ïf°. 157. Ode Jaarganp;. Donderdag 3 November 1910. BUITENLAND. FEUILLETON. AMERSFOORTSCH DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden roor Amersfoortf 1.00. Idem franco per post- 1.50. Afzonderlijke nummers- 0.05. Deze Courant verschynt dagelijks, behalve op Zon- en Feest dagen. Advertentiënmededoenngen enz., gelieve men vóór II uur 's morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C». Utrechtschestraat 1. lntercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels f 0.50. Elke regel meer - 0.10. Dienstaanbiedingen en aanvragen 85 c«nt« bij vooruitbetaling. Grooto letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeeliae bepalingen lol het herhaald adverteeren in dit D!a<b bij auonnement. Bene cireulaire, bevattende de voo*WMrd«% waidt op aanvraag toegezonden. Kennisgevingen. LANDWEER. ONDERZOEK VAN VERLOFGANGERS. Burgemeester en Wethouders der gemeente Amersfoort maken bekend lo. dat het onderzoek der verlofgangers van de Landweer zal plaats hebben op Maandag, den 21 November a.s., des voormiddags negen uur, te Amersfoort in de Infanteric-kazerne no. 3, de ver lofgangers der Landweerlichting 190-1 en verlofgan gers die in 1910 niet onder de wapenen zijn ge weest des voormiddags te half elf uur, de verlof gangers der Landweerlichting 1907des namid dags te twee uur de verlofgangers der Landweer- lichting 1910 2o. <Iat aan het onderzoek in dit jaar niet wordt deelgenomen door verlofgangers, die in den loop dezes jaars overeenkomstig art. 11 der Land weer wet onder de wapenen, zijn geweest So. dat dienstplichtigen, die krachtens art. 15 der wet van den werkeiijken dienst zijn onthe. ver», gedurende den tijd, dat zij in het genot zijn van de ontheffing, niet aan het onderzoek zjjn onderworpen 4o. dat dienstplichtigen, die eene vrijwillige verbintenis krachtens artikel 9, 2de liidi, der wet hebben aangegaan bij het regiment Genietroe pen, met bestemming voor de Exploitatieoompag- nie der Spoor wegaideelang van dat regiment, tijdens dendiuur dier verbintenis van de ver plichting tot het bijwonen van het onderzoek zijn vrijgesteld 5o. dat eindelijk niet aan het onderzoek deel nemen verlofgangers, die het onderzoek niet behoeven bij te wonen, als behoorende tot de categorieën., bedoeld hij artikel 15, tweede en derde lid, der wet; verlofgangers, die hij de toestemming tot verblijf buitenslands vrijstel ling hebben verkregen van die verplichting tot het bijwonen van het onderzoek (artikel 27 der wet)verlofgangers, die bij de toestemming tot het aangaan van eene verbintenis voor de bui. teniandsohe zeevaart vrijstelling hebben ver kregen van de verplichting tot het bijwonen van het onderzoek (artikel 20 der wet). Voorts worden belanghebbenden uitdrukkelijk gewezen op de artikelen 21 en 31, 1ste en 2de lid der Landwecrwet, luidende als volgt Art. 21. Het Crimineel Wetboek en het Re glement van krijgstucht voor het krijgsvolk te lande zijn op het personeel van de landweer, dat zich onder de wapenen bevindt, van toepassing, en, met opzicht tot de verschillende gevallen van desertie, op het geheele landweer-personeel Dat personeel wordt geacht onder de wapenen te zijni: lo. zoolang het zich in werkelijiken dienst bij eene af deeling van de landweer of b\j een der korpsen van het leger bevindt 2o. gedurende den tijd dien het in artikel 29 bedoeld onderzoek duurt; 3o. in het algemeen wanneer het in uniform is gekleed. Art. 31. De verlofganger van de landweer vcr- sohijnt bij het onderzoek gekleed in de uniform en voi r/ien van de wapenen, het ledergoed en de klee ding- on uitrustingstukken, hem bij zijn vertrek met verlof medegegeven of hem later uitgereikt, van zijn zakboekje en van zijn verlofpas. Zijn hem regle menten of dienstvoorschriften uitgereikt, dan ver schijnt hij ook daarvan voorzien bij het onderzoek. Het niet ontvangen van eene persoonlijke op- toeping ontheft niet van de verplichting tot deelneming aan het