Woensdag 1 December 1909. BUITENLAND. FEUILLETON. i de wiskottens7 aa- S'. 153e Eerste Blad. 8"' J nur{(Mii)t. AMERSFOORTSCH DAGBLAD. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden voor Amersfoortf l.OO. Idem franco per post- 1.50. i AfsonderiQtre nummers- 0.05. Dese Courant rersohflnt dsgeiyks, behalve op Zon- en Feest dagen. Advertentitamededeelingec enz., gelieve men vdór 11 uur 's morgens by de Uitgeven ia te senden. Uilgevers: VALKHOFF 8C°. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER AD VERTEN TlfiN: Van 1—regels f 0.50. Elke regel meer - O.AO. Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 eents bjj voeruitbetaling. Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedxijf bestaan zeer voordeeliae bepalingen Ut het herhaald adverteren in dit Biad, bfl abonnement tmr- circulairebevattende de voorwaarden, werdt op toegezonden. Politiak Overzicht De etrijd tusschen Hoogerhuis en Lagerhuis ontketend. De teerling is geworpen. Zij die aanvan- Ikelijk de hoop voelden rijzen dat het mee- dendeel der Lords, ofschoon tegen de be groeting gekant, het oor zou leenen aan re devoeringen van mannen als Lord Rosebery en Lord Cromer, die, eveneens tegenstander van de financieele hervormingen, toch het Ibt van het Hoogerhuis niet op het spel j wilden zetten; zij, die dachten dat het Hoo gerhuis voor de ontzaggelijke verantwoor delijkheid, welke l>et op zich n'eemt, wel te rug zou deinzen, zijn bedrogen uitgeko men. Nog wel met de kolossale meerderheid1 van 275 stemmen heeft het Huis de motie van Lansdowne aangenomen om de be grooting aan het oordeel- der kiezers te on derwerpen. Daarmede is de strijd tusschten Hoogerhuis en Lagerhuis ontketend. Drie dangen komen bij dezen strijd) in beschouwingten eerste de dek king van een steeds aangroeiend' tekort, dat voor het loopende jaar op ruim 19 millioen gulden wie-rd geschat, door de verhooging van bestaande en in mindere mate door de in voering van nieuwe belastingen ten tweede het vraagstuk der staatsrechterlijke bevoegd heden van het Hoogerhuis tegenover finan cieele voorstallen, een vraag waarbij het in werkelijkheid er op aan komt of in de toe komst het Hoogerhuis bij financieele voor- stéllen tegenover een overweldigende mleer- derheid in het Lagerhuis het laatste en te vens beslissende woord hebben zalten dor de de dekking van het tekort op een ander© wijze dan die door het liberate kabinet voor gesteld, namelijk door over te gaan tot be schermende rechten. Aan de beide eerste strijdpunten hebben wij reeds meermalen beschouwingen gewijd. Zoo kort mogelijk willen wij ze hier nog even reoapituleeren. Door de nieuwe be lastingen zulllen, gelijk men weet, vooral de meer betaalkrachtige burgers getroffen wor den. In eerste instantie zal die inkomstenbe lasting voor de groote inkomens, en voor deze alleen, verhoogd worden. Volgt een na dere verhooging der erfenis- en successie belasting, eten belasting op de waardever meerdering van grond en ten slotte een v erbooging van het vergunningsrecht, bene vens van den dirankaccijns. Deze verschil lende nieuwe belastingen, met uitzondering van den drankaccijns, treffen in hoofdlz&ak onmiskenbaar de bezittende klassen. Doch de kritiek op dit deel van de middelenwet is naar verhouding van geen beteekenis te genover d'e politieke consequenties, waar toe de verwerping ervan aanleiding zal ge ven. Het Hoogerhuis Weeft door de aanne