BIJVOEGSEL Amersfoortsch Dagblad. Gemeenteraad AMERSFOORT. BIJ BET VA» Openbare vergadering van den raad der gemeente Amersfoort op Vrijdag 10 Februari 1911, des namiddags tea 2 ure. V Voorzitter de heer burgemeester jhr. J. W. A. Barchman Wuytiors. Tegenwoordig de heeren wethouders W. H. Kam en H. W. van Esveld, de heeren A. A. Hamers, A. M. Tromp van Holst, D. Gerritsen, B. G. Rij kens, H. Kroes, J. C. Bolandus Ha- gedoorn J. W. Jorissen, S. J. va* Duinen W. Salomons, D. Ru ijs, A. H. van Kalken, N. Veis Hevn, M. R. N. Oosterveen en de secre taris mr. dr. J. G. Stenfert Kroese. Er zijn twee vacatures. De notulen van de vorige vergadering wor den goedgekeurd. Ingekomen zijn de volgende stukken a. Van de Commissie voor het fonds tot bevordering van de verzekoring tegen de gel delijke gevolgen van onvrijwillige werkeloos heid in de gemeente Amersfoort het verslag en de rekening en verantwoording over 1910. Wordt z. h. o. besloten het verslag ter secre tarie neder te loggen ter inzage van do leden en de rekening en verantwoording aan B. en W. te zenden om advies. b. Een schrijven van H. W. Brouwer te Harlingen, berichtende dat hij zijne benoeming tot directeur van de Burger-avondschool niet aanneemt. Aangenomen voor kennisgeving. c. Een schrijven van G. M. Maten en an dere ambtenaren van de gasfabriek, houdende dankbetuiging voor de toegekende salaris-ver hooging. Alsvoren. d. Een schrijven van het bestuur van de Ambachtsschool, houdende dankbetuiging voor de subsidieverleend voor den avond-teeken- enrsus voor ambachtsliedentevens mededee- lende dat de gestelde voorwaarden aangeno men worden. Alsvoren. e. Een verzoek van dr. F. A. F. Gronemau, om voor een cursus in verbandleer gedurende 5 a 6 weken 2 maal per week een lokaal in de Hoogere Burgerschool tot zijne beschikking te stellen. Do voorzitter deelt mede, dat de directeur der H. B. S. tegen het gebruik van een locaal geen bezwaar heeft, en stelt namens B. en W. voor het verzoek in te willigen. Wordt z. h. o. conform besloten. Aan de orde is Voorstellen betreffende de toepassing van artikel 5, lid 5, 6 en 7 der Gemeentewet. De heer R ij k e n s. Mijnheer de Voor zitter; ik behoor tot de velen, die het be- trenren dat indertijd het voorstel tot verdee ling der gemeente in kiesdistricten is aan genomen. Ik betreur dit, om meer dan eene reden, die hier echter op dit oogenblik niets ter zake doen. Maar ik betreur dit ook, omdat de Gemeenteraden telkens weer den oenigszins onaangenamen plicht hebben om bij die ver deeling te dienen van advies. Zooals we hier zitten, mijnheer de Voorzit ter, zijn we gemeenteraadsleden en hebben wij allen slechts de belangen der gemeente op het oog. Maar buiten den Raad zijn wij allen min of meet partijmannen en dat heeft het begrijpelijk gevolg, dat, wanneer A. een plan indient, dit door B. en C. met buitengewoon critischen blik wordt bekeken. Nu wil ik voor mij hier uitdrukkelijk ver klaren, dat ik volkomen geloof in de goede trouw, waarmeó de bestaande twee voorstellen zijn ingediend. Maar wij moeten hier verder gaanwij moeten, behalve dat wij in de oersto plaats rekening hebben te houden met de voorschrif ten der wet, ook zooveel mogelijk alle critiek, die op ons werk gemaakt zou kunnen wor den, ontwapenen. Dit bedenkende, heb ik don moed gohad met een derde plan te komen, dat ik zou willen noemen een geometrisch plan, in tegenstelling met het plan van B. en W., dat een historisch plan is, zeer begrijpelijk voor dengene, die rekening houdt met de bestaande districton Het is logisch om te redeneeren; „het eene district is te groot, het andero te klein, danrom neem ik van het eene iets af en voeg het bij het andere en laat het derde intact." Ik zou dan ook wel