwlieden verworpen hebben, is tot hoek.
steen geworden Dat is door den Heer ge
schied en is een wonder voor ons o:>g."
„Goeie morgen, juffrouw Wiskotten."
Zo keek geërgerd op.
„Goeie morgen Kölsch. Je hadt wed rus
tig kuunen toeluisteren. Dat schaadt geen
mensch."
„Ik zou u gaarne even willen spreken."
„Men moet God in de eerste plaaits de eer
geven. Maar ik geloof, dat het op de hoe
veelheid niet aan komt. Als -slechts dit
weinige ritten blijft, mil ik het loven.
Wacht, ik ga mee."
„Juffrouw Wiskoftten," zedde Kólach,
toen ze naast elkander door de 'gang liepen,
„u moet niet kwaad op me zijn. maar nu
moet er werkelijk een verandering plaats
grijpen."
„Als do verandering eene goede ia, zal
ik niet kwaad zijn."
„Juffrouw Wiskotten, het betreft uzelf."
j „Mij? Wat moet dat beteókenen? Ik vind,
dat i'k het restje, dat ik nog te leven heb,
heel igoed zoo verslijten kan."
„Zeker, juffrouw Wiskotten, dat vinden
ook allen Maar één vindt het uiet. En
dat kan hij ook werkelijk niet."
„Je iwilt 'zéker over Ewald spreken,
Kölsch. Ik voel dat Teeds van teVoren.
Maar in den honderdnegentienden psalm
wordt den lieven God gevraagd „Hoe zal
oen jongeling zijn weg ongefetraft gaan? Als
hij zich lioudt aan uwe woorden!"
Nu ie 'hij in zijn proeftijd."
1 „Ik zou u kunnen antwoorden, juffrouw
Wiskotten, dat u daareven izelf voorgelezen
hebt: „de steen, dien de bouwlieden ver
worpen hébben, is tot hoeksteen geworden?"
God's wegen rijn won'deilbaar, en bet be
taamt ons niet, voter voorzieryingheid te spe
len
„Kolsch. als je de ouwe kerel niet was,
die je bent, zou ik je nu eens flink de ooren
I wassdhen."
„Neen, juffrouw Wiékotten, zooals ik u
ken, zulv u dat niet doen. Want we hébben
hier ernstiger dangen dan mijn ihoofd, waar
mode het niet «leéht gaat. Juffrouw Wis
kotten, u bont do moeder, on uw jongste,
Ewald, hebben ze in een dakkamertje op een
stro©zak gevonden, ilualf verhongerd. Een
Wiskotten! Half verhongerd)!"
I Wordt vervolgd.