2
die getrokken zijn op het plan-Rijkens, 50 gra
den laat draaien, dan heeft men het plan-
Veis Heyn niet dit verschil, dat men het mid
delpunt krijgt niet op de Varkenmarkt, maar
aan de Arnhemtche poort. Hetzelfde wat voor
het plan-Rijkens kan worden gezegd, is ook
aan te voeren voor het plan-Veis Heyn. Alleen,
men heeft niet bij het plan-Vela Heyn over
bodige kromme lijnon, waartegen ook de heer
Kijken» waarschuwde en die men wel vindt
in het plan-Rijkens. Op het plan-Veis Heyn
heeft men geen andere kromme lijnen dan
zooals de natuurlijke grenzen loopeu.
De Voorzitter. Wanneer geen van de
heeren nieor het woord vorlangt, wil ik mede-
deelen, dat mijn voornemen i3 de drie plannon
in stemming te brengen. Aangezien het advies
van den raad moet worden gezonden naar
Ged. Staten, die de nieuwe indooling hebben
vast te stellen, is het gowunscht, dat de raad
over elk van do plannen zich uitspreekt.
Wanneer men in aanmorking neemt de chro
nologische volgorde, waarin de drie plannou
zijn ingediend, dan komt; het eerst in stem
ming het plan van B. en W., daarna het plan
van den heer Veis Heyn en eindelijk het plan
van den heor Kijkens. Do drie plannen zullen
met de discussie, die er over is gevoerd, bij
Ged. Staten worden ingodiond.
Bij de stemming wordt het plan van B. en
W. verworpon met 8 tegen 7 stemmen. Voor
stomden de heeren Kam. Kijkens. van Esveld,
v&n Duinen, Rolandus Hagedoorn, Tromp van
Holst, Gerritsen.
Het plan-Veis Heyn wordt aangenomen met
8 tegen 7 stommen. Voor stemden de heeren
Jorissen, Veis Heyn, van Kalken, Ruijs, Salo
mons, Hamers, Kroes, Oostervoen.
Het plan-Rijkens wordt verworpen met 8
tegen 7 stommon. Voor stemden de heeren
Kam, Kijkens, van Esveld, van Duinen, Ro
landus Hagedoorn, Tromp van Holst, Gerritsen.
De heor Gerritsen. Mijnheer de Voor
zitter, ik wensch nog oene kleine opmerking to
maken, met boloefd verzoek die in de notuleu
op te nemen. De mcorderheid, waarmede het
plan-Veis Heyn is aangenomen, zou met vrjj
grooto zekerheid niet verkregen zijn, als er
niet toevallig twee vacatures in den raad
waren gowoest.
De heor Jorissen. Mijnheer ile Voor
zitter, ik zou gaarne oen enkele opmerking
hieraan willen toevoegen. De heer Gerritsen
hoeft eeno portinonte bewering gouit. Waarop
grondt hij die liet is niet genoeg, dat men
gewoon zoo iets zegt. Zulk eene bewering
dient to worden gestaafd. Ik zou den heer
Gerritsen willen herinneren aan hetgeen ik
straks aan den heer Rijkons heb gezegd, vóór
do vergadering. Wij zijn zedelijk verplicht
bjj de stemming oyer ieder voorstel goode trouw
aan to nemen. Wanneer do hoer Gerritsen zegt,
dat als er geen vacatures waren, do meerder
heid van den raad niet voor het plan-Veis
Heyn zou zijn geweest, dan heb ik het recht
aan den hoer Gerritsen te vragenWaaruit
put gij die zekerheid
Do heer Gorritsen. Mijnheer de Voor
zitter, ik heb gezegd: „Vrij groote zekerheid",
niet .zekerheid". Wanneer men over de ge
schiedenis van de zaak even wil nadenken,
dan is daarin wel iets, dat ons maoet frappeo
ren. Ik bon in de vorige vergadering hier
gekomen als blank papier. Ik had alleen het
voorstel van B. eu W. gezien. Het voorstel
van den heer Veis Heyn was eerst een half
uur te voren tor visie gelegd. Wat bleek
echter? Dat do acht voorstanders van het
plan-Veis Heyn, dio dat plan evenmin gelezen
hadden als ik, het unaniem eens waren, dat
het plan van B. on W. niet deugde en dat
het plan-Vols Heyn moest worden aangeno
men. Ik wonsch hierop niet verder in te gaan,
tenzij er leden zijn, die nadere discussie wen-
schen. Ik heb voldoende gezegd, dat in de
vorige vergadering, waar ik volkomen blank
ben gekomen, met mij zeker vier of vijf leden
waren, die vooraf niets gezien hadden van het
plan-Veis Heyn. Maar men wist toen al pre
cies, dat het voorstel van B. en W. voor de
acht heeren niet bruikbaar was; er was een
tegenvoorstel klaar.