mijn goedkeuring aan het plan kunnen hechten. Maar een buitenstaander acht allicht iedero ovorbodigo kromme lijn bij de verdeeling in districten uit den booze, omdat een onwelwillende er altijd iets achter zoe ken kan. Mijn ideaal zou het zijnden cirkel in drie sectoren te verdoelenwat ik, zooals men uit de teekening kan zien, ook eerst getracht heb. Maar dan stuitte mijn voorstel op sohior on overkomelijke technische bezwaren. Daarom heb ik hier en daar van de rechte lijn moeten afwijken, doch niet meer, dan noodig was om die technische bezwaren te overwinnen. Ik meen daarom, dat dit plan voor zich zelf spreekt, als zijnd© op de geometrie, op hooge rechtvaardigheid gegrond. Vraagt men mij nu, waarom hebt ge de stralen juist in die richting, op de teekening aangeduid, laten loopen, dan antwoord ik, omdat dit mijns inziens het best overeenkwam met de bevolking en met het oog op don aan groei. Ik heb ze trouwens in heel andere richtingen laten loopen, doch dan bleek mij telkens, door opgaven mij op de secretarie verstrekt, dat hot plan niet, strookte mot het bevolkingscijfer. Een district dat men klemt tusschen natuurlijke grenzen, kan nooit ge regeld aangroeien, vandaar dat ik gemeend heb, hiermede geen rekening te mogen hou den. Als men daarenboven nagaat, dat later gemakkelijk twee dor kiesdistricten in twee stemdistricton zijn te splitsen, dan zal ook het bezwaar zijn weggenomen, dat de kiezers te veel tijd moeten verzuimen om hun burger plichten te vervullen. Ik meen, mijnheer do Voorzitter, hiermede genoegzaam de voordeden van mjjn plan te hebben aangetoond, en beveel het in de wel willende overweging mijnor medeleden aan. Ik wil dit echter niet doen, dan na mijn dank te hebben betuigd aan do ambtenaren ter secretarie, die ik tot mjjn spijt zooveel moeite heb moeten veroorzaken. De heer Veis Hevn. Mijnheor de Voor zitter, ik wil alleen tot nadere toelichting van het voorsteldat ik in do vorigo vergadering heb gedaan, nog zeggendat uaarin nog een paar kleine wijzigingen zijn gebracht. Daar door zijn de benoemingen van de oude dis tricten behouden gebleven. Ik leefde oorst in de onderstellingdat het hoofdstembureau moest zijn in district I. In de tweede plaats is door mij deze wijziging aangebracht, dat het gebouw van de ïloogere Burgerschool is opgenomen in district I hetgeen geen wijzi ging geeft in het zielental en het aantal stem men die kunnen worden uitgebrachtmaar waardoor de mogelijkheid voor B. en W. om een nieuw stembureau te vormen, ontstaat. Nu heeft de heer Rijkens een nieuw plan ingediend. Ik meen, dat mijn plan vrijwel uit denzelfden gedachtengang is ontstaan, dioden heer Rijkens heeft geleid. Ik heb gezocht naar lijnendie als grenzen tusschen de districten kunnen dienen. Ik meen, dat juist de natuur lijke grenzen, de hoofdstraten en de Beek, zeer geschikte lijnen aangeven om de districten te begrenzen. Ik heb getracht de stad in drieën te verdoelenalleen loopen de grenslijnen in mijn voorstel anders dan in dat van den heer Rijkens. Ik krijg een ander resultaatmaar heb bij de vordeeling van de stad denzelfden gedachtengang gevolgd. Meer heb ik op dit oogenblik niet te zeggen. De heer Bolandus Hagedoorn. Mijn heer de Voorzitter, ik sluit mij volkomen aan bij 't geen de heer Rijkens in het begin van zijne rede heeft gezegd. Ik meen, dat er waar schijnlijk geen mooiclijkor en onaangenamor zaak kan voorkomen dan het onderworp dat nu aan de orde is. En toch is het van zoo veel belang. Wanneer er op het oogenblik zou worden gesterad over do drie projecten, die hier zijn neergelegd, dan zou reeds veler stem op een bepaald project zijn bepaald. Discussie is van dat standpunt zoor zokor overbodig te achten. Maar aangezien Ged. Staten