4
ven voor zijne lielft. De onderhandeling,
die met hem is gevoerd", heeft- ten'
slotte geleid tot het voorstel, dat nu is
gedaan, om de brug in orde te laten bren
gen door d^ gemeente met eene bijdrage
van den heer Krook, bedragende de helft-
van de kosten, en dan het onderhoud voort
aan voor rekening van de gemeente te ne
men. De gemeente zal dan een klein bedrag
in eens moeten betalen en het onderhoud
zal in de eerste dertig jaren nagenoeg nihil
zijn. Dat zijn de gronden waarom B. en W.
voorstellen aan den tegenwoordigen onhoud-
baren toestand, die zelfs gevaar oplevert,
een einde te maken.
De heer Rolandus Iiagedoorn.
Mijnheer de voorzitter, ik 'betuig dank voor
de inlichtingen. Ik ben niet tegen dit voor
stel, 'maar om moeielijkheden iu 'l vervolg
te voorkomen, meende ik inlichtingen te moe
ten vragen. Ik begreep niet hoe de gemeente
zich in 't bezit kon stéllen van deze "brug.
Om daartoe te kunnen medewerken, moest
sik weten op welken grond het geschiedde.
Wordt z. h. o. conform het voorstel be
sloten.
19. Voorstel van B. en W. tot verkoop
vau veldkeden.
De Voorzitter. Ik heb mede te dea
len, dat dit voorstel door B. en W. voor-
loopig wordt teruggenomen.
20. Voorstel van B en, W. tot het ma
ken van eene pomp op Birkhoven,
De kosten hiervan worden geraamd op
500.
De heer Hamers. Mijnheer de voorzit
ter, ik zou gaarne eene enkele inlichting
ontvangen. Ik heb gezien, dat er waterlei
ding wordt gelegd in de Barchman Wuvtiers-
laan. Zal die worden aangesloten, aan den
Soesterweg? Is dat niet' het geval? Dan heb
ik niets tegen dit voorstel.
De 'neer Sanders. Neen, dat is veel te
duur
De Voorzitter. Het voornemen is de
waterleiding voorloopig niet verder te leg
gen dan tot het R. C. gesticht.
De heer Hamers. Dan ga ik mee met
het voorstel.
Wordt z. h. o. conform het voorstel be
sloten.
De Voorzitter verleent het woord aan den
heer Rij kens.
De heer Rij ken.6. Mijnheer de voor
zitter! Het zij mij vergund even liet woord
te nemen naar aanleiding van een persoon
lijk feit. In de jongst gehouden zitting met
gesloten deuren, waarvan intussölien de ge
heimhouding is opgeheven, ben ik door den
wethouder Sanders aangevallen over een
door mij (geschreven artikel, getiteld ,,On-
geweuschte Inmengjng" en dat handelde
over een door het gemeentebestuur aan heb
bestuur van de Industrie- en Huishoud
school gericht schrijven..
De heer SandeTs noemde dit publiceeren
een ongehoord feit, iets wat in de Neder-
landsche journalistiek nooit was voorgeko
men in het buitenland; onthield men zich
van zoo iets; zelfs de .sociaal-democraten
namen tot zoo iets niet hun toevlucht en der
gelijk oratorisch vuurwerk meer. Ik heb
toen met enkele woorden geprotesteerd te
gen die 'beschuldiging, maar meende er toen
nie< verder op in te moeten gaan, aangezien
het dan zou kunnen schijnen, dat ik een
oraiio pro domo, een rede in eigen belang
hield.maar ik nam me voor anderen over
die quaestie te laten oordeelen.
Ik heb me dan ook gewend tot het be
stuur van den Nederlandschem Journalisten
kring, bestaande uit mannen van alle par
tijen, uit journalisten, werkzaam aam de
meest uiteenloopende bladen en er zal wel
niemand gevonden worden, die dit bestuur
als rechter in deze zaak zal wraken.