De heer V e 1 s H e y n. Mijnheer de Voor
zitter, ik wil hierop antwoorden, dat het den
heer Gerritsen nietkan hebben gefrappeerd,
dat in de vorige vergadering mijn voorstel
eerst een half uur te voren ter inzage was
gelegd. De tijd had mij ontbroken om het
eerder in te dienen. Do heer Rijkens, die ook
eon plan heeft gemaakt, zal 't met mij eens
zijn, dat het niet gemakkelijk was, om van
Vrijdagmiddag af nog tijdig geuoeg gereed xo
komen, dat een toonbaar project vóór de ver
gadering voor de leden kon worden neergelegd.
Er kan geen reden voor verdachtmaking zijn
omdat ik niet eerder gekomen bon met mijn
plan. Ik heb alle respect voor het werk, dat
de heer Rijkens beeft verrichthij is van
hetzelfdo idee uitgegaan als ik. Maar op den
zelfden grond als van den heer Gerritsen kan
ik zeggen, dat het mij frappeert, dat dit plan
bij zeven leden instemming gevonden heeft
terwijl het nog maar kort had voorgelegen.
De heer Gerritsen. Hel plan heeft eenigc
dagen vcorgolegen, het uwe een half uur.
De heor Veis Heyn. Omdat er toevallig
wat meer tijd was.
De V o o r z i 11 e r. B. on W. zullen deze
discussie met de mededeeling van de uitkomst
der gehouden stemmingen aan Ged. Staten
doen toekomen.
De heer van Duinen. Mijnhoer de Voor
zitter. In de vergadering van 20 Dec. jl.,
heb ik het vorzoek gedaan een onderzoek te
doen instellen waar do oorzaak kan liggen
van het onjuist weergeven van het door mij
gosprokone in de Verg. van 29 Nov. jl. in
zake de verlichting van de Kampstraat. Naar
aanleiding van dat vorzoek hebben de leden
van den Raad ontvangen, een schrijven:
le. Van B. en W. aati den Uitgever van
het verslag
2e. Van do uitgevers van dat verslag, do
firma L. E. Bosch en Zn. te Utrecht; en
3e. Van den héér "Van Lessen als ver
slaggever.
In al dit geschrijf zoek ik te vergeofs naar
datgene, wat ik vroeg. Geen afdoend antwoord
is gegevon.
De firma Bosch verschuilt zich achter don
verslaggever, en deze spoelt vrij wel comedie,
waarbji hij zelf den rol vau „póro noble" wil
vervullen en mij dien van „marqué" toebe
deelt.
Maar ook dat uitvoerig schrijven zegt niets
als antwoord op mijne vraag.
Teu opzichte van de te late verschijning zegt
de verslaggover van het raadsverslag, dut het
w e ïi se h e l ij k is don gostelden tor mijn voor
het verschijnen in acht te nemen
Maar mijnheer do Voorzitter dat is moer dan
wenschelijk, dat is plicht. Do termijn is
bij contract goregeld.
„In de laatste maanden is er vprtru-
giDg geweest", wordt in dat schrijven gezegd.
Door buitengewone oorzaken, wijl ande'O
werkzaamheden den verslaggever bezig hiel
den. Daarmee moet de Raad cn de burgerij
van Amersfoort zich dan maar tovreden stellen!
Waarom zegt do uitgeversfirma niet waai
de oorzaak zit. Dat kan zij weten en zij
moet dat weten. Dat had kort en zakelijk
gezegd kunnen worden. Zij doot dit echter
niet, maar verschuilt zich achter deu verslag
gever, die in zijn goheele betoog hot daarheen
drijft, dat zijn verslag als zoodanig kan
worden aanvaard. Hij oppert do vraag of ik
in mijn „fello kritiek" wel juist was en komt
als antwoord aandragen met do prooven, die
aan de raadsleden zijn verzonden, mot de be
merking, dat daarin geone noemenswaardige
veranderingen zijn aangebracht. Maar dit be
wijs kunnen wij gerust ter zijde schuiven als
niet ter zake dienende. De overige raadsleden
hebben niet geklaagd. Ik heb geklaagd en
ook niet over het gchoele verslag, maar
alleen over dat gedeelte, wat mij per
soonlijk aanging, inzake de verlichting op de
Kampstraat. En aangezien ik de drukproef
zal bewaren als een curiosum van onjuist weer
geven van het gesprokene wat ik in de verg.
van 20 Dec. als onzin heb gekwalificeerd,
benevens verschillende onjuistheden in het ver
slag, die ik niet gezegd kan hebben, wijl zij
in strijd met de waarheid zijn, is daarin
althans door mij niets veranderd. Wel heelt
daarvan eenige correctie plaats gehad vóór
't afdrukken van 't verslag, dooh die is niet
van mij afkomstig.