wcnschen overlegging van de hier gov orde debatten 'tgeen ik zeer op prjjs stel, wil ik mededeelen, welke redenen er voor mij zijn om mot een bepaald voorstel mee te gaan of niet mee te gaan. In de eerste plaats om van achteren af te beginnen het voorstel van den heor Rij kens, dat, op wiskundige basis gegrondeene ideale oplossing zou geven, als op het oogen blik de eerste verdeeling moest plaats hebben en er nog geen districtsindeeling bestond. Ik zie het voordeel hierin dat dit plan uitgaat van de gedachte, dat do oude staa ook in drie deelen verdeeld moet worden, omdat daardoor het middelpunt als uitgangspunt genomen wordt en alle drie districten zoo worden ingedeeld dat men ruimte behoudt voor den aangroei der bevolking, zoodat mag worden aangenomon, dat over tien jaren elk van die deelen in de toeneming een bepaald aantal zal hebben bijgo- dragen. Aan de andere zijde zou ik een der gelijk project alleen kunnen aannemen, als het noodig is eene nieuwe basis te schoppen voor de stemverdeeling en als er geen andere mo gelijkheid van oplossing was. Maar orism.i. wel een andere weg. Wanneer ik het plan van den heer Veis Heyn bezie, dan sch'et mij to binnon wat in dertijd ons vroeger medelid, de heer Plomp, tot mij zeide, toen ik met hein sprak over de nieuwe districts-indeeling, die toen reeds in de toekomst lag; hij zeide: „Dit is een van de meest onaangename zaken waarmoo do raad zich heeft bezig te houden; ik bon zoo bang voor de schaar." Die gedachte kwam bij mij optoen ik het plan-Veis Iloyn bezag. Dat heeft van het eene district iets afgenomen en dat bij hot tweede district gevoegd, dat wederom iets heeft moeten afstaan aan het derde district. Eene verdeeling op dergelijke wijzo is eene vordeeling, die ik voor mij niet inag. Do na tuurlijke grenswaarvan de heer Veis Hcyn sprak, en de klacht die hij uitte, dat twee doo ien van de gemeente aan elkaar waren geplakt, die niet bij elkaar behooren kan ik niet be grijpen in eene gemeeete als Amersfoort, waar men niet op den Langen Jan behoeft te staan om de geheele gemeente te overziende toren van de kerk op den Hof is daarvoor voldoende. Als men twee deelen bij elkaar brongtdie naast elkaar liggen, dan weet ik niet waarom zij niet bij elkaar zouden behooren. Daarom is het derde projectdat het corst is ingediend, namelijk dat van B. en W., dat gene wat mij het meest aantrekt. B en W. zijn uitgegaan van dit standpuntEr moet oen nieuwe indeeling plaats hebben. De wet eischt dat. Er zijn drie districten. Het oene heeft het bevolkingscijfer, dat als middencjjfer kan worden aangenomen. Het tweode is zooveel te klein als bet derde te groot is aan het tweede district moet das zooveel wor den toegevoegd van het dorde, dat beide ge lijk van grootte worden. Daarmede is op een voudige wijze voldaan aan den eisch van de wet. Daarom zal ik het plan van B. en W. prefereeren boven de beid» andore plannen. Do heer J o r i s s e n. Mijnheer do Voor zitter, een enkel woord. Het was niet mijn plan nog deel te nemen aan dezo discussie. Mijn denkbeeld was geweest, dat de discussie beperkt zou blijven tot de toolichting van de verschillende plannen die zjjn voorgesteld. B. en W. hebben hunne toelichting schriftelijk gegeven, de heer Veis Heyn heeft dat in de vorige vergadering mondeling gedaan en de heer Rijkens was aangewezen om thans de discussie te openen, doordat hij het laatst is gekomen met zijn plan. Nu ovonwel toch eene kleine discussie ontstaat, wil ik er op wijzen, dat er eigenlijk geen groot verschil bestaat tusschen het plan-Veis Heyn an hat plan-Rijkens. Ook hot plan-Vols Hoyn is vol komen geometrisch. Als men de drie stralen,

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1911 | | pagina 5