Welnu, van dit bestuur heb ik 'het vol
gend schrijven ontvangen:
Zeer geachte Heer,
Wij mochten -van U een -zeer uitvoerig
schrijven ontvangen, waarin ons mededee-
lin'g wordt gedaan van het feit, dat door U
in Uw blad „De Eemlander" melding is ge
maakt van eene aan-sclirij ving door het Da
gelij ksdh Bestuur Uwer gemeente gericht
tot het bestuur der Industrie- en Huishoud
school aldaar. Deze aanschrijving wa6 te
Uwer kennis gebracht door een derde, die
verzekerde, dat het .stuk nocli het opschrift
vertrouwelijk" noch dat van „geheim"
droeg. Verder vernemen wij uit Uwe mis
sive, dat U, im eene geheime raadszitting
door een der wethouders over deze publica
tie is aangevallen, en U wilt in dit conflict
van ons een arbitrale uitspraak ten aanzien
vat» de vraag of U door het publiceeren van
dit stuk inderdaad iets onbehoorlijks hebt
gedaan en of U als journalist daarvpor
eenige bl'aaim kan treffen.
Ons antwoord op die vraag kan zeer kort
zijn. Ons bestuur is unaniem van meening,
dat. er in deze publicatie van Uwentwege
schijn noch schaduw van iets onbehoorlijks
aauwezig is, zoodat er ook van eenige blaam
geen sprake kam zijn.
U kunt van deze meening het gebruik
maken, dat u dienstig zal voorkomen.
Met verschuldigde gevoelens
Het Bestuur van den Nederlandsclien
Journal istenkring
De Voorzitter,
(get.) J. DOORMAN.
De Secretaris,
(get.) A. VOOGD.
Ik zal het tenzij ik tot verder spreken
gedrongen mocht worden hij deze mede-
deeling laten, omdat ik van meening 'blijf
dat wij onze raadszittingen, en vooral geen
geheime, tot het uitvechten van dergelijke
twisten mogen misbruiken, doch daar hier
mijn goede naam als jourmalist was aam-
gerand, heb ik gemeend mij op deze wijze
te moeten verdedigen.
Dank u, mijnheer de voorzitter.
De heer Sanders. Mijnheer de voor
zitter, ik wil gaarne, hierop een enkel woord
antwoorden. Het blijkt in de eerste plaats,
dat de heer Rij kens in den brief, dien hij
aan het bestuur van den Journalistenkring
geschreven heeft, in twee opzichten niet juist
is geweest. Het ging niet alleen om den
brief, die door B. en- W. gezonden was aan
het bestuur van dé Industrie- en Huishoud
school, maar wel. degelijk ook om den brief,
dien het bestuur van de Industrie- en Huis
houdschool als antwoord daarop aan B. en
W. had: geschreven, en waarvan de inhoud
nagenoeg woordelijk overeenkwam met het
artikel, dat in de Eemlander was opgeno
men onder het opschrift: „Ongewenschte
inmenging". Verder is die brief niet juist,
omdat hetgeen aan den Journalistenkring
geschreven is, niet van toepassing is op 't
geen ik heb gezegd. Was dé heer Rijkens
eenvoudig journalist geweest, dan zou ik mij'
niet verplicht hebben gerekend: iets over
dat artikel te zeggen. Maar wat door mij,
zeer duidelijk is gezegd, is dat in dit geval'
wat dé heer Rijkens als journalist gedaan
beeft, niet te scheiden is van 't geen hij
ale raadslid verplicht was. Dat is niieti
van elkaar te scheiden, want anders zou de
heer Rijkens hier de zaak aan de orde liéb-
ben gesteld. Dat is het punt, waar 't vooral
op aankomt, en dat voor mij de reden is
geweest om de zaak hier ter sprake te bren
gen.