onderzoek. Indien ziekte de opkomst mocht verhinderen, moet men ter gemeente-secretarie eene gelegali seerde geneeskundige verklaring overleggen. Deze verklaring kan ongezegeld zijn. Amersfoort, 3 November 1910. De Secretaris, De Burgemeester, J. G STENFERT KROESE. WUIJTIERS. Politiek Overzicht Het nieuwe parlement in Zuid-Afrika. Nadat op deai laatsten Mei van dit jaar, acht jaar na het sluiten van den vrede te Vereeniging, de Vcreenigde Staten van Zuid- Afrika officieel zijn geproclameerd, zal mor gen het eerste parlement der Unie door den hertog van Connaught als afgezant des Ko- nings plechtig worden geopend. Daarmede eerst zal de nieuwe bondsstaat de werkelijk heid zijn ingetreden. De zittingen van dit parlement worden in Kaapstad gehouden. De uitvoerende macht zetelt in Pretoria, het hoogste gerechtshof in Bloemfontein. De vroegere provinciën hebber thans landdagen van meer localen aard. De aangelegenheden die het tarief-, spoorweg-, post- en telegraaf wezen betreffen zijn gemeenschappelijk en worden naar een uniform schema ingericht. Ook aan een uni forme belasting en misschien zelfs dito weer macht wordt gedacht. Een Senaat van veer tig leden slaat boven het Iluis van Afgevaar digden, daarboven weer de Koning, terwijl de gouverneur in Pretoria nauwelijks meer dan representatieve rechten bezit. Voorwaarden voor het lidmaatschap van het Huis van Af gevaardigden zijn Europeesche afkomst en vijfjarig verblijf in het land als Britsch bur ger. Inboorlingen zijn zoowel van het actieve als het passieve kiesrecht uitgesloten. Alleen de landdag der Kaapkolonie kent krach tens een oude bepaling het actieve kies recht der negers, hetwelk alleen aan een ze ker minimum van inkomsten gebonden is. De onlangs gehouden verkiezingen hebben een over winning gebracht voor de boeren partijen, aan welker spits waarschijnlijk de onmisbare Botha zal komen ie staan. Hier tegenover staat een sterke minderheid van nationalisten, Engelschen, onder leiding van Dr. Jameson. Terwijl deze een aaneengeslo ten organisatie vertoonen, laboreert de Afri kaander partij aan inwendige tegenstellingen en uiteenloopende nuancen. Eigenlijk bestaat ze uit drie fracties, waaronder min of meer reactionaire en onverzoenlijke, die slechts moeilijk tot positieven arbeid zullen zijn te brengen. Merkwaardig is nu, dat reeds thans zich tal van stemmen doen hooren, welke een nog voor korten tijd ondenkbare aaneen sluiting van Botha en Jameson bepleiten tot eene grootc Zuid-Afrikaansche imperialisti sche partij, met nuchtere belangen en posi tieve doeleinden, welke de oude tegenstellin gen tussehen Boer en Brit zou wegvagen, en alleen op het economische zou letten. De te genpartij zou dan bestaan uit het reactio naire deel van don tegenwoordigen Afri kaander bond, vermoedelijk onder leiding van generaal Hertzog en den Kaaplander Merriman. Moeielijke vraagstukken wachten den nieuwen wetgever. Daar is het vraagstuk van de kleurlingen. Het mijnendistrict om Johannesburg heeft honderdduizenden werkzame handen noodig. Wat lichaams kracht en aantal betreft, voorzien de zwarten niet in de behoefte. Daarom heeft men Chi- neezen ingevoerd, doch deze woer spoedig het land uitgestuurd. Daarop is men begon nen met het importeeren van Britsch-Indiërs, maar men is hiermede van den regen in den drop gekomen. Want niet de arbeider kwam, doch de kleine handelaar. Heden zijn in het bijzonder Transvaal en geheel Natal over stroomd met een massa Indische zaken en winkelkraampjes, welke den blanken 't brood uit den mond nemen en als een plaag op het geheel» economische leven drukken. Een ander probleem is tot op welke hoogte men aan de zwarte, de blanken in getal vijf maal overtreffende, bevolking politieke rech ten zal toekennen. Hier schijnen bijna on overkomelijke tegenstellingen tussehen Noord en Zuid te bestaan. Ook de kwestie der pro tectie zal aan de orde moeten komen. Daar bij komen inwendige verwikkelingen. De