ming van Lansdowne's motie verklaard dat- het de verantwoordelijkheid van de nieuwe begrooting niet op zich kan nemen, voor de kiezers van het Vereenigd Koninkrijk znch daarover hebben uitgesproken. Het gevolg zal zijn dat het parlement wordt ont bonden Van die omstandigheid of het Lager huis onmiddellijk of eerst tegen Januari zal ontbonden worden, zal het, zoo is de aJge- nveene opinie, afhangen of een deel der nieu we belastingen op grond van het acht maan den geleden door het Hoogerhuis genomen besluit, al zoo zondter formeele bekrachtiging, verder kan worden geheven. In elk geval zal de aanneming van Lord Lansdbwne's motie een finantieele warboel van belang ten gevolge hebben en op het oogenblik kan niemand nog zeggen hoe de afzonderlijke vraagstukken op het gebied van begrootings- techniek zullen worden opgelost. Bij al hare beteekenis raakt intusschen de financieele kwestie ook gedurende den tijd., waarin ze hangende blijft, dat is tot 31 Maart, tegenover d'e staatsrechterlijke op den achtergrond. Ook db inzichtten die op dit punt bestaan zijn onze lezters bekend;. Het Lagerhuis heeft in een eeuwenlange worste ling het recht verkregen tot het toestaan van die noodige middtelen aan de regieering en sinds die 17e eeuw geldt dit recht alls vast staande. De Lords plegen in geldzaken zoo weinig mee te praten, dlat, wanneer ze zélf een wettelijke bepaling aanbrengen of wijzigen, waardoor een uitgaafpost wordt bedongen, liet getal daarvan niet wordt ingevuld op die aan hot Lagerhuis toegezonden ttekst, doch daarnaast, eenigszdns als eon wenk voor liet Lagerhuis, met htoode inkt op die marge wordt geschreven. Een verder bewijs voor het uitsluitende recht van het Lagerhuis in zake dte beslissing over de financiën is zijn handlel wij ze bij de besluiten over de voor- loopige heffing dér belastingend» bedde andere factoren uit htet parlementdie Kroon en het Hoogerhuis hebben diaarmedte niets te maken en worden niet geraadpleegd. Wanneer de Koning bij de opening der zit ting zijne troonrede houdt en gewag maakt van de noodiige geldmiddelen voor het ko mende jaar, richt hij zich met een special© toespraak tot de leden van het Lagerhuis. Intusschen deze bevoegdheden berusten op geen geschreven, doch eerder op een ge woonterecht, gevormd door onheugelijke par. lementairte gebruiken. Thans echter htebben de Lords de om standigheden van dien aard geacht, diat zij het wensohelijk vonden van dezen eeuwen ouden regel af te wijken en hun veto tegen over het Lagerhuis te doen hooren. Slechts uit de jaren 1860 en 1861 is een geval aan te wijzen, dat met liet tegenwoordige ©enige overeenkomst vertoont. In 1860 had' Glad stone als kanselier dier schatkist de ophef fing der papierbelasting voorgesteld., welke tot dusver de ontwikkeling van het boek en courantwezen had tegengehouden. Het Hoogerhuis verwierp het afzonderlijk daar toe ingediende wetsontwerp. Het volgende jaar nam Gladstone echter de afschaffing der papierbelasting in de begrooting op en de Lords hadden geen lust daarom de ge heel© begrooting te verwerpen en een con stitutioneel conflict met het Lagerhuis in het leven te roepen, vooral dlaar hunne hou ding in 1860 veel ontevredenheid had ver oorzaakt Thans echter rijst de vraag of de opneming in de begroeting van vèr strek kende wettelijke bepalingen constitutioneel gerechtvaardigd is-. Volgens den dbor ons onlangs aangehaalden Sar Thomas