De heer R ij k e n s. Mijnheer de voor
zitter, mag ik nog een. enkel1 woord zeggen
om te antwoorden? De heer Sanders zegt,
dat ik mijn betrekkingen van) raadslid en
van journalist niet van elkaar kan scheiden.
Ik kan dat wel degelijk. Ik wist als lid van
den raad niets van de zaakzij was mij
verteld als journalist. Ik wil mij de vrijheid
voorbehouden om de zaken, die mij ter oore
komen, te publiceeren daar, waar ik meen
dat dit het meeste effect kan sorteeren, en
in de keuze van die plaats wil ik mij niet
laten 'beperken, ook niet door den. heer San
ders. Ik zeg dit ter waarschuwing ook voor
het vervolg.
In de tweede plaats spreekt de heer San
ders van een antwoord van hei bestuur der
Industrie- en Huishoudschool op den brief
van B. en W. Maar van dat antwoord wist
ik niets. Het is best mogelijk, dat dé per
soon, die mij heeft ingelicht, dat antwoord
heeft gesuggereerd. Maar ik wist niet, dat
er een antwoord gezonden was. Oo'k in dat
opzicht ie de philippica van den lieer San
ders misplaatst.
Verder heeft de iheer Sanders gesproken
over don brief, dien ik aan den, Journalis
tenkring heb geschreven. Wil hij voorlezing
van dien brief? Dan verzoek ik daarvoor
verlof. De andere leden van. deze vergade
ring kunnen dan tevens oordeelen of er
iets in staat wat niet juist is. De brief luidt
aldus
Aan het Bestuur van. den Neder-,
landschen Journalistenkring.
Mijne Heeren.
Er bestaat in Amersfoort eene Industrie
ën Huishoudschool, die subsidie ontvangt
van de gemeente.
Nu had dezer dagen liet, Bestuur dier
school, zooals mij door een derde werd mee
gedeeld, een schrijven dat naar hij ver
zekerde noch het opschrift „vertrouwelijk"
noch „geheim" droeg ohtvangen vani tiet
Dagelij ksoli Bestuur dezer gemeente, waarin
dit eischte, dat voortaan niet alleen de be
grooting, maar ook afwijkingen van die be
grooting aan de goedkeuring van dat college
móesten worden onderworpen.
Dit werd mij meegedeeld in mijn qualiteit
van redacteur van de Eemlanderals raads
lid was mij daarvan niets bekend.
Ik vermeldde dit bericht dat later juist
bleek in de Eemlander en knoopte mijn
beschouwingen daaraan vast.
In eene geheime zitting van den. Raad,
die kort daarop volgde, doch waarvan de
geheimhouding n;u is opgeheven, ben ik dooi
den wethouder Sanders aangevallen over het
publiceeren van dit 'bericht. Hij; noemde
deze handelwijze ongehoord; zooiets was in
Nederland en, in Europa nooit voorgeko
men zelf sociaal-democraten handelden zoo
niet. enz. enz.
Nu zou ik Uwe bestuur gaarne de vraag
ter 'beantwoording voorleggen of ik door 'het
publiceeren van bovengenoemd bericht iets
onbehoorlijks heb gedaan en of mij als jour
nalist deswege eenige blaam kan treffen?
Voor mij zelf ben ik vrij 'zeker hoe Uw
antwoord zal luiden., dodli ik zou gaarne
machtiging van U ontvangen het den Raad
mede te deelen en in dé courant te publi
ceeren.
Mét de meeste hoogachting,
Uw dw.
RIJKENS.
De heer Sander6. Mijnheer de voor
zitter, het schrijven van: den heer Rijkens
aan den Journalistenkring bevestigt mij in'
't geen ik heb gezegd. Den heer Rijkens
treft ails journalist geen blaam. Ik héb hem
als journalist niet aangevallen, maar als
raadslid
De heer Rijkens. Pardon, de aanval
betrof de publicatie.
De heer Sanders. Als raadslid hadt
gij dlat niet moeten doen.