taal- en schoolkwestie heeft men geregeld op den voet van gelijkheid. Het valt af te wach ten in hoever partijverhoudingen en natuur lijke verschuivingen van liet zwaartepunt on der de bevolking wijzigingen noodzakelijk zullen maken. Men kan heden nog slechts vermoeden, in welke richtingen de ontwikkeling van land eh volk zal geschieden. Wat de taal be treft, zoo schijnt het wel uitgemaakt, dat de zuiver Engclsche invloed sterker zal wor den. Het percentage der boeren schijnt, ondanks hun grooter kinderen-aantal, te ver minderen. Achter de Engelschen van de Kaap staat de massa van Bri-tsche landver huizers, die minder in landbouw- en veeteelt, welke in Zuid-Afrika veel risico meebren gen, door klimatologische omstandighe den, waterschaarschte, schralen bodem, sprinkhanenplaag e. d. dan wel door den oouitputtelijken rijkdom van den bodem aan ertsen en mineralen, een welvarend bestaan kunnen vinden. Binnen weinige tientalion van jaren heeft Engeland na Canada en Australië, een derde reusachtig rijk in het leven geroepen. „Het getuigt" zegt de Vossische Zeitung „voor den scherpen blik van de Engelschen in koloniale zaken, dat zij over honderden moeilijkheden heen, uit kleine, elkaar beoor logende staten, op don grondslag van vrij heid en gelijkheid een uniformen staat hebben saamgeknulseld. Hoe ze schijnbaar al liet door den oorlog verkregene weder varen lieten en het lot der geheele kolonie in de handen hunner vijanden van gisteren gelegd hebben en daarmede wellicht ook hun eigen lot. Schijnbaar slechts, want zij zijn te goede rekenaars en weten al de waarden in het politieke leven, traditie, bloedverwantschap en voordeel in het oog te houden. Zij weten hoe deze volken over zee, welke aan de gren zen der beschaafde wereld met den inzet van hun geheele bestaan voor den nieuwen grond vechten, meer dan anderen en nood gedrongen aan koele berekening hechten, op eigen vooruitgang bedacht zijn en tegen op wellingen van het gevoel in den grond sterk genoeg gewapend zijn om niet voor ideëcle dingen en frazen zich tastbaars te laten ont gaan. Slechts de voordeelen binden. Slechts de gemeenschappelijke doeleinden sluiten een band. „Reeds doet zich bij de vroeger vijandige partijen en stammen iets gemeenzaams gel den: het bewustzijn van een nieuwe natio naliteit, die niet meer Engelsch of Hollandsch is, doch al wat blank is, van den Kaap tot aan den Zambesi krachtens de gemeen schappelijke behoeften samenvat, elkaar doet naderen. Eene nieuwe natie zal ontstaan: de Zuid-Afrikaansche." Duittchland. De Czaar heeft aan de armen van Fried- berg en Nauheim 10,000 mark geschonken. Frankrijk. P a r ij s, 2 No v. Het resultaat van een hedenmorgen gehouden ministerraad is, dat Briand naar het Elysee ging en daar Fal- lières de ontslagaanvrage van het ministerie aanbood. Tweede telegram. Bij den aan- van den heden gehouden ministerraad dank te minister-president Briand zijn medewer kers voor de bewijzen van sympathie hem geworden gedurende de laatste Kamerberaad slagingen. De minister-president voegde daar bij dat de jongste ernstige gebeurtenissen aan de regeering nieuwe problemen op te lossen laten, waarover het kabinet tot dus ver niet had kunnen beraadslagen. Briand Was het voorwerp van hevige aanvallen in de Kamer, de Kamer liet tegenover deze be schuldigingen recht gelden en de republi- keinsch-e meerderheid betuigde haar ver trouwen in de regeering. Doch daar de om standigheden van thans verschillen van die onder welke president Fallières hem met de vorming van een kabinet had belast, 6chij'nt hel hem toe dat de beste toepassing van de republikeinsche grondwet is het woord aan den president der republiek te laten. De ministers gingen hierin met Briand mede en teekenden hun ontslag aanvrage. P a r ij s, 2 Nov. Fallières gaf aan Briand opdracht een nieuw kabinet te vormen. Briand heeft den opdracht aanvaard. (Vrij zeker staat deze onverwachte ont slagaanvrage in