Erskine May, de grootste autoriteit op het gebied van Britsche parlementaire gebruiken, is zulk een „verpakking" niet geoorloofd. The oretisch ié het optreden der Lords evenwel onaanvechtvaar. Een ander©, en de gewich tigste vraag is of het politiek correct is, op deze wijze en ondier dé huidige omstandighe den van zulk oen in theorie bestaand' recht gebruik te maken. Hierover zijn de meeningen verdeeld. Die der eigenlijke partij-politici kunnen onbe sproken blijven alleen de deskundigen op staatrechtelijk gebied mogen hier meespre ken. En nu staan bij deze crisis, merkwaar- dig genoeg, twee der meest geziene des kundigen op het gebied van het staatsreent, beiden toevallig unionisten, doch vrij h au - delaars, tegenover elkaar, n.l. prof. Edward Dicey en Sir Frederik Pollock. De eerste houdt het optreden der regeering voor revo lutionair en had gewenscht dat de regee- ring geen hervormingen van de beteekenis als de onderhavige had voorgesteld, zonder vooraf de openbare meening door middel van verkiezingen te raadplegen. Pollock daarentegen vindt dat het de werkzaam heid der regeering en van het Lagerhuis zou verlagen, wanneer deze voor dingen, die midden in de wetgevende periode opduiken, de toestemming der kiezers moesten vragen. Voor hem is juist het optreden der Lords, die het zwaartepunt der regeering naar het Hoogerihuis willen verplaatsen, revolutio nair. Men ziet dat ook hierin de geleerden het niet eens zijn. Wanneer wij echter de uitingen der beide professoren onderzoeken op hunne onbevangenheid, dan 'behoort aan Polleek de voorrang, omdat Dicey in het tegenwoordige liberale ministerie de belicha ming van een ingrijpen van den staat in het maatschappelijke leven, met andere woorden de sociale politiek bestrijdt. Hiermede komen wij tot de spil waar om alles draait. De Lords handelen niet zoozeer uit staatsrechterlijke, dan wel politieke motievenhet gaat er voor hen wel om hunne bevoegdheid te doen gelden, meer nog echter om een liberaal kabinet het zadel te lichten. Een liberaal kabinet is met zijn ontwerpen nimmer voor de Lords vei lig, het kan steeds slechts half wenk doen, doordat aan de voorstellen, die de gekozen volksvertegenwoordiging na maandenlangen arbeid heeft vastgesteld, in het Engelsche Hoogerhuis vaak binnen weinige dagen de genadeslag wordt toegebracht, eene erva ring, die het Lagerhuis zeer dikwijls heeft opgedaan. Sedert de hervorming van 1832, toen zijn hardnekkige tegenstand tegen de eerste uitbreiding van het kiesrecht door een sterke volksbeweging werd gestuit, heeft het Hoogerhuis dikwijls aan de open bare meening toegegeven en daardoor de thans (bestaande positie verkregen, ja zelfs versterkt. De ultima ratio, de aan vulling met een een groot aantal peers, ten einde in het Hoogerhuis een meerderheid in overeenstemming met die in het Lager huis tot stand te brengen, zou in 1832 wor den toegepast, doch werd ter elfder ure door hiet toegeven der Lords onnoodig. Thans nu de hartstochten minder opge zweept zijn en men aan beide zijden zelfs met een soort van onbehagen den strijd aan vaardt, zal men met dit plompe middel geen genoegen neonen, want de roep om een gron dige hervorming van het Hoogeihuis is reeds dikwijls gehoord en zal niet meer verstom men. Nu zal de 6trijd tusschen Hoogerhuis en Lagerhuis ontbrunden, die reeds vcor twee jaar in het Lagerhuis door de verwer ping van de onderwijswet een voorspel 