Alvorens ik verder ga, is 't niet ondienstig
hier mede te doelen, dat ik reeds meer
malen den verslaggever opmerkzaam heb
gomaakt op het onjuist weergeven van hot
gesprokene.
Heel sterk heb ik dit ondervonden omtrent
het gesprokene door mij in de vergadering
van 10 Mei 1910, voor zoover ik dat niet had
genoteerd. In het verslag van die zitting is
zelfs repliek van mij óf niot opgeno-
m o a óf zeer verwaterd.
Ik was dan ook van plan daarover te spre
ken in de eerstvolgende raadszitting. Ik heb
dat niet gedaan, omdat ik enkele dagen vóór
het houden der raadsvergadering den heer
verslaggever sprak, en hem toen mijne be
zwaren weer kenbaar heb gemaakt, hem tevens
mededeelonde, dat indien iets dergelijks mij
weer overkwam, ik tje zaak publiek in den
raad zoude behandelen.
Ik vermoedde toen, dat voor 't vervolg
dergelijk onaangename bejegoningen van een
raadslid zouden worden vermeden. Mijne
klacht in do vergadering van 20 Dec. bewijst
hei tegondo^l.
Mijnheer de Voorzitter, waar door B. en W.
teruggetast wordt op den Uitgever en deze
zich verschuilt achter den Verslaggever een
toestand, dien ik den heer van Lessen reeds
vroeger heb voorgehouden plaats ook ik
mij thans op het standpunt, dat hij de ge-
heelo verantwoordelijkheid draagt.
Wat de werkzaamheden als verslaggever
betreft, wil ik den heer Van Lessen volgaarne
do eer geven, die hem toekomt.
Alle deskundigen zullen het met mij eens
zijn, wanneer ik verklaar, dat ik den heer
Van Lessen volkomen in staat acht en hem
volledig de bekwaamheden toeschrijf, die
noodig zjjn, om zuiver objectief den zin van
het gesprokone terug te geven. Maar dan
dringt zich gelijktijdig de vraag bjj mij op:
waar schuilt dan de oorzaak, dat ik telkens
tekortkomingen moet ondervinden 't Zou
mogelijk zijn, dat ik er een moeiljjk te volgen
spreektrant op na houd. Maar de verslagen
in de locale pers wijzen daar niot op. Hoewel
de verslagen van den raad uit don aard der
zaak korter moeten zjjn, geven die de quintes-
sons van het gesprokene (ik spreek hier
alleen ovor mijn porsoon) gemeenlijk juist aan
haar lezers.
Vanwaar dan soms een groot verschil
Om dio oorzaak op to sporen was mijne vraag
lot B. en W. gericht. Maar hierop ontving
ik geen antwoord. Want de heor van Lessen
vraagt of mijne beschouwing wel de juiste is.
Vergun mij met oen paar voorbeelden te vol
staan. Ik heb gesproken van onzin. Welnu,
M. II., vallen de volgende zinnen niet onder
deze categorie?
„verder is er gevraagd naar aanleiding
„van de vraag der bewoners van den
„Kampstraat
„„Ja, de verlichting is daar een sner
tboel. Wij hebbon een paar dingen over,
„„die vrij komen van de Arnhemsche
„„straat, die kunnen zij wel krijgen." Ook
„do positie is, dat men niet begrijpt waar-
„om de verbetering noodig is".
Of:
„Door de auto's, die in den laatsten tijd
„steeds meer door de stad komen, is eene
„betere verlichting van de Kampstraat
„noodig. Zoo als het nu is, gaat het niet
„langor; het is beter zonder licht te zijn,
„dan in half licht, waardoor wij niet kun-
„nen weten waar wij zijn. Dat is een
voudig het standpunt waarop ik mij
„plaatst".
En ten opzichte van het onjuist teruggeven,
citeerde ik
„Een paar jaren geleden is op deli Hof
„verbetering aangebracht in die verlich
ting. Ik heb daartoe gaarne medegewerkt",
enz.
Dit laatste is onjuist; wijl ik geen zitting
heb in de gas-commissie en de verbetering is
uitgegaan óf van B. en W., óf van do gas-
commissie, óf door samenwerking van beide,
maar in allen gevalle heeft de Raad daarover