verband met in het ministe rie bestaande oneenigheid omtrent in de toe komst te ondernemen maatregelen tot voor koming van staking. Briand zal nu gelegen heid hebben als minis-ter mannen voor te .dragen die met hem eens van zin zijn. Red). De minister van arbeid Yiviani heeft zich Dinsdagavond naar minister-president Briand begeven, om hem definitief kennis te geven van zijn aftreden, waarvan de reden, gelijk reeds werd aangestipt, in door Briand be raamde voorstellen omtrent een nieuwe rege ling van de vrijheden der vakvereenigingen, in 't bijzonder met betrekking tot het sta kingsrecht der spoorweg-arbeiders, gelegen moet zijn. Hij werd door Millerand verge- fceld, hetgeen al direct tot vermoedens om trent een mogelijke ministerieele crisis aan leiding gaf. Daar ook de post van minister van land bouw vacant is, schijnt nu Briand de ont stane vacatures als motief te hebben gebe zigd om de ontslagaanvrage van het heele ministerie bij Fallières dn te dienen. Hem is de vorming van een nieuw kabinet opgedra gen en zoo heeft hij de gelegenheid een ka binet samen te stellen, dat overeenstemt met de groote lijnen der door hem voorgestane politiek. Zoowel „Temps" als „Journal des Débats", hebben een artikel gewijd aan de indruk ken, die de jongste gebeurtenissen in Frankrijk op hot buitenland hebben ge maakt. De verwondering van het buitenland over de prompte oplossing van het stakingscon flict verbaast Temps niet. De fijnste of de knapste staatsmannen en publicisten in het buitenland, zegt het blad, gelooven altijd, dat Frankrijk dichter bij de anarchie is, dan in werkelijkheid het geval is. Zeide niet in iden herfst van 1905 prins von Bülow alsof hij een onaanvechtbaar axioma uitsprak, dat de heer Jaurès meester was van het Fransche parlement? Voorspelde niet Theo- door Schiemann in de zelfde oeriode de verkiezing van Jaurès tot president der re publiek? En ook thans bij de spoorwegsta king heeft men gemeend, dat de regeermg zich zou laten overweldigen. Optal van gronden heeft men dat gemeend: op grond van de overgroote vrijheid, die in Frankrijk vaak aan heftige betoogingen gelaten wordt; op grond van de overgroote zorg, waarmee ze verklaard worden; op grond vaa de vrees, die men in de gekozen vergaderin gen voor onderdrukkingsmaatnegelen koes tert. Toch is de jongste stakingsbewe ging onderdrukt, krachtig en gematigd. Fr is geen druppel bloed bij gevloeid, gdijk Briand opgemerkt heeft, en toch heeft h't tegengaan der staking een beslissende ne derlaag toegebracht aan de saboteurs uit de vakverceniging en de saboteurs uit het par lement. Zooals het oordeel van het buitenlaud over de binnenlandsche aangelegenheden in Frankrijk ons eigen oordeel helderder kan maken, zoo kan de oplossing der jongste crisis onze buren beter inlichtea, die ons slecbt beoordeelen. Frankrijk koketteert wat met zijn zwakheiden, zooals de Fran- schen, naar men zegt, een beetje soocv n ou hun ondeugden. Maar wat insa van Frankrijk ziet, vooral van uit de verte, is niet het beste. Het schuim van verrotting, dat soms aan de oppervlakte verschijnt, kan plots weggevaagd worden door stroomin gen van nationaal gezond verstand. Dat ge zonde verstand is niet het voor**ech\ van een klasse of een partij. De spoorwegmau, bedrogen door zijn leiders, die, met de mo- hiLisatieband om den arm, lerugkeeit om zijn werk te hervatten, heeft er evenzeer deel aan als de burger, die van de sabotage hel gevaar leert, dat de demagogie soms oplevert. Frankrijk wil niet de prooi wor den van ben, die het land willen beletten te leven. En wanneer de wrok van dezen, de eerzuchtigheid van genen voldaan moet worden ten koste van de levensbelangen de rnatie, dan richt Frankrijk zich op in een vlaag van toorn, die uit het iand in de Kamer doordringt en verijdelt er dc best voorbereide aanslagen. Het buitenland zal in de jongs'e gebeur tenissen, welker beteekenis hel zeer juist geschetst heeft, een aanleiding