'heeft gehad. De hervorming van het Hoogerhuis en de beperking van zijn recht van veto zal een van de inzetten van den verkiezings strijd zijn. Vele radicalen schreeuwen al lang over de afschaffing van het Hoogerhuis, doch daarmede zullen ze bij de Engelschen geen geluk hebben. De Engelschman is veel te trotsch op zijn historischen adel, die in het openbare leven van den modernen tijd een heel andere rol speelt dan op het vaste land. Moge vele peers hun taak als wet gever niet al te serieus opnemen, en lmn licht onder den korenmaat houden, een groot deel klassenbelang beoogon, anderen dienen het algemeen belang in alle takken van het openbare leven met alle kracht en bekwaamheid en hebben ook in-vloed genoeg de meeloopers onder hunne standgenooten onder hun leiding te nemen. Wel mogen re belasting-hervormingen hebben bestreden, welke den stand der grondbezitters meer hebben' getroffen dan andere standen, over het geheel echter hebben zij sinds de groote tol-hervorming der 40er jaren van de vorige eeuw kolossale voordeelen ten bate van het algemeen belang prijsgegeven. Boven dien houden de Britten niet van overijling en duizenden kiezers, die het eens zijn met een beperking van het recht van veto, ach ten met het oog op de moderniseering van Engeland door nieuwe, niet altijd politiek geheel rijpe maatschappelijke kringen en beroepspolitici, een remblok in de wetgeving noodzakelijk. Wat de derde factor in den strijd betreft, het zal de zaak der oppositie zijn, dat doze naar behooren op den voorgrond treedt en de beide andere factbren zooveel mogelijk verduistert. Voor het oogenblik moge ge zegd worden, dat het aantal aanhangers eener tariefhervorming langzaam maar zeker toeneemt, ofschoon dit tot dusver slechts '*n een beperkt aantal herstemmingen tot uiting is gekomen. De oppositie 'heeft daarmede den sprong gewaagd en zal bij den verkie zingsstrijd ongetwijfeld aanvoeren, dat de op "binnenlandsche belastingen aangewezen bègïboting overwegend ééne klasse der be volking treft, en zulks ver boven haar krachten, terwijl er, wanneer er een tarief hervorming komt, alle klassen de lasten zul len dragen, en de bevolking de gelegenheid zal hebben om te profiteeren van de meer dere arbeidsgelegenheid, die door bescher ming van handel en industrie ontstaat. Zoo beweren de unionisten. Zoo laat de de strijd zich van alle kanten aanzien als een koen waagstuk. Hoe hij ook moge afloopen, het ptelitieke leven in Enge land zal van karakter veranderen ten goede of ten kwade, dat zal de tijd leeren. Dultsckland. B r 1 ij n, 3 0 N o v. De troonrede, wel ke heden door den Keizer is voorgelezen bij de opening van den Rijksdag, kondigt een aanvulling van de rijksverzekeringswet aan, welke de ziekteverzekering zal uitbreiden en de verzekering van nagelaten betrekkin gen nieuw zial invoegenbovendien wordt een wet op den huisarbeid, een wet op de ar beidsbeurzen, benevens een nieuw ontwerp de strafprocedure betreffende, aangekon digd. De troonrede wijst, op de tot blijd schap stemmende ontwikkeling der overzee- sohe bezittingen. De Usambaraspoorweg zal tot Kiliruiandsj&u doorgetrokken worden. Het spoorwegnet in Zuid-West-Afrika aal worden uitgebreid, waardoor het mogelijk zal worden de in de Duitsche bezittingen ver toevende troepen te verminderen. De troon rede besluit inet de woorden: „Ten einde aan het Duitsche volk een rustige en krach, tige omwikkeling