kunnen vin den de innerlijke kracht van Frankrijk be ter te beoordeelen. Dit land zal nimmer een regeering in den steek laten, winntcr deze de taal van de vaderlandsliefde en het ge zond verstand spreekt. Zeker, Briand heeft die taal duidelijker laten hooren, dan iemand van zijn voorgangers en daardoor heeft zijn houding den indruk van iets nieuws gewekt. Maar laat men er aan gene zijde onzer grenzen toch nimmer aan twij felen: dat beroep op het land kan herhaald worden en telkens wanneer het herhaald wordt, zal het land antwoorden. Hel Journal Officiel bevatte dezer dagen ccn statistiek, waaruit blijkt hoe groot de schade is geweest welke zoowel de Staats spoorweg als de particuliere spoorwegmaat schappijen tijdens de staking hebben gele den. Om deze schade te berekenen werden de H.A.NZEA. TEN. 84 DOOR RUD.OLP II ER ZOG. „Wat ben je dan geworden? Stel onze nieuwsgerigheid niet langer op dc proef!" „Nu, ik ben neen, ga nu ecj-st eens kalm zitten ik ben pst! ik ben inge nieur bij de firma K. B. Twersten1" „Wat?" riep Marga, „bij Karei Twersten?" „Waarachtig," zeidc Frits Vanhcil, „nu kan je weer zien, dat vrouwen er geen slag van hebben om op het eerste gezicht de waarde van iemand te schatten. Ziot iemand zooals ik er uit als een dwaas, of als een ingenieur van scheepsbouw? Karei Twersten zei dade lijk: Zóó kan alleen een scheepsingcnieur van dc werf van K. R. Twersten er uitzien. En bij kon bijna geen adem halen, zóó had hij geloopen, toen hij mij in Cuxhaven dit con tract overhandigde." Hij zwaaide het papier in de lucht, dat Twersten hem des namiddags had doen toe komen. „En kijk nu maar eens goed, hoe keurig meneer er uitziet! Zoo keert Frits Vanheil terug van zijn Amerikaansche studie reis." „Zeg, neem nu tocli eens eindelijk je hand uit je zak!" „Welke hand? Die daar? Dat kan ik niet!' „Hou toch op met je dwaasheden!" „Ik zeg geen dwaasheden. Dat kan nu eenmaal niet. Al kon ik er schatten mee verdienen 1" „Je hebt werkelijk manieren gekregen van een woudlooper," zeide Marga, terwijl zij hem bij den arm greep. Sprakeloos zag zij hem plotseling aan. Haar gezicht was bleek geworden. „Meisje! Meisje!" Frits Vanheil legde zijn rechterarm om Marga's middel. „Kom, kom, is dal nu zoo erg? Pst! weg! Naar de barbiesjes! Het is maar de linkei;, en die kan je eigenlijk best missen. Als het 't hoofd ge weest was, ja, dat zou ik ook jammer ge vonden hebben. Bovendien is die heele ge schiedenis al zoo oud, en oude koeien moet je niet uit de sloot halen." Mevrouw Vanhcil ging een huivering door de leden. De meisjes hadden veel moeite om haar weer tol bedaren te brengen. „Hoe isdat gekomenFrits? „Dat is gebeurd op het veld van eer, moe der," zeide Frits Vanheil op .quasi hoogdra- venden loon. „Op dat terrein worden de meeste domme streken uitgehaald.' „Neen wat ik je bidden mag, wees nu eens ernstig, m'n jongen, en vertel ons hoe 't ge beurd is." „Komaan, zot uw ooren dan goed open. In de baai van Santiago lag een Spaansch oor logsschip, de „Viscaya". Ik wou er abso luut de machine van leeren kennen en wist mij daartoe ongemerkt in de machinekamer binnen te smokkelen. Juist wil ik m'n stu dies beginnen, of daar vaart het schip weg en begint zoo maar met een paar andere te bakkeleien. Dat was in den zeeslag bij Santiago. Nu, u begrijpt hoe 't bij zulke ge legenheden toegaat. Er wordt maar over en weer geschoten of 't niets is, totdat er zoo'n ongelukkige Amerikaansche kogel in de machinekamer komt en pardoes mijn hand wegneemt. Hier zou men dat erg on behoorlijk hebben gevonden. Maar daar ginds noemde men het een flinke streek. Ziedaar nu de beroemde geschiedenis van dc verloren hand op het kerkhof. Maar nu wil ik eens een ernstig woordje spreken: Wordt er hier 's avonds niet meer gegeten?" „Frits!Frits!zeide mevrouw Vanheil, als wilde zij zijn overmoedigheid wat temperen. Maar het gelukte hem ten slotte toch de zijnen over den eersten pijn lijken indruk