te verzekeren, streeft mijn regeering voortdurend er naar vredelieven de betrekkingen met de andere mogendhe den te onderhouden en te versterken. Met voldoening zie ik dat de nuet de Fransch© regcering getroffen overeenkomst omtrent Marokko in een geest wordt uitgevoerd, die geheel beantwoordt aan liet doei om de belangen van bedde rijken met elkaar in overeenstemming te brengen. In het Duit sche rijk is evenals in de Oostenrijksch-Hon- gaarsclie monarchie dankbaar het tijdstip herdacht, waarop voor een menschenleeftijd de later door toetreding van Italië tot een driebond uitgebreide, alliantie van beide mogendheden in het leven werd geroepen. Ik koester het vertrouwen dat een aaneen sluiting der drie verbonden rijken ook ver der haar invloed op de welvaart van die onderhoorig© volken en op de handhaving van den vrede zal blijven behouden." De opening van den Rijksdag in de Witte Zaal Werd bijgewoond door de Keizerin, Prinses Victoria Louise, de kroonprins"2 de prinsessen Friedrich Leopold, Eitel Friedirich en August Wilhelm, en het diplo matieke korps. De afgevaardigden versébe nen in zeer grooten getale. Rtecht6 van den troon stonden de geza menlijke generaals, links de rijkskanselier en de gevolmachtigden bij den bondsraad. President Stolberg bracht bij het binnen treden van den Keizer, die door de prinsen gevolgd in de zaal verscheen, een driewerf „hoch" uit. De Keizer bedekte het hoofd met den helm en las de troonrede met luide stem voor. Bij de woorden over dten drie bond werd bravogeroep gehoord. D'e Rijks kanselier verklaarde vervolgens den rijks dag voor geopend. De centrums-afgevaardigde Schaok beeft eindelijk zijn mandaat neergelegd. Hij had zich door meer dan dubbelzinnige adver tenties onder den naam van Tmole onmoge lijk gemaakt. De vrijzinnigen zullen nu trachten zijn district Eisennach-Dermbach dat 40 jaren lang hun behoorde, te heroveren. De Duitsche Reichsanzeiger geeft een tweede memorie der Pruisische regeering be treffende de scheepvaarttollen't is een na dere toelichting, gevraagd door Baden en Saksen, die evenwel ook voor Nederland van belang is De regeering betoogt in het stuk, dat de jaarlijksche toeneming van het ver keer op den Rijn ongeveer acht procent be draagt. terwijl dat verkeer nog meer zal gaan toenemen, omdat er aan den beneden- Rijn zulke groote mijnen zijn gevonden en omdat RotterSam en Antwerpen zoo veel moeite doen, het verkeer in hun havens ster ker te maken. Daarom mag de regeering gerust op die toeneming van acht procent blijven rekenen. Wanneer ze slechts zeven procent rekent dan reeds zullen in 1920 de scheepvaarttollen voor den Rijn alleen ze ven millioen mark opbrengen. De overleden liertog Karl Theodoor van Beieren was doctor in de medicijnen en een zeer bekwaam oogarts, die zich met ijver aan de praktijk wijdde en houderden wel geslaagde staar-operaties heeft volbracht. De zeer populaire vorst het hoofd der Hertogelijke linie van het Huis Wittels- bach heeft den leeftijd van 70 jaren be reikt. Hij was eere—doctor aan de universi teit van Leuven, generaal der cavalerie en (door het huwelijk zijner dochter Elisabeth) schoonvader van den Belgischen troonopvol ger Prins Albert. Engalaad. Londen, 30 Nov. De aartsbisschop van York gaf bij de voortzetting van het debat over de motae-Lansdowne te kennen, sooa KUD0LF H1RZ0G. „Mevrouw Wiskotten, dengene die u meent, verhongert ook. Hij ie alleen maar 6terker dan Ewald) en houdt het langer uit." „Ik ik verhongerl" „Neen, mijnheer Gustav. Ik weet het immers Ik zie hem dag aan dag. Hij toont het alleen maar niet., omdat hij vreest, dat hij zijne waardigheid te kort zou doen. Maar 'hij dénkt altijd aan u." Zij zaten tegen elkander gedrukt, op d© kist, die stoel en sofa voorstelde. Het vuur in het kacheltje en het lampje wierpen dan sende schaduwen door het kale vertrek. En de beid© vrouwen vulden de leegte om zich heen met gestalten. „Heeft hij over mij gesproken?" „De gedachte aan u klinkt altijd door zijne woorden heen, mevrouw." „Zeg toch Emilie. Dan kan ik ^e mak kelijker vragen.'' „Ja, Emilie." Hét meisje drukte zich nog dichter tegen haar aan. „En wat wait izegt hij?" „Dat hij vurig naar de vreugde verlangt. Maar het moet de echte vreugde zijn." „En dat zegt hij van mij? Niet van een ander?" „Hij komt alleen nog maar bij ons. Ove rigens leeft hij geheel voor de fabriek. „Hoe ziet hij er uit, Anna?" „Thuis stiller, in de fabriek strenger." „Hoe gaat het met de fabriek?" „Uw vader, mijnheer Schanwachter, heeft haar dood willen maken. Het werd hoe langer hoe erger. Toen heeft mijnheer Gustav de tanden op élkaar geklemd. Hij moet er zijn geheel© vermogen aan opge offerd hebben, zegt vader, opdat zijn broers geen schade zouden lijden." „Gustavzeidè Emilie, en staaTde in net vuur. „En nu hebben xe de nieuwe dessiu-, die van Ewald. Daarmede wil mijnheer Gus tav aan mijnheer Schanwachter den genade slag geven. Vader zegt, daar kan hij uiet tegen op." „Wie kan door niet tegen op?" stoof ze °V- „Mijnheer Schartwachter," zeide liet m«os je angstig. „Ahniét Gustav,'' en zij haalde verlicht adem en hief het hoofd op. „Ik ibogrijp je niet." „Ik begrijp me zelf niet. Maar dat moet wel zoo zijn. Ik heb altijd partij voor mijn vader getrokken, altijd altijd 1 En voor Gus tav vreesde ik' Anna, hij mag niet verlie zen I" „Hij zal ook niet verliezen. Maar mijn heer ScharwacBter." „Spreek toch over Gustav 1 Hier ziet nie mand het, dlat ik mij schaam. Maar mijn vader, zie je, anijn vader zou mij volstrekt niets meer zijn, als hij Gustav er onder I kreeg. Geen menscli mag iboven hem zijn, niemand I" j Emilie, als je dat tegen hem zeide." „Als ik alleen (ben, kan ik het zeggen. Deze lange, vreeëelijfce eenzaamheid. Dan staat men geheel naakt voor zichzelf, en ziet zichzélf, en bekent aan zichzelf dat ach ja, dat al dlat flauwe verzet en de vrees, dat dé ander ons ook zoo zou kunnen zién, in den grond toch slechts iets gekunstelds is. Juist omdat do vrouwelijke zwakheid slechts dan eene onteering ie, als men er kleingeestig! aan tornt en plukt. Ik heb dat 'altijd gedaan, en omdat ik me zelf niet' be kennen wildé, dat ik one zelf bedroog en liem er bij, werd ik prikkelbaar en verbit terd jegens iedereen. Toen ging ik heen. En het was toch slechts toorn over mij zelf, j dat ik hem mets oneer was. Dat bemerkte ik pas gedurende de eentonige dlagon en de slapeloaze nachten, en ook wie de schuldige was. Want mij mij heeft de scheiding j riek gemaakt." Ze zat mét ineengestrengelde vingers en j verstrooiden - blik. „Als jij eenmaal vrouw wordt, Anna, zal je dat begrijpen. Men weet niet hoe men met zijn geheel© wezen aan den man hangt. Kon ik het hem toch toonenMaar dan schaam ik me voor me zelf." „Emilie, ik ziou mij niet schamen." Toen keek Emilie Wiskotten hét meisje, dat -zulk een schaamtegevoel