heen te helpen. Hij loonde hun aan tafel hoe weinig hij zijn hand miste cn liet niet na hierbij allerlei opmerkingen te maken omtrent het aanpassingsvormogen van levende wezens. „Trek bijvoorbeeld oen hagedis zijn staart af „Neen, Frits, dat doen wij niet. Zoo'n arm dier!" „Nul Laten wij dan maar zoo'n gewonen regenworm nemen. Snij hem precies in twee stukken „Ajakkes, Frits! En dat bij het etenl" „Je hebt 't ook niet precies bij 't eten te doen. Dat zou ik ook wat vies vinden." „Schei uit! Schei uit!" riepen zij lachend, terwijl zij vork en mes neerlegden. De jon gens klauterden echter vol geestdrift tegen oom's knie op. Dat was nog eerst eens 'n oom! „Bent u ook in de zee gevallen ,toen u mcedeedt aan den zeeslag?" „Ja, jongens en met zoo'n plomp, dat de heele slag een oogenblik ophield." „En heeft toen geen haai u tc pakken ge kregen?" „Nou, en niet malsch ook! Wts! Daar had zoo'n vraatzuchtig dier me dwars in zijn muil. Dat was geen grapje, dat kan ik je wél zéggen." „Jamaarhoe bent u er dan weer uitgekomen?" „Alleen door tegenwoordigheid van geest, kinderen, alleen door tegenwoordigheid van geest 1 Onthoudt 't goed, je weet nooit hoe 't jelui te pas kan komen. In dat hachelijk oogenblik schoot me opeens door 't hoofd, dat ik nog een zakje met snuif in m'n vest zakje had zitten. Ik haalde 't voor den dag en stopte het monster met alle geweld de snuiF in de opengesperde neusgaten. Eerst deed 't alle moeite om niet te niezen en kreeg daardoor bijna kramp in zijn kinnebak. Maar hij kon 't ten slotte niet langer be dwingen en toen ging 't volle kracht! Hat- chi?'hatehi!hatcki!hatclii! En er zat zooveel kracht achter, dat ik een halve mijl door het water vloog, net alsof ik uit een pistool was geschoten. En achter mij aan vloog een kleine negerjongen, dien het ondier een paar uur tevoren, aan de kust van Haïti, eenvoudig had ingeslokt en die mij nu, in het water, kwam bedanken voor zijn redding." „Dat is sterk!" zei de oudste neef, terwijl de jongste een huivering niet kon onder drukken. „Nietwaar? Er is iels moois in die monsche- lijkc dankbaarheid. Dat moet jelui goed in het geheugen houden, hoor jongens!" De dames waren inmiddels opgestaan. Zij wisten zich niet goed te houden cn wilden dit toch niet aan de kinderen toonen. „Naar bed, naar bed!" Meteen brachten zij de aldus overrompelde knapen haastig de kamer uit. Deze namen echter nog in denzelfden nacht het besluit om nooit meer naar de Elbe t gaan zonder snuif bij zich te hebben. In den vroegen morgen zouden «ij echter het zaakje maar vast eens probeeren bij een schelvisch, die juist, in dc keuken, in een bak met water bewaard werd. „Kom, speel nog wat," vroeg Frits, locn zij weder in de huiskamer zaten. „Dat hoort bij een Yankeilsch familie-avondje, en dan weet ik, dat ik weer thuis ben. Wat een heerlijk woord thuis!" Hij ging diep in den leunstoel zitten en sprak geen woord meer. Zijn moeder zette zich aan dc piano en dc zusters zongen twee stemmig de oude volksliederen, die zij van haar vader geleerd hadden, toen zij nog klei ne meisjes waren. Frits Vanheil zag nu op eens in gedachten zijn vader de kamer bin nenkomen, zijn vader, met het van vreugde stralende gezicht en de fijne,, slanke handen. Nu zag hij hem in plaats van zijn moeder aan de piano zitten, met bijziende oogen de noten zoekende, terwijl hij dc toetsen aan sloeg en met heideze stem riep: „Plaats ne men in de quadrille, dames en hecren: ,B a- lancez vos dame si" de tonen huppel den onder zijn handen, smolten samen tot figuren, terwijl alles in de kamer de opge wektheid van Martin Vanheils oogen weer kaatste. De herinnering aan zijn vader drong zich plotseling levendig aan Frits Vanheil op. Dat hij hem in zijn jeugdigen overmoed had kunnen verlaten en hem niet had mogen terugzien! Al die liefde, al dievaderlijke toegenegenheid was nu voorbij. Wordt vtrwlgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1910 | | pagina 1