niet kende, ver baasd aan, en ze zag in plaats van schaamte, onschuld. Heel stil zaten ze naast elkan der,, en d'e nacht verstreek. En als na een diep gepeins zeide Emüie Wiskotten en ze wisten geen van beiden of er minuten of uren verstreken waren „Toen je vanavond bij mij kwam, oon mij te halen, maakte de vrees zich van mij meester, dat Gustav iets overkomen zou kunnen zijn, zoo erg, dat ik er bijna gek van werd. En toen ik hoorde, dat het Ewald betrof, heb ik gewenscht dat Gustav het geweest ware Ie dat niet verschrik kelijk?" „Emilie, omdat je heimwee naar hem hebt Zieken kunnen we helpen.'' -r— HOOFDSTUK V. Opzichter Kolsch schreed met gerimpeld voorhoofd door de fabriek naar do haspel- kamer, waar hij wis't dat de oude juffrouw Wiekotten izich ophield. Het waé ochtend- sebaftftijd. De werklieden zaten in groepjes bijeen, dronken uit blikken melkkannen of kleine sfceeinen kruikjes hun morgendranK en pravtten onderwijl met gedempte stern. In de onmiddellijke omgeving van juffrouw Wiskotten was hét stiller. Hier klonk slechts een stem, langgerekt en met nadruk. Juffrouw Wiskotten hield morgenoefening. In haar schoot lag opgeslagen de honderd- achttiende psalm. „Opent mij de .poorten der gerechtigheid opdat ik inga en den Heer dankc. Dat is de poort des Heeren de recht vaardigen zul len daar ingaan. Ik dank U, dat Gij mij vernedert en mij helpt. De steen, dien de bouwlieden verworpen hebben, is tot hoek. steen geworden Dat is door den Heer ge schied en is een wonder voor ons o:>g." „Goeie morgen, juffrouw Wiskotten." Zo keek geërgerd op. „Goeie morgen Kölsch. Je hadt wed rus tig kuunen toeluisteren. Dat schaadt geen mensch." „Ik zou u gaarne even willen spreken." „Men moet God in de eerste plaaits de eer geven. Maar ik geloof, dat het op de hoe veelheid niet aan komt. Als -slechts dit weinige ritten blijft, mil ik het loven. Wacht, ik ga mee." „Juffrouw Wiskoftten," zedde Kólach, toen ze naast elkander door de 'gang liepen, „u moet niet kwaad op me zijn. maar nu moet er werkelijk een verandering plaats grijpen." „Als do verandering eene goede ia, zal ik niet kwaad zijn." „Juffrouw Wiskotten, het betreft uzelf." j „Mij? Wat moet dat beteókenen? Ik vind, dat i'k het restje, dat ik nog te leven heb, heel igoed zoo verslijten kan." „Zeker, juffrouw Wiskotten, dat vinden ook allen Maar één vindt het uiet. En dat kan hij ook werkelijk niet." „Je iwilt 'zéker over Ewald spreken, Kölsch. Ik voel dat Teeds van teVoren. Maar in den honderdnegentienden psalm wordt den lieven God gevraagd „Hoe zal oen jongeling zijn weg ongefetraft gaan? Als hij zich lioudt aan uwe woorden!" Nu ie 'hij in zijn proeftijd." 1 „Ik zou u kunnen antwoorden, juffrouw Wiskotten, dat u daareven izelf voorgelezen hebt: „de steen, dien de bouwlieden ver worpen hébben, is tot hoeksteen geworden?" God's wegen rijn won'deilbaar, en bet be taamt ons niet, voter voorzieryingheid te spe len „Kolsch. als je de ouwe kerel niet was, die je bent, zou ik je nu eens flink de ooren I wassdhen." „Neen, juffrouw Wiékotten, zooals ik u ken, zulv u dat niet doen. Want we hébben hier ernstiger dangen dan mijn ihoofd, waar mode het niet «leéht gaat. Juffrouw Wis kotten, u bont do moeder, on uw jongste, Ewald, hebben ze in een dakkamertje op een stro©zak gevonden, ilualf verhongerd. Een Wiskotten! Half verhongerd)!" I